NEDERLANDS De Verkorte handleiding is achter in deze handleiding opgenomen.
Inleiding De EOS 100D is een digitale spiegelreflexcamera met een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor met circa 18,0 effectieve megapixels, DIGIC 5, zeer accurate en snelle scherpstelling met 9 AF-punten, continu-opnamen met circa 4 beelden per seconde, Live view-opnamen en movie-opnamen in Full High-Definition (Full HD). Lees het volgende voordat u begint met opnemen Lees eerst de 'Veiligheidsmaatregelen' (pag. 353-355) en 'Tips en waarschuwingen voor het gebruik' (pag.
Compatibele geheugenkaarten De volgende geheugenkaarten, ongeacht de capaciteit, kunnen in de camera worden gebruikt: • SD-geheugenkaarten • SDHC-geheugenkaarten* • SDXC-geheugenkaarten* * UHS-I-kaarten worden ondersteund. Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Voor movie-opnamen moet u een SD-geheugenkaart met een hoge capaciteit en snelheidsklasse 6 ' ' of hoger gebruiken.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera (met oogschelp en cameradop) Batterij LP-E12 (met beschermdeksel) Batterijoplader LC-E12 of LC-E12E* EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA Brede draagriem Interfacekabel U. the E NON INC . 20XX.
Instructiehandleidingen Basisinstructiehandleiding voor de camera Het boekje is de basisinstructiehandleiding. Gedetailleerde instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon. De instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden en bekijken 1 Download de instructiehandleidingen (PDF-bestanden). Maak verbinding met internet en ga naar de volgende Canonwebsite. www.canon.com/icpd Selecteer het land of de regio waar u woont en download de instructiehandleidingen.
Verkorte handleiding 1 Plaats de batterij (pag. 32). 2 Plaats een kaart (pag. 32). 3 Zie pagina 30 voor meer informatie over het opladen van de batterij. Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Witte markering Rode markering Bevestig het objectief (pag. 40). Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera. 4 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op (pag. 40).
Verkorte handleiding 6 Zet het programmakeuzewiel op (Automatisch/scène) (pag. 58). Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld. 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 43). Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Indien nodig komt de ingebouwde flitser automatisch tevoorschijn. 8 Maak de opname (pag. 43). 9 Bekijk de opname (pag. 217).
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het hoofdinstelwiel. : De pijltjestoetsen . <0> : De instelknop. 0, 9, 7, 8 : Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende functie nadat u de knop hebt losgelaten respectievelijk 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft.
Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoudsoverzicht Opnamen maken Automatisch opnamen maken Î pag. 57 t/m 79 (Basismodi) Continu-opnamen maken Î pag. 108 (i Continu-opnamen) Een opname van uzelf maken in een groep Î pag. 110 (j Zelfontspanner) De actie bevriezen De actie onscherp maken Î pag. 114 (s AE met sluitertijdvoorkeur) De achtergrond onscherp maken Î pag. 64 (C Automatisch/creatief) De achtergrond scherp houden Î pag. 116 (f AE met diafragmavoorkeur) De helderheid van de opname aanpassen (belichting) Î pag.
Veel opnamen maken Î pag. 94 (7a, 8a, b en c) Scherpstellen Het scherpstelpunt wijzigen Î pag. 105 (S AF-puntselectie) Opnamen maken van een bewegend onderwerpÎ pag. 71 en 104 (AI Servo AF) Weergave De opnamen bekijken op de camera Î pag. 89 (x Weergave) Snel opnamen zoeken Î pag. 242 (H Indexweergave) pag. 243 (I Door beelden navigeren) Opnamen classificeren Î pag. 248 (Classificaties) Voorkomen dat belangrijke opnamen Î pag.
Functie-index Voeding Batterij • Opladen • Plaatsen/verwijderen • Batterijniveau Î pag. 30 Î pag. 32 Î pag. 36 Stopcontact Î pag. 308 Automatisch uitschakelen Î pag. 35 Kaarten Plaatsen/verwijderen Î pag. 32 Formatteren Î pag. 48 Ontspan sluiter zonder kaart Î pag. 216 Objectief Bevestigen/verwijderen Î pag. 40 In-/uitzoomen Î pag. 41 Dioptrische aanpassing Î pag. 42 Taal Î pag. 39 Datum/tijd/zone Î pag. 37 Pieptoon Î pag. 216 Î pag. 230 De helderheid aanpassenÎ pag. 218 Î pag.
Functie-index Belichtingsaanpassingen Belichtingscompensatie Î pag. 123 AEB Î pag. 125 Belichtingsvergrendeling Î pag. 127 Flitser Ingebouwde flitser • Flitsbelichtingscompensatie • FE-vergrendeling Externe flitser Î pag. 111 Î pag. 124 Î pag. 128 Î pag. 311 Live view-opnamen Î pag. 149 Methoden voor automatisch scherpstellen (AF)Î pag. 164 Continue AF Î pag. 161 Touch Shutter Î pag. 174 Aspect ratio Î pag. 162 Rasterweergave Î pag. 161 Snel instellen Î pag. 155 Creatieve filters Î pag. 157 Î pag.
Inhoud Inleiding 2 Compatibele geheugenkaarten ........................................................ 3 Controlelijst onderdelen.................................................................... 4 Instructiehandleidingen .................................................................... 5 Verkorte handleiding ........................................................................ 6 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt........ 8 Hoofdstukken .................................
Inhoud 2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen 57 A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) ........... 58 A Volautomatische technieken (Automatisch/scène)...................61 7 De flitser uitschakelen............................................................... 63 C Creatieve automatische opnamen ............................................64 2 Portretfoto's maken....................................................................68 3 Landschapsfoto's maken .................
Inhoud i De transportmodus selecteren................................................ 108 j De zelfontspanner gebruiken .................................................. 110 D De ingebouwde flitser gebruiken .............................................. 111 4 Opnamefuncties voor gevorderden 113 s: De beweging van het onderwerp vastleggen........................ 114 f: De scherptediepte wijzigen .................................................. 116 Scherptedieptecontrole..............................
Inhoud 6 Movie-opnamen 181 k Movie-opnamen ......................................................................182 Opnamen maken met automatische belichting .......................... 182 Opnamen maken met handmatige belichting............................. 185 Foto's maken.............................................................................. 190 Instellingen voor de opnamefunctie .............................................. 192 Het movie-opnameformaat instellen ..............................
Inhoud 8 Opnamen weergeven 241 H I Snel opnamen zoeken....................................................... 242 u/y Vergrote weergave............................................................. 244 d Opnamen weergeven via het aanraakscherm.......................... 245 b De opname roteren ................................................................. 247 Classificaties instellen .................................................................. 248 Q Snel instellen voor weergave...................
Inhoud 11 De camera aanpassen aan uw voorkeuren 297 Persoonlijke voorkeuzen instellen.................................................298 Persoonlijke voorkeuze-instellingen.............................................. 300 C.Fn I: Belichting ........................................................................ 300 C.Fn II: Beeld .............................................................................301 C.Fn III: Autofoc./transport .........................................................
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een schone, droge doek als er waterspatten op zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen die in dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood, worden weergegeven. Dode pixels zijn geen defect De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Namen van onderdelen Ingebouwde flitser/ AF-hulplicht (pag. 111/106) Markering EF-objectiefvatting (pag. 40) Markering EF-S-objectiefvatting (pag. 40) Programmakeuzewiel (pag. 26) Contactpunten voor flitssynchronisatie Aan-uitschakelaar (pag. 35) Flitsschoen (pag. 311) Knop voor ISO-snelheid (pag. 98) Flitsknop (pag. 111) Scherpstelvlakmarkering (pag. 70) <6> Hoofdinstelwiel Luidspreker (pag. 254) Ontspanknop (pag. 43) Ring voor draagriem (pag. 29) Microfoon (mono) (pag.
Namen van onderdelen Scherm uit-sensor (pag. 50, 230) Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 42) Knop voor Live view-opnamen/ movie-opname (pag. 150/182) Zoekeroculair Knop voor AE-vergrendeling/ FE-vergrendeling/index/ verkleinen (pag. 127/128/242/ 244, 279, 289) Oogschelp (pag. 310) INFO.-knop (pag. 50, 89, 152, 187, 226) Knop voor AF-puntselectie/ vergroten (pag. 105/244, 279, 289) Menuknop (pag. 46) LCD-scherm/ aanraakscherm (pag.
Namen van onderdelen Opname-instellingen (in creatieve modi, pag. 26) Sluitertijd Indicator belichtingsniveau Belichtingscorrectiewaarde (pag. 123) AEB-bereik (pag. 125) Opnamemodus Beeldstijl (pag. 101) AF-gebruik (pag. 103) X 1-beeld AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF MF Handmatige focus Pictogram Snel instellen (pag. 44) Accuniveau (pag. 36) zxcn Witbalans (pag. 142) Q Auto W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht I Flitser O Custom Eye-Fi-overdrachtstatus (pag.
Namen van onderdelen Zoekerinformatie Spotmetingscirkel Indicator voor AF-puntactivatie <•> Matglas AF-punten ISOsnelheid Witbalanscorrectie Scherpstelbevestigingslampje Max.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Het programmakeuzewiel bevat de basismodi en creatieve modi. Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen vast te leggen. d : AE-programma (pag. 92) s : AE met sluitervoorkeur (pag. 114) f : AE met diafragmavoorkeur (pag. 116) a : Handmatige belichting (pag. 119) Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène.
Namen van onderdelen Batterijoplader LC-E12 Oplader voor batterij LP-E12 (pag. 30). Stekker Accucompartiment Oplaadlampje Lampje 'volledig opgeladen' BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact.
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook aan de riem bevestigd (pag. 310).
De batterij opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. de batterij. 2 Plaats Plaats de batterij op de juiste manier LC-E12 in de oplader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. 3 Laad de batterij op. Voor LC-E12 Klap de contactpunten van de batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit het stopcontact. Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
De batterij en kaart plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen batterij LP-E12 in de camera. In de camera kan een SD-, een SDHC- of een SDXC-geheugenkaart worden gebruikt (afzonderlijk verkrijgbaar). Ook UHS-I Speed Class SDHC- en SDXC-geheugenkaarten zijn geschikt. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat zodat schrijven/wissen mogelijk is. De accu en de kaart plaatsen 1 Open het klepje.
De batterij en kaart plaatsen en verwijderen Let erop dat u het klepje van de kaartsleuf/het accucompartiment bij het openen niet te ver naar achteren drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken. Het aantal mogelijke opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-snelheid, enzovoort. Door [z1: Ontspan sluiter zonder kaart] in te stellen op [Uitschakelen], voorkomt u dat u vergeet een kaart te plaatsen (pag. 216).
De batterij en kaart plaatsen en verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgebracht. Maak het klepje van de kaartsleuf/het accucompartiment niet open. Verricht ook geen van de volgende handelingen wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De batterij verwijderen.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum/tijd/ zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 37 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <1> <2> : De camera is ingeschakeld. U kunt movies opnemen (pag. 181). : De camera is ingeschakeld. U kunt foto's maken. : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt.
De camera inschakelen z Het batterijniveau controleren Wanneer de camera wordt ingeschakeld, heeft het batterijniveau een van de volgende vier niveaus. z : De batterij is vol. x : Batterijniveau is laag, maar de camera kan nog worden gebruikt. c : De batterij is bijna leeg. (Knippert) n : Laad de batterij op.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datumen tijdinstellingen zijn gereset, wordt het instelscherm Datum/tijd/zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Als u de tijdzone van uw woonplaats op de camera instelt en vervolgens naar een andere tijdzone reist, kunt u eenvoudig de juiste tijdzone voor uw bestemming instellen, zodat de datum en tijd in de camera automatisch worden bijgewerkt.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen de datum en de tijd in. 4 StelDruk op de pijltjestoetsen en om het cijfer te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en om het cijfer in te stellen en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .) in. 5 StelSteldedezomertijd zomertijd in als dit nodig is. Druk op de pijltjestoetsen en om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de pijltjestoetsen en om het tabblad [52] te selecteren. Druk op de pijltjestoetsen en om [TaalK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de gewenste taal in. 3 StelDruk op de pijltjestoetsen om de gewenste taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De interfacetaal wordt gewijzigd.
Een objectief bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF- en EF-S-objectieven. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-Mobjectieven. Een objectief bevestigen 1 Witte markering Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief. 2 Bevestig Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera.
Een objectief bevestigen en verwijderen In- en uitzoomen Om in of uit te zoomen draait u de zoomring op het objectief met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling verloren gaan. Het objectief verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijlen. Draai het objectief totdat dit niet meer verder kan en koppel het objectief los.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten (negen vakjes) in de zoeker scherp zijn. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om gebruik te maken van de dioptrische aanpassingslenzen uit de E-serie (afzonderlijk verkrijgbaar). De camera vasthouden Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker weergegeven (0). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Snel instellen genoemd. 1 Druk op de knop . X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (7). de gewenste functie in. 2 StelDruk op de pijltjestoetsen om een functie te selecteren. X De geselecteerde functie en Uitleg (pag. 52) worden weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> om de instelling te wijzigen.
Q Snel instellen voor opnamefuncties Voorbeeld van het scherm Snel instellen Witbalanscorrectie (pag. 144) Diafragma (pag. 116) Sluitertijd (pag. 114) Lichte tonen prioriteit* (pag. 301) Opnamemodus* (pag. 26) ISO-snelheid (pag. 98) Belichtingscompensatie/AEBinstelling (pag. 123 en 125) Flitsbelichtingscompensatie (pag. 124) Beeldstijl (pag. 101) Meetmethode (pag. 121) Opnamekwaliteit (pag. 94) Witbalans (pag. 142) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag.
3 Menugebruik In de menu's kunt u verschillende functies instellen, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop , de pijltjestoetsen en de knop <0> op de achterzijde van de camera om de menu's in te stellen. Knop Knop <0> Pijltjestoetsen LCD-scherm Menuscherm De weergegeven menutabbladen en menu-items kunnen per opnamemodus verschillen.
3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een tabblad (een groep functies) te selecteren. In deze handleiding verwijst 'het tabblad [z3]' bijvoorbeeld naar het scherm dat wordt weergegeven als het derde tabblad z (Opnamen) van links [ ] wordt geselecteerd. het gewenste item.
3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
3 De kaart formatteren Gebruik [Kaart formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 343). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Van scherm wisselen op het LCD-scherm Op het LCD-scherm kunnen de opname-instellingen, het menuscherm, opnamen, enzovoort worden weergegeven. Opname-instellingen Wanneer u de camera inschakelt, worden de opname-instellingen weergegeven. Als u met uw oog in de buurt van het zoekeroculair komt, schakelt de schermuitschakelingssensor (pag. 23 en 230) het LCD-scherm automatisch uit om te voorkomen dat u door het scherm wordt verblind.
Van scherm wisselen op het LCD-scherm Met de optie [52: LCD auto uit] kunt u voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt uitgeschakeld (pag. 230). Zelfs als het menuscherm of de opname wordt weergegeven, kunt u onmiddellijk opnamen maken door de ontspanknop in te drukken. Als u door het zoekeroculair kijkt met een zonnebril op, wordt het LCDscherm mogelijk niet automatisch uitgeschakeld. Als dit gebeurt, kunt u op de knop drukken om het LCD-scherm uit te schakelen.
Uitleg De Uitleg verschijnt wanneer u van opnamemodus wisselt of een opnamefunctie instelt, overschakelt op Live view-opnamen of movieopnamen, of wanneer u Snel instellen voor weergave gebruikt. De Uitleg geeft een korte beschrijving van de desbetreffende modus, functie of optie. Ook wordt er een korte beschrijving gegeven wanneer u een functie of optie selecteert in het scherm Snel instellen. De Uitleg wordt uitgeschakeld als u op de beschrijving tikt of verdergaat met de bewerking.
d Het aanraakscherm gebruiken Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Tikken Snel instellen (voorbeeldscherm) Tik met uw vinger op het LCD-scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). U kunt menu's, pictogrammen, enzovoort op het LCD-scherm selecteren door erop te tikken. Wanneer bediening via het aanraakscherm mogelijk is, verschijnt er een kader rond het pictogram (behalve in menuschermen). Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen.
d Het aanraakscherm gebruiken Slepen Menuscherm (voorbeeldscherm) Sleep uw vinger over het LCDscherm.
d Het aanraakscherm gebruiken 3 De aanraakbediening instellen 1 Selecteer de optie [Aanraakbediening]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Aanraakbediening] en druk vervolgens op <0>. de aanraakbediening in. 2 StelSelecteer de gewenste instelling en druk op <0>. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere aanraakreactie dan [Standaard]. Probeer beide instellingen uit en selecteer de instelling die u prefereert.
2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten en hoe u opnamen kunt weergeven. di In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 81 en 316).
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan door te meten of het onderwerp beweegt of niet (pag. 61). 1 AF-punt Stel het programmakeuzewiel in op . een AF-punt op het 2 Richt onderwerp. Bij het scherpstellen worden alle AFpunten gebruikt. Meestal wordt er op het dichtstbijzijnde object scherpgesteld.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. X De opname wordt 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Nadat u klaar bent met fotograferen, duwt u de ingebouwde flitser weer omlaag. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) De flitser is afgegaan terwijl er daglicht is. Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser afgaan om donkere schaduwen op het onderwerp lichter te maken. De flitser kan op twee manieren worden uitgeschakeld: • Stel de flitserinstelling in op [b] (Flitser uit). Als u de opnamemodus wijzigt of de aan-uitschakelaar op <2> zet, wordt de instelling [a] (Autom. flits) hersteld (pag. 81). • Stel het programmakeuzewiel in op <7> (Flitser uit) (pag. 63).
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. In de modus drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp. De scherpstelling wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en daarna de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) A Live view-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Zie pagina 149 voor meer informatie. 1 Geef het Live view-beeld op het LCD-scherm weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 2 StelDruk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
7 De flitser uitschakelen De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, zoals in musea of een aquarium, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Opnametips Voorkom beweging van de camera als de nummerweergave in de zoeker knippert. Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de sluitertijd in de zoeker. Houd de camera stabiel of gebruik een statief.
C Creatieve automatische opnamen In de modus kunt u voorafgaand aan de opname de volgende functies instellen: (1) Extra effect opname, (2) Sfeeropnamen, (3) Achtergrond wazig, (4) Transp./zelfontsp.mod. en (5) Flitsen. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto (Automatisch/creatief). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop . (7) 2 Druk X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de gewenste functie in.
C Creatieve automatische opnamen (1) Sluitertijd Diafragma ISO-snelheid (2) (3) (5) (4) U kunt op de knop drukken om het volgende in te stellen: als u (1), (2) of (3) instelt wanneer de camera in de modus voor Live viewopnamen staat, ziet u het effect van de potentiële opname direct op het scherm, nog voordat de opname is gemaakt. (1) Extra effect opname • Voordat u gaat fotograferen, kunt u de volgende effecten instellen: Creatieve filters (pag. 157), Beeldstijl (pag. 101) en Sfeeropnamen (pag. 82).
C Creatieve automatische opnamen (2) Sfeeropnamen • U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen. • Draai aan het instelwiel <6> om een sfeer te selecteren. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Zie pagina 82 voor meer informatie. (3) Achtergrond wazig • Als [Uit] is ingesteld, verandert de mate van achtergrondvervaging met de helderheid van het beeld.
C Creatieve automatische opnamen (4) Transp./zelfontsp.mod.: gebruik het instelwiel <6> om de gewenste modus te selecteren. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Enkelbeeld: U maakt één opname tegelijk. Continue opname: Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continu opnamen gemaakt. U kunt maximaal circa 4 opnamen per seconde maken. Zelfontsp.:10sec/afst.: De opname wordt 10 seconden na het indrukken van de ontspanknop gemaakt.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Ook steekt het onderwerp beter af tegen een gelijkmatige, donkere achtergrond. Gebruik een teleobjectief.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld dan met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus <4> (Close-up). Gebruik een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een simpele achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Opnametips Gebruik een teleobjectief. Voor opnamen vanaf een afstand wordt het gebruik van een teleobjectief aanbevolen. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
8: Speciale scènemodus De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. op de knop . (7) 2 Druk X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. een opnamemodus. 3 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om het pictogram van de gewenste opnamemodus te selecteren. Draai aan het instelwiel <6> om een opnamemodus te selecteren.
C Kinderen fotograferen Wanneer u rondrennende kinderen wilt fotograferen en voortdurend op ze wilt blijven scherpstellen, gebruikt u (Kinderen). Dit zorgt ook voor een gezonde huidtint in de opnamen. Opnametips Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen. Tijdens het automatisch scherpstellen blijft u een zachte pieptoon horen.
P Voedsel fotograferen Gebruik voor het fotograferen van voedsel de modus
(Voedsel). De foto wordt helder en kleurrijk, waardoor het voedsel er heerlijk uitziet. Opnametips Pas de kleurtoon aan. U kunt de [Kleurtoon] aanpassen. Voedselfoto's met een roodachtige zweem zien er doorgaans net iets appetijtelijker uit. Als u de roodachtige tint van het voedsel wilt versterken, zet u de kleurtoon richting [Warme toon]. Als het geheel te rood overkomt, zet u de kleurtoon richting [Koele toon].
x Portretten bij kaarslicht maken Wanneer u personen bij kaarslicht wilt fotograferen, gebruikt u (Kaarslicht). De kleurtinten van het kaarslicht blijven dan in de foto gehandhaafd. Opnametips Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en maak de foto. Als de sluitertijd in de zoeker knippert, moet u ervoor zorgen dat de camera niet beweegt. Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de sluitertijd in de zoeker.
6 's Avonds portretfoto's maken (met een statief) Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Opnametips Gebruik een groothoekobjectief en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. Controleer de helderheid van het onderwerp.
F 's Avonds opnamen maken (uit de hand) U bereikt bij nachtelijke opnamen het beste resultaat door een statief te gebruiken. Met de modus (Nachtopnamen uit hand) kunt u echter ook prima 's avonds opnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. Er worden voor elke foto vier opnamen achter elkaar gemaakt waarbij het eindresultaat een opname is met minder bewegingsonscherpte. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
G Opnamen met tegenlicht maken Als u een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden fotografeert, gebruikt u de modus (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto in deze modus maakt, worden drie continu-opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed kleurtoonbereik waarbij dichtgelopen schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht, tot een minimum zijn beperkt. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
Aandachtspunten voor <6> (Nacht portret) en (Nachtopnamen uit hand) Tijdens Live view-opnamen kan het moeilijk zijn om scherp te stellen op lichtpunten zoals in een avondopname. In dergelijke gevallen dient u de AFmethode op [Quick-modus] in te stellen waarna u de opname maakt. Als het nog steeds moeilijk is om scherp te stellen, zet u de focusinstellingsknop op het objectief op en stelt u handmatig scherp.
Q Snel instellen Wanneer in de basismodi het scherm met de opname-instellingen wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken om het scherm Snel instellen weer te geven. In de tabel op de volgende pagina ziet u de functies die in de diverse basismodi kunnen worden ingesteld vanuit het scherm Snel instellen. Voorbeeld: portretmodus het programmakeuzewiel in 1 Stel op een basismodus. op de knop . (7) 2 Druk X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de functies in.
Q Snel instellen Functies die in de basismodi kunnen worden ingesteld o: standaardinstelling k: door gebruiker in te stellen Functie Transportmodus u: Enkelbeeld (pag. 108) i: Continue opname Q (10 sec.) Zelfontspanner l (2 sec.) (pag. 110) q (Continu) a: Automatisch flitsen Flitsen D: Flitser aan (flitst altijd) b: Flitser uit A o k k k k o k k 7 o k k k k o Sfeeropnamen (pag. 82) C o k k k k o k k k Licht-/scèneopnamen (pag.
Opname via sfeerselectie U kunt de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken, behalve wanneer de basismodus , <7> of is ingesteld.
Opname via sfeerselectie Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste sfeer te selecteren. X Op het LCD-scherm wordt weergegeven hoe de opname er met de geselecteerde sfeerinstelling zal uitzien. het sfeereffect in. 4 StelDruk op de pijltjestoetsen en om de effectenbalk te selecteren. [Effect] wordt dan onder op het scherm weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste effect te selecteren. de opname.
Opname via sfeerselectie Sfeerinstellingen Standaard Standaardopnamekenmerken voor de respectieve opnamemodus. Let op: <2> heeft opnamekenmerken die voor portretfoto's zijn geoptimaliseerd en <3> is geoptimaliseerd voor landschapsfoto's. Elke sfeer is een aanpassing van de opnamekenmerken van de respectieve opnamemodus. Levendig Het onderwerp wordt scherp en levendig weergegeven. Met deze sfeerinstelling ziet de foto er indrukwekkender uit dan met de instelling [ Standaard].
Opname via sfeerselectie Helderder De opname wordt lichter weergegeven. Donkerder De opname wordt donkerder weergegeven. Monochroom De opname is monochroom. U kunt de monochroomkleur instellen op zwart-wit, sepia of blauw. Wanneer [Monochroom] is geselecteerd, wordt <0> weergegeven in de zoeker.
Opname via licht of scènetype In de basismodi <2>, <3>, <4>, <5> en kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het type scène overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [ Stand. inst.], maar als de instellingen aan de lichtomstandigheden of het type scène zijn aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet. Voor Live view-opnamen moet u, als u zowel [Licht-/scèneopnamen] als [Sfeeropnamen] (pag. 82) instelt, eerst [Licht-/scèneopnamen] instellen.
Opname via licht of scènetype in het scherm Snel 3 Selecteer instellen het type licht of scène. Druk op de knop (7). Druk op de pijltjestoetsen en om [ Stand. inst.] te selecteren. [Licht-/scèneopnamen] wordt weergegeven op het scherm. Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste type licht of scène te selecteren. X De resulterende opname met het geselecteerde type licht of scène wordt weergegeven. de opname.
Opname via licht of scènetype Instellingen voor het type licht of scène Stand. inst. Een standaardinstelling die geschikt is voor de meeste onderwerpen. Daglicht Voor onderwerpen in zonlicht. Hiermee zien blauwe luchten en groene gebieden zoals bomen en struiken er natuurlijker uit en worden lichtgekleurde bloemen beter weergegeven. Schaduw Voor onderwerpen in de schaduw. Geschikt voor huidskleurtinten die mogelijk te blauwachtig worden weergegeven en voor lichtgekleurde bloemen.
x Opnamen weergeven Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt weergeven. Zie pagina 241 voor meer informatie over de weergaveprocedure. 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . X De laatstgemaakte of laatstbekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u opnamen vanaf de laatste opname wilt weergeven, drukt u op de toets . Als u opnamen vanaf de eerste opname (de oudste) wilt weergeven, drukt u op de toets .
3 Creatieve opnamen Om mislukte opnamen te voorkomen, worden in de basismodi de meeste geavanceerde functies automatisch ingesteld. Deze kunnen niet worden gewijzigd. In de modus (AE-programma) kunt u diverse functies instellen en creatievere opnamen maken. In de modus stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in om een standaardbelichting te verkrijgen. Het verschil tussen de basismodi en wordt uitgelegd op pagina 316 t/m 319.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AEprogramma. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op het onderwerp. 2 StelKijkscherp door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Opnametips Wijzig de ISO-snelheid. Gebruik de ingebouwde flitser. Als u de belichting op het omgevingslicht en het onderwerp wilt afstemmen, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (pag. 98) of de ingebouwde flitser gebruiken (pag. 111). In de modus gaat de ingebouwde flitser niet automatisch af. Bij binnenfoto's of in omstandigheden met weinig licht kunt u daarom het beste op de flitsknop drukken om de ingebouwde flitser omhoog te klappen. Wijzig het programma met Programmakeuze.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien instellingen voor de opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c, 1+73, 1. 1 Vastgelegde pixels (aantal pixels) Maximumaantal opnamen 94 Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. X [Beeldkwalit.] wordt weergegeven. de opnamekwaliteit.
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeldkwaliteit 73 Vastgelegde pixels (megapixels) Hoge kwaliteit Circa 17,9 (18 M) Gemiddelde 84 kwaliteit Circa 8,0 (8,0 M) 83 74 JPEG 7a 8a b Lage kwaliteit 1 Circa 2,5 (2,5 M) Circa 0,35 (0,35 M) c 1+73 Circa 4,5 (4,5 M) Hoge kwaliteit Circa 17,9 (18 M) Bestandsgrootte (MB) MaximumMaximale aantal opnamereeks opnamen 6,4 1140 28 (1140) 3,2 2240 2240 (2240) 3,4 2150 2150 (2150) 1,7
3 De opnamekwaliteit instellen Veelgestelde vragen Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat past waarop ik wil afdrukken. Raadpleeg het diagram links bij het Papierformaat kiezen van de opnamekwaliteit. Als u A2 (59,4 x 42 cm) de opname wilt bijsnijden, wordt het 73 aanbevolen om een hogere kwaliteit 83 A3 (42 x 29,7 cm) (meer pixels) te selecteren, zoals 73, 1+73 74 83, 1+73 of 1. 1 84 b is geschikt voor het weergeven van 7a de opname in een digitale fotolijst.
3 De opnamekwaliteit instellen 1 1-opnamen zijn onbewerkte opnamegegevens die nog moeten worden omgezet in 73 of andere typen afbeeldingen. 1-opnamen kunnen niet zomaar op een computer worden weergegeven. Daarvoor is speciale software nodig, zoals Digital Photo Professional (meegeleverd, pag. 362). U kunt deze opnamen echter wel aanpassen op manieren die met andere opnametypen, zoals 73, niet mogelijk zijn.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 99). 1 Druk op de knop . (9) X [ISO-snelheid] wordt weergegeven. de ISO-snelheid in. 2 StelDruk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid in te stellen en druk vervolgens op <0>.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn. Met ISO 12800 of 'H' (gelijk aan ISO 25600) neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Opnamemodus Instelling ISO-snelheid A/7/C/2/4/5 Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400 3 Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 1600 8 C/P/x/6/G Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400 F Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 12800 d/s/f/a*1 Met flitser Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400*2 ISO 400*3*4*5 *1: Vast op ISO 400 voor bulb-belichting. *2: Afhankelijk van de ingestelde maximale ISO-snelheid.
A Optimale opnamekenmerken voor het onderwerpN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi kunt u geen beeldstijl selecteren. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. X Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl.
A Optimale opnamekenmerken voor het onderwerpN R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. S Neutraal Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken. Voor natuurlijke kleuren en ingetogen opnamen. U Natuurlijk Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken.
f: De AF-bediening wijzigenN U kunt het AF-gebruik (automatische scherpstelling) selecteren dat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt het optimale AF-gebruik automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . [AF-bediening]. 2 Selecteer Selecteer op het tabblad [z3] de optie [AF-bediening] en druk op <0>. X [AF-gebruik] wordt weergegeven. het AF-gebruik.
f: De AF-bediening wijzigenN Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje in de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Bepaal de compositie opnieuw en probeer opnieuw scherp te stellen of raadpleeg 'Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld' (pag. 107). Als de optie [z1: Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon als er op het onderwerp is scherpgesteld.
S Het AF-punt selecterenN In de basismodi stelt de camera automatisch scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp. Daarom wordt er mogelijk niet altijd op het beoogde onderwerp scherpgesteld. In de modi , , en kunt u het AF-punt selecteren en dat gebruiken om scherp te stellen op het beoogde onderwerp. 1 Druk op de knop . (9) X Het geselecteerde AF-punt wordt op het LCD-scherm en in de zoeker weergegeven. het AF-punt. 2 Selecteer Gebruik de pijltjestoetsen om het AF-punt te selecteren.
S Het AF-punt selecterenN Opnametips Als u van dichtbij een portret wilt maken, gebruikt u 1-beeld AF en stelt u scherp op de ogen. Als u eerst op de ogen scherpstelt, kunt u de compositie vervolgens opnieuw bepalen terwijl het gezicht scherp blijft. Als het moeilijk is om scherp te stellen, kunt u het beste het middelste AF-punt selecteren en gebruiken. Van de negen AF-punten is het middelste het gevoeligste.
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (het focusbevestigingslampje van de zoeker knippert dan).
i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. In de basismodi kunnen Enkele stille opname en Stille continue opname niet worden geselecteerd. 1 Selecteer [Trnsp./zlfont.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Trnsp./zlfont.] en druk op <0>. X [Transp./zelfontsp.mod.] verschijnt. de transportmodus. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste transportmodus te selecteren en druk vervolgens op <0>.
i De transportmodus selecteren Als of wordt ingesteld, is de vertraging tussen het volledig indrukken van de ontspanknop en het maken van de opname langer dan anders het geval zou zijn bij enkelbeeld en continu-opnamen. Als [z3: AF-bediening] is ingesteld op [AI Servo AF] of [AI Focus AF], kunnen en niet worden geselecteerd. Als of is ingesteld, zal [z3: AF-bediening] vaststaan op [1-beeld AF]. Bij Live view-opnamen kunnen en niet worden ingesteld.
j De zelfontspanner gebruiken 1 Selecteer [Trnsp./zlfont.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Trnsp./zlfont.] en druk op <0>. X [Transp./zelfontsp.mod.] verschijnt. de zelfontspanner. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de zelfontspanner te selecteren en druk op <0>. Q: Zelfontspanner (10 sec.) U kunt ook de afstandsbediening gebruiken (pag. 309). l: Zelfontspanner (2 sec.) (pag. 147) q: Zelfontspanner (10 sec.
D De ingebouwde flitser gebruiken Als u binnenshuis bent of te maken hebt met weinig licht of tegenlicht, kunt u de ingebouwde flitser omhoog klappen en op de ontspanknop drukken om opnamen met de flitser te maken. In de modus wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde en 1/200 seconde om bewegingsonscherpte te voorkomen. 1 Druk op de knop . In de creatieve modi kunt u altijd op de knop drukken om opnamen met de flitser te maken.
D De ingebouwde flitser gebruiken Opnametips Verhoog de ISO-snelheid als het onderwerp ver weg is (pag. 98). Door de ISO-snelheid te verhogen, kunt u het flitsbereik vergroten. Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht. Verlaag de ISO-snelheid als de belichtingsinstelling in de zoeker knippert. Verwijder de zonnekap. Let erop dat u zich niet te dicht bij het onderwerp bevindt.
4 Opnamefuncties voor gevorderden Dit hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 3. U leest in dit hoofdstuk op welke manieren u nog meer creatief kunt fotograferen. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de modi en op het programmakeuzewiel kunt gebruiken. Alle functies die in hoofdstuk 3 zijn besproken, kunnen ook worden gebruikt met de modi , en . Zie pagina 316 voor informatie over welke functies in de diverse opnamemodi kunnen worden gebruikt.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Met de modus (automatische belichting met sluitervoorkeur) op het programmakeuzewiel kunt u de actie bevriezen of onscherp maken. * staat voor Time value (tijdwaarde). Onscherp gemaakte beweging (lange sluitertijd: 1/30 seconde) 1 Bevroren actie (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Stel het programmakeuzewiel in op . gewenste sluitertijd in. 2 StelZiede'Opnametips' voor advies over het instellen van de sluitertijd.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Opnametips Een snel bewegend onderwerp bevriezen Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/4000 en 1/500 seconde. Een rennend kind of dier onscherp maken om de indruk van beweging te wekken Gebruik een gemiddelde sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/250 en 1/30 seconde. Volg het bewegende onderwerp met de zoeker en druk de ontspanknop in om de opname te maken.
f: De scherptediepte wijzigen Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het programmakeuzewiel in op (automatische belichting met diafragmavoorkeur). Zo kunt u de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aanpassen. * staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de diafragmaopening binnen het objectief. Onscherpe achtergrond (met een laag f-getal van het diafragma: f/5.
f: De scherptediepte wijzigen Opnametips Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of opnamen maakt bij weinig licht, kan er bewegingsonscherpte optreden. Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer. In omstandigheden met weinig licht kan de sluitertijd maar liefst 30 seconden bedragen. Verhoog in zo'n geval de ISO-snelheid en houd de camera stil of gebruik een statief.
f: De scherptediepte wijzigen D De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200 seconde en 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde langere sluitertijd.
a: Handmatige belichting U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen. Terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker kijkt, kunt u de belichting naar wens instellen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor Manual (handmatig). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 98). de sluitertijd en het diafragma in.
a: Handmatige belichting Als u bij [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] het selectieteken voor [Uitsch. bij handm. bel.] verwijdert, kunt u deze instelling ook instellen in de modus (pag. 130). Wanneer ISO Auto is ingesteld, kunt u op de knop drukken om de ISO-snelheid te vergrendelen. Wanneer u op de knop drukt en vervolgens een nieuwe beeldcompositie maakt, kunt u op de belichtingsniveau-indicator (pag.
q De meetmethode wijzigenN Er zijn vier meetmethoden beschikbaar om de helderheid van het onderwerp te meten. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen. In de basismodi wordt automatische selectie automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Meetmethode]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Meetmethode] en druk vervolgens op <0>. de meetmethode in. 2 StelSelecteer de gewenste meetmethode en druk op <0>. q Meervlaks meting Dit is een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht.
q De meetmethode wijzigenN e Centrum gew. gemiddeld De helderheid wordt in het midden van het beeld gemeten, waarna een gemiddelde voor de gehele opname wordt berekend. Deze meetmethode is voor gevorderde gebruikers. Bij q (Meervlaks meting) wordt de belichtingsinstelling vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt en op het onderwerp hebt scherpgesteld. Bij de lichtmeetmodi w (Deelmeting), r (Spotmeting) en e (Centrum gew.
Belichtingscompensatie instellenN O Belichtingscompensatie instellen Stel de belichtingscompensatie in wanneer de belichting (zonder flitser) anders uitvalt dan gewenst. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van ). U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Lichter maken: Houd de knop ingedrukt en draai het instelwiel <6> naar rechts (langere belichting).
Belichtingscompensatie instellenN y Flitsbelichtingscompensatie Stel de flitsbelichtingscompensatie in wanneer de belichting van het onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3. 1 Druk op de knop . (7) X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (pag. 44). [y]. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om [y*] te selecteren. X [Flitsbelichtingscomp.] wordt onderin weergegeven.
3 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N Met deze functie gaat belichtingscompensatie een stap verder, doordat de belichting over drie opnamen automatisch wordt gevarieerd (maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop), zoals hieronder is weergegeven. Vervolgens kunt u de beste belichting kiezen. Dit heet AEB (Auto Exposure Bracketing, Reeksopnamen met automatische belichting).
3 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N AEB annuleren Volg stap 1 en 2 als u het AEB-bereik niet wilt weergeven. De AEB-instelling wordt ook automatisch geannuleerd als de aanuitschakelaar op <2> wordt gezet, als de flitser weer gebruiksklaar is, enzovoort. Opnametips Gebruik van AEB bij het maken van continu-opnamen Als Transp./zelfontsp.mod. op of (pag.
A De belichting vergrendelenN Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's met dezelfde belichtingsinstelling wilt nemen, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. Belichtingsvergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
A De flitsbelichting vergrendelenN Als het onderwerp zich aan de rand van het beeld bevindt en u de flitser gebruikt, kan het onderwerp te licht of te donker worden. Dit is onder meer afhankelijk van de achtergrond. In deze situatie dient u de flitsbelichtingsvergrendeling te gebruiken. Nadat u de juiste flitsbelichting voor het onderwerp hebt ingesteld, kunt u een nieuwe compositie maken (het onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname maken.
A De flitsbelichting vergrendelenN Als het onderwerp zich te ver weg en buiten het effectieve bereik van de flitser bevindt, gaat het pictogram knipperen. Ga dichter bij het onderwerp staan en herhaal de stappen 2 t/m 4. De flitsbelichtingsvergrendeling (FE-vergrendeling) kan niet worden gebruikt bij Live view-opnamen. Als u bij [53: Schak. S / A-knop] voor [Inschakelen] kiest, kunt u tussen de functies van de knoppen en schakelen.
3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. Bij de basismodi wordt [Standaard] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer/ Auto optimalisatie helderheid].
3 Ruisreductie instellenN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. Wijzig de instelling zodat deze aansluit op het ruisniveau. 1 Selecteer [Hoge ISO-ruisreductie].
3 Ruisreductie instellenN Als [Ruisond. bij meerd. opn.] is ingesteld Als de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het effect van de ruisonderdrukking mogelijk minimaal. Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om bewegingsonscherpte te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan en kan het gebied om het onderwerp heen donker worden.
3 Ruisreductie instellenN de gewenste optie in. 2 StelSelecteer de gewenste instelling en druk op <0>. X Het scherm met de instellingen wordt afgesloten en het menu wordt opnieuw weergegeven. [Automatisch] Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer er ruis wordt gedetecteerd die wordt veroorzaakt door lange belichting. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruit zien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische abberatie. Deze lensafwijkingen kunnen beide worden gecorrigeerd. RAW-opnamen kunnen worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 362).
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Chromatische correctie 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor het gebruikte objectief. Selecteer [Chromatische afw.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] wordt weergegeven, raadpleegt u 'Correctiegegevens voor het objectief' op de volgende pagina. de opname.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Correctiegegevens voor het objectief De camera beschikt al over gegevens voor correctie helderheid randen en chromatische correctie voor ongeveer 25 objectieven. Als u [Inschakelen] selecteert, worden de correctie helderheid randen en de chromatische correctie automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgenomen.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 139 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. X Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN Parameterinstellingen en -effecten Scherpte Hiermee kunt u de scherpte van de opname aanpassen. Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met E. Hoe dichter de markering zich bij E bevindt, hoe zachter de opname. Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met F. Hoe dichter de markering zich bij F bevindt, hoe scherper de opname.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN V Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt meerdere beeldstijlen maken, met verschillende instellingen voor parameters zoals scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 362) op de camera is vastgelegd.
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Selecteer een parameter, bijvoorbeeld [Scherpte], en druk vervolgens op <0>. in. 6 StelDrukdeopparameter de pijltjestoetsen en om de parameter naar wens aan te passen en druk op <0>. Zie 'Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeuren' op pagina 137 - 139 voor meer informatie. Druk op de knop om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.
3 Aanpassen aan de lichtbronN De functie waarmee de kleurtoon zodanig kan worden aangepast dat een wit object in de opname ook daadwerkelijk wit lijkt, wordt witbalans (WB) genoemd. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. 1 Selecteer [Witbalans].
3 Aanpassen aan de lichtbronN [Handmatige witbalans]. 2 Selecteer Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Handmatige witbalans] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor handmatige selectie van de witbalans wordt weergegeven. de witbalansgegevens. 3 Importeer Selecteer de opname die u bij stap 1 hebt gemaakt en druk op <0>. X In het dialoogvenster dat wordt weergegeven selecteert u [OK]. De gegevens worden geïmporteerd.
u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.].
u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN Witbalanstrapje Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit wordt een witbalanstrapje (WB-BKT) genoemd. Witbalanstrapjes zijn mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansvariatie in.
3 Het bereik van reproduceerbare kleuren instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt sRGB automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Kleurruimte] en druk op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 StelSelecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
Spiegel opklappen om bewegingsonscherpte te verminderenN De camerabeweging die door de reflexspiegelactie wordt veroorzaakt, kan foto's die zijn genomen met een superteleobjectief of een macroobjectief (close-up) onscherp maken. In dit geval kan het nuttig zijn de spiegel op te klappen. U kunt het opklappen van de spiegel inschakelen door in het menu [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [5: Spiegel opklappen] in te stellen op [1: Activeren] (pag. 302).
Spiegel opklappen om bewegingsonscherpte te verminderenN Bij zeer fel licht, bijvoorbeeld op het strand of tijdens het skiën op een zonnige dag, kunt u de opname het beste meteen na het opklappen van de spiegel maken. Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon op een heldere dag of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera.
5 Opnamen maken met het LCDscherm (Live view-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Op afstand Live view-opnamen maken Als u EOS Utility (meegeleverde software, pag.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCDscherm weergegeven. In de modus wordt het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, linksboven weergegeven (pag. 153). Continue AF (pag. 161) is standaard ingesteld. In het Live view-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk te maken opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live view-opname inschakelen Stel [A: Live view-opname.] in op [Inschakelen]. Aantal mogelijke opnamen bij Live view-opnamen Temperatuur Opnameomstandigheden Geen flits 50% flits Kamertemperatuur (23 °C) Circa 160 opnamen Circa 150 opnamen Lage temperaturen (0 °C) Circa 150 opnamen Circa 140 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen batterij LP-E12 en op de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Scènepictogrammen In de opnamemodus detecteert de camera het type scène en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde type scène wordt linksboven op het scherm weergegeven. Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
A Opnamen maken met het LCD-scherm *5: Wordt weergegeven met een van de onderstaande objectieven: • EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS II • EF-S 55-250mm f/4-5.6 IS II • EF 300mm f/2.8L IS II USM • EF 400mm f/2.8L IS II USM • Image Stabilizer (beeldstabilisatie)-objectieven die in 2012 of later op de markt zijn gebracht. *4+*5: Als de omstandigheden van zowel *4 als *5 van toepassing zijn, zal de sluitertijd toenemen.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor Live view-opnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm in een creatieve modus wordt weergegeven, kunt u een van de volgende functies instellen: AF-methode, Transp./zelfontsp.mod., Meetmethode, Opnamekwaliteit, Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en Creatieve filters.
Instellingen voor de opnamefunctie de instelling. 3 Verlaat Druk op <0> om de instelling te voltooien en ga terug naar de Live view-modus. U kunt ook [2] selecteren om terug te keren naar Live view-opnamen. In creatieve modi kunt u de ISO-snelheid instellen met de knop . Bij Live view-opnamen kunt u de instellingen en van Transp./zelfontsp.mod. niet instellen. Wanneer u w (Deelmeting) of r (Spotmeting) instelt, wordt er een meetcirkel in het centrum van het scherm weergegeven.
U Creatieve filters gebruiken Tijdens de weergave van het Live view-beeld kunt u, nog voordat u de opname maakt, een filtereffect toepassen (Korrelig Z/W, Softfocus, Fisheye-effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect) en het effect ervan bekijken. Deze filtereffecten worden Creatieve filters genoemd. Wanneer u de opname maakt, wordt alleen het beeld met het toegepaste creatieve filter opgeslagen.
U Creatieve filters gebruiken het filtereffect aan. 5 PasDruk op de knop (behalve voor Miniatuureffect). Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om het filtereffect bij te stellen en druk op <0>. Voor het Miniatuureffect drukt u op <0> en vervolgens op de pijltjestoetsen en om het witte kader te verplaatsen naar het gebied dat scherp moet zijn. de opname. 6 Maak X De opname wordt gemaakt met het desbetreffende filter toegepast. Zelfs als u Transp./zelfontsp.mod.
U Creatieve filters gebruiken Kenmerken van creatieve filters Korrelig Z/W Maakt een korrelige zwart-witfoto. U kunt het zwart-witeffect regelen door het contrast aan te passen. Softfocus Geeft het beeld een zachte uitstraling. U kunt de zachtheid regelen door de vervaging aan te passen. Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-objectief. De opname krijgt een tonvormige vervorming. Afhankelijk van het niveau van dit filtereffect, verandert het bijgesneden gedeelte langs de rand van de opname.
U Creatieve filters gebruiken Speelgoedcamera-effect Maakt de randen van de foto donkerder en past een kleurtoon toe waardoor het lijkt alsof de foto met een speelgoedcamera is gemaakt. U kunt de kleurzweem regelen door de kleurtoon aan te passen. Miniatuureffect Creëert een kijkdooseffect. U kunt aanpassen waar de opname scherp moet zijn. Als u bij stap 5 op pagina 158 op de knop drukt (of op [ ] rechtsonder tikt), kunt u schakelen tussen de verticale en horizontale stand van het witte kader.
A Menufunctie-instellingen De onderstaande menuopties worden weergegeven. De instelbare functies in dit menuscherm zijn alleen van toepassing bij Live view-opnamen. Deze functies zijn niet actief wanneer u de zoeker gebruikt (de instellingen zijn dan uitgeschakeld). Live view-opname. U kunt Live view-opname. instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen]. AF-methode U kunt [u+volgen], [FlexiZone - Multi], [FlexiZone - Single] en [Quick-modus] selecteren.
A Menufunctie-instellingen Aspect ratioM De beeldverhouding (aspect ratio) van de opname kan worden ingesteld op [3:2], [4:3], [16:9] of [1:1]. Het gebied rond het Live view-beeld wordt omgeven door een zwart masker wanneer de volgende beeldverhoudingen zijn ingesteld: [4:3] [16:9] [1:1]. De JPEG-opnamen worden samen met de ingestelde beeldverhouding opgeslagen. RAW-opnamen worden altijd met de beeldverhouding [3:2] opgeslagen.
A Menufunctie-instellingen MeettimerM U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de belichtingsvergrendeling). In de basismodi heeft de meettimer een vaste instelling van 16 sec. Als u een van de volgende functies selecteert, worden Live view-opnamen beëindigd. Als u weer wilt beginnen met Live view-opnamen, drukt u op de knop . • [z3: Stofwisdata], [53: Sensorreiniging], [54: Wis instellingen] of [54: z firmwarever.].
Scherpstellen met AF (AF-methode) De AF-methode selecteren U kunt een AF-methode selecteren die bij de opnamesituatie en bij uw onderwerp past. De volgende AF-methoden zijn beschikbaar: [u(gezicht)+volgen], [FlexiZone - Multi] (pag. 166), [FlexiZone Single] (pag. 168) en [Quick-modus] (pag. 172). Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de focusinstellingsknop op het objectief in op , vergroot u de opname en stelt u handmatig scherp (pag. 176). Selecteer de AF-methode.
Scherpstellen met AF (AF-methode) U kunt ook op het LCD-scherm tikken om het gezicht of onderwerp te selecteren. Indien het onderwerp niet een gezicht is, wordt < > weergegeven. Als er geen gezichten worden gedetecteerd of als u op het LCDscherm tikt maar geen gezicht of onderwerp selecteert, schakelt de camera over naar [FlexiZone - Multi] met automatische selectie (pag. 166). scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Als u op de knop drukt, wordt het AF-punt < > in het midden weergegeven en kunt u de pijltjestoetsen gebruiken om het AFpunt te verplaatsen. Aangezien er niet automatisch kan worden scherpgesteld op een gezicht dat zich dicht bij de rand van het beeld bevindt, wordt in dat geval grijs weergegeven. Als u de ontspanknop half indrukt , wordt het onderwerp scherpgesteld met de methode FlexiZone - Multi met automatische selectie.
Scherpstellen met AF (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. X Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. X Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-kader oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 150).
Scherpstellen met AF (AF-methode) FlexiZone - Single: d De camera stelt met één AF-punt scherp. Dit is handig wanneer u op een specifiek onderwerp wilt scherpstellen. view-beeld weer. 1 GeefDrukhetopLive de knop . AF-punt X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. X Het AF-punt < > wordt weergegeven. Bij movie-opnamen wordt het AF-punt groter weergegeven als [Servo AF voor film] is ingesteld op [Inschakelen]. het AF-punt.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opmerkingen bij u+volgen / FlexiZone - Multi / FlexiZone - Single AF-gebruik Scherpstellen duurt langer dan met de [Quick-modus]. Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. U kunt niet ononderbroken scherpstellen op een bewegend onderwerp. Tijdens en na de automatische scherpstelling kan de helderheid van de opname veranderen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer lichte tinten of schaduwpartijen niet zichtbaar zijn. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort). Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Als er bij de opnameomstandigheden op de vorige pagina niet kan worden scherpgesteld, zet u de scherpstelmodusknop op het objectief op en stelt u handmatig scherp. Als u AF gebruikt bij een van de hieronder vermelde objectieven, wordt het aanbevolen om de [Quick-modus] te gebruiken. Automatisch scherpstellen met [u+volgen], [FlexiZone - Multi] of [FlexiZone Single] kan langer duren of de juiste scherpstelling wordt mogelijk niet bereikt. EF 50mm f/1.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Quick-modus:f De speciale AF-sensor wordt gebruikt om in de modus 1-beeld AF (pag. 103) op dezelfde manier scherp te stellen als bij het maken van opnamen door de zoeker. Hoewel u snel kunt scherpstellen op het gewenste gebied, wordt het Live view-beeld tijdens het automatisch scherpstellen even onderbroken. U kunt negen AF-punten gebruiken om scherp te stellen (automatisch geselecteerd).
Scherpstellen met AF (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. X Het Live view-beeld wordt uitgeschakeld, de reflexspiegel wordt neergeklapt en er wordt automatisch scherpgesteld. (Er is geen opname gemaakt.) X Wanneer het scherpstellen is gelukt, wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld groen en wordt het Live view-beeld opnieuw weergegeven. X Als er niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje en gaat het knipperen.
x Opnamen maken met de Touch Shutter Door eenvoudigweg op het LCD-scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Dit werkt in alle opnamemodi. 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. de Touch Shutter in. 2 Schakel Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x].
x Opnamen maken met de Touch Shutter Zelfs als u Transp./zelfontsp.mod. op instelt, zal de camera nog steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus. De Touch Shutter werkt niet in de vergrote weergave. Wanneer bij [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [6: Sluiter/ AE-vergrendelknop] is ingesteld op [1: AE-vergrendel./AF] of [3: AE/ AF, geen AE], wordt er niet automatisch scherpgesteld. U kunt bovendien de Touch Shutter inschakelen met [A: Touch Shutter].
MF: Handmatig scherpstellen U kunt de opname vergroten en nauwkeurig scherpstellen met handmatig scherpstellen. 1 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . Draai aan de focusring van het objectief om ruw scherp te stellen. weer. 2 GeefDrukhetopvergrotingskader de knop . X Het vergrotingskader wordt weergegeven. U kunt ook op [ ] tikken op het scherm om het beeld te vergroten. het vergrotingskader.
MF: Handmatig scherpstellen handmatig scherp. 5 StelDraai terwijl u naar de vergrote opname kijkt aan de focusring van het objectief om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop om naar de normale weergave terug te keren. de opname. 6 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop in om de opname te maken (pag. 150).
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Als u langere tijd doorlopend Live View-opnamen maakt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk afneemt. Schakel Live view-opnamen altijd uit wanneer u geen opnamen maakt.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Live view-beeld Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live view-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Ook wanneer er een lage ISO-snelheid is ingesteld, kan er ruis zichtbaar zijn op het weergegeven Live view-beeld bij weinig licht. Maar wanneer u de opname maakt, bevat de opgeslagen opname minimale ruis. (De beeldkwaliteit van het Live view-beeld is anders dan die van de opgeslagen opname.
6 Movie-opnamen U kunt movie-opname inschakelen door de aanuitschakelaar in te stellen op . De opname-indeling voor movies is MOV. Voor kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen, raadpleegt u pagina 3. Full HD 1080 Full HD 1080 duidt op compatibiliteit met HighDefinition met 1080 verticale pixels (scanlijnen).
k Movie-opname U wordt aangeraden de camera op een televisie aan te sluiten als u opgenomen movies wilt afspelen (pag. 262 en 265). Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus niet is ingesteld op , schakelt de camera over naar automatische belichting die past bij de lichtomstandigheden van de situatie. 1 Zet de aan-uitschakelaar op . X De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. een willekeurige 2 Stel opnamemodus in, behalve .
k Movie-opname Aandachtspunten voor movie-opnamen vindt u op pagina 212 en 213. Lees indien nodig ook de aandachtspunten voor Live viewopnamen op pagina 178 en 179. In de basismodi zijn de opnameresultaten dezelfde als in . Het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, wordt linksboven weergegeven (pag. 184). In de opnamemodi en zijn de instellingen dezelfde als in de modus . Instelbare menufuncties verschillen tussen basismodi en creatieve modi (pag. 320).
k Movie-opname Scènepictogrammen Tijdens het maken van movie-opnamen in de basismodi wordt er een pictogram weergegeven voor de scène die door de camera is gedetecteerd en worden de opname-instellingen dienovereenkomstig aangepast. Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
k Movie-opname Opnamen maken met handmatige belichting In de modus kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISOsnelheid voor movie-opnamen naar wens instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor movie-opnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Zet de aan-uitschakelaar op . X De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. het programmakeuzewiel in 2 Stel op . de sluitertijd en het 3 Stel diafragma in.
k Movie-opname en start de movie-opname. 5 StelDescherp procedure is dezelfde als stap 3 en 4 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 182). ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Als u [AUTO] selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 6400. U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen tussen ISO 100 en ISO 6400 (in hele stops). Als bij [54: Persoonlijke voorkeuze(C.
k Movie-opname Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Movie-opname Opmerkingen over movie-opnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon op een heldere dag of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als is ingesteld en de ISO-snelheid of het diafragma tijdens de movie-opname verandert, kan het zijn dat de witbalans ook verandert. Als u een movie opneemt bij TL- of ledverlichting, kan de movie flikkeren.
k Movie-opname Simulatie van de definitieve opname De simulatie van de definitieve opname is een functie waarmee u de effecten op de opname kunt bekijken van bijvoorbeeld de beeldstijl of de witbalans. Tijdens het maken van movie-opnamen worden de effecten van de hieronder vermelde instellingen automatisch in het moviebeeld weergegeven. Simulatie van definitieve movie-opnamen Beeldstijl * Alle instellingen zoals scherpte, contrast, kleurverzadiging en kleurtoon worden weergegeven.
k Movie-opname Foto's maken Tijdens het maken van movie-opnamen kunt u nog altijd foto's maken door de ontspanknop volledig in te drukken. Foto's nemen tijdens movie-opnamen Als u tijdens movie-opnamen een foto maakt, staat de movieopname gedurende circa 1 seconde stil. De gemaakte foto wordt op de kaart opgeslagen en de movie-opname wordt automatisch hervat wanneer de Live view-opname wordt weergegeven. De movie en foto worden op de kaart opgeslagen als afzonderlijke bestanden.
k Movie-opname Als u de ontspanknop half indrukt om automatisch scherp te stellen tijdens movie-opnamen, kan het volgende zich voordoen. • De scherpstelling kan er even flink naast zitten. • De helderheid van de movie-opname wijkt af van de helderheid van de daadwerkelijke scène. • De movie-opname ziet er kortstondig uit als een foto. • Tijdens het filmen wordt het geluid van het objectief opgenomen. • U kunt geen foto's maken als het beeld niet is scherpgesteld, zoals bij bewegende onderwerpen.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor movie-opnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm wordt weergegeven, kunt u de volgende functies instellen: AF-methode, Transp./ zelfontsp.mod., Opnamekwaliteit (foto's), Movie-opnameformaat, Videosnapshots, Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en Miniatuureffectmovie.
3 Het movie-opnameformaat instellen Met de menuoptie [Z2: Movieopn.formaat] kunt u het opnameformaat van de movie [****x****] en de framesnelheid [9] (aantal opgenomen beelden per seconde) selecteren. De 9 (framesnelheid) schakelt automatisch over, afhankelijk van de instelling van [52: Videosysteem]. Beeld formaat A [1920x1080] : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. B [1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De beeldverhouding is 16:9.
3 Het movie-opnameformaat instellen Totale opnameduur voor movie en bestandsgrootte per minuut Movieopnameformaat Totale opnameduur (bij benadering) Kaart van 4 GB Kaart van 8 GB Kaart van 16 GB Bestandsgrootte (bij benadering) 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 6 [1920x1080] 5 4 [1280x720] [640x480] 8 7 6 5 46 min. 1 uur 32 min. 3 uur 4 min. 82,5 MB/min.
3 Miniatuureffectmovies opnemen U kunt movies opnemen met een miniatuureffect (kijkdoos). Selecteer de weergavesnelheid en maak de opname. 1 Druk op de knop . X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. [ ]. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om rechts op het scherm [ ] (Miniatuureffectmovie) selecteren. de weergavesnelheid. 3 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om [5x], [10x] of [20x] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Miniatuureffectmovies opnemen de movies op. 5 Neem De AF-methode wordt ingesteld op FlexiZone - Single om scherp te stellen op het midden van het witte kader. Het witte kader wordt niet weergegeven tijdens het opnemen. Weergavesnelheid en duur (voor een movie van 1 minuut) Snelheid Duur (5x) Circa 12 seconden (10x) Circa 6 seconden (20x) Circa 3 seconden Er wordt geen geluid opgenomen. Servo AF voor film werkt niet met miniatuureffectmovies.
3 Videosnapshots maken U kunt een reeks korte movieclips van circa 2 seconden, 4 seconden of 8 seconden maken; deze worden 'videosnapshots' genoemd. De videosnapshots kunnen worden samengevoegd tot één movie, die 'videosnapshotalbum' wordt genoemd. Zo kunt u hoogtepunten van een reis of gebeurtenis in vogelvlucht laten zien. Een videosnapshotalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 204 en 255).
3 Videosnapshots maken [Albuminstellingen]. 3 Selecteer Selecteer [Albuminstellingen] en druk vervolgens op <0>. Als u verder wilt gaan met opnamen voor een bestaand album, gaat u naar 'Toevoegen aan een bestaand album' (pag. 202). [Nieuw album maken]. 4 Selecteer Selecteer [Nieuw album maken] en druk vervolgens op <0>. de duur van de 5 Selecteer snapshot (snapshotlengte). Druk op <0>, druk op de pijltjestoetsen en om de lengte van de videosnapshot te selecteren en druk vervolgens op <0>. [OK].
3 Videosnapshots maken Een videosnapshotalbum maken de eerste videosnapshot. 7 Maak Druk op de knop en maak de opname. X De blauwe balk die de opnameduur aangeeft, loopt langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. X Het bevestigingsvenster wordt weergegeven (pag. 200, 201). de opname op als videosnapshotalbum. 8 Sla Selecteer [J Sla op als album] en druk vervolgens op <0>.
3 Videosnapshots maken Opties in stap 8 en 9 Functie Omschrijving J Sla op als album (stap 8) De movieclip wordt opgeslagen als de eerste video snapshot van het videosnapshotalbum. J Voeg toe aan album (stap 9) De zojuist opgenomen videosnapshot wordt toegevoegd aan het album dat net daarvoor is opgenomen. W Sla op als nieuw album (stap 9) Er wordt een nieuw videosnapshotalbum gemaakt en de movieclip wordt opgeslagen als de eerste videosnapshot.
3 Videosnapshots maken Handelingen bij [Speel videofoto af] Functie Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u de zojuist opgenomen videosnapshot afspelen of pauzeren. 5 Eerste beeld Hiermee wordt de eerste scène van de eerste videosnapshot in het album weergegeven. Overslaan achteruit* Telkens als u op <0> drukt, springt de videosnapshot enkele seconden achteruit. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
3 Videosnapshots maken Toevoegen aan een bestaand album 1 Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 4 op pagina 198 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. een bestaand album. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een bestaand album te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nadat u het weergegeven dialoogvenster hebt bevestigd, selecteert u [OK] op het scherm en drukt u vervolgens op <0>.
3 Videosnapshots maken Waarschuwingen voor het maken van videosnapshots U kunt aan een album alleen videosnapshots met dezelfde lengte toevoegen (elk van circa 2, 4 of 8 seconden). Als u tijdens het maken van videosnapshots een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videosnapshots. • Het [Movie-opn.formaat] (pag. 193) wijzingen.
3 Videosnapshots maken Een album afspelen Een voltooid videosnapshotalbum kan op dezelfde manier worden afgespeeld als een normale movie (pag. 254). 1 Speel de movie af. Druk op de knop om de opname weer te geven. het album. 2 Selecteer In de weergave van één opname geeft het pictogram [ ] linksboven op het scherm aan dat het een videosnapshotalbum betreft. Druk op de pijltjestoetsen en om een videosnapshotalbum te selecteren. het album af. 3 Speel Druk op .
3 Videosnapshots maken Een album bewerken Nadat u de opname hebt gemaakt, kunt u de videosnapshots in het album opnieuw ordenen, verwijderen of afspelen. 1 Selecteer [X]. Selecteer op het movieweergavepaneel [X] (Bewerken) en druk vervolgens op <0>. X Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. een bewerking. 2 Selecteer Gebruik de pijltjestoetsen en om een bewerking te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Videosnapshots maken het bewerkte album op. 3 SlaDruk op de knop om terug te keren naar het bewerkingspaneel onder aan het scherm. Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>. X Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe movie op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele moviebestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.
3 Menufunctie-instellingen Wanneer u de aan-uitschakelaar instelt op , geven de tabbladen [Z1] en [Z2] functies weer die speciaal zijn bedoeld voor movieopnamen. Hieronder volgen de menuopties. [Z1]-menu [Z2]-menu AF-methode De AF-methoden werken hetzelfde als beschreven op pagina 164 170. U kunt [u+volgen], [FlexiZone - Multi] of [FlexiZone - Single] selecteren. Bij het maken van movies kan [Quick-modus] niet worden gebruikt.
3 Menufunctie-instellingen • Als u het scherpstellen op het doel wilt stoppen of als u niet wilt dat het geluid van het objectief wordt opgenomen, kunt u Servo AF voor film als volgt tijdelijk stoppen. Wanneer u Servo AF voor film stopt, wordt het AF-punt grijs weergegeven. Wanneer u dezelfde stappen hieronder uitvoert, wordt Servo AF voor film hervat. • Druk op de knop . • Tik op het pictogram [ ] linksonder op het scherm. • Als [6: Sluiter/AE-vergrendelknop] in de [54: Persoonlijke voorkeuze(C.
3 Menufunctie-instellingen AF met ontspanknop tijdens movie-opname Als u de ontspanknop indrukt terwijl u movie-opnamen aan het maken bent, kunt u een foto maken. De standaardinstelling is [ONE SHOT]. • Wanneer [ONE SHOT] is ingesteld: • Bij het maken van movie-opnamen kunt u opnieuw scherpstellen en een foto maken door de ontspanknop half in te drukken. • Als u opnamen maakt van een statisch (niet-bewegend) onderwerp, kunt u de opname maken met een nauwkeurige scherpstelling.
3 Menufunctie-instellingen Geluidsopname N Niveaumeter De ingebouwde microfoon neemt geluid in mono op. Het opnemen van stereogeluid is ook mogelijk door de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) aan te sluiten op de aansluiting voor externe microfoons van de camera (pag. 22), aangezien de externe microfoon prioriteit krijgt. Opties voor geluidsopname [Automatisch]: Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast.
3 Menufunctie-instellingen De instellingen voor [Geluidsopname] die in de basismodi beschikbaar zijn, zijn [Aan] en [Uit]. Als [Aan] is ingesteld, wordt het geluidsopnameniveau automatisch aangepast (hetzelfde als [Automatisch]). De windfilterfunctie wordt echter niet ingesteld. De geluidsvolumebalans tussen L (links) en R (rechts) kan niet worden aangepast. Bij zowel L als R wordt er geluid opgenomen met een samplingfrequentie van 48 kHz/16-bits. Videosnapshot U kunt videosnapshots maken.
3 Menufunctie-instellingen Aandachtspunten voor movie-opnamen Witte en rode waarschuwingspictogrammen voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurige movie-opnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een witte of een rode . Het witte pictogram geeft aan dat de beeldkwaliteit van foto's zal verslechteren. Stop met het maken van foto's en laat de camera afkoelen voordat u het fotograferen hervat.
Aandachtspunten voor movie-opnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de movie-opname automatisch Indicator gestopt.
7 Handige functies De pieptoon uitzetten (pag. 216) Kaartwaarschuwing (pag. 216) De kijktijd instellen (pag. 217) De tijd voor automatisch uitschakelen instellen (pag. 217) De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (pag. 218) Een map maken en selecteren (pag. 219) Methoden voor bestandsnummering (pag. 221) Copyrightinformatie instellen (pag. 223) Verticale opnamen automatisch roteren (pag. 225) Camera-instellingen controleren (pag. 226) De standaardinstellingen van de camera herstellen (pag.
Handige functies 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon klinkt zodra er is scherpgesteld of bij het gebruik van de zelfontspanner en bij bediening via het aanraakscherm. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. Om de pieptoon alleen bij bediening via het aanraakscherm uit te zetten, selecteert u [Aanr. op ].
Handige functies 3 De kijktijd instellen U kunt instellen hoe lang de foto direct na de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven. Als [Uit] is ingesteld, wordt de opname niet direct na het maken weergegeven. Als [Vastzetten] is ingesteld, wordt de opname weergegeven totdat de tijd van de instelling [Uitschakelen] is verstreken. Als u tijdens de weergave van de opname knoppen of instelwielen van de camera gebruikt, bijvoorbeeld als u de ontspanknop half indrukt, wordt de weergave beëindigd.
Handige functies 3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te lezen is. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD-helderheid] en druk vervolgens op <0>. Druk op de pijltjestoetsen en om de helderheid aan te passen via het aanpassingsscherm en druk vervolgens op <0>.
Handige functies 3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>. [Maak map]. 2 Selecteer Selecteer [Maak map] en druk vervolgens op <0>. een nieuwe map. 3 Maak Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>.
Handige functies Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Open het scherm Selecteer map, selecteer een map en druk op <0>. X De map waarin de opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'. Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummer 0001 - 9999).
Handige functies 3 Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens worden de bestanden in een map opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer wordt op de computer in de volgende notatie weergegeven: IMG_0001.JPG. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Handige functies [Auto. reset]: wanneer de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt, begint de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Handige functies 3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt 2 Selecteer instellen. Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. X Het tekstinvoerscherm wordt geopend.
Handige functies Tekstinvoerprocedure Het invoergebied wijzigen: Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te schakelen. De cursor verplaatsen: Druk op de pijltjestoetsen en om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren: Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de pijltjestoetsen of draai aan het instelwiel <6> om een teken te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren.
Handige functies 3 Verticale opnamen automatisch draaien Verticale opnamen worden automatisch geroteerd, zodat ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm van de camera of op de computer worden weergegeven. U kunt de instelling voor deze functie wijzigen. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>.
Handige functies B Camera-instellingen controleren Als de opname-instellingen (pag. 50) worden weergegeven, kunt u op de knop drukken om de belangrijkste functie-instellingen van de camera weer te geven. Instellingenscherm Resterende capaciteit van kaart Kleurruimte (pag. 146) Witbalanscorrectie (pag. 144)/ Witbalanstrapje (pag. 145) Aanraakbediening (pag. 55) Rode-ogencorrectie (pag. 112) Automatische beeldrotatie (pag. 225) LCD auto uit (pag. 230) Datum/tijd (pag. 37) Zomertijd (pag.
Handige functies 3 De standaardinstellingen van de camera herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. Deze optie is beschikbaar in de creatieve modi. 1 Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer op het tabblad <54> de optie [Wis instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Wis alle camera2 Selecteer instellingen]. Selecteer [Wis alle camerainstellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK].
Handige functies Opname-instellingen Opnamen opslaan <8>-modus C (Kinderen) Beeldkwaliteit 73 AF-gebruik 1-beeld AF Beeldstijl Automatisch AF-puntselectie Automatische selectie Transport/ zelfontspanner u (Enkelbeeld) Meetmethode q (Meervlaks meting) ISO-snelheid AUTO Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Correctie helderheid randen Correctie chromatische afw. Kleurruimte ISO auto Max.
Handige functies Camera-instellingen Live view-opnamen Uitschakelen 30 sec. Live view-opnamen Inschakelen Pieptoon Inschakelen AF-methode u+volgen Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen Continue AF Inschakelen Touch Shutter Deactiveren Uit Kijktijd 2 sec. Rasterweergave Histogram Helderheid Aspect ratio 3:2 Spring met 6 e (10 beelden) Meettimer 16 sec. Auto.
Handige functies 3 Voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt uitgeschakeld U kunt voorkomen dat de schermuitschakelingssensor de weergave met opname-instellingen op het LCD-scherm uitschakelt wanneer u met uw oog in de buurt van de zoeker komt. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD auto uit] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Deactiveren] en druk vervolgens op <0>.
3 De flitser instellenN De instellingen voor de ingebouwde flitser en de externe Speedlite kunnen via het menu van de camera worden ingesteld. U kunt de functie-instellingen van de externe Speedlite alleen via het menu van de camera instellen als een Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met deze functie, is bevestigd. De instellingsprocedure is hetzelfde als voor het instellen van een menufunctie van de camera. Selecteer [Flitsbesturing].
3 De flitser instellenN [Flitssynch.snelheid AV-modus] U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoork. (f). : Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt. : 1/200-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 De flitser instellenN [Func.inst. int. flitser] en [Func.inst. externe flitser] U kunt de functies in de onderstaande tabel instellen. De functies die bij [Func.inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. Selecteer [Func.inst. int. flitser] of [Func.inst. externe flitser]. X De functies van de flitser worden weergegeven. Met [Func.inst. int. flitser] kunnen de gemarkeerde functies worden geselecteerd en ingesteld.
3 De flitser instellenN Flitsmodus Met een externe Speedlite kunt u de flitsmodus selecteren die geschikt is voor het maken van opnamen met de flitser. [E-TTL II] is de standaardmodus voor het maken van opnamen met de automatische flitser met Speedlites uit de EX-serie. [Handmatig flitsen] is voor gevorderde gebruikers die de [Flits output] (1/128 tot 1/1) zelf willen kunnen instellen.
3 De flitser instellenN De persoonlijke voorkeuze voor de externe Speedlite instellen De persoonlijke voorkeuze-instellingen die bij [C.Fn-inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. 1 Geef de persoonlijke voorkeuze weer. Wanneer de camera klaar is om opnamen met een externe Speedlite te maken, selecteert u [C.Fn-inst. externe flitser]. Druk vervolgens op <0>. de persoonlijke voorkeuze in. 2 StelDruk op de pijltjestoetsen en om het functienummer te selecteren.
f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, verwijdert de zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op ieder gewenst moment activeren of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Sensorreiniging] en druk vervolgens op <0>. [Reinig nuf].
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 362) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit object, zoals een vel papier.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. X De foto wordt in de diafragmavoorkeuzemodus gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. X Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een in de handel verkrijgbaar blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Sensorreiniging].
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • Het klepje van de kaartsleuf/het accucompartiment openen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje.
8 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden de functies voor het bekijken van foto's en video's uitgelegd, waarbij dit onderwerp uitgebreider aan bod komt dan in hoofdstuk 2 'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'. Hier vindt u informatie over hoe u foto's en movies op de camera kunt weergeven en wissen en op de tv kunt bekijken.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven. 1 Geef de opname weer. Als u op de knop drukt, wordt de laatstgemaakte opname weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Druk op de knop . X Er verschijnt een index van 4 opnamen. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje rand.
x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Spring met 6] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste sprongmethode te selecteren en druk vervolgens op <0>.
u/y Vergrote weergave Opnamen kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. Druk tijdens opnameweergave op de knop . X De opname wordt vergroot. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de opname verder vergroot tot de maximale vergroting is bereikt. Druk op de knop om de vergroting te verkleinen. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de vergroting verder verkleind totdat het normale formaat van de opname is bereikt.
d Opnamen weergeven via het aanraakscherm Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Druk op de knop om de opnamen weer te geven. Door opnamen bladeren Veeg met één vinger. Raak in de weergave van één opname het LCD-scherm aan met één vinger. U kunt naar de vorige of volgende opname bladeren door met uw vinger naar links of rechts te vegen. Veeg naar links om de volgende (nieuwere) opname te zien of naar rechts om de vorige (oudere) opname te zien.
d Opnamen weergeven via het aanraakscherm Opname verkleinen (indexweergave) Druk twee vingers tegen elkaar aan. Raak het scherm aan met twee uitgespreide vingers en breng uw vingers vervolgens samen op het scherm. Elke keer dat u uw vingers tegen elkaar aan drukt, wordt de weergave van één opname gewijzigd in de indexweergave. Wanneer u een opname selecteert, wordt het oranje kader weergegeven. Tik opnieuw op de opname om deze als één opname weer te geven. Opname vergroten Spreid twee vingers uit elkaar.
b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beeld roteren] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te roteren die u wilt selecteren. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 242). de opname. 3 Draai Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt rechtsom geroteerd: 90° 9 270° 9 0°.
3 Classificaties instellen U kunt opnamen (foto's en movies) beoordelen met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Classificatie] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een opname of movie te selecteren voor classificatie. U kunt drie opnamen weergeven door op de knop te drukken.
3 Classificaties instellen Het totale aantal opnamen met een bepaalde classificatie dat kan worden weergegeven, is 999. Indien er meer dan 999 opnamen zijn met een bepaalde classificatie, wordt er [###] weergegeven voor die classificatie. Het voordeel van classificaties Met [x2: Spring met 6] kunt u alleen opnamen met een bepaalde classificatie weergeven. Met [x2: Diavoorstelling] kunt u alleen opnamen met een bepaalde classificatie afspelen. Met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag.
Q Snel instellen voor weergave Tijdens de weergave van één opname kunt u op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [ : Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [U: Creatieve filters], [S: Wijzig formaat (alleen JPEG-beelden)], [N: Afstellen] en [e: Spring met 6]. Voor movies kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. 1 Druk op de knop . Druk tijdens de opnameweergave op de knop .
Q Snel instellen voor weergave Stel [51: Auto. roteren] in op [AanzD] om een opname te draaien. Als [51: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] aan de opname toegevoegd, maar de camera zal de opname niet in de weergave draaien. Voor opnamen die zijn gemaakt met een andere camera, kan het aantal opties dat u kunt selecteren beperkt zijn.
k Genieten van movies U kunt movies op de volgende drie manieren afspelen: Afspelen op een televisie (pag. 262 en 265) Gebruik de stereo-AV-kabel AVCDC400ST (afzonderlijk verkrijgbaar) of de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op een tv aan te sluiten. U kunt de movies en foto's dan op uw tv bekijken.
k Genieten van movies Afspelen en bewerken op een computer (pag. 362) De moviebestanden op de kaart kunnen worden overgezet naar een computer en worden afgespeeld of bewerkt met ImageBrowser EX (meegeleverde software). Om een movie vloeiend af te spelen op een computer, hebt u een computer met een grote capaciteit nodig. Raadpleeg het pdf-bestand ImageBrowser EX Gebruikershandleiding voor meer informatie over de hardwarevereisten voor de computer voor ImageBrowser EX.
k Movies afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om een opname weer te geven. een movie. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een movie te selecteren. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram < 1> linksboven op het scherm aan dat het een movie betreft. Als de movie een videosnapshot is, wordt [ ] weergegeven. In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is. Movies kunnen niet in de indexweergave worden weergegeven.
k Movies afspelen Movieweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de pijltjestoetsen en . 8 Vertraagd De vertragingssnelheid wordt rechtsboven in het scherm weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie (met uitzondering van videosnapshots) bewerken in tussenstappen van 1 seconde. 1 Selecteer [X] in het movieweergavescherm. X Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd. Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. Druk op de pijltjestoetsen en om een ander beeld weer te geven.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken de bewerkte movie op. 4 SlaSelecteer [W] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe movie op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele moviebestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Diavoorstelling] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt 2 Selecteer afspelen. Druk op de pijltjestoetsen en om het gewenste deel te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) Optie Beschrijving van weergave jAlle bldn Alle foto's en movies op de geheugenkaart worden weergegeven. iDatum De foto's en movies die zijn vastgelegd op de geselecteerde opnamedatum, worden weergegeven. nMap De foto's en movies in de geselecteerde map worden weergegeven. kMovies Alleen de movies op de geheugenkaart worden weergegeven. zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [Overgangseffect] [Achtergrondmuziek] 4 StartDrukdeopdiavoorstelling. de pijltjestoetsen en om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling. 5 Beëindig Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) De achtergrondmuziek selecteren 1 Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan] en druk dan op <0>. Als de kaart geen achtergrondmuziek bevat, kunt u stap 2 niet uitvoeren. de achtergrondmuziek. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste achtergrondmuziek te selecteren en druk vervolgens op <0>. U kunt ook meerdere tracks met achtergrondmuziek selecteren. de achtergrondmuziek af.
Opnamen op een televisie bekijken U kunt foto's en movies ook weergeven op een tv. Pas het geluidsvolume van de movie aan via de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel de camera en de tv uit voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert. Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Opnamen bekijken op een HD-tv (via een HDMI-kabel) Hiervoor hebt u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig.
Opnamen op een televisie bekijken op de knop . 5 Druk X De opname wordt op het tv-scherm weergegeven. (Het LCD-scherm van de camera blijft leeg.) De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie van de tv. U kunt het weergaveformaat wijzigen door op de knop te drukken. Zie pagina 254 als u movies wilt weergeven. De opnamen kunnen niet tegelijkertijd via zowel de aansluiting als de -aansluiting worden weergegeven.
Opnamen op een televisie bekijken de camera aan op een tv. 2 SluitGebruik een HDMI-kabel om de camera aan te sluiten op de tv. X De invoer van de tv wordt automatisch overgeschakeld op de HDMI-poort waarop de camera is aangesloten. op de knop op de camera. 3 Druk X Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen af te spelen. een opname. 4 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren.
Opnamen op een televisie bekijken Opnamen bekijken op een gewone tv (via een AV-kabel) Hiervoor is Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST nodig (afzonderlijk verkrijgbaar). 1 Sluit de AV-kabel aan op de camera. Sluit de stekker aan op de aansluiting met het -logo naar de achterzijde van de camera gericht. aan op de tv. 2 SluitSluitdedeAV-kabel AV-kabel aan op de video IN- (rood) (wit) AUDIO (geel) VIDEO aansluiting en de audio IN-aansluiting van de tv.
K Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden verwijderd. 3 Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beveilig beelden] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met beveiligingsinstellingen wordt weergegeven. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer beelden] en druk vervolgens op <0>. X Er wordt een opname weergegeven. Wisbeveiligingspictogram de opname.
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [x1: Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 48), worden ook de beveiligde opnamen verwijderd.
L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde opnamen (pag. 266) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist.Als u een 1+73-afbeelding verwijdert, verwijdert u zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op <0>. X Er wordt een opname weergegeven. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . de opnamen die u wilt 3 Selecteer wissen. Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt wissen en druk vervolgens op <0>.
B Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een foto gemaakt in een creatieve modus Waarde belichtingscorrectie Waarde flitsbelichtingscompensatie Beveilig beelden Classificatie Mapnummer bestandsnummer Diafragma Histogram (Helderheid/RGB) Sluitertijd Beeldstijl/Instellingen Meetmethode Opnamemodus ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Witbalans Kleurruimte Opnamedatum en -tijd Opnamekwaliteit Nummer van de opname/ Totaalaantal opgeslagen opnamen witbalanscorrectie Bestandsgrootte Eye-Fi-overd
B Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een foto gemaakt in een basismodus Sfeer en sfeereffecten Opnamemodus Licht of scène * Bij opnamen die zijn gemaakt in een basismodus kan het zijn dat de weergegeven informatie verschilt, afhankelijk van de opnamemodus.
B Weergave met opname-informatie Overbelichtingswaarschuwing Wanneer de opname-informatie wordt weergegeven, gaan overbelichte gedeelten van de opname knipperen. Voor meer detail in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw. Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en gradatie.
9 Opnamen naverwerken Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u een creatief filter toepassen, het formaat van de opname wijzigen (het aantal pixels verkleinen) of de opname bijsnijden. De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera. Wanneer de camera via de -aansluiting op een computer is aangesloten, kunt u geen opnamen verwerken zoals wordt beschreven in dit hoofdstuk.
U Creatieve filters toepassen U kunt de volgende creatieve filters op een opname toepassen en deze vervolgens als een nieuwe opname opslaan: Korrelig Z/W, Softfocus, Fisheye-effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. 1 Selecteer [Creatieve filters]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Creatieve filters] en druk vervolgens op <0>. X Er wordt een opname weergegeven. een opname. 2 Selecteer Selecteer de opname waarop u het filter wilt toepassen.
U Creatieve filters toepassen de opname op. 5 SlaSelecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK]. Als u filters op nog een opname wilt toepassen, herhaalt u stap 2 t/m 5. Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop . Wanneer u 1+73- of 1-opnamen maakt, wordt het creatieve filter toegepast op de 1-opname en wordt de opname opgeslagen als JPEG-bestand.
U Creatieve filters toepassen Effect kunst opvallend Hiermee laat u de foto op een olieschilderij lijken en ziet het onderwerp er driedimensionaal uit. U kunt het contrast en de verzadiging aanpassen. Het kan zijn dat bijvoorbeeld de lucht, witte muren en soortgelijke onderwerpen niet vloeiend, maar onregelmatig of met aanzienlijke ruis worden weergegeven. Aquareleffect Hiermee ziet de foto eruit als een aquarel met zachte kleuren. U kunt de intensiteit van de kleur aanpassen.
S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen U kunt het formaat van een opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3/4/a/b-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG c- en RAW-opnamen kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Wijzig formaat] en druk vervolgens op <0>. X Er wordt een opname weergegeven. een opname.
S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen Opties voor wijziging formaat op basis van het originele beeldformaat Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Origineel beeldformaat 3 4 a b c k k k k k k k k k 4 a k b c Beeldformaten Het beeldformaat dat wordt weergegeven bij stap 3 op de voorgaande pagina, zoals [***M ****x****], heeft een beeldverhouding van 3:2. Het beeldformaat volgens de beeldverhoudingen wordt weergegeven in de onderstaande tabel.
N JPEG-opnamen bijsnijden U kunt de opname naar wens bijsnijden en als nieuwe opname opslaan. JPEG-, c- en RAW-opnamen kunnen niet worden bijgesneden. De JPEG-weergave van de 1+73-opname kan worden bijgesneden. 1 Selecteer [Afstellen]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Afstellen] en druk vervolgens op <0>. X Er wordt een opname weergegeven. een opname. 2 Selecteer Selecteer de opname die u wilt bijsnijden.
N JPEG-opnamen bijsnijden Het bijsnijdkader verplaatsen Druk op de pijltjestoetsen . X Het bijsnijdkader gaat omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. U kunt het bijsnijdkader ook aanraken en naar de gewenste positie slepen. De richting van het bijsnijdkader roteren Druk op de knop . X Het bijsnijdkader wisselt tussen de horizontale en de verticale stand. Hierdoor kunt u een verticale opname wijzigen in een horizontale en omgekeerd. de bijgesneden opname op 4 Bekijk het volledige scherm.
10 Opnamen afdrukken Afdrukken (pag. 282) U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor rechtstreeks afdrukken. Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 291) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort.
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor rechtstreeks afdrukken kan volledig worden uitgevoerd via het LCD-scherm van de camera. De camera op een printer aansluiten 1 Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. de camera aan op de printer. 3 SluitGebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge weer. 6 GeefDrukdeopopname de knop . X De opname wordt weergegeven en het pictogram linksboven op het scherm geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. Controleer voordat u een printer gebruikt of deze over een PictBridgeaansluiting beschikt. U kunt movies niet afdrukken. De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel.
w Afdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Pictogram aangesloten printer 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCDscherm het pictogram wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt afdrukken. op <0>.
w Afdrukken Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
w Afdrukken de afdrukeffecten in 4 Stel (opnameoptimalisatie). Stel ze indien nodig in. Ga naar stap 5 als u geen afdrukeffecten wilt instellen. De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Als het pictogram naast helder wordt weergegeven, kunt u het afdrukeffect aanpassen (pag. 288). Afdrukeffect Omschrijving De opname wordt afgedrukt met de standaardkleuren van de EAan printer.
w Afdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Stel ze indien nodig in. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Stel de afdrukinstellingen naar wens in en druk vervolgens op <0>. exemplaren in. 6 StelStelhetdeaantal zomertijd in als dit nodig is. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. met afdrukken. 7 Begin Selecteer [Print] en druk vervolgens op <0>.
w Afdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect zoals beschreven bij stap 4 op pagina 286. Wanneer het pictogram duidelijk wordt weergegeven naast , kunt u op de knop drukken. Vervolgens kunt u het afdrukeffect aanpassen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hier stelt u de helderheid van de opname in. Levels aanp.
w Afdrukken De opname bijsnijden Kantelcorrectie U kunt de opname bijsnijden en alleen een vergrote versie van het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in vlak voordat u de opname afdrukt. Als u de afdrukinstellingen wijzigt nadat u het bijsnijden hebt ingesteld, moet u het bijsnijden wellicht opnieuw instellen voordat u kunt afdrukken. 1 Selecteer [Afstellen] in het scherm met afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
w Afdrukken Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de camera. Op een tv-scherm wordt het bijsnijdkader mogelijk niet correct weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen 1 Selecteer [Printopties]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties] en druk vervolgens op <0>. [Stel in]. 2 Selecteer Selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K Standaard L Index K L Beide Aan Uit Aan Uit Er wordt één opname afgedrukt per vel. Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname afgedrukt. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop <7>. X Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdrukopties opgeven Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de afdruktaak toe. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk op de knop om de afdruktaak op de kaart op te slaan.
W Opnamen die voor afdrukken zijn geselecteerd rechtstreeks afdrukken Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Bereid het afdrukken voor. Zie pagina 282. Volg de procedure 'De camera op een printer aansluiten' tot stap 5. 2 Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is aangesloten en afdrukken mogelijk is. 4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 284).
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Wanneer u opnamen selecteert om te gebruiken in fotoboeken (maximaal 998 opnamen) en EOS Utility (meegeleverde software) gebruikt om ze over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen en om fotoboeken af te drukken op een printer. Eén opname tegelijk opgeven 1 Selecteer [Fotoboek instellen].
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven. Wanneer [x1: Fotoboek instellen] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart opgegeven. Als u de selectie van de opname wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart].
11 De camera aanpassen aan uw voorkeuren Cre ati e U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en druk vervolgens op <0>. Nummer van persoonlijke voorkeuze het nummer van de 2 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de pijltjestoetsen en om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN Persoonlijke voorkeuzen C.Fn I: Belichting 1 Belichtingsniveauverhogingen 2 ISO vergroten A LVopnamen kMovieopnamen k k k In a pag. 301 k k pag. 302 k (met f*) pag. 300 C.Fn II: Beeld 3 Lichte tonen prioriteit C.Fn III: Autofoc./transport 4 AF-hulplicht 5 Spiegel opklappen * Als u een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) met een ledlamp gebruikt, wordt de ledlamp zelfs in de c, o en d-modi ingeschakeld als AF-hulplicht. C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Beeld, C.Fn III: Autofoc./ transport, C.Fn IV: Bediening/overig. C.Fn I: Belichting C.Fn-1 Belichtingsniveauverhogingen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscompensatie, enzovoort.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: Beeld C.Fn II -3 Lichte tonen prioriteit 0: Uitschakelen 1: Inschakelen Verbetert de details in lichte tinten. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. Met instelling 1 wordt de Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 130) automatisch ingesteld op [Deactiveren] en kan de instelling niet worden gewijzigd.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III: Autofoc./transport C.Fn-4 AF-hulplicht Hiermee schakelt u het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser of het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor EOS-camera's in of uit. 0: Inschakelen Het AF-hulplicht wordt indien nodig ingeschakeld. 1: Uitschakelen Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld. Dit voorkomt dat het AFhulplicht anderen stoort.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn IV: Bediening/overig C.Fn-6 Sluiter/AE-vergrendelknop 0: AF/AE-vergrendeling 1: AE-vergrendeling/AF Dit is handig wanneer u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten. Druk op de knop om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om de automatische belichting te vergrendelen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-7 Wijs SET-knop toe U kunt aan een functie toewijzen die u veel gebruikt. Wanneer de camera gereed is voor het maken van opnamen, drukt u op de knop om het instellingenscherm van de desbetreffende functie weer te geven. 0: Het scherm Snel instellen Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. 1: Beeldkwaliteit Het instellingenscherm Beeldkwaliteit wordt weergegeven. Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk vervolgens op .
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Register in My Menu]. 2 Selecteer Selecteer [Register in My Menu] en druk op <0>. de gewenste items vast. 3 LegSelecteer het item en druk vervolgens op <0>.
12 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Als u op het tabblad [54] de optie [Certificaatlogo weergeven] selecteert en op <0> drukt, wordt een aantal logo's van cameracertificaten weergegeven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
Een gewoon stopcontact gebruiken U kunt de camera opladen via een gewoon stopcontact met behulp van de DC-koppeling DR-E15 en compacte voedingsadapter AC-PS700 (beide afzonderlijk verkrijgbaar). 1 Sluit het netsnoer aan. Sluit het netsnoer aan zoals afgebeeld in de illustratie. Verwijder na gebruik van de camera het netsnoer uit het stopcontact. aan. 2 SluitSluitdedeDC-koppeling stekker van het DC-snoer aan op de DC-koppeling. de DC-koppeling.
Opnamen maken met de afstandsbediening Afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar) Met deze afstandsbediening kunt u draadloos opnamen maken op maximaal circa 5 meter afstand van de camera. U kunt de opname direct maken of na een vertraging van twee seconden. Sensor van afstandsbediening Stel de zelfontspanner in op (pag. 110). Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening op de camera en druk op de verzendknop. X De camera stelt vervolgens automatisch scherp.
Opnamen maken met de afstandsbediening F Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt met een snoer van circa 60 cm geleverd. Wanneer de afstandsbediening op de hiervoor bestemde aansluiting van de camera is aangesloten, kan de afstandsbediening half en helemaal worden ingedrukt, net zoals de ontspanknop.
Externe Speedlites EOS-Speedlites uit de EX-serie Deze Speedlites functioneren als een ingebouwde flitser, zodat ze gemakkelijk kunnen worden bediend. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera is bevestigd, wordt de automatische flitsbediening praktisch volledig door de camera geregeld. Dit is dus een hoogwaardige flitser die extern wordt bevestigd en de rol van de ingebouwde flitser overneemt.
Externe Speedlites Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische TTL- of A-TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op (handmatige belichting) of (AE met diafragmavoorkeur) en pas de diafragma-instelling aan voordat u de opname maakt.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fi-kaart kunt u opnamen automatisch overbrengen naar een computer of uploaden naar een online service via een draadloos LAN. De opnameoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken de instelling 5 Controleer [Toegangspunt SSID:]. Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk drie keer op de knop om het menu af te sluiten. de opname. 6 Maak X De opname wordt overgebracht en Pictogram voor de overdrachtsstatus het pictogram verandert van grijs (Niet verbonden) in een van de onderstaande pictogrammen.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Aandachtspunten bij het gebruik van Eye-Fi-kaarten Als 'J' wordt weergegeven, is er een fout opgetreden bij het ophalen van de kaartinformatie. Schakel de camera uit en weer in. Zelfs als [Eye-Fi trans.] is ingesteld op [Uit], zendt de kaart wellicht nog steeds een signaal uit. In ziekenhuizen, op vliegvelden en op andere plaatsen waar draadloze gegevensoverdracht verboden is, dient u de Eye-Fi-kaart uit de camera te verwijderen.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto's maken in basismodi o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Alle selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit Automatisch ingesteld/ISO auto ISOsnelheid : niet in te stellen/uitgeschakeld A 7 C 2 3 4 5 8 C P x 6 F G k k k k k k k k k k k k* 1 o o o o o o o o o o o o k*1 o Handmatig Maximum voor auto Beeldstijl Automatisch ingesteld/Automatisch D D D D D D D D D D D D Extra effect opname Sfeeropnamen Licht-/scèn
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie 1-beeld AF Scherpstellen AI Servo AF AI Focus AF AF-puntselectie AF-hulplicht Meervlaks meting Meetmethode A 7 C 2 3 4 5 8 C P x 6 F G o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o *3 *3 o o o o o o o o o o o o o o o o o Centrum gew.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto's maken in creatieve modi o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie : niet in te stellen/uitgeschakeld d s f a k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k Hoge ISO-ruisreductie k Lichte tonen prioriteit k sRGB k Kleurruimte Adobe RGB k 1-beeld AF k AI Servo AF k Scherpstellen AI Focus AF k AF-puntselectie k AF-hulplicht k *1: Alleen inste
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie Meetmethode Belichting d s f a Meervlaks meting k k k k Selectie meetmethode k k k k Programmakeuze k Belichtingscompensatie k k k AEB k k k k k k k *2 Belichtingsvergrendeling Scherptedieptecontrole k k k k Enkelbeeld k k k k Continue opname k k k k Enkele stille opname*3 k k k k k k k k k k k k l (2 seconden) k k k k q (Continu) k k k k Handmatig flitsen k k k k Flitser uit
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Movie-opnamen o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Foto's A 7 C 2 3 4 5 8 d sfa z*1 y Alle selecteerbare instellingen voor : niet in te stellen/uitgeschakeld Movies k My k M k k k k k k k k k k k k Alle selecteerbare instellingen voor Videosnapshot ISOsnelheid Beeldstijl Automatisch ingesteld/ISO Handmatig k k k k k k k k k k k k o o o o o o o o o o o k o o k k k Automatisch o o o o o o o o k k k k o k k ingestel
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Movies Functie y Scherpstellen Foto's A 7 C 2 3 4 5 8 d sfa k z*1 My k M Gezicht+volgen k k k k k k k k k k k k k k k FlexiZone - Multi k k k k k k k k k k k k k k k FlexiZone - Single k k k k k k k k k k k k k k k Handmatige scherpstelling (MF) k k k k k k k k k k k k k k k Meetmethode Programmakeuze Belichting Belichtingsvergrendeling k k k *2 k Belichtingscompensatie k k k k *2 AEB Scherptedieptecontrole k k k Enkelbeeld Continu
Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT 270EX II 430EX III-RT/ 600EX-RT/ Macro Ring Lite 430EX III 600EX MR-14EX II Zoekerloupe MG-Ef Oculairverlengstuk EP-EX15ll Macro Twin Lite GPS-ontvanger GP-E2 MT-24EX Standaardaccessoires Oogschelp Ef Rubberframe Ef Brede draagriem Dioptrische aanpassings-lenzen E-serie Hoekzoeker C Semi-harde cameratas EH25-L Batterij LP-E12 Batterijoplader LC-E12 of LC-E12E DC-koppeling DR-E15*1 Compacte voedingsadapter CA-PS700*1 Handriem E2 322
Systeemschema Afstandsbediening RC-6 Afstandsbediening RS-60E3 Afstandsbediening met timer TC-80N3 Stereorichtmicrofoon DM-E1 EF-objectieven EF-S-objectieven Adapter voor afstandsbediening RA-E3 HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST (1,3 m) Tv/video Connect Station CS100 EOS Solution Disk Interfacekabel (1,3 m) Met PictBridge compatibele printer Interfacekabel IFC-200U/500U (1,9 m/4,7 m) USB-poort SD-/SDHC-/SDXCgeheugenkaart Kaartlezer Computer Kaartsleuf * 1: Voedingsadapters
3 Menu-instellingen Opnamen met de zoeker en Live view-opnamen Opname 1 (Rood) Beeldkwaliteit Pieptoon Transport/ zelfontspanner Ontspan sluiter zonder kaart Kijktijd Pagina 73/83/74/84/7a/8a/b/c/ 1+73*1/1*1 Inschakelen / Aanr. op / Uitschakelen u/i/Q/l/q B*2/M*2 216 108 110 Inschak. / Uitschak. 216 Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten Correctie helderheid randen: Inschakelen/Uitschakelen Lensafwijkingscorrectie Correctie chromatische aberratie: Inschakelen/Uitschakelen Uit / Aan R.
3 Menu-instellingen Opname 3 (Rood) Pagina Kleurruimte sRGB / Adobe RGB 146 Beeldstijl DAutomatisch / PStandaard / QPortret / RLandschap / SNeutraal / UNatuurlijk / VMonochroom / WGebruiker 1-3 101 137 140 AF-bediening* 1-beeld AF, AI Focus AF, AI Servo AF 103 Meetmethode q Meervlaks meting / w Deelmeting / r Spotmeting / e Centrum gew. gemiddeld 121 Stofwisdata Verzamelt gegevens waarmee stofvlekken kunnen worden verwijderd 237 Ruisred.
3 Menu-instellingen Weergave 1 (Blauw) Pagina Beveilig beelden Selecteer beelden / Alle beelden in map / Wis bev. beelden in map / Alle beelden op kaart / Wis bev.
3 Menu-instellingen Instellingen 1 (Geel) Pagina Selecteer map Een map maken en selecteren 219 Bestandnr. Continu / Auto. reset / Handm. reset 221 Auto. roteren Aan zD / Aan D / Uit 225 Kaart formatteren Gegevens op de kaart initialiseren en wissen 48 Eye-Fi instellingen* Eye-Fi overdracht: Verbindingsinformatie Uitschakelen/Inschakelen 313 * Wordt alleen weergegeven wanneer een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt. Instellingen 2 (Geel) Uitschakelen 30 sec. / 1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min.
3 Menu-instellingen Instellingen 3 (Geel) Pagina Schermkleur De kleur van het scherm met opnameinstellingen selecteren 230 Uitleg Inschak. / Uitschak. 52 Aanraakbediening Standaard / Gevoelig / Uitschakelen 55 Schakelaar S / Aknop Uit / Aan 105 Auto.
3 Menu-instellingen k Movie-opnamen Opname 1 (Rood) Pagina Beeldkwaliteit 73/83/74/84/7a/8a/b/c/1+73/ 1 94 Pieptoon Inschakelen / Aanr. op 216 Transport/ zelfontspanner u/i/Q/l/q 108 Ontspan sluiter zonder kaart Inschak. / Uitschak. 216 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec.
3 Menu-instellingen Opname 3 (Rood) Pagina Kleurruimte sRGB / Adobe RGB 146 Beeldstijl DAutomatisch / PStandaard / QPortret / RLandschap / SNeutraal / UNatuurlijk / VMonochroom / WGebruiker 1-3 101 137 140 Stofwisdata Verzamelt gegevens waarmee stofvlekken kunnen worden verwijderd 237 Movie 1 (Rood) AF-methode u+volgen / FlexiZone - Multi / FlexiZone - Single 207 Servo AF voor film Inschak. / Uitschak.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De batterij laadt niet op. Laad alleen originele Canon-batterijen van het type LP-E12 op. Het lampje van de batterijoplader knippert. Als er een probleem is met de batterijoplader, wordt het opladen beëindigd en gaat het oplaadlampje oranje knipperen.
Problemen oplossen De batterij raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij (pag. 30). De prestaties van de oplaadbare batterij nemen na verloop van tijd af. Koop een nieuwe batterij. Het aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. • Wanneer AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt gemaakt. • Wanneer Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief wordt gebruikt.
Problemen oplossen Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst (pag. 32). Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen (pag. 32). Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken (pag. 32, 268). Als u probeert om scherp te stellen in de modus 1-beeld AF terwijl het focusbevestigingslampje in de zoeker knippert, kan er geen foto worden gemaakt.
Problemen oplossen Er zijn horizontale strepen zichtbaar of de belichting of kleurtoon ziet er vreemd uit. Horizontale strepen (ruis) en onregelmatige belichting kunnen worden veroorzaakt door TL-licht, ledlampen of andere lichtbronnen tijdens opnamen met de zoeker of Live view-opnamen. Bovendien kan de belichting of de kleurtoon anders uitvallen dan gewenst. Een langere sluitertijd kan het probleem verhelpen. De standaardbelichting kan niet worden verkregen of de belichting is onregelmatig.
Problemen oplossen ISO 100 kan niet worden ingesteld. Als in het menu [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], kan ISO 100 niet worden ingesteld. Als [0: Uitschakelen] is ingesteld, kan ISO 100 wel worden ingesteld (pag. 301). Dit geldt ook voor movie-opnamen (pag. 186). De ISO-snelheid [H] (gelijk aan ISO 25600) kan niet worden ingesteld. Als bij [54: Persoonlijke voorkeuze(C.
Problemen oplossen De ingebouwde flitser klapt vanzelf uit. In opnamemodi ( <2> <4> <6>) met de standaardinstelling (Autom. flits) klapt de ingebouwde flitser indien nodig automatisch uit. De ingebouwde flitser werkt niet. Als u continu en met slechts korte tussenpozen opnamen maakt met de ingebouwde flitser, kan de flitser mogelijk tijdelijk niet worden gebruikt om de flitsereenheid te beschermen. De flitser werkt altijd op vol vermogen.
Problemen oplossen De sluiter maakt bij Live view-opnamen twee opnamegeluiden. Als u de flitser gebruikt, maakt de sluiter bij iedere opname twee geluiden (pag. 151). Met FlexiZone - Multi duurt het langer om automatisch scherp te stellen. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan het scherpstellen op het onderwerp langer duren. Gebruik FlexiZone - Single of stel de camera handmatig scherp. Tijdens Live view- en movie-opname wordt een wit of rood pictogram weergegeven.
Problemen oplossen De belichting verandert tijdens de movie-opname. Als u tijdens de movie-opname de sluitertijd of het diafragma aanpast, worden de wijzigingen mogelijk in de belichting opgenomen. Door het objectief tijdens de movie-opnamen in- of uit te zoomen, kunnen er veranderingen in de belichting optreden, ongeacht of het maximale diafragma van het objectief verandert of niet. Als gevolg daarvan worden de wijzigingen in de belichting mogelijk opgenomen.
Problemen oplossen Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft weinig tabbladen en opties weer. In de basismodi en de moviemodus worden bepaalde tabbladen en menuopties niet weergegeven. Stel de opnamemodus in op een creatieve modus (pag. 46). Het eerste teken van de bestandsnaam is een onderstrepingsteken ('_'). Stel de kleurruimte in op sRGB. Als Adobe RGB is ingesteld, is het eerste teken een onderstrepingsteken (pag. 146). De bestandsnaam begint met 'MVI_'. Het is een moviebestand (pag.
Problemen oplossen [###] wordt weergegeven. Als de kaart meer opnamen heeft opgeslagen dan de camera kan weergeven, wordt er [###] weergegeven (pag. 249). De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk. Indien het LCD-scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het schoon te maken. Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal. [Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven.
Problemen oplossen Bij het afspelen van de movie is het geluid van de camera te horen. Als u tijdens movie-opnamen aan de instelwielen draait of het objectief instelt, wordt ook het bijbehorende geluid opgenomen. Het gebruik van de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen (pag. 210). De movie-opname bevat momenten dat deze stilstaat.
Problemen oplossen Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. Als u [Reinig nuf] hebt geselecteerd, maakt de sluiter een geluid, maar er wordt geen opname gemaakt (pag. 236). Automatische sensorreiniging werkt niet. Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1> en <2> schakelt, wordt het pictogram mogelijk niet weergegeven (pag. 35). Problemen met afdrukken Er zijn minder afdrukeffecten dan wordt vermeld in de instructiehandleiding.
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Oorzaak en tegenmaatregelen Nummer Foutbericht en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. 01 02 Î Maak de elektrische contactpunten op de camera en het objectief schoon of gebruik een objectief van Canon (pag. 21, 22). Geen toegang tot kaart. Herplaats/vervang kaart of formatteer kaart met deze camera.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele objectieven: Objectiefbevestiging: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-geheugenkaart * Compatibel met UHS-I Circa 22,3 x 14,9 mm Canon EF-objectieven (incl.
Specificaties • Zoeker Type: Dekking: Vergroting: Gezichtspunt: Ingebouwde dioptrische aanpassing: Matglas: Spiegel: Scherptedieptecontrole: Pentaspiegel met vast oogniveau Verticaal/horizontaal circa 95% (met gezichtspunt van circa 19 mm) circa 0,87x (-1 m-1 met 50mm-objectief bij oneindig) Circa 19 mm (vanaf het midden van de oculairlens bij -1 m-1) Circa -3,0 - +1,0 m-1 (dpt) Vast, precisiemat Snel terugklappend Beschikbaar • Automatische scherpstelling Type: AF-punten: Bereik helderheid scherpstellin
Specificaties • Sluiter Type: Sluitertijden: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/4000 sec. tot 30 sec. (Totale sluitertijdbereik. Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.), Bulb, X-synchronisatie bij 1/200 sec. • Flitser Ingebouwde flitser: Intrekbare, automatische flitser Richtgetal: circa 9,4 (ISO 100, in meter) Flitsbereik: beeldhoek van circa 18mm-objectief Recycletijd: circa 3 sec.
Specificaties Meetmethoden: Bereik helderheid lichtmeting: Creatief filter: Rasterweergave: Meervlaksmeting met de beeldsensor in realtime Meervlaksmeting (315 zones), deelmeting (circa 10% van Live view-scherm), spotmeting (circa 2,6% van Live view-scherm), gemiddelde meting met nadruk op het midden EV 0 - 20 (bij kamertemperatuur met EF 50mm f/1.
Specificaties Videosnapshots: Miniatuureffectmovie: Geluidsopname: Rasterweergave: Instelbaar op 2 sec./4 sec./8 sec.
Specificaties • Persoonlijke voorkeuzen Persoonlijke voorkeuze: 8 My Menu vastleggen: Mogelijk Copyrightinformatie: Invoer en invoegen mogelijk • Interface Audio/video OUTaansluiting/digitale aansluiting: HDMI mini OUTaansluiting: IN-aansluiting externe microfoon: Aansluiting afstandsbediening: Draadloze afstandsbediening: Eye-Fi-kaart: Analoge video (compatibel met NTSC/PAL)/stereo audio-uitvoer Computercommunicatie, rechtstreeks afdrukken (HiSpeed USB), aansluiting voor GPS-ontvanger GP-E2 Type C (auto
Specificaties • Batterij LP-E12 Type: Nominale spanning: Batterijcapaciteit: Bedrijfstemperatuur: Oplaadbare lithium-ionbatterij 7,2 V DC 875 mAh Tijdens opladen: 5 °C - 40 °C Tijdens opnamen:0 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): Circa 32,5 x 12,5 x 48,5 mm Gewicht: Circa 35 g • Batterijoplader LC-E12 Compatibele batterij: Batterij LP-E12 Oplaadtijd: Circa 2 uur (bij kamertemperatuur (23 °C)) Nominaal 100-240 V AC (50/60 Hz) ingangsvermogen: Nominaal 8,4 V DC
Specificaties Weergaveoppervlak: 207 × 134 - 67 × 45 mm (op 0,25 m) Filtermaat: 58 mm Objectiefdop: E-58/E-58 II Maximale diameter × lengte: circa 68,5 × 70,0 mm Gewicht: circa 195 g Zonnekap: EW-60C (afzonderlijk verkrijgbaar) Objectiefkoker: LP814 (afzonderlijk verkrijgbaar) Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testnormen van Canon en de testcriteria en richtlijnen van CIPA (Camera & Imaging Products Association).
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Veiligheidsmaatregelen Onderstaande voorzorgsmaatregelen dienen om schade of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen. Verdiep u in de voorzorgsmaatregelen voordat u het product gebruikt en volg deze op. Als u defecten, problemen of schade aan het product opmerkt, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center of de leverancier bij wie u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: volg onderstaande waarschuwingen. Anders kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn.
Veiligheidsmaatregelen Wanneer de camera of accessoires niet worden gebruikt, dient u de batterij te verwijderen en de stekker uit het apparaat te halen voordat u het opbergt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling, brand en corrosie. Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, mag u deze niet aanraken.
Veiligheidsmaatregelen Waarschuwingen: volg onderstaande waarschuwingen. Anders bestaat het risico op lichamelijk letsel of schade aan eigendommen. Zorg dat u het product niet gebruikt of laat liggen in een auto die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. Het product kan heet worden en brandwonden veroorzaken. Dit kan ook leiden tot lekkage van de batterij of explosie, waardoor de prestaties afnemen of de levensduur van het product wordt verkort.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/ EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
13 Opnamen downloaden naar de computer In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen van de camera naar uw computer kunt downloaden. Daarnaast vindt u in dit hoofdstuk een overzicht van de software die op de EOS Solution Disk (cd-rom) staat. Bovendien leest u in dit hoofdstuk hoe u de software op uw computer installeert. EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om de opnamen op de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Downloaden door de camera op de computer aan te sluiten 1 Installeer de software (pag.363). de meegeleverde 2 Gebruik interfacekabel om de camera op een computer aan te sluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer U kunt ook een kaartlezer gebruiken om opnamen naar de computer te downloaden. Installeer de software (pag.363). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Canon-software om de 3 Gebruik opnamen te downloaden. X Gebruik Digital Photo Professional. X Gebruik ImageBrowser EX. Raadpleeg de softwareinstructiehandleiding voor meer informatie.
Informatie over de software EOS Solution Disk XXX EOS Solution Disk Deze cd bevat de volgende software voor EOS-camera's. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in De software die bij eerdere camera's is geleverd, biedt mogelijk geen ondersteuning voor foto's en moviebestanden die met deze camera worden gemaakt. Gebruik de software die bij deze camera wordt geleverd.
De software installeren De software op Windows installeren Compatibele Windows 8 Windows 7 besturingssystemen 1 Windows Vista Windows XP Controleer of de camera niet op de computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders wordt de software niet juist geïnstalleerd. Bij het downloaden en installeren van ImageBrowser EX volgt u onderstaande stappen zoals met andere EOS-software op de EOS Solution Disk. U hebt verbinding met internet nodig.
De software installeren De software op Macintosh installeren Compatibele besturingssystemen 1 MAC OS X 10.6 - 10.8 Controleer of de camera niet op de computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders wordt de software niet juist geïnstalleerd. Bij het downloaden en installeren van ImageBrowser EX volgt u onderstaande stappen zoals met andere EOS-software op de EOS Solution Disk. U hebt verbinding met internet nodig.
14 Verkorte handleiding en index Menugebruik - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Opnamekwaliteit - - - - - - - - - - - - - - - - - - A Beeldstijl - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Q Snel instellen - - - - - - - - - - - - - - - - - - Namen van onderdelen - - - - - - - - - - - - - Basismodi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - DDe ingebouwde flitser gebruiken- - - - - - Creatieve modi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - d: AE-programma - - - - - - - - - - - - - - s: AE met sluitervoork
Verkorte handleiding Menugebruik Knop Knop <0> LCDscherm/ aanraakscherm Pijltjestoetsen 1. Druk op de knop om het menu weer te geven. 2. Druk op de toetsen om een tabblad te selecteren en druk vervolgens op de toetsen om het gewenste item te selecteren. 3. Druk op <0> om de instelling weer te geven. 4. Nadat u het item hebt ingesteld, drukt u op <0>.
Verkorte handleiding Opnamekwaliteit o Selecteer [z 1: Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. o Druk op de toetsen om de kwaliteit te selecteren en druk vervolgens op <0>. Opnamekwaliteit Vastgelegde pixels Maximumaantal opnamen A BeeldstijlN o Selecteer [z 3: Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. o Druk op de toetsen om de beeldstijl te selecteren en druk vervolgens op <0>. Stijl Omschrijving D Automatisch De kleurtonen worden geoptimaliseerd voor de situatie.
Verkorte handleiding Q Quick Control o Druk op de knop . o Het scherm Snel instellen wordt weergegeven.
Verkorte handleiding Nomenclatuur Aan-uitschakelaar Programmakeuzewiel Knop voor ISO-snelheid Flitsknop <6> Hoofdinstelwiel Ontspanknop Scherpstelmodusknop Knop voor diafragma/ belichtingscompensatie Knop voor Live view-/ movie-opnamen Knop voor AF-puntselectie Knop voor AE-vergrendeling Pijltjestoetsen Wisknop Quick Control-knop/instelknop Lees-/ schrijfindicator 369
Verkorte handleiding Opname-instellingen Sluitertijd Witbalans Indicator belichtingsniveau Opnamemodus Beeldstijl Diafragma Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) ISO-snelheid Meetmethode AF-bediening Opnamekwaliteit Pictogram Snel instellen Accuniveau Maximumaantal opnamen Transport/zelfontspanner zxcn Zoekerinformatie Indicator voor AF-puntactivatie <•> Spotmetingscirkel AF-punten Belichtingsvergrendeling Flitser gereed Flitsbelichtingscompensatie Sluitertijd Diafragma 370 Sche
Verkorte handleiding Basismodi Alle opname-instellingen worden automatisch ingesteld. U hoeft alleen de ontspanknop in te drukken; de camera doet de rest.
Verkorte handleiding Creatieve modi U kunt de camera-instellingen naar wens aanpassen om verschillende opnamen te maken. d: AE-programma De camera stelt de sluitertijd en diafragmawaarde automatisch hetzelfde in als in de modus . o Stel het programmakeuzewiel in op . s: AE met sluitertijdvoorkeuze o Stel het programmakeuzewiel in op . o Stel het instelwiel <6> in op de gewenste sluitertijd en stel scherp op het onderwerp. o Het diafragma wordt automatisch ingesteld.
Verkorte handleiding f: AF-bedieningN o Stel de scherpstelmodusknop op het objectief in op . o Selecteer [z 3: AF-bediening] en druk vervolgens op <0>. o Druk op de toetsen om de AF-bediening te selecteren en druk vervolgens op <0>. S AF-puntN X(1-beeld AF): Voor niet-bewegende onderwerpen 9(AI Focus AF): De AF-bediening wisselt automatisch Z(AI Servo AF): Voor bewegende onderwerpen o Druk op de knop . o Druk op de pijltjestoetsen om het AF-punt te selecteren.
Verkorte handleiding i: ISO-snelheidN o Druk op de knop . o Druk op de toetsen of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid te selecteren en druk vervolgens op <0>. o Wanneer [AUTO] is geselecteerd, wordt de ISOsnelheid automatisch ingesteld. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de huidige ISOsnelheid weergegeven. i Transportmodus o Selecteer [z 1: Trnsp./zlfont.] en druk vervolgens op <0>.
Verkorte handleiding A Live view-opnamen o Druk op de knop om het Live view-beeld weer te geven. o Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. o Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Verkorte handleiding k Movie-opnamen (Automatische belichting) o Zet de aan-uitschakelaar op . o Draai het programmakeuzewiel naar een andere opnamemodus dan . o Druk op de knop om een movie-opname te starten. o Druk nogmaals op om de movie-opname te stoppen.
Verkorte handleiding Opnamen weergeven y u Index y u Vergroten Opname selecteren S L Wissen B Opname-informatie x Afspelen 377
Index Nummers 1280x720 ..................................... 193 1920x1080 ................................... 193 640x480 ....................................... 193 9 punts AF-selectie, automatisch.................................. 105 A A (Automatisch/scène)................ 58 Aanraakscherm ........ 23, 53, 245, 255 AC-adapter................................... 308 Accessoires...................................... 4 Achtergrond wazig ......................... 66 Achtergrondmuziek ......................
Index Correctie helderheid randen......... 134 Creatieve filters .................... 157, 274 Creatieve modi ............................... 26 D Datum/tijd ....................................... 37 DC-koppeling ............................... 308 Deelmeting ................................... 121 Diavoorstelling.............................. 258 Digitale aansluiting ............... 282, 360 Dioptrische aanpassing .................. 42 Doorlopende bestandsnummering..................... 221 DPOF ........
Index Instelwiel ................................ 22, 113 ISO-snelheid .................................. 98 Automatisch instellen (Auto) ...... 99 ISO vergroten .......................... 300 Maximale ISO-snelheid voor ISO auto........................... 100 J JPEG.............................................. 95 K Kaarslicht ....................................... 75 Kaarten............................... 21, 32, 48 Formatteren ............................... 48 Kaartwaarschuwing .................
Index Informatieweergave ................. 187 Meettimer................................. 209 Miniatuureffectmovie................ 195 Movie-opnameformaat ............. 193 Op een tv bekijken ........... 252, 262 Opnametijd .............................. 194 Raster ...................................... 209 Servo AF voor film ................... 207 Snel instellen ........................... 192 Videosnapshotalbum ............... 197 Videosnapshots ....................... 197 Weergave......................
Index PAL....................................... 193, 327 Papierinstellingen (afdrukken) ..... 284 Persoonlijke voorkeuze................ 298 Persoonlijke witbalans ................. 143 PictBridge..................................... 281 M (Creatieve modi) pictogram ........ 8 Pieptoon....................................... 216 Pieptoon bij aanraken .................... 54 Pixels ............................................. 94 Portret .................................... 68, 101 Predictive (AI Servo) ...
Index U Uitleg...............................................52 Uitschakelen ...........................35, 217 USB-aansluiting (digitaal) .....282, 360 V Veiligheidsmaatregelen.................353 Vergroting..............................176, 244 Verzadiging ...................................138 Videosnapshotalbum ....................197 Videosnapshots ............................197 Videosysteem ...............193, 265, 327 Voeding Batterijniveau..............................36 Maximumaantal opnamen....
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in mei 2016 geactualiseerd.