Operation Manual

Table Of Contents
52
3
1
2
4
5
Inleiding
Inhoud
Opnamen
weergeven
Opnamen
printen
Referentie/
Index
6
Grote aantallen
RAW-opnamen
verwerken
7
Opnamen
op afstand
8
Voorkeuren
opgeven
Opnamen
sorteren
Opnamen
downloaden
Opnamen
bewerken
U kunt de algemene sfeer van een opname verzachten of verscherpen. U kunt
aanpassingen maken door een van deze twee modi te selecteren, [Sharpness/
Scherpte] en [Unsharp mask/Onscherp masker].
[Sharpness/Scherpte]: Regelt de scherpte van een beeld door de hoeveelheid
nadruk op de contouren van een beeld aan te passen.
Hoe verder de schuifregelaar [Sharpness/Scherpte] naar
rechts wordt geschoven (hoe groter de ingestelde
waarde), des te meer worden de contouren benadrukt
voor een scherper beeld.
[Unsharp mask/
Onscherp masker]: Past de scherpte van een beeld in meer detail aan.
[Strength/Sterkte]: Geeft de hoeveelheid nadruk op de contouren van het
beeld aan. Hoe verder de schuifregelaar naar rechts
wordt geschoven (hoe groter de ingestelde waarde), des
te meer worden de contouren van het beeld benadrukt
voor een scherper beeld.
[Fineness/Details]: Geeft de details weer van de benadrukte contouren. Hoe
verder de schuifregelaar naar links wordt geschoven
(hoe kleiner de instellen), des te meer detail kan worden
benadrukt.
[Threshold/Drempel]: Bepaalt hoeveel verschil in contrast er zou moeten zijn in
vergelijking met de omgeving vóór het benadrukken van
de contouren.
Beeldscherpte aanpassen
Selecteer [Sharpness/Scherpte] in de keuzelijst en pas de
instelling aan.
Herstelt de
oorspronkelijke
instellingen van de
opname
Sleep de schuifregelaar naar links of rechts
Voer een instelling in
(in stappen van 0,1)
Selecteer [Sharpness/
Scherpte]
Het instellingsbereik is 0 t/m 10.