Operation Manual
174
Uw camera is uitgerust met een intelligente sensor die de stand van
een beeld herkent wanneer u de camera verticaal houdt. Het beeld
wordt automatisch naar de juiste stand gedraaid wanneer u het op
het LCD-scherm bekijkt.
De functie Beeldomkeren instellen
1
Selecteer [Beeldomkeren].
1. Druk op de knop .
2. Gebruik de knop of om
het menu [ ] te selecteren.
3. Gebruik de knop of om
[Beeldomkeren] te selecteren.
2
Accepteer de instelling.
1. Gebruik de knop of om
[Aan] of [Uit] te selecteren.
2. Druk op de knop .
•
Wanneer de functie Beeldomkeren
is ingesteld op [Aan] en het LCD-
scherm is ingesteld op de modus voor
gedetailleerde weergave, wordt op het scherm (normaal),
(rechts is onder) of (links is onder) weergegeven.
z Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst,
werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. Controleer
of de pijl in de juiste richting wijst. Als dat niet zo is,
stelt u de functie [Beeldomkeren] in op [Uit].
z
Zelfs als de functie [Beeldomkeren] is ingesteld op [Aan], is
de stand van beelden die naar een computer zijn gedownload
afhankelijk van de software die daarbij is gebruikt.
Als u de camera verticaal houdt bij het maken van een
opname, weet de intelligente sensor dat de bovenkant "boven"
is en de onderkant "onder". De instellingen voor optimale
witbalans, belichting en focus worden vervolgens aangepast
voor verticale fotografie. Deze functie werkt onafhankelijk van
het feit of de functie [Beeldomkeren] is in- of uitgeschakeld.