Operation Manual

NLD-16
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van het interne tussenstuk
Verplaats de interne tussenstukschakelaar niet in één van de volgende situaties of wanneer de
camera in werking is. Dit veroorzaakt een defect aan de camera of het objectief.
Wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (niet van toepasing op Groep 2 camera’s).
Wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt helemaal naar beneden.
Wanneer het objectief of de camera in werking is (tijdens automatische scherpstelling,
beeldstabilisator*, belichting, continu-opname, gebruik van de scherpstelling-preset, krachtige
scherpstelbewerking, enz).
Wanneer de camera is ingesteld op Live view opname (niet van toepasing op Groep 2 camera’s)
Wanneer de camera is ingesteld op lmopname (niet van toepasing op Groep 2 camera’s)
Zet de camera naar UIT als u de interne tussenstukschakelaar in één van hieronder vermelde situaties
hebt verplaatst. Zet de schakelaar vervolgens terug in de juiste positie wanneer de zoeker is geactiveerd
en wanneer de camera en het objectief niet in werking zijn.
Wacht ongeveer twee seconden bij het verplaatsen van de interne tussenstukschakelaar voordat u naar
andere opnamestijlen overschakelt (opnemen met de zoeker, Live view opname en lmopname). Het
negeren van deze handeling kan er voor zorgen dat er een foutbericht wordt weergegeven (ERR01) en
voorkomt de opnamebewerking. Zet de camera UIT en vervolgens weer AAN om het foutbericht te wissen.
Zorg ervoor dat de tussenstukschakelaarhendel zich in de juiste positie bevindt. Het onjuist
positioneren van de hendel veroorzaakt schaduwen in afbeeldingen en zorgt ervoor dat AF, AE en
andere functies niet goed functioneren.
De lichthoeveelheid, indien ingesteld op 1,4, wordt verminderd waar de brandpuntsafstand werd verlengd (het
f-nummer wordt één stap donkerder). Pas daarom de belichting aan, na het overschakelen naar de 1,4 instelling.
Omdat de scherpstelpositie mogelijk wordt veranderd door het wijzigen van de internetussenstukinstelling,
dient u de scherpstelling aan te passen na het wijzigen van de interne tussenstukinstelling.
Wanneer de interne tussenstukinstelling wordt gewijzigd, geeft de camera een f-nummer tussen f/4
en f/5.6 (maximaal diafragma) weer. Het weergegeven f-nummer wordt echter niet gewijzigd wanneer
het objectief niet in werking is of wanneer het objectief sluit om energie te besparen. Wanneer dit zich
voordoet, kunnen de juiste f-nummers worden weergegeven door de sluiterknop half in te drukken om
het objectief opnieuw in werking te stellen.
* Nadat u uw vinger van de sluiterknop hebt getild, blijft de beeldstabilisator ongeveer twee seconden in werking.