Operation Manual

79
f: De scherptediepte wijzigen
Houd er rekening mee dat wanneer u een kleiner diafragma
gebruikt er bij slechte lichtomstandigheden
bewegingsonscherpte kan voorkomen.
Bij een kleiner diafragma is de sluitertijd langer. Bij slechte
lichtomstandigheden kan de sluitertijd wel 30 seconden bedragen.
Verhoog in zo'n geval de ISO-snelheid en houd de camera stil of
gebruik een statief.
De scherptediepte hangt niet alleen af van het diafragma, maar
ook van het objectief en de afstand tot het onderwerp.
Aangezien groothoekobjectieven een brede scherptediepte hebben
(d.w.z. een groot bereik aan acceptabele focuswaarden hoger en
lager dan die van het scherpstelpunt), hoeft u geen hoge
diafragmawaarde in te stellen om van voorgrond tot achtergrond een
scherpe opname te krijgen. Een teleobjectief daarentegen heeft een
smalle scherptediepte.
En hoe dichterbij het onderwerp, hoe smaller de scherptediepte. Een
onderwerp dat zich verder weg bevindt, heeft een bredere scherptediepte.
Stel het diafragma zo in dat de weergave van de sluitertijd niet
knippert in de zoeker.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt en het
diafragma wijzigt terwijl de sluitertijd wordt
weergegeven, wordt de sluitertijd ook gewijzigd. Op
die manier wordt dezelfde belichting (de hoeveelheid
licht die op de beeldsensor valt) gehandhaafd.
Wanneer u het aanpasbare sluitertijdbereik
overschrijdt, knippert de sluitertijd om aan te geven
dat de standaardbelichting niet kan worden verkregen.
Bij onderbelichting knippert de sluitertijd van 30 seconden ('30"').
Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6 > naar links om een
lagere diafragmawaarde in te stellen of verhoogt u de ISO-snelheid.
Bij overbelichting knippert de sluitertijd van 1/4000 seconde ('4000').
Als dit gebeurt, draait u het instelwiel <6> naar links om een
hogere diafragmawaarde in te stellen of verlaagt u de ISO-snelheid.
Opnametips