NEDERLANDS De Verkorte handleiding is achter in deze handleiding opgenomen.
Inleiding De EOS 1200D is een hoogwaardige digitale spiegelreflexcamera met een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor van circa 18,0 effectieve megapixel, DIGIC 4, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 9 AF-punten, continue opnamen met circa 3,0 beelden per seconde, Live view-opnamen en movie-opnamen in Full High-Definition (Full HD). De camera reageert uiterst snel bij alle opnamesituaties en biedt tal van geavanceerde opnamefuncties.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera Accu LP-E10 (met beschermdeksel) Acculader LC-E10/LC-E10E* (met oogschelp en cameradop) Brede draagriem Interfacekabel * Acculader LC-E10 of LC-E10E is meegeleverd. (Bij de LC-E10E wordt een netsnoer geleverd.) De meegeleverde instructiehandleidingen en dvd-/cd-roms worden op de volgende pagina vermeld.
Handleidingen en dvd-/cd-roms De handleidingen bestaan uit een boekje en elektronische handleidingen (als pdf-bestand op de dvd-rom). Basisinstructiehand leiding EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA . e EU NON IN C. 20XX.
Compatibele geheugenkaarten De volgende geheugenkaarten, ongeacht de capaciteit, kunnen in de camera worden gebruikt: Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, wordt het aanbevolen dat u de kaart met deze camera formatteert (pag. 50).
Verkorte handleiding 1 Plaats de accu (pag. 32). 2 Plaats een kaart (pag. 32). 3 Zie pagina 30 voor meer informatie over het opladen van de accu. Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Witte markering Rode markering Bevestig het objectief (pag. 40). Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera. 4 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op (pag. 40).
Verkorte handleiding 6 Zet het programmakeuzewiel op (Scene Intelligent Auto) (pag. 56). Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld. 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 45). 8 Maak de opname (pag. 45). 9 Bekijk de opname (pag. 180). Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Indien nodig komt de ingebouwde flitser automatisch tevoorschijn.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het hoofdinstelwiel. : Geeft de pijltjestoetsen boven, onder, links en rechts aan. <0> : De instelknop. 0, 9, 7, 8 : Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende functie respectievelijk 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft nadat u de knop loslaat.
Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoudsoverzicht Opnamen maken Automatisch opnamen maken pag. 55 t/m 79 (Basismodi) Continue opnamen maken pag. 98 (i Continue opname) Een opname van uzelf maken in een groep pag. 100 (j Zelfontspanner) De actie bevriezen De actie onscherp maken pag. 104 (s AE met sluitertijdvoorkeur) De achtergrond onscherp maken De achtergrond scherp houden pag. 62 (C Creative Auto) pag. 106 (f AE met diafragmavoorkeur) De helderheid van de opname aanpassen (belichting) pag.
Veel opnamen maken pag. 84 (7a, 8a, b en c) Scherpstellen Het scherpstelpunt wijzigen pag. 95 (S Knop voor AF-puntselectie) Opnamen maken van een bewegend onderwerp pag. 68 en 94 (AI Servo AF) Weergave De opnamen bekijken op de camera pag. 80 (x Weergave) Snel opnamen zoeken pag. 204 (H Indexweergave) pag. 205 (I Door beelden navigeren) Opnamen classificeren pag. 208 (Classificaties) Voorkomen dat belangrijke opnamen per ongeluk worden gewist pag.
Functie-index Voeding Accu • Opladen • Plaatsen/verwijderen • Accuniveau Gewoon stopcontact Automatisch uitschakelen Beeldkwaliteit pag. 30 pag. 32 pag. 36 pag. 268 pag. 35 Kaarten Plaatsen/verwijderen pag. 32 Formatteren pag. 50 Ontspan sluiter zonder kaart pag. 180 Objectief Bevestigen/verwijderen pag. 40 In-/uitzoomen pag. 41 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) pag.
Functie-index Belichtingsaanpassingen Belichtingscompensatie pag. 112 AEB pag. 114 Belichtingsvergrendeling pag. 116 Flitser Ingebouwde flitser • Flitsbelichtingscorrectie • FE-vergrendeling Externe flitser Flitsbesturing pag. 101 pag. 113 pag. 117 pag. 270 pag. 194 Live view-opnamen Live view-opnamen Methoden voor automatisch scherpstellen (AF) Aspect ratio Rasterweergave Snel instellen pag. 133 pag. 142 pag. 140 pag. 139 pag.
Inhoud Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Handleidingen en dvd-/cd-roms ....................................................... 4 Compatibele geheugenkaarten ........................................................ 5 Verkorte handleiding ........................................................................ 6 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ........ 8 Hoofdstukken .......................................
Inhoud 2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen 55 A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) ....... 56 A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) .............. 59 7 De flitser uitschakelen............................................................... 61 C Creatieve automatische opnamen ............................................62 2 Portretfoto's maken ....................................................................65 3 Landschapsfoto's maken .............
Inhoud 4 Opnamefuncties voor gevorderden 103 s: De beweging van het onderwerp vastleggen........................ 104 f: De scherptediepte wijzigen .................................................. 106 Scherptedieptecontrole.............................................................. 108 a: Handmatige belichting ........................................................... 109 q De meetmethode wijzigen ...................................................... 111 Belichtingscompensatie instellen ..........
Inhoud Instellingen voor de opnamefunctie .............................................. 163 Het movie-opnameformaat instellen .............................................164 Videosnapshots maken................................................................. 166 Menufunctie-instellingen ...............................................................172 7 Handige functies 179 Handige functies ........................................................................... 180 De pieptoon uitzetten .......
Inhoud k Movies afspelen ..................................................................... 214 X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken ......... 216 Diavoorstelling (automatische weergave) .................................... 218 Afspelen op een HD-televisie ....................................................... 222 K Opnamen beveiligen............................................................... 225 L Opnamen wissen.....................................................................
Inhoud 12 Referentie 267 Een gewoon stopcontact gebruiken.............................................. 268 F De afstandsbediening gebruiken .............................................. 269 Externe Speedlites........................................................................ 270 H Eye-Fi-kaarten gebruiken ........................................................272 Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus .............. 274 Systeemschema ..................................................
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een schone, droge doek als er waterspatten op zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, bijvoorbeeld een reis naar het buitenland, is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
Namen van onderdelen Ingebouwde flitser/AF-hulplicht (pag. 101/96) Programmakeuzewiel (pag. 26) Aan-uitschakelaar (pag. 35) Markering EF-objectiefvatting (pag. 40) Flitsknop (pag. 101) Markering EF-S-objectiefvatting (pag. 40) Contactpunten voor flitssynchronisatie <6> Hoofdinstelwiel Flitserschoen (pag. 270) Microfoon (pag. 154, 174) Ontspanknop (pag. 45) Scherpstelvlakmarkering (pag. 67) Luidspreker (pag. 214) Rodeogenreductie/ Zelfontspanner lampje (pag.
Namen van onderdelen Knop voor Live view-opnamen/ movie-opnamen (pag. 134/154) Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 44) Oogschelp (pag. 269) Zoekeroculair Display-knop (pag. 52, 80, 136, 158 en 189) Knop voor AE-vergrendeling/ FE-vergrendeling/index/ verkleinen (pag. 116/117/204/206 en 247) Knop voor AFpuntselectie/vergroten (pag. 95/206 en 247) LCD-scherm (pag. 48 en 181) Aansluitpunt DC-snoer (pag. 268) Knop voor diafragma/belichtingscorrectie/ Wisknop (pag.
Namen van onderdelen Opname-instellingen (in creatieve modi, pag. 26) c Instelwielwijzer (pag. 103) Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Belichtingscorrectiew aarde (pag. 112) AEB-bereik (pag. 114) Beeldstijl (pag. 91) AF-bediening (pag. 93) X: 1-beeld AF 9: AI Focus AF Z: AI Servo AF MF: Handmatig scherpstellen Quick Control-pictogram (pag. 46 en 71) Accuniveau (pag. 36) zxcn Witbalans (pag.
Namen van onderdelen Zoekerinformatie Indicator voor AF-puntactivatie <•> Matglas AF-punten ISO-snelheid Witbalanscorrectie Scherpstelbevestigingslampje AE-vergrendeling/ AEB actief Max.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Op het programmakeuzewiel vindt u de basismodi, de creatieve modi en de movie-opnamemodus. Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen vast te leggen. d : AE-programma (pag. 82) s : AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 104) f : AE met diafragmavoorkeuze (pag. 106) a : Handmatige belichting (pag. 109) Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken.
Namen van onderdelen Objectief Objectief zonder focusafstandsschaal Focusring (pag. 97 en 150) Scherpstelmodusknop (pag. 40) Zoomring (pag. 41) Bevestiging zonnekap (pag. 42) Zoompositiemarkering Filterdraad (voorkant objectief) Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 43) Contactpunten (pag. 21) Markering objectiefvatting (pag.
Namen van onderdelen Acculader LC-E10 Oplader voor accu LP-E10 (pag. 30). Stekker Oplaadlampje Lampje 'volledig opgeladen' Accucompartiment BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact.
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook aan de riem bevestigd (pag. 269).
De accu opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de accu. de accu. 2 Plaats Plaats de accu op de juiste manier in de lader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de accu te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. de accu op. 3 Laad Voor de LC-E10 LC-E10 Klap de contactpunten van de acculader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De accu opladen Tips voor het gebruik van de accu en acculader Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg. Verwijder de accu na het opladen en haal de acculader uit het stopcontact. Verwijder de accu wanneer u de camera niet gebruikt.
De accu en kaart plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E10 in de camera. U kunt in de camera een SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar). De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat zodat schrijven/wissen mogelijk is. De accu en de kaart plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de accu.
De accu en kaart plaatsen en verwijderen Let erop dat u het klepje van de kaartsleuf en het accucompartiment bij het openen niet te ver naar achteren drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken. Het aantal mogelijke opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-snelheid, enzovoort. Door [z1: Ontspan sluiter zonder kaart] in te stellen op [Uitschakelen], voorkomt u dat u vergeet een kaart te plaatsen (pag. 180).
De accu en kaart plaatsen en verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgebracht. Maak het klepje van de kaartsleuf/het accucompartiment niet open. Verricht ook geen van de volgende handelingen wanneer de lees-/ schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De accu verwijderen.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met de datum/tijd/ zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 37 voor het instellen van de datum/tijd/zone. <1> : De camera is ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. 3 Automatisch uitschakelen Om de accu te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze circa 30 seconden niet is gebruikt.
De camera inschakelen z Het accuniveau controleren Wanneer de camera wordt ingeschakeld, heeft het accuniveau een van de volgende vier niveaus. z : De accu is vol. x : Het accuniveau is laag, maar de camera kan nog worden gebruikt. c : De accu is bijna leeg. (Knippert) n : Laad de accu op.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datum/tijd/ zone-instellingen zijn gereset, wordt het instelscherm datum/tijd/zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Als u de tijdzone van uw woonplaats op de camera instelt en vervolgens naar een andere tijdzone reist, kunt u eenvoudig de juiste tijdzone voor uw bestemming instellen, zodat de datum/tijd in de camera automatisch worden bijgewerkt.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen de datum en de tijd in. 4 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om het cijfer te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en om het cijfer in te stellen en druk vervolgens op <0>. (Hiermee gaat u terug naar .) de zomertijd in. 5 Stel Stel de zomertijd in als dit nodig is. Druk op de pijltjestoetsen en om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de pijltjestoetsen en om het tabblad [52] te selecteren. Druk op de pijltjestoetsen en om [TaalK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. De interfacetaal wordt gewijzigd.
Een objectief bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF- en EF-S-objectieven. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-M-objectieven. Een objectief bevestigen 1 Witte markering Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief.
Een objectief bevestigen en verwijderen In- en uitzoomen U kunt in- of uitzoomen door de zoomring op het objectief met uw vingers te draaien. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling verloren gaan. Het objectief verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijlen. Draai het objectief totdat dit niet meer verder kan en koppel het objectief los.
Een objectief bevestigen en verwijderen Een zonnekap bevestigen Met een zonnekap kan ongewenst licht worden geblokkeerd en wordt de voorkant van het objectief beschermd tegen regen, sneeuw, stof, enzovoort. Voordat u het objectief in een tas, enzovoort stopt, kunt u de zonnekap ook andersom bevestigen. Als er geen markering op het objectief en de zonnekap aanwezig is: Bevestig de zonnekap. Draai de zonnekap in de richting van de pijl tot de kap goed is bevestigd.
Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief Als u gebruikmaakt van een objectief met Image Stabilizer (IS, beeldstabilisatie), wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd om een scherpere opname te verkrijgen. In de hier uitgelegde procedure wordt het objectief EF-S18-55mm f/3.5-5.6 IS II als voorbeeld gebruikt. * IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie). 1 Zet de IS-schakelaar op <1>. Zet ook de aan-uitschakelaar van de camera op <1>. de ontspanknop half in.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten (negen vakjes) in de zoeker scherp zijn. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om gebruik te maken van de dioptrische aanpassingslenzen uit de E-serie (afzonderlijk verkrijgbaar). De camera vasthouden Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker weergegeven (0). Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het LCD-scherm uitgeschakeld (pag. 193).
Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCD-scherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Snel instellen genoemd. 1 Druk op de knop . Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (7). de gewenste functie in. 2 Stel Druk op de pijltjestoetsen om een functie te selecteren. De geselecteerde functie en Uitleg (pag. 53) worden weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> om de instelling te wijzigen.
Q Snel instellen voor opnamefuncties Voorbeeld van het scherm Snel instellen Diafragma (pag. 106) Sluitertijd (pag. 104) Lichte tonen prioriteit* (pag. 261) Opnamemodus* (pag. 26) ISO-snelheid (pag. 88) Belichtingscompensatie/ AEB-instelling (pag. 112 en 114) Flitsbelichtingscompensatie (pag. 113) Interne flitser omhoog Opnamekwaliteit (pag. 84) Beeldstijl (pag. 91) AF-bediening (pag. 93) Witbalans (pag. 127) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag.
3 Menugebruik U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Knop <0> LCD-scherm Pijltjestoetsen Knop Menuscherm De weergegeven menutabbladen en menu-items kunnen per opnamemodus verschillen.
3 Menugebruik Procedure voor het instellen van het menu 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een tabblad (een groep functies) te selecteren. In deze handleiding verwijst 'het tabblad [z3]' bijvoorbeeld naar het scherm dat wordt weergegeven als het derde tabblad z (Opnamen) van links [ ] wordt geselecteerd. het gewenste item.
3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
3 De kaart formatteren Gebruik [Kaart formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 296). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Van scherm wisselen op het LCD-scherm Op het LCD-scherm kunnen de opname-instellingen, het menuscherm, opnamen, enzovoort worden weergegeven. Opname-instellingen Wanneer u de camera inschakelt, worden de opname-instellingen weergegeven. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het LCD-scherm uitgeschakeld. Wanneer u de ontspanknop loslaat, wordt het LCD-scherm weer ingeschakeld. Het LCD-scherm kan ook worden uitgeschakeld met de knop .
Uitleg De Uitleg verschijnt wanneer u van opnamemodus wisselt of een opnamefunctie instelt, overschakelt op Live view-opnamen of movieopname, of wanneer u Snel instellen voor weergave gebruikt. De Uitleg geeft een korte beschrijving van de desbetreffende modus, functie of optie. Ook wordt er een korte beschrijving gegeven wanneer u een functie of optie selecteert in het scherm Snel instellen. De Uitleg wordt uitgeschakeld als u verdergaat met een bewerking.
2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten en hoe u opnamen kunt weergeven. In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 72 en 274).
AVolautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan door te meten of het onderwerp beweegt of niet (pag. 59). 1 AF-punt Stel het programmakeuzewiel in op . een AF-punt op het onderwerp. 2 Richt Bij het scherpstellen worden alle AFpunten gebruikt. Meestal wordt er op het dichtstbijzijnde object scherpgesteld.
AVolautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. De opname wordt 2 seconden lang op het LCD-scherm weergegeven. Nadat u klaar bent met fotograferen, duwt u de ingebouwde flitser weer omlaag. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien.
AVolautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) De flitser is afgegaan terwijl er daglicht is. Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser afgaan om donkere schaduwen op het onderwerp lichter te maken. Als u de opname zonder flits wilt maken, stelt u de flitser in op Flitser uit (pag. 61). Op de flitsinstellingen na zijn de instellingen hetzelfde als bij . De flitser is afgegaan en de resulterende opname is te helder. Vergroot de afstand tot het onderwerp en maak de opname.
AVolautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. Als u in de modus de ontspanknop half indrukt om scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp, wordt de scherpstelling vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en daarna de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken.
AVolautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) A Live view-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Zie pagina 133 voor meer informatie. 1 Geef het Live view-beeld op het LCD-scherm weer. Druk op de knop . Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 2 Stel Richt het middelste AF-punt < > op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
7 De flitser uitschakelen De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, zoals in musea of een aquarium, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Deze modus is ook geschikt om sfeer vast te leggen, bijvoorbeeld in situaties met kaarslicht. Opnametips Voorkom beweging van de camera als de nummerweergave in de zoeker knippert.
C Creatieve automatische opnamen In de modus kunt u op eenvoudige wijze de scherptediepte, transportmodus/zelfontspanner en flitser wijzigen. U kunt de sfeer kiezen die u in uw opnamen wilt vastleggen. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop . (7) 2 Druk Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de gewenste functie in. 3 Stel Druk op de pijltjestoetsen om een functie te selecteren.
C Creatieve automatische opnamen (1) Sluitertijd Diafragma ISO-snelheid (2) (3) Accuniveau Opnamekwaliteit (4) Maximumaantal opnamen U kunt op de knop drukken om het volgende in te stellen: (1) Sfeeropnamen U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen. Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste sfeer te selecteren. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Zie pagina 73 voor meer informatie.
C Creatieve automatische opnamen (3) Transport/zelfontspanner: Druk op <0> en geef de instelling op met en of het instelwiel <6>. Enkelbeeld : Een opname tegelijk maken. Continue opname: Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continu opnamen gemaakt. U kunt circa 3 opnamen per seconde maken. Zelfontspanner: 10 sec : De opname wordt 10 seconden na het indrukken van de ontspanknop gemaakt.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Ook steekt het onderwerp beter af tegen een gelijkmatige, donkere achtergrond. Gebruik een teleobjectief.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus <4> (Close-up). Gebruik een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een simpele achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Opnametips Gebruik een teleobjectief. Voor opnamen vanaf een afstand wordt het gebruik van een teleobjectief aanbevolen. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
6 Nachtportretten maken Gebruik de modus <6> (Nachtportret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Opnametips Gebruik een groothoekobjectief en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. Controleer de helderheid van het onderwerp.
6 Nachtportretten maken Tijdens Live view-opnamen kan het moeilijk zijn om scherp te stellen op lichtpunten zoals in een avondopname. In dergelijke gevallen wordt aanbevolen dat u de AF-methode op [Quick-modus] instelt. Als het nog steeds moeilijk is om scherp te stellen, zet u de focusinstellingsknop op het objectief op en stelt u handmatig scherp. Vraag het onderwerp zich niet bewegen, ook niet nadat er is geflitst.
Q Quick control Wanneer in de basismodi het scherm met de instellingen voor de opnamefunctie wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken om het scherm Snel instellen weer te geven. In de tabel op de volgende pagina ziet u de functies die in de diverse basismodi kunnen worden ingesteld vanuit het scherm Snel instellen. Voorbeeld: portretmodus het programmakeuzewiel in 1 Stel op een basismodus. op de knop . (7) 2 Druk Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de functies in.
Q Quick control Functies die in de basismodi kunnen worden ingesteld o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie u: Enkelbeeld Trans- i: Continue opname portj: 10-sec. modus Zelfontspanner q: Continue opname* a: Automatisch flitsen Flitsen A 7 Sfeeropnamen (pag. 73) k k k : niet in te stellen 3 k k k 4 5 6 k k k k k k k k k k k k k k k k k k k o o o o o k o k k Licht-/scèneopnamen (pag. 77) De achtergrond onscherper/scherper maken (pag.
Opname via sfeerselectie U kunt de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken, behalve wanneer de basismodi en <7> zijn ingesteld.
Opname via sfeerselectie het sfeereffect in. 4 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om de effectenbalk te selecteren. [Effect] wordt dan onder aan het scherm weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste effect te selecteren. de opname. 5 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Druk op de knop om de Live view-modus te verlaten en weer via de zoeker te fotograferen.
Opname via sfeerselectie Sfeerinstellingen (1) Standaard Standaardopnamekenmerken voor de respectieve opnamemodus. Let op: <2> heeft opnamekenmerken die voor portretfoto's zijn geoptimaliseerd en <3> is geoptimaliseerd voor landschapsfoto's. Elke sfeer is een aanpassing van de opnamekenmerken van de respectieve opnamemodus. (2) Levendig Het onderwerp krijgt een scherpe, levendige uitstraling. Dit resulteert in een foto die er indrukwekkender uitziet dan een foto die met [Standaard] wordt gemaakt.
Opname via sfeerselectie (7) Helderder De opname wordt lichter weergegeven. (8) Donkerder De opname wordt donkerder weergegeven. (9) Monochroom De opname is monochroom. U kunt de monochroomkleur instellen op zwart-wit, sepia of blauw. Wanneer [Monochroom] is geselecteerd, wordt <0> in de zoeker weergegeven.
Opname via licht of scènetype In de basismodi <2>, <3>, <4> en <5> kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het scènetype overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [Stand. inst.], maar als de instellingen aan de lichtomstandigheden of het type scène zijn aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet. Voor Live view-opnamen moet u, als u zowel [Licht-/scèneopnamen] als [Sfeeropnamen] (pag. 73) instelt, eerst [Licht-/scèneopnamen] instellen.
Opname via licht of scènetype in het scherm Snel 3 Selecteer instellen licht- of scènetype. Druk op de knop (7). Druk op de pijltjestoetsen en om [Stand. inst.] te selecteren. [Licht-/scèneopnamen] wordt weergegeven op het scherm. Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste type licht of scène te selecteren. De resulterende opname met het geselecteerde licht- of scènetype dat wordt weergegeven. de opname.
Opname via licht of scènetype Instellingen voor het licht- of scènetype (1) Stand. inst. Een standaardinstelling die geschikt is voor de meeste onderwerpen. (2) Daglicht Voor onderwerpen in zonlicht. Hiermee zien blauwe luchten en groene gebieden zoals bomen en struiken er natuurlijker uit en worden lichtgekleurde bloemen beter weergegeven. (3) Schaduw Voor onderwerpen in de schaduw. Geschikt voor huidskleurtinten die mogelijk te blauwachtig worden weergegeven en voor lichtgekleurde bloemen.
x Opnamen weergeven Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt weergeven. Zie pagina 203 voor meer informatie over de weergaveprocedure. 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . De laatstgemaakte of laatstbekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u opnamen vanaf de laatste opname wilt weergeven, drukt u op de toets . Als u opnamen vanaf de eerste opname (de oudste) wilt weergeven, drukt u op de toets .
3 Creatieve opnamen Om mislukte opnamen te voorkomen, worden in de basismodi de meeste geavanceerde functies automatisch ingesteld. Deze kunnen niet worden gewijzigd. In de modus (AE-programma) kunt u diverse functies instellen en creatievere opnamen maken. In de modus stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in om een standaardbelichting te verkrijgen. Het verschil tussen de basismodi en wordt uitgelegd op pagina 274 t/m 275.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AEprogramma. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . scherp op het onderwerp. 2 Stel Kijk door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Opnametips Wijzig de ISO-snelheid. Gebruik de ingebouwde flitser. Als u de belichting op het omgevingslicht en het onderwerp wilt afstemmen, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (pag. 88) of de ingebouwde flitser gebruiken (pag. 101). In de modus gaat de ingebouwde flitser niet automatisch af. Bij binnenfoto's of in omstandigheden met weinig licht kunt u daarom het beste op de flitsknop drukken om de ingebouwde flitser omhoog te klappen.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien instellingen voor de opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c, 1+73 en 1. 1 Vastgelegde pixels (aantal pixels) Maximumaantal opnamen Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. [Beeldkwalit.] wordt weergegeven. de opnamekwaliteit.
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeldkwaliteit 73 Vastgelegde pixels (megapixel) Hoge kwaliteit Circa 17,9 (18 M) 74 Gemiddelde kwaliteit 84 Circa 8,0 (8,0 M) 83 7a JPEG 8a b Lage kwaliteit c 1+73 1 Hoge kwaliteit Bestandsgrootte (MB) Maximumaantal Maximale opnamen opnamereeks 6,4 1110 69 3,2 2190 2190 3,4 2100 2100 1,7 4100 4100 2,2 3270 3270 1,1 6210 6210 Circa 2,5 (2,5 M) 1,3 5440 5440 Circa 0,35 (0,35
3 De opnamekwaliteit instellen Veelgestelde vragen Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat past waarop ik wil afdrukken. Raadpleeg het diagram links bij het Papierformaat kiezen van de opnamekwaliteit. Als u de A2 (59,4 x 42 cm) opname wilt bijsnijden, wordt het 73 aanbevolen om een hogere kwaliteit 83 A3 (42 x 29,7 cm) 1 73 (meer pixels) te selecteren, zoals 73, 1 74 83, 1+73 of 1. 84 7a b is geschikt voor weergave van de 8a b opname in een digitale fotolijst.
3 De opnamekwaliteit instellen 1 1-opnamen zijn onbewerkte opnamegegevens die nog moeten worden omgezet in 73 of andere typen afbeeldingen.1-opnamen kunnen niet zomaar op een computer worden weergegeven. Daarvoor is speciale software nodig, zoals Digital Photo Professional (meegeleverd, pag. 319). U kunt deze opnamen echter wel aanpassen op manieren die met andere opnametypen, zoals 73 niet mogelijk zijn.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 89). 1 Druk op de knop . [ISO-snelheid] wordt weergegeven. de ISO-snelheid in. 2 Stel Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid in te stellen en druk vervolgens op <0>.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn. Omdat 'H' (gelijk aan ISO 12800) een uitgebreide ISO-snelheid is, zullen ruis (zoals lichte puntjes en strepen) en onregelmatige kleuren beter zichtbaar zijn dan normaal.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Opnamemodus Instelling ISO-snelheid A/7/C/3/4/5/6 Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 3200 d/s/f/a*1 Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400*2 2 ISO 100 Met flitser ISO 800*3*4*5 *1: Vast op ISO 800 voor bulb-belichting. *2: Afhankelijk van de ingestelde maximale ISO-snelheid. *3: Indien invulflitsen tot overbelichting leidt, wordt ISO 100 of een hogere ISOsnelheid ingesteld.
A Optimale opnamekenmerken voor het onderwerpN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi kunt u geen beeldstijl selecteren. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl.
A Optimale opnamekenmerken voor het onderwerpN R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. S Neutraal Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken. Voor natuurlijke kleuren en ingetogen opnamen. U Natuurlijk Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken.
f: De AF-bediening wijzigenN U kunt het AF-bediening (automatische scherpstelling) selecteren dat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . op de knop . 2 Druk [AF-bediening] wordt weergegeven. de AF-bediening.
f: De AF-bediening wijzigenN Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje in de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Bepaal de compositie opnieuw en probeer opnieuw scherp te stellen of raadpleeg 'Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld' (pag. 97). Als de optie [z1: Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon als er op het onderwerp is scherpgesteld.
S Het AF-punt selecterenN In de basismodi stelt de camera automatisch scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp. Daarom wordt er mogelijk niet altijd op het beoogde onderwerp scherpgesteld. In de modi , , en kunt u het AF-punt selecteren en dat gebruiken om scherp te stellen op het beoogde onderwerp. 1 Druk op de knop . (9) Het geselecteerde AF-punt wordt op het LCD-scherm en in de zoeker weergegeven. het AF-punt.
S Het AF-punt selecterenN Opnametips Als u van dichtbij een portret wilt maken, gebruikt u 1-beeld AF en stelt u scherp op de ogen. Als u eerst op de ogen scherpstelt, kunt u de compositie vervolgens opnieuw bepalen terwijl het gezicht scherp blijft. Als het moeilijk is om scherp te stellen, kunt u het beste het middelste AF-punt selecteren en gebruiken. Van de negen AF-punten is het middelste het gevoeligste.
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (het focusbevestigingslampje van de zoeker knippert dan).
i Continue opnameN U kunt circa 3 opnamen per seconde maken. Deze functie kunt u bijvoorbeeld gebruiken als een kind naar u toe rent en u de verschillende gezichtsuitdrukkingen wilt vastleggen. 1 Druk op de knop . . 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om continue opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. de opname. 3 Maak De camera maakt voortdurend opnamen terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.
i Continue opnameN Als bij [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [5: Hoge ISOruisreductie] is ingesteld op [2: Sterk] (pag. 261), neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af. Ook de snelheid bij continu-opnamen kan lager zijn. De snelheid bij continuopnamen kan iets lager liggen als het accuniveau laag is. Bij het gebruik van AI Servo AF neemt de snelheid voor continue opname mogelijk enigszins af. Dit is afhankelijk van het onderwerp en het gebruikte objectief.
j De zelfontspanner gebruiken 1 Druk op de knop . de zelfontspanner. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <6> om de zelfontspanner te selecteren en druk vervolgens op <0>. j : Zelfontspanner:10 sec l: Zelfontspanner:2 sec.N q: Zelfontspanner:10 sec en continue opname Druk op de pijltjestoetsen en om aan te geven hoeveel opnamen u met de zelfontspanner wilt maken (2 - 10). de opname.
D De ingebouwde flitser gebruiken Als u binnenshuis bent of te maken hebt met weinig licht of tegenlicht, kunt u de ingebouwde flitser omhoog klappen en op de ontspanknop drukken om opnamen met de flitser te maken. In de modus wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde en 1/200 seconde om bewegingsonscherpte te voorkomen. 1 Druk op de knop . In de creatieve modi kunt u altijd op de knop drukken om opnamen met de flitser te maken.
D De ingebouwde flitser gebruiken Opnametips Verhoog de ISO-snelheid als het onderwerp ver weg is (pag. 88). Door de ISO-snelheid te verhogen, kunt u het flitsbereik vergroten. Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht. Verlaag de ISO-snelheid als de belichtingsinstelling in de zoeker knippert. Verwijder de zonnekap. Let erop dat u zich niet te dicht bij het onderwerp bevindt.
4 Opnamefuncties voor gevorderden Dit hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 3. U leest in dit hoofdstuk op welke manieren u nog meer creatief kunt fotograferen. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de modi en op het programmakeuzewiel kunt gebruiken. Alle functies die in hoofdstuk 3 zijn besproken, kunnen ook worden gebruikt met de modi , en . Zie pagina 274 voor informatie over welke functies in de diverse opnamemodi kunnen worden gebruikt.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Met de modus (automatische belichting met sluitervoorkeur) op het programmakeuzewiel kunt u de actie bevriezen of onscherp maken. * staat voor Time value (tijdwaarde). Onscherp gemaakte beweging (lange sluitertijd: 1/30 seconde) 1 Bevroren actie (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Stel het programmakeuzewiel in op . de gewenste sluitertijd in. 2 Stel Zie 'Opnametips' voor advies over het instellen van de sluitertijd.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Opnametips Een snel bewegend onderwerp bevriezen Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/4000 en 1/500 seconde. Een rennend kind of dier onscherp maken om de indruk van beweging te wekken Gebruik een gemiddelde sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/250 en 1/30 seconde. Volg het bewegende onderwerp met de zoeker en druk de ontspanknop in om de opname te maken.
f: De scherptediepte wijzigen Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het programmakeuzewiel in op (automatische belichting met diafragmavoorkeur). Zo kunt u de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aanpassen. * staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de diafragmaopening binnen het objectief. Onscherpe achtergrond (met een laag f-getal van het diafragma f/5.
f: De scherptediepte wijzigen Opnametips Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of opnamen maakt bij weinig licht, kan er bewegingsonscherpte optreden. Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer. In omstandigheden met weinig licht kan de sluitertijd maar liefst 30 seconden bedragen. Verhoog in zo'n geval de ISO-snelheid en houd de camera stil of gebruik een statief.
f: De scherptediepte wijzigen D De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200 seconde en 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde langere sluitertijd.
a: Handmatige belichting U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen. Terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker kijkt, kunt u de belichting naar wens instellen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor Manual (handmatig). 1 <6> + <6> Markering standaardbelichting Markering actuele belichtingsniveau Stel het programmakeuzewiel in op . 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 88). de sluitertijd en het diafragma in.
a: Handmatige belichting D De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch (automatische flitsbelichting) op het handmatig ingestelde diafragma afgestemd. De sluitertijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 1/200 seconde en 30 seconden of bulb. BULB: Bulb-belichting Verstreken belichtingstijd Bij bulb-belichting blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
q De meetmethode wijzigenN Er zijn drie lichtmeetmethoden beschikbaar om de helderheid van het onderwerp te meten. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen. In de basismodi wordt automatische selectie automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Meetmethode]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Meetmethode] en druk vervolgens op <0>. de meetmethode in. 2 Stel Selecteer de gewenste meetmethode en druk op <0>.
Belichtingscompensatie instellenN O Belichtingscompensatie instellen Stel de belichtingscompensatie in wanneer de belichting (zonder flitser) anders uitvalt dan gewenst. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van ). U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Belichtingscompensatie instellenN y Flitsbelichtingscorrectie Stel de flitsbelichtingscorrectie in wanneer de belichting van het onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3. 1 Druk op de knop . (7) Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (pag. 46). [y]. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om [y*] te selecteren. [Flitsbelichtingscomp.] wordt onder aan het scherm weergegeven.
3 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N Met deze functie gaat belichtingscompensatie een stap verder, doordat de belichting over drie opnamen automatisch wordt gevarieerd (maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop), zoals hieronder is weergegeven. Vervolgens kunt u de beste belichting kiezen. Dit heet AEB (Auto Exposure Bracketing, reeksopnamen met automatische belichting).
3 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N AEB annuleren Volg stap 1 en 2 als u het AEB-bereik niet wilt weergeven. De AEB-instelling wordt ook automatisch geannuleerd als de aan-uitschakelaar op <2> wordt gezet, als de flitser weer gebruiksklaar is, enzovoort. Opnametips Gebruik van AEB bij het maken van continue opnamen Als continue opname (pag.
A De belichting vergrendelenN Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's met dezelfde belichtingsinstelling wilt nemen, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. Belichtingsvergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
A De flitsbelichting vergrendelenN Als het onderwerp zich aan de rand van het beeld bevindt en u de flitser gebruikt, kan het onderwerp te licht of te donker worden. Dit is onder meer afhankelijk van de achtergrond. In deze situatie is flitsbelichtingsvergrendeling effectief. Nadat u de juiste flitsbelichting voor het onderwerp hebt ingesteld, kunt u een nieuwe compositie maken (het onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname maken.
A De flitsbelichting vergrendelenN Als het onderwerp zich te ver weg en buiten het effectieve bereik van de flitser bevindt, gaat het pictogram knipperen. Ga dichter bij het onderwerp staan en herhaal de stappen 2 t/m 4. De flitsbelichtingsvergrendeling (FE-vergrendeling) kan niet worden gebruikt bij Live view-opnamen.
3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. Bij de basismodi wordt [Standaard] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer/ Auto optimalisatie helderheid].
3 De donkere hoeken van de opname corrigeren Als gevolg van fysieke eigenschappen van het objectief lijken de vier hoeken van de opname soms donkerder. Dit verschijnsel wordt lichtafval of vignettering genoemd en kan worden gecorrigeerd. De standaardinstelling is [Inschakelen]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 319). 1 Selecteer [Correctie helderheid randen].
3 De donkere hoeken van de opname corrigeren Correctiegegevens voor het objectief De camera beschikt reeds over correctiegegevens voor randhelderheid voor ongeveer 25 objectieven. Als u in stap 2 [Inschakelen] selecteert, worden de correctiegegevens voor helderheid van de beeldranden automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn vastgelegd. U kunt met EOS Utility (EOS-software, pag. 319) controleren voor welke objectieven de camera correctiegegevens bevat.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 124 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN Parameterinstellingen en -effecten Scherpte Hiermee kunt u de scherpte van de opname aanpassen. Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met E. Hoe dichter de markering zich bij E bevindt, hoe zachter de opname. Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met F. Hoe dichter de markering zich bij F bevindt, hoe scherper de opname.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN V Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt meerdere beeldstijlen maken, met verschillende instellingen voor parameters zoals scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (EOS-software, pag. 319) op de camera is vastgelegd. 1 Selecteer [Beeldstijl].
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Selecteer een parameter, bijvoorbeeld [Scherpte], en druk vervolgens op <0>. de parameter in. 6 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om de parameter naar wens aan te passen en druk vervolgens op <0>.Zie 'Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeuren' op pagina 122 t/m 124 voor meer informatie. Druk op de knop om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.
B: Aanpassen aan de lichtbronN De functie waarmee de kleurtoon zodanig kan worden aangepast dat een wit object in de opname ook daadwerkelijk wit lijkt, wordt witbalans (WB) genoemd. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. 1 Druk op de knop .
B: Aanpassen aan de lichtbronN [Handmatige 2 Selecteer witbalans]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Handmatige witbalans] en druk vervolgens op <0>. Het scherm voor handmatige selectie van de witbalans wordt weergegeven. de witbalansgegevens. 3 Importeer Selecteer de opname die u bij stap 1 hebt gemaakt en druk op <0>. In het dialoogvenster dat wordt weergegeven selecteert u [OK]. De gegevens worden geïmporteerd.
u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.].
u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN Automatische witbalansbracketing Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit wordt witbalansbracketing genoemd (WB-BKT). Witbalansbracketing is mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansvariatie in.
3 Het bereik van reproduceerbare kleuren instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt sRGB automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 Stel Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
5 Opnamen maken met het LCDscherm (Live view-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Live view-opnamen zijn geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. In het Live view-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk te maken opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp. 2 Stel Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-methode (pag. 142). de opname. 3 Maak Druk de ontspanknop helemaal in.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live view-opname inschakelen Stel [Live view-opname.] in op [Inschakelen]. De Live view-menuopties worden in de basismodi onder [z2] weergegeven en in de creatieve modi onder [z4].
A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Simulatie van de definitieve opname Bij de simulatie van de definitieve opname worden de effecten van de beeldstijl, de witbalans en andere functies in het Live view-beeld zichtbaar gemaakt, zodat u weet hoe de daadwerkelijke opname eruit gaat zien. Tijdens het maken van opnamen worden automatisch de hieronder vermelde functie-instellingen in de Live view-opname weergegeven.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor Live view-opnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm in een creatieve modus wordt weergegeven, kunt u een van de volgende functies instellen: AF-methode, transport/zelfontspanner, witbalans, beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), opnamekwaliteit en ISO-snelheid.
Menufunctie-instellingen Hieronder volgen de menuopties. De instelbare functies in dit menuscherm zijn alleen van toepassing bij Live view-opnamen. Deze functies zijn niet actief wanneer u de zoeker gebruikt (de instellingen zijn dan uitgeschakeld). De Live view-menuopties worden in de basismodi onder [z2] weergegeven en in de creatieve modi onder [z4]. Live view-opname. U kunt Live view-opname. instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen].
Menufunctie-instellingen Aspect ratioN De beeldverhouding (aspect ratio) van de opname kan worden ingesteld op [3:2], [4:3], [16:9] of [1:1]. Het gebied rond het Live view-beeld wordt omgeven door een zwart masker wanneer de volgende beeldverhoudingen zijn ingesteld: [4:3] [16:9] [1:1]. De JPEG-opnamen worden samen met de ingestelde beeldverhouding opgeslagen. De RAW-opnamen worden altijd met de beeldverhouding [3:2] opgeslagen.
Menufunctie-instellingen MeettimerN U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de belichtingsvergrendeling). In de basismodi heeft de meettimer een vaste instelling van 8 sec. Als u een van de volgende functies selecteert, worden Live view-opnamen beëindigd. Als u weer wilt beginnen met Live view-opnamen, drukt u op de knop .
Scherpstellen met AF (AF-methode) De AF-methode selecteren U kunt een AF-methode selecteren die bij de opnamesituatie en bij uw onderwerp past. De volgende AF-methoden zijn beschikbaar: [FlexiZone - Single], [uLivemodus] (met gezichtsherkenning, pag. 143) en [Quick-modus] (pag. 148). Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de focusinstellingsknop op het objectief in op , vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 150). Selecteer de AF-methode.
Scherpstellen met AF (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 134).
Scherpstellen met AF (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het gezicht dat door het kader
wordt bedekt. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Als er geen gezicht kan worden herkend, wordt het AF-punt < > weergegeven en wordt er scherpgesteld op het midden. de opname.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opmerkingen bij [FlexiZone - Single] en [uLive-modus] AF-bediening Scherpstellen duurt langer dan met de [Quick-modus]. Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. U kunt niet ononderbroken scherpstellen op een bewegend onderwerp. Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname veranderen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer lichte tinten of schaduwpartijen niet zichtbaar zijn. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort). Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Als er bij de opnameomstandigheden op de vorige pagina niet kan worden scherpgesteld, zet u de focusinstellingsknop op het objectief op en stelt u handmatig scherp. Als u automatische scherpstelling gebruikt bij een van de hieronder vermelde objectieven, wordt het aanbevolen om de [Quick-modus] te gebruiken. Automatisch scherpstellen met [FlexiZone - Single] of [Livemodus] kan langer duren of de juiste scherpstelling wordt mogelijk niet bereikt. EF50mm f/1.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Quick-modus:f De speciale AF-sensor wordt gebruikt om in de modus 1-beeld AF (pag. 93) met dezelfde AFmethode scherp te stellen als bij het maken van opnamen door de zoeker. Hoewel u snel kunt scherpstellen op het gewenste gebied, wordt het Live view-beeld tijdens het automatisch scherpstellen even onderbroken. U kunt negen AF-punten gebruiken om scherp te stellen (automatisch geselecteerd).
Scherpstellen met AF (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Het Live view-beeld wordt uitgeschakeld, de reflexspiegel wordt neergeklapt en er wordt automatisch scherpgesteld. (Er is geen opname gemaakt.) Wanneer het scherpstellen is gelukt, wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld groen en wordt het Live view-beeld opnieuw weergegeven. Als er niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje en gaat het knipperen.
MF: Handmatige scherpstelling U kunt de opname vergroten en nauwkeurig scherpstellen met handmatig scherpstellen. 1 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . Draai aan de scherpstelring van het objectief om ruwweg scherp te stellen. het vergrotingskader. 2 Verplaats Druk op de pijltjestoetsen om Vergrotingskader het AF-punt te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen. Druk op <0> om het vergrotingskader weer naar het midden te verplaatsen. (Als C.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Als u langere tijd doorlopend Live view-opnamen maakt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk afneemt. Schakel Live view-opnamen altijd uit wanneer u geen opnamen maakt.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Live view-beeld Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live view-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Ook wanneer er een lage ISO-snelheid is ingesteld, kan er ruis zichtbaar zijn op het weergegeven Live view-beeld bij weinig licht. Maar wanneer u de opname maakt, bevat de opgeslagen opname minimale ruis. (De beeldkwaliteit van het Live view-beeld is anders dan die van de opgeslagen opname.
6 Movie-opname U kunt movie-opnamen inschakelen door het programmakeuzewiel in te stellen op . De opnameindeling voor movies is MOV. Zie pagina 5 voor kaarten waarop movies kunnen worden. Full HD 1080 Full HD 1080 duidt op compatibiliteit met HighDefinition met 1080 verticale pixels (scanlijnen).
k Movie-opname U wordt aangeraden de camera op een televisie aan te sluiten als u opgenomen movies wilt afspelen (pag. 222). Opnamen maken met automatische belichting 1 Stel het programmakeuzewiel in op . De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCDscherm. scherp op het onderwerp. 2 Stel Voordat u een movie opneemt, stelt u automatisch of handmatig scherp (pag. 142 t/m 150). Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de huidige AF-methode.
k Movie-opname Aandachtspunten voor movie-opname vindt u op pagina 177 en 178. Lees indien nodig ook de aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen op pagina 151 en 152. De ISO-snelheid (ISO 100 - ISO 6400), de sluitertijd en het diagfragma worden automatisch ingesteld. U kunt op de knop (pag. 116) drukken om de belichting te vergrendelen (AE-vergrendeling). De belichtingsinstelling wordt weergegeven gedurende het aantal seconden dat is ingesteld bij [Z2: Meettimer].
k Movie-opname Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movieopname vrij instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor movie-opname is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. [Movie-belicht.]. 2 Selecteer Druk op de knop en selecteer op het tabblad [Z1] [Movie-belicht.]. Druk vervolgens op <0>. [Handmatig].
k Movie-opname scherp en start de movie6 Stel opname. De procedure is hetzelfde als stap 2 en 3 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 154). ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Als u [Auto] selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 6400. U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen tussen ISO 100 en ISO 6400 (in hele stops). Als de optie [Z1:kLichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] (pag.
k Movie-opname Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Movie-opname Opmerkingen over movie-opname Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid, blaren of eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor mensen met circulatieproblemen of een zeer gevoelige huid, of wanneer de camera wordt gebruikt op zeer warme plekken.
k Movie-opname Simulatie van de definitieve opname Bij de simulatie van de definitieve opname worden de effecten van de beeldstijl, de witbalans en andere functies in het beeld zichtbaar gemaakt, zodat u weet hoe de daadwerkelijke opname eruit gaat zien. Tijdens het maken van movie-opnamen worden de effecten van de hieronder vermelde instellingen automatisch in het beeld weergegeven.
k Movie-opname Foto's maken Tijdens het maken van movie-opnamen kunt u nog altijd foto's maken door de ontspanknop volledig in te drukken. Foto's maken in de modus Als u tijdens movie-opname een foto maakt, staat de movie-opname gedurende circa 1 seconde stil. De gemaakte foto wordt op de kaart opgeslagen en de movieopname wordt automatisch hervat wanneer de Live view-opname wordt weergegeven. De movie en foto worden op de kaart opgeslagen als afzonderlijke bestanden.
k Movie-opname Als [Z1: AF met ontspanknop tijdens k] is ingesteld op [Inschakelen] (pag.172), wordt er scherpgesteld als u de ontspanknop tijdens movieopname half indrukt. Het volgende kan zich echter voordoen. • De scherpstelling kan er even flink naast zitten. • De helderheid van de movie-opname kan wijzigen. • De movie-opname ziet er kortstondig uit als een foto. • Tijdens het filmen wordt het geluid van het objectief opgenomen.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor movie-opnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl de opname wordt weergegeven op het LCD-scherm, kunt u een van de volgende functies instellen: AF-methode, witbalans, beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), movie-opnameformaat, videosnapshot en de opnamekwaliteit (foto's ). 1 Druk op de knop . (7) De instelbare functies worden weergegeven.
3 Het movie-opnameformaat instellen Met de menuoptie [Z2: Movieopn.formaat] kunt u het opnameformaat van de movie [****x****] en de framerate [9] (aantal opgenomen frames per seconde) selecteren. De 9 (framerate) schakelt automatisch over, afhankelijk van de instelling van [Z2: Videosysteem]. Beeldformaat [1920x1080] (A) : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. [1280x720] (B) : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De beeldverhouding is 16:9.
3 Het movie-opnameformaat instellen Totale opnametijd voor movies en bestandsgrootte per minuut Movie-opnameformaat Totale opnametijd (bij benadering) Bestandsgrootte (bij benadering) Kaart van 4 GB Kaart van 8 GB Kaart van 16 GB 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 46 min. 1 uur 32 min. 3 uur 4 min. 82,5 MB/min.
3 Videosnapshots maken U kunt een reeks korte movieclips van circa 2 seconden, 4 seconden of 8 seconden maken; deze worden 'videosnapshots' genoemd. De videosnapshots kunnen worden samengevoegd tot één movie, die 'videosnapshotalbum' wordt genoemd. Zo kunt u hoogtepunten van een reis of gebeurtenis in vogelvlucht laten zien. Een videosnapshotalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 170 en 215).
3 Videosnapshots maken Een videosnapshotalbum maken de eerste videosnapshot. 3 Maak Druk op de knop en maak de opname. De blauwe balk die de opnameduur aangeeft, loopt langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. Het bevestigingsvenster wordt weergegeven (pag. 168). Opnameduur de opname op als videosnapshotalbum. 4 Sla Selecteer [J Sla op als album] en druk vervolgens op <0>.
3 Videosnapshots maken Opties in stap 4 en 5 Functie J Sla op als album (stap 4) J Sla op als album (stap 5) Omschrijving De movieclip wordt opgeslagen als de eerste videosnapshot van het videosnapshotalbum. De zojuist opgenomen videosnapshot wordt toegevoegd aan het album dat net daarvoor is Er wordt een nieuw videosnapshotalbum gemaakt en de movieclip wordt opgeslagen als W Sla op als nieuw album de eerste videosnapshot. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster.
3 Videosnapshots maken Waarschuwingen voor het maken van videosnapshots U kunt aan een album alleen videosnapshots met dezelfde lengte (circa 2, 4 of 8 toevoegen). Als u tijdens het maken van videosnapshots een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videosnapshots. • Het [Movie-opn.formaat] (pag. 164) wijzingen. • De de opnametijd van de [Videosnapshot] wijzigen (pag. 166).
3 Videosnapshots maken Een album afspelen Een voltooid videosnapshotalbum kan op dezelfde manier worden afgespeeld als een normale movie (pag. 214). 1 Speel de movie af. Druk op de knop om de opname weer te geven. het album. 2 Selecteer In de weergave van één opname geeft het pictogram [ s] linksboven op het scherm aan dat het een videosnapshotalbum betreft. Druk op de pijltjestoetsen en om een videosnapshotalbum te selecteren en druk vervolgens op <0>. het album af.
3 Videosnapshots maken Achtergrondmuziek U kunt achtergrondmuziek laten horen tijdens het afspelen van albums, normale movies en diavoorstellingen op de camera (pag. 170, 215). Als u achtergrondmuziek wilt laten horen, moet u die eerst met behulp van EOS Utility (EOS-software) kopiëren naar de kaart. Raadpleeg de software-instructiehandleiding (pdf) op de dvd-rom voor informatie over het kopiëren van de achtergrondmuziek.
3 Menufunctie-instellingen Menu-opties op de tabbladen [Z1], [Z2] en [Z3] worden hieronder uitgelegd. [Z1] Movie-belicht. Gewoonlijk stelt u dit in op [Auto]. Wanneer u deze optie instelt op [Handmatig], kunt u de ISOsnelheid, de sluitertijd en het diafragma voor movie-opnamen handmatig instellen (pag. 156). AF-methode De AF-methoden werken hetzelfde als beschreven op pagina 142 t/m 149. U kunt [FlexiZone - Single], [uLive-modus] of [Quick-modus] selecteren.
3 Menufunctie-instellingen kSluiter/AE vergrendelknop U kunt de functie die aan het half indrukken van de ontspanknop en de belichtingsvergrendelknop is toegewezen, wijzigen. • AF/AE vergrendel: Normale functie. Druk de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen. Druk op de knop voor belichtingsvergrendeling. • AE vergrendel/AF: Druk de ontspanknop half in voor belichtingsvergrendeling. Voor automatische scherpstelling drukt u op de knop .
3 Menufunctie-instellingen [Z2] Movie-opnameformaat U kunt het movie-opnameformaat instellen (beeldformaat en framerate). Zie pagina 164 voor meer informatie. Geluidsopname Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde monomicrofoon. U kunt geen externe microfoon gebruiken. Niveaumeter Opties voor [Geluidsopname] en [Opname niveau] [Automatisch] : Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling functioneert automatisch in reactie op het geluidsniveau.
3 Menufunctie-instellingen [Windfilter] Wanneer deze functie is ingesteld op [Inschakelen], wordt het geluid dat wordt veroorzaakt door wind verminderd wanneer het buiten waait. Als deze functie is ingesteld op [Inschakelen], worden ook de lage bastonen verminderd. Stel deze functie dus in op [Uitschakelen] als er geen sprake is van wind. Er wordt dan een natuurlijkere geluidsopname gemaakt dan met de instelling [Inschakelen]. Geluid wordt opgenomen met een samplingfrequentie van 48 kHz/ 16-bits.
3 Menufunctie-instellingen [Z3] Belichtingscompensatie Belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops voor foto's, maar bij belichtingscorrectie voor movies is dit beperkt tot slechts ±3 stops. Voor foto's kan de flitsbelichtingscorrectie worden verlengd tot ±5 stops. Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) De Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) kan worden ingesteld zoals beschreven op pagina 119.
Aandachtspunten voor movie-opname Witte en rode waarschuwingspictogrammen voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurige movie-opname of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een witte of een rode . Het witte pictogram geeft aan dat de beeldkwaliteit van foto's zal verslechteren. Het wordt aanbevolen om even te stoppen met fotograferen en de camera enige tijd te laten afkoelen.
Aandachtspunten voor movie-opname Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opname rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de movie-opname automatisch Indicator gestopt.
7 Handige functies De pieptoon uitzetten (pag. 180) Kaartwaarschuwing (pag. 180) De Kijktijd instellen (pag. 180) De tijd voor automatisch uitschakelen instellen (pag. 181) De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (pag. 181) Een map maken en selecteren (pag. 182) Methoden voor bestandsnummering (pag. 184) Copyrightinformatie instellen (pag. 186) Verticale opnamen automatisch roteren (pag. 188) Camera-instellingen controleren (pag.
Handige functies 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon afgaat zodra er is scherpgesteld of bij het gebruik van de zelfontspanner. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. 3 Kaartwaarschuwing Door deze optie in te stellen voorkomt u dat u opnamen maakt zonder dat er een kaart in de camera is geplaatst. Selecteer op het tabblad [z1] [Ontspan sluiter zonder kaart] en druk op <0>.
Handige functies 3 De tijd voor automatisch uitschakelen instellen Om de accu te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze gedurende een bepaalde ingestelde tijd niet is gebruikt. U kunt deze tijdsduur zelf aan de hand van een aantal opties instellen. Na een automatische uitschakeling kunt u de camera weer inschakelen door de ontspanknop half in te drukken of door op een van de volgende knoppen te drukken: , , , , enz.
Handige functies 3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>. [Maak map]. 2 Selecteer Selecteer [Maak map] en druk vervolgens op <0>. een nieuwe map. 3 Maak Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>.
Handige functies Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Open het scherm Selecteer map, selecteer een map en druk op <0>. De map waarin de opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'.
Handige functies 3 Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens worden de bestanden in een map opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer wordt op de computer in de volgende notatie weergegeven: IMG_0001.JPG. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Handige functies [Auto. reset]: De bestandsnummering begint elke keer opnieuw bij 0001 nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Handige functies 3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt 2 Selecteer instellen. Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. Het tekstinvoerscherm wordt geopend.
Handige functies Tekstinvoerprocedure Het invoergebied wijzigen: Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen: Druk op de pijltjestoetsen en om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren: Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de pijltjestoetsen of draai aan het instelwiel <6> om een teken te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren.
Handige functies 3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch geroteerd, zodat ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm van de camera of op de computer worden weergegeven. U kunt de instelling voor deze functie wijzigen. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>.
Handige functies B Camera-instellingen controleren Druk terwijl het menu wordt weergegeven op de knop om de belangrijkste functie-instellingen van de camera weer te geven. Druk terwijl het menu wordt weergegeven op de knop om de instellingen weer te geven. Druk nogmaals op de knop om naar het menu terug te keren. Instellingenscherm Resterende capaciteit van kaart Kleurruimte (pag. 131) Witbalanscorrectie (pag. 129)/ Witbalansbracketing (pag. 130) Live view-opnamen (pag.
Handige functies 3 De standaardinstellingen van de camera herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. Deze optie is beschikbaar in de creatieve modi. 1 Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer op het tabblad <53> de optie [Wis instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Wis alle camera2 Selecteer instellingen]. Selecteer [Wis alle camerainstellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK].
Handige functies Opname-instellingen AF-bediening Opnamen opslaan 1-beeld AF Beeldkwaliteit 73 AF-puntselectie Automatische selectie Beeldstijl Automatisch Transport/ zelfontspanner Standaard u (Enkelbeeld) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Meetmethode q (Meervlaks meting) Correctie helderheid randen Inschakelen/ correctiegegevens blijven behouden ISO-snelheid AUTO Kleurruimte sRGB ISO auto Max.: 3200 Witbalans Q (Auto) Bel.comp.
Handige functies Camera-instellingen Live view-opnamen Uitschakelen 30 sec. Live view-opname. Inschakelen Pieptoon Inschakelen AF-methode Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen Kijktijd 2 sec. Histogram Helderheid Spring met 6 e (10 opnamen) Auto. roteren AanzD LCD-helderheid LCD uit/aankn. Ontspanknop FlexiZone - Single Rasterweergave Uit Aspect ratio 3:2 Meettimer 8 sec. Movie-opname Movie-belicht.
Handige functies 3 Het LCD-scherm in-/uitschakelen De weergave met opname-instellingen (pag. 52) kan worden in- of uitgeschakeld door de ontspanknop half in te drukken. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD uit/aankn.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. [Ontspanknop]: Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het LCDscherm uitgeschakeld.
3 De flitser instellenN De instellingen voor de ingebouwde flitser en de externe Speedlite kunnen via het menu van de camera worden ingesteld. U kunt de functie-instellingen van de externe Speedlite alleen via het menu van de camera instellen als een Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met deze functie, is bevestigd. De instellingsprocedure is hetzelfde als voor het instellen van een menufunctie van de camera. Selecteer [Flitsbesturing].
3 De flitser instellenN [Func.inst. interne flitser] en [Func.inst. externe flitser] Met [Func.inst. interne flitser] en [Func.inst. externe flitser] kunt u de functies in de onderstaande tabel, instellen. De functies die bij [Func.inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. Selecteer [Func.inst. interne flitser] of [Func.inst. externe flitser] De functies van de flitser worden weergegeven. De gemarkeerde functies kunnen worden geselecteerd en ingesteld.
3 De flitser instellenN Flitsmodus Met een externe Speedlite kunt u de flitsmodus selecteren die geschikt is voor het maken van opnamen met de flitser. [E-TTL II] is de standaardmodus voor het maken van opnamen met de automatische flitser met Speedlites uit de EX-serie. Met [Manual flash] kunt u het flitsvermogen zelf instellen. Deze instelling is voor geavanceerde gebruikers.
3 De flitser instellenN Flitserinstellingen wissen Druk in het scherm [Func.inst. externe flitser] op de knop om het scherm voor het wissen van de flitserinstellingen weer te geven. Wanneer u [OK] selecteert, worden de instellingen voor de ingebouwde flitser en de externe Speedlite gewist. De persoonlijke voorkeuze voor de externe Speedlite instellen De persoonlijke voorkeuze-instellingen die bij [C.Fn-inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model.
3 Stofwisdata toevoegenN Stof dat de camera binnendringt, kan zich aan de beeldsensor hechten en stofvlekken veroorzaken die op de opnamen zichtbaar zijn. Om deze stofvlekken te wissen, kunt u stofwisdata aan de opnamen toevoegen. Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 319) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit object, zoals een vel papier. Stel de brandpuntsafstand van het objectief in op 50 mm of meer.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. De foto wordt in de diafragmavoorkeuzemodus gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Handmatige sensorreinigingN Als stof zich aan de beeldsensor heeft gehecht en stofvlekken op de opnamen zichtbaar zijn, kunt u de beeldsensor zelf reinigen met een blaasbuisje voor de camera. Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Reinig handmatig].
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • Het klepje van de kaartsleuf/het accucompartiment openen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje.
8 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden de functies voor het bekijken van foto's en video's uitgelegd, waarbij dit onderwerp uitgebreider aan bod komt dan in hoofdstuk 2 'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'. Hier vindt u informatie over hoe u foto's en movies op de camera kunt weergeven en wissen en op de tv kunt bekijken.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4 of 9 opnamen op 1 scherm worden weergegeven. 1 Geef de opname weer. Als u op de knop drukt, wordt de laatstgemaakte opname weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Druk op de knop . Er verschijnt een index van 4 opnamen. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje kader.
x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Spring met 6] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen om de gewenste sprongmethode te selecteren en druk vervolgens op <0>.
u/y Vergrote weergave Opnamen kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Vergroot het beeld. Druk tijdens opnameweergave op de knop . De opname wordt vergroot. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de opname verder vergroot tot de maximale vergroting is bereikt. Druk op de knop om de vergroting te verkleinen. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de vergroting verder verkleind totdat het normale formaat van de opname is bereikt.
b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beeld roteren] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt roteren. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 204). de opname. 3 Draai Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt naar rechts gedraaid: 90° 9 270° 9 0°.
3 Classificaties instellen U kunt opnamen en movies classificeren met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Classificatie] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een opname of movie te selecteren voor classificatie. U kunt drie opnamen weergeven door op de knop te drukken.
3 Classificaties instellen Het totale aantal opnamen met een bepaalde classificatie dat kan worden weergegeven, is 999. Indien er meer dan 999 opnamen zijn met een bepaalde classificatie, wordt er [###] weergegeven voor die classificatie. Het voordeel van classificaties Met [x2: Spring met 6] kunt u alleen opnamen met een bepaalde classificatie weergeven. Met [x2: Diavoorstelling] kunt u alleen opnamen met een bepaalde classificatie afspelen. Met Digital Photo Professional (EOS-software, pag.
Q Snel instellen voor weergave U kunt tijdens de weergave van één opname op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [ : Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [U: Creatieve filters], [S: Wijzig formaat] (alleen JPEG-bestanden) en [e: Spring met 6]. Voor movies kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. 1 Druk op de knop . Druk tijdens de opnameweergave op de knop . De opties voor Snel instellen worden weergegeven.
Q Snel instellen voor weergave Stel [51: Auto. roteren] in op [AanzD] om een opname te draaien. Als [51: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] toegevoegd aan de opname, maar de camera zal de opname niet draaien voor weergave. Wanneer u op de knop drukt tijdens de indexweergave, wordt er overgeschakeld op de weergave van één opname en worden de pictogrammen voor Snel instellen weergegeven.
k Genieten van movies U kunt movies op de volgende drie manieren afspelen: Afspelen op een televisie (pag. 222) U hebt een HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig om de camera op een televisie aan te sluiten. Ook een HDMI-aansluiting op een tv is vereist. Wanneer de camera met een HDMIkabel is aangesloten op een tv, kunt u movies en foto's op de tv bekijken.
k Genieten van movies Afspelen op het LCD-scherm van de camera (pag. 214 - 221) U kunt movies afspelen op het LCDscherm van de camera. U kunt bovendien de eerste en laatste beelden van een movie bewerken en de foto's en movies op de kaart afspelen als automatische diavoorstelling. Een movie die op een computer is bewerkt, kan niet opnieuw op de kaart worden opgeslagen en op de camera worden afgespeeld. Videosnapshotalbums die zijn bewerkt met EOS Video Snapshot Task (pag.
k Movies afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om een opname weer te geven. een movie. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om een movie te selecteren. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram <1s> linksboven in het scherm aan dat het een movie betreft. Als de movie een videosnapshot is, wordt [ s] weergegeven. In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is. Movies kunnen niet in de indexweergave worden weergegeven.
k Movies afspelen Movieweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 2 Afsluiten Hiermee keert u terug naar de weergave van één opname. 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de pijltjestoetsen en . De vertragingssnelheid wordt rechtsboven in het scherm weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie bewerken in tussenstappen van circa 1 seconde. 1 Selecteer [X] in het movieweergavescherm. Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd. Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. Druk op de pijltjestoetsen en om een ander frame weer te geven. Als u de knop ingedrukt houdt, worden de beelden vooruitgespoeld.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken de bewerkte movie op. 4 Sla Selecteer [ ] en druk vervolgens W op <0>. Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe movie op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele moviebestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Diavoorstelling] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt afspelen. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) Optie Beschrijving van weergave jAlle bldn Alle foto's en movies op de geheugenkaart worden weergegeven. iDatum De foto's en movies die zijn vastgelegd op de geselecteerde opnamedatum, worden weergegeven. nMap De foto's en movies in de geselecteerde map worden weergegeven. kMovies Alleen de movies op de geheugenkaart worden weergegeven. zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [Overgangseffect] [Achtergrondmuziek] de diavoorstelling. 4 Start Druk op de pijltjestoetsen en om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling. 5 Beëindig Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) De achtergrondmuziek selecteren 1 Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Inschakelen] en druk dan op <0>. Als de kaart geen achtergrondmuziek bevat, kunt u stap 2 niet uitvoeren. de achtergrondmuziek. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste achtergrondmuziek te selecteren en druk vervolgens op <0>. U kunt ook meerdere tracks met achtergrondmuziek selecteren. de achtergrondmuziek af.
Afspelen op een HD-televisie U kunt movies en foto's op een tv bekijken. U hebt een HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig om de camera op een televisie aan te sluiten. Ook een HDMI-aansluiting op een tv is vereist. Pas het geluidsvolume van de movie aan via de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel de camera en de tv uit voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert. Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden.
Afspelen op een HD-televisie op de knop . 5 Druk De opname wordt op het tv-scherm weergegeven. (Het LCD-scherm van de camera blijft leeg.) De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie van de tv. U kunt het weergaveformaat wijzigen door op de knop te drukken. Zie pagina 214 als u movies wilt weergeven. Sluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
Afspelen op een HD-televisie op de knop op de camera. 3 Druk Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen af te spelen. een opname. 4 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren. Fotoweergavemenu op Enter op de afstandsbediening.
K Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden verwijderd. 3 Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beveilig beelden] en druk vervolgens op <0>. Het scherm met beveiligingsinstellingen wordt weergegeven. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer beelden] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. Wisbeveiligingspictogram de opname.
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert in [x1: Beveilig beelden], worden alle opnamen in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 50), worden ook beveiligde opnamen verwijderd.
L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde opnamen (pag. 225) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een 1+73-afbeelding verwijdert, verwijdert u zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . de opnamen die u wilt wissen. 3 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de opname die u wilt wissen te selecteren en druk vervolgens op de pijltjestoetsen en .
B Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een foto gemaakt in een creatieve modus Waarde belichtingscorrectie Waarde flitsbelichtingscorrectie Beveilig beelden Classificatie Mapnummer - bestandsnummer Diafragma Histogram (Helderheid/RGB) Sluitertijd Beeldstijl/Instellingen Meetmethode Opnamemodus ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Witbalans Opnamekwaliteit Nummer van de opname/ Totaalaantal opgeslagen opnamen Eye-Fi-overdracht Kleurruimte Opnamedatum en -tijd Witbalanscorrectie Bestandsgroot
B Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een foto gemaakt in een basismodus Sfeer en sfeereffecten Opnamemodus Licht of scène * Bij opnamen die zijn gemaakt in een basismodus kan het zijn dat de weergegeven informatie verschilt, afhankelijk van de opnamemodus.
B Weergave met opname-informatie Overbelichtingswaarschuwing Wanneer de opname-informatie wordt weergegeven, gaan overbelichte gedeelten van de opname knipperen. Voor meer detail in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw. Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en gradatie.
9 Opnamen naverwerken Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u een creatief filter toepassen of het formaat van de opname wijzigen (het aantal pixels verkleinen). De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera. Wanneer de camera via de interfacekabel op een computer is aangesloten, kunt u geen opnamen naverwerken zoals wordt beschreven in dit hoofdstuk.
U Creatieve filters toepassen U kunt de volgende creatieve filters toepassen op een opname en deze opslaan als een nieuw bestand: Korrelig Z/W, Softfocus, Fisheye-effect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. 1 Selecteer [Creatieve filters]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Creatieve filters] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. een opname. 2 Selecteer Selecteer de opname waarop u het filter wilt toepassen.
U Creatieve filters toepassen de opname op. 5 Sla Selecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK]. Als u filters op nog een opname wilt toepassen, herhaalt u stap 2 t/m 5. Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop . Wanneer u 1+73- of 1-opnamen maakt, worden filtereffecten toegepast op de 1-opname en wordt de opname opgeslagen als JPEG-bestand.
U Creatieve filters toepassen Kenmerken van creatieve filters Korrelig Z/W Hiermee ontstaat een korrelige zwart-witfoto. U kunt het zwartwiteffect wijzigen door het contrast aan te passen. Softfocus Geeft het beeld een zachte uitstraling. U kunt de zachtheid van het beeld wijzigen door de scherpte aan te passen. Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-objectief. De opname krijgt een tonvormige vervorming.
S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen U kunt het formaat van een opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3/4/a/b-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG c- en RAW-opnamen kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Wijzig formaat] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. een opname.
S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen Opties voor wijziging formaat op basis van het originele beeldformaat Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Origineel beeldformaat 3 4 a b c k k k k k k k k k 4 a k b c Beeldformaten Het beeldformaat dat wordt weergegeven bij stap 3 op de voorgaande pagina, zoals [***M ****x****], heeft een beeldverhouding van 3:2. Het beeldformaat volgens de beeldverhoudingen wordt weergegeven in de onderstaande tabel.
10 Opnamen afdrukken Afdrukken (pag. 240) U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor rechtstreeks afdrukken. Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 249) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort.
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor rechtstreeks afdrukken kan volledig worden uitgevoerd via het LCD-scherm van de camera. De camera op een printer aansluiten 1 Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. de camera aan op de printer. 3 Sluit Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge de opname weer. 6 Geef Druk op de knop . De opname wordt weergegeven en het pictogram linksboven op het scherm geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. Controleer voordat u een printer gebruikt of deze over een PictBridgeaansluiting beschikt. U kunt movies niet afdrukken. De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel.
w Afdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Pictogram aangesloten printer 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCDscherm het pictogram wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt afdrukken. op <0>.
w Afdrukken Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
w Afdrukken de afdrukeffecten in (opnameoptimalisatie). 4 Stel Stel ze indien nodig in. Ga naar stap 5 als u geen afdrukeffecten wilt instellen. De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Als het pictogram naast helder wordt weergegeven, kunt u het afdrukeffect aanpassen (pag. 246).
w Afdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Stel ze indien nodig in. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Stel de afdrukinstellingen naar wens in en druk vervolgens op <0>. het aantal exemplaren in. 6 Stel Stel de zomertijd in als dit nodig is. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. met afdrukken. 7 Begin Selecteer [Print] en druk vervolgens op <0>.
w Afdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect zoals beschreven bij stap 4 op pagina 244. Wanneer het pictogram duidelijk wordt weergegeven naast , kunt u op de knop drukken. Vervolgens kunt u het afdrukeffect aanpassen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hier stelt u de helderheid van de opname in. Levels aanp.
w Afdrukken De opname bijsnijden Kantelcorrectie U kunt de opname bijsnijden en alleen een vergrote versie van het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in vlak voordat u de opname afdrukt. Als u de afdrukinstellingen wijzigt nadat u het bijsnijden hebt ingesteld, moet u het bijsnijden wellicht opnieuw instellen voordat u kunt afdrukken. 1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
w Afdrukken Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de camera. Op een tv-scherm wordt het bijsnijdkader mogelijk niet correct weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) U kunt het printtype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen 1 Selecteer [Printopties]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties] en druk vervolgens op <0>. [Stel in].
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K Standaard Er wordt één opname afgedrukt per vel. L Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. K L Beide Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname afgedrukt. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop <7>. Het scherm met printopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) Printopties opgeven Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de afdruktaak toe. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk op de knop om de printopties op de kaart op te slaan.
W Voor DPOF geselecteerde opnamen rechtstreeks afdrukken Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Bereid het afdrukken voor. Zie pagina 240. Volg de procedure 'De camera op een printer aansluiten' tot stap 5. 2 Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is aangesloten en afdrukken mogelijk is. 4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 242). Stel de afdrukeffecten (pag.
p Opnamen selecteren voor een fotoboek U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt gebruiken in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen en om fotoboeken af te drukken op een printer. Eén opname tegelijk opgeven 1 Selecteer [Fotoboek instellen].
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven. Als [x1: Fotoboek instellen] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart opgegeven. Als u de selectie van de opname wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart].
11 De camera aanpassen aan uw voorkeuren Creati ev em U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Nummer van de persoonlijke voorkeuze Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en druk vervolgens op <0>. het nummer van de 2 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de pijltjestoetsen en om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN Persoonlijke voorkeuze C.Fn I: Belichting 1 Belichtingsniveauverhogingen 2 ISO vergroten 3 Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus A Live view-opname pag. 258 k k pag. 259 k pag. 260 k C.Fn II: Beeld 4 Ruisred. lange sluitertijd 5 Hoge ISO-ruisreductie 6 Lichte tonen prioriteit pag. 261 k k C.Fn III: Autofocus/transport 7 AF-hulplicht pag.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Beeld, C.Fn III: Autofocus/ transport en C.Fn IV: Bediening/overig C.Fn I: Belichting C.Fn-1 Belichtingsniveauverhogingen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscorrectie, enzovoort.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-3 Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoork (f). 0: Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Met een externe Speedlite is snelle synchronisatie ook mogelijk. 1: 1/200-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: Beeld C.Fn-4 Ruisreductie lange sluitertijd 0: Uit 1: Automatisch Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis veroorzaakt door lange belichting wordt gedetecteerd. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief. 2: Aan Ruisreductie wordt uitgevoerd bij alle belichtingstijden van 1 seconde of langer.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-5 Hoge ISO-ruisreductie Vermindert de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. Wijzig de instelling zodat deze aansluit op het ruisniveau.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III: Autofocus/transport C.Fn-7 AF-hulplicht Hiermee wordt het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser of externe Speedlites voor EOS-camera's in- of uitgeschakeld. 0: Inschakelen Het AF-hulplicht wordt indien nodig ingeschakeld. 1: Uitschakelen Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld. Dit voorkomt dat het AFhulplicht anderen stoort. 2: Alleen externe flitser Als er een externe Speedlite is bevestigd, activeert deze indien nodig het AF-hulplicht.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn IV: Bediening/overig C.Fn-8 Sluiter/AE-vergrendelknop 0: AF/AE-vergrendel. 1: AE-vergrendel./AF Dit is handig wanneer u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten. Druk op de knop om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om de automatische belichting te vergrendelen. 2: AF/AF-vergrendel., geen AE Tijdens het gebruik van AI Servo AF kunt u op de knop drukken om het automatisch scherpstellen tijdelijk te onderbreken.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-9 Wijs SET-knop toe U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Wanneer de camera gereed is voor het maken van opnamen, drukt u op de knop <0> om het instellingenscherm van de desbetreffende functie weer te geven. 0: Normaal (uitgeschakeld) 1: Beeldkwaliteit Het instellingenscherm Beeldkwaliteit wordt weergegeven. Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk op <0>.
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Register in My Menu]. 2 Selecteer Selecteer [Register in My Menu] en druk op <0>. 3 Selecteer het item en druk vervolgens Leg de gewenste items vast. op <0>.
12 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Als u op het tabblad [53] de optie [Certificaatlogo weergeven] selecteert en op <0> drukt, wordt een aantal logo's van cameracertificaten weergegeven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E10 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft u het resterende accuniveau niet in de gaten te houden. 1 Sluit het netsnoer aan. Sluit het netsnoer aan zoals afgebeeld in de illustratie. Verwijder na gebruik van de camera het netsnoer uit het stopcontact. de DC-koppeling aan. 2 Sluit Sluit de stekker van het DC-snoer aan op de DC-koppeling. de DC-koppeling.
F De afstandsbediening gebruiken Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt met een snoer van circa 60 cm geleverd. Wanneer de afstandsbediening op de hiervoor bestemde aansluiting van de camera is aangesloten, kan de afstandsbediening half en helemaal worden ingedrukt, net zoals de ontspanknop. Afstandsbedieningen RC-6, RC-1 en RC-5 (alle afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen niet met deze camera worden gebruikt.
Externe Speedlites EOS-Speedlites uit de EX-serie Deze Speedlites functioneren als een ingebouwde flitser, zodat ze gemakkelijk kunnen worden bediend. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera is bevestigd, wordt de automatische flitsbediening praktisch volledig door de camera geregeld. Dit is dus een hoogwaardige flitser die extern wordt bevestigd en de rol van de ingebouwde flitser overneemt.
Externe Speedlites Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische TTL- of A-TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op (handmatige belichting) of (AE met diafragmavoorkeuze) en pas de diafragma-instelling aan voordat u de opname maakt.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fi-kaart kunt u opnamen via een draadloos netwerk automatisch naar een pc overbrengen of naar een online service uploaden. De beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken de instelling [Toegangspunt SSID:]. 5 Controleer Controleer of een access point wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk drie keer op de knop om het menu af te sluiten. de opname. 6 Maak De opname wordt overgebracht en het pictogram Pictogram voor de overdrachtsstatus H(grijs) Niet verbonden H(knippert) Verbinden... H(weergegeven) Verbonden H() Overbrengen...
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Programmakeuzewiel Alle selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit ISOsnelheid Beeldstijl Creatieve modi k A 7 C 2 3 4 5 6 d s f a k z*1 k k k k k k k k k k k k Automatisch ingesteld/ISO auto o o o o o o o o k k k k k k Handmatig k k k k Maximum voor auto k k k k Automatisch ingesteld/Automatisch o o o o o o o o k k k k k k k k k k Handmatige selectie k*2 k k k k k k Sfeeropnam
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Programmakeuzewiel Meetmethode Meervlaks meting Basismodi Creatieve modi o o o o o o o o k k k k Selectie meet-methode k k k k Programmakeuze k Belichtingscompensatie k k k k k k Belichtingsvergrendeling k k k k k k k k o Flitser aan (flitst altijd) k o k k k k o o k k k k o o k k k k k k k k k Flitsbelichtingscorrectie k k k k Functie-instellingen k k k k Persoonlijke voorkeuze-instellingen k k k k Beeldverhouding*5 o k k k k
Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT 90EX 270EX II 320EX 430EX II 600EX-RT/ Macro Ring Lite Macro Twin Lite MR-14EX II MT-24EX 600EX Oculairverlengstuk EP-EX15 ll Standaardaccessoires Rubberframe Ef Oogschelp Ef Dioptrische aanpassingslenzen E-serie Brede draagriem Hoekzoeker C Semi-harde cameratas EH22-L/EH24-L AC-adapterset ACK-E10 Accu LP-E10 Acculader LC-E10 of LC-E10E DC-koppeling DR-E10 Handriem E2 Compacte stroom-adapter CA-PS700 276
Systeemschema GPS-ontvanger GP-E2 Afstandsbediening RS-60E3 EF-objectieven HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) EF-S-objectieven Tv/video Tv/video EOS Solution Disk Met PictBridge compatibele printer Interfacekabel (1,3 m) Interfacekabel IFC-200U/500U (1,9 m) / (4,7 m) Computer USB-poort SD-/SDHC-/SDXCgeheugenkaart Kaartlezer Kaartsleuf Windows 8 Windows 7 Windows Vista Windows XP Mac OS X * Als u de GP-E2 gebruikt, sluit u deze aan op de camera met de kabel die is meegeleverd bij de GP-E2.
3 Menu-instellingen Opnamen met de zoeker en Live view-opnamen Opname 1 (rood) Pagina Beeldkwaliteit 73/83/74/84/7a/8a/b/c/ 1+73/1 84 Pieptoon Inschakelen / Uitschakelen 180 Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen / Uitschakelen 180 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 180 Correctie helderheid randen Inschakelen / Uitschakelen 120 R.ogen Aan / Uit Uit / Aan 102 Flitsbesturing Flitsen / Func.inst. interne flitser / Func.inst. externe flitser / C.Fn-inst.
3 Menu-instellingen Opname 3 (rood) Pagina Stofwisdata Verzamelt gegevens waarmee stofvlekken kunnen worden verwijderd 198 ISO auto Max.:400 / Max.:800 / Max.:1600 / Max.:3200 / Max.:6400 90 Live view-opname Inschakelen / Uitschakelen 135 AF-methode FlexiZone - Single / uLive-modus / Quick-modus 142 Rasterweergave Uit / Raster 1l / Raster 2m 139 Aspect ratio 3:2 / 4:3 / 16:9 / 1:1 140 Meettimer 4 sec. / 8 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min.
3 Menu-instellingen Weergave 2 (blauw) Pagina Histogram Helderheid / RGB 231 Spring met 6 1 beeld / 10 beelden / 100 beelden / Datum / Map / Movies / Foto's / Classificatie 205 Diavoorstelling Beschrijving van weergave / Weergaveduur / Herhalen / Overgangseffect / Achtergrondmuziek 218 Classificatie [OFF] / l / m / n / o / p 208 Ctrl over HDMI Uitschakelen / Inschakelen 223 Instellingen 1 (geel) Uitschakelen 30 sec. / 1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min. / 15 min. / Deactiveren 181 Auto.
3 Menu-instellingen Instellingen 3 (geel) Pagina Certificaatlogo weergeven Geeft een aantal van de logo's van de cameracertificaten weer 267 Persoonlijke voorkeuze(C.Fn) De camerafuncties aan uw persoonlijke voorkeur aanpassen 256 Copyrightinformatie Geef copyrightinfo weer / Voer naam van auteur in / Voer copyrightdetails in / Verwijder copyrightinfo 186 Wis instellingen Wis alle camera-instellingen / Wis pers. voorkeuze(C.
3 Menu-instellingen k Movie-opnamen Movie 1 (rood) Pagina Movie-belicht. Auto / Handmatig 172 AF-methode FlexiZone - Single / uLive-modus / Quick-modus 172 AF met ontspanknop Uitschakelen / Inschakelen tijdens movie-opname k 172 kSluiter / AE-vergrendelknop AF/AE vergrendel / AE vergrendel/AF / AF/AF vergr. geen AE vergr. AE/AF, geen AE vergrendel 173 kLichte tonen prioriteit Uitschakelen / Inschakelen 173 1920x1080 (6/5/4) /1280x720 (8/7) / 640x480 (6/5) 164 Movie 2 (rood) Movie-opn.
3 Menu-instellingen Movie 3 (rood) Pagina Belichtingscompensatie Verhogingen in stappen van 1/3 stops, ±5 stops 176 Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Deactiveren / Zwak / Standaard / Hoog 176 Handmatige witbalans De witbalans handmatig instellen 176 Beeldstijl DAutomatisch / PStandaard / QPortret / RLandschap / SNeutraal / UNatuurlijk / VMonochroom / WGebruiker 1-3 176 Menu's voor movie-opnamemodus De menutabbladen [Z1], [Z2] en [Z3] worden alleen weergegeven in de mov
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De accu wordt niet opgeladen. Laad alleen echte Canon-accu's op van het type LP-E10. Het lampje van de acculader knippert. Als er een probleem is met de acculader, wordt het opladen beëindigd en gaat het oplaadlampje oranje knipperen.
Problemen oplossen De accu raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen accu (pag. 30). De prestaties van de oplaadbare accu nemen na verloop van tijd af. Koop een nieuwe accu. Het aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. • Wanneer de AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt gemaakt. • Wanneer Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief wordt gebruikt.
Problemen oplossen Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst (pag. 32). Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen (pag. 32). Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken (pag. 32 en 227). Als u probeert om scherp te stellen in de modus 1-beeld AF terwijl het focusbevestigingslampje in de zoeker knippert, kan er geen foto worden gemaakt.
Problemen oplossen Er zijn horizontale strepen zichtbaar of de belichting of kleurtoon ziet er vreemd uit. Horizontale strepen (ruis) en onregelmatige belichting kunnen worden veroorzaakt door TL-licht, ledlampen of andere lichtbronnen tijdens opnamen met de zoeker of Live view-opnamen. Bovendien kan de belichting of de kleurtoon anders uitvallen dan gewenst. Een langere sluitertijd kan het probleem verhelpen. De standaardbelichting kan niet worden verkregen of de belichting is onregelmatig.
Problemen oplossen ISO 100 kan niet worden ingesteld. Als bij [53: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [6: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], kan ISO 100 niet worden ingesteld. Als [0: Uitschakelen] is ingesteld, kan ISO 100 wel worden ingesteld (pag. 261). Dit geldt ook voor movie-opnamen (pag. 173). De ISO-snelheid [H] (gelijk aan ISO 12800) kan niet worden ingesteld. Als bij [53: Persoonlijke voorkeuze(C.
Problemen oplossen De ingebouwde flitser klapt vanzelf uit. In opnamemodi ( <2> <4> <6>) met de standaardinstelling (Autom. flits) klapt de ingebouwde flitser indien nodig automatisch omhoog. De ingebouwde flitser werkt niet. Als u continu en met slechts korte tussenpozen opnamen maakt met de ingebouwde flitser, kan de flitser mogelijk tijdelijk niet worden gebruikt om de flitsereenheid te beschermen. De flitser werkt altijd op vol vermogen.
Problemen oplossen De camera maakt geluid wanneer deze wordt geschud. Het uitschuifmechanisme van de flitser beweegt een beetje. Dit is normaal en is geen defect. De sluiter maakt bij Live view-opnamen twee opnamegeluiden. Als u de flitser gebruikt, maakt de sluiter bij iedere opname twee geluiden (pag. 135). Tijdens Live view- en movie-opname wordt een wit of rood pictogram weergegeven. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is.
Problemen oplossen De belichting verandert tijdens de movie-opname. Als u tijdens de movie-opname de sluitertijd of het diafragma aanpast, worden de wijzigingen mogelijk in de belichting opgenomen. Door het objectief tijdens movie-opname in- of uit te zoomen, kunnen er veranderingen in de belichting optreden, ongeacht of het maximale diafragma van het objectief verandert of niet. Als gevolg daarvan worden de wijzigingen in de belichting mogelijk opgenomen.
Problemen oplossen De bestandsnaam begint met 'MVI_'. Het is een moviebestand (pag. 185). De bestandsnummering begint niet bij 0001. Als er op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het opnamenummer niet begint bij 0001 (pag. 184). De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. Controleer of juiste datum en tijd zijn ingesteld (pag. 37). Controleer de tijdzone en zomertijd (pag. 37). De datum en tijd staan niet op de opname.
Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Een gedeelte van de opname knippert zwart. Dit is de overbelichtingswaarschuwing (pag. 231). Overbelichte gedeelten met verlies van detail in de lichte delen zullen knipperen. De opname kan niet worden gewist. Als de opname tegen wissen is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd (pag. 225). De movie kan niet worden afgespeeld. Movies die op een computer worden verwerkt met ImageBrowser EX (pag.
Problemen oplossen Er worden geen opnamen weergegeven op het tv-scherm. Controleer of de stekker van de HDMI-kabel volledig in de aansluiting is gestoken (pag. 222). De kaartlezer herkent de kaart niet. Afhankelijk van de kaartlezer en het gebruikte besturingssysteem van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend.
Problemen oplossen Problemen met afdrukken Er zijn minder afdrukeffecten dan wordt vermeld in de instructiehandleiding. De schermweergave kan per printer verschillen. In deze instructiehandleiding worden alle beschikbare afdrukeffecten vermeld (pag. 244). Problemen bij aansluiten op een computer Ik kan geen afbeeldingen naar een computer downloaden. Installeer de EOS-software (cd-rom EOS Solution Disk) op de computer (pag. 320 t/m 321).
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutmelding weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Oorzaak en tegenmaatregelen Nummer Foutmelding en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. 01 02 Maak de elektrische contactpunten op de camera en het objectief schoon of gebruik een objectief van Canon (pag. 21 en 22). Geen toegang tot kaart. Herplaats/vervang kaart of formatteer kaart met deze camera.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele objectieven: Objectiefbevestiging: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-geheugenkaart Circa 22,3 x 14,9 mm Canon EF-objectieven (incl.
Specificaties • Zoeker Type: Dekking: Vergroting: Gezichtspunt: Ingebouwde dioptrische aanpassing: Matglas: Spiegel: Scherptedieptecontrole: Pentaspiegel met vast oogniveau Verticaal/horizontaal circa 95% (met gezichtspunt van circa 21 mm) Circa 0,8x (-1 m-1 met 50mm-objectief bij oneindig) Circa 21 mm (vanaf het midden van de oculairlens bij -1 m-1) Circa -2,5 - +0,5 m-1 (dpt) Vast, precisiemat Snel terugklappend Ingeschakeld met Persoonlijke voorkeuze-instelling • Automatische scherpstelling Type: AF-p
Specificaties • Sluiter Type: Sluitertijden: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/4000 sec. tot 30 sec. (Totaal sluitertijdbereik. Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.), Bulb, X-synchronisatie bij 1/200 sec. • Flitser Ingebouwde flitser: Inklapbare, automatische flitser Richtgetal: circa 9,2 (bij ISO 100, in meter) of circa 13 (ISO 200, in meter) Flitsdekking: ongeveer de beeldhoek van een 17mm-objectief Recycletijd: circa 2 sec.
Specificaties • Movie-opname Opname-indeling: Movies: MOV MPEG-4 AVC/H.264 Variabele (gemiddelde) bitsnelheid Audio: Lineaire PCM Grootte en framerate 1920x1080 (Full HD) : 30p/25p/24p van opname: 1280x720 (HD) : 60p/50p 640x480 (SD) : 30p/25p * 30p: 29,97 fps, 25p: 25,00 fps, 24p: 23,98 fps, 60p: 59,94 fps, 50p: 50,00 fps Bestandsgrootte: 1920x1080 (30p/25p/24p) : circa 330 MB/min. 1280x720 (60p/50p) : circa 330 MB/min. 640x480 (30p/25p) : circa 82,5 MB/min.
Specificaties • Weergave Weergaveformaten voor opnamen: Basisinformatie, basisinformatie + beeldkwaliteit/ nummer van opname, weergave met opnameinformatie, histogram, opname-index (4/9) Zoomvergroting: Circa 1,5x - 10x Overbelichtingswaarschuwing: Overbelichte gedeelten knipperen Navigatiemethoden: Enkele opname, opnamesprong met 10 of 100 beelden, op opnamedatum, op map, op movies, op foto's, op classificatie Beeldrotatie: Mogelijk Classificaties: Beschikbaar Movieweergave: Ingeschakeld (LCD-scherm, HDM
Specificaties • Voeding Accu: Accu LP-E10 (1 stuk) * Wisselstroom via de AC-adapterset ACK-E10 Aantal mogelijke opnamen: Bij het maken van opnamen met de zoeker: Circa 500 opnamen bij (op basis van CIPA-testcriteria) kamertemperatuur (23 °C), circa 410 opnamen bij lage temperaturen (0 °C) Bij Live view-opnamen: Circa 180 opnamen bij kamertemperatuur (23 °C), circa 170 opnamen bij lage temperaturen (0 °C) Movie-opnametijd: Circa 1 uur en 15 min. bij kamertemperatuur (23 °C) Circa 1 uur en 10 min.
Specificaties • Acculader LC-E10E Compatibele accu: Lengte netsnoer: Oplaadtijd: Nominaal ingangsvermogen: Nominaal uitgangsvermogen: Bedrijfstemperatuur: Luchtvochtigheid tijdens gebruik: Afmetingen (B x H x D): Gewicht: Accu LP-E10 Circa 1 m Circa 2 uur (bij 23 °C) 100-240 V AC (50/60 Hz) 8,3 V DC / 580 mA 6 °C - 40 °C 85% of lager Circa 67,0 x 30,5 x 87,5 mm Circa 82 g (zonder netsnoer) • EF-S18-55mm f/3.5-5.
Specificaties • EF-S18-55mm f/3.5-5.
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een accu). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn.
Veiligheidsmaatregelen Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken. Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen • Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen: - Gebruik geen accu's, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze handleiding worden genoemd.
• Verwijder de accu en haal de stekker uit het stopcontact als u de camera of een accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling en brand. • Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. • Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom.
Letsel en schade aan apparatuur voorkomen • Laat de apparatuur niet in een auto achter die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken. • Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken. Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en het objectief te dragen. • Laat een objectief of camera met objectief niet zonder lensdop in de zon liggen.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES 1. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES — Deze handleiding bevat belangrijke informatie over veiligheid en bedieningsinstructies voor acculaders LC-E10 en LC-E10E. 2. Lees voordat u de lader in gebruik neemt, eerst alle instructies en opmerkingen over (1) de lader, (2) de accu en (3) het product met gebruik van de accu. 3. WAARSCHUWING — Laad alleen accu LP-E10 op om het risico op letsel te verkleinen.
13 De instructiehandleidingen op de dvd-rom weergeven / Opnamen downloaden naar een computer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de instructiehandleidingen voor de camera en de software (op de meegeleverde dvd-rom) weergeeft op de computer en hoe u opnamen van de camera naar de computer downloadt. Ook vindt u in dit hoofdstuk een overzicht van de software die zich op de EOS Solution Disk (cd-rom) bevindt en wordt uitgelegd hoe u de software op de computer installeert.
De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) bevat de volgende elektronische handleidingen (pdf): CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Instructiehandleiding Uitleg van de functies en bediening van de camera, waaronder de basisfuncties.
De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven [WINDOWS] EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA 1 2 3 . e EU NON IN C. 20XX. Made in th EOS Camera Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. Plaats de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd) in het dvdromstation van de computer.
De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven [MACINTOSH] EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA 1 2 3 4 . e EU NON IN C. 20XX. Made in th EOS Camera Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. Plaats de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd) in het dvdromstation van de Macintosh. Dubbelklik op het pictogram van de dvd.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de EOS-software gebruiken om de opnamen op de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Downloaden door de camera op de computer aan te sluiten 1 Installeer de software (pag. 320). de meegeleverde 2 Gebruik interfacekabel om de camera op een computer aan te sluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer U kunt ook een kaartlezer gebruiken om opnamen naar de computer te downloaden. Installeer de software (pag. 320). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Canon-software om de 3 Gebruik opnamen te downloaden. Gebruik Digital Photo Professional. Gebruik ImageBrowser EX. Raadpleeg de softwareinstructiehandleiding (pdf, pag. 315) op de dvd-rom voor meer informatie.
Informatie over de software EOS Solution Disk EOS Solution Disk XXX Deze cd bevat de volgende software voor EOS-camera's. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in De software die bij eerdere camera's is geleverd, biedt mogelijk geen ondersteuning voor foto's en moviebestanden die met deze camera worden gemaakt. Gebruik de software die bij deze camera wordt geleverd.
De software installeren De software op Windows installeren Compatibele Windows 8.1 Windows 8 besturingssystemen Windows XP 1 Windows 7 Windows Vista Controleer of de camera niet op de computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. 3 4 Selecteer uw regio, land en taal.
De software installeren De software op Macintosh installeren Compatibele besturingssystemen MAC OS X 10.7 - 10.9 1 Controleer of de camera niet op de computer is aangesloten. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het cdrompictogram en dubbelklik vervolgens op [Canon EOS Digital Installer/Installatieprogramma Canon EOS Digital]. 3 Selecteer uw regio, land en taal.
14 Verkorte handleiding en index Menugebruik ................................................ pag. 324 Opnamekwaliteit........................................... pag. 325 A Beeldstijl............................................... pag. 325 Q Quick control........................................... pag. 326 Nomenclatuur............................................... pag. 327 Basismodi..................................................... pag. 329 D De ingebouwde flitser gebruiken .............. pag.
Verkorte handleiding % { | ?Z % { | { | y { | Y { | { | { | { | _ { | } ~ { | ( ' % * , % * % * 324
Verkorte handleiding $ $ . 12 ( { | { | { | { | ! " ! ( $ .
Verkorte handleiding & ' { | X $ ( ' $ #$ % < % ' :=<% ; % : ? @: Q < :;% + & ? # > ' " #
Verkorte handleiding 6 : % { | ; { | { | ? % ; ' { | :=% { | :;% { ' | %' < % ' + { | % { | Z % { | # ? %' 327
Verkorte handleiding $ * $ #$ % # ; % < + : ? @: Q # > :;% Z : " ! " & ' / + # :;% {| :;% < % ; ; % $
Verkorte handleiding ( " * : + ; $ # : ; Z : ? Z % $ ~ ) 9 ( # > @ Q ' { | >
Verkorte handleiding ' : * 2 "7* { | $ { | 2 "7 $ { | $ { | X :
Verkorte handleiding $2 ".* $ {:;| { $| { | { | { | :;% { | ".
Verkorte handleiding &2 ! $* { &| { | { | { | #$ % { | + ":,$ #$ % + #$ % , 5 + { | { | { | { | #$ %
Verkorte handleiding 4 * { | ? % ? % . 3 .
Verkorte handleiding ' % * " # $ {'| " % " % " 334 { | { |
Verkorte handleiding $ * ( # ! * ( + % - : 335
Index Numerics Auto. reset.................................... 185 10- of 2-sec. zelfontspanner .........100 Autofocus ................................. 93, 95 1280x720 (movie) .........................164 Automatisch roteren ..................... 188 1920x1080 (movie) .......................164 Automatische selectie (AF) ............ 95 640x480 (movie) ...........................164 Automatische selectie van AF-punt ..... 95 9 punts AF-selectie, automatisch....95 Automatische weergave...........
Index Contrast ........................................123 Deelmeting....................................111 Externe flitser ........................... 270 FE-vergrendeling ..................... 117 Flitsbelichtingscorrectie............ 113 Flitsbesturing............................ 194 Flitser uit ........................ 61, 64, 72 Flitsmodus................................ 196 Flitssynchronisatiesnelheid....... 259, 271 Handmatig flitsen ..................... 196 Ingebouwde flitser...................
Index HDMI.....................................212, 222 Klein (opnamekwaliteit) .......... 24, 238 HDMI CEC ....................................223 Kleurruimte (bereik van reproduceerbare kleuren)............. 131 Helderheid (belichting)..................112 Belichtingscorrectie ..................112 Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling) ...................116 Meetmethode (Meetmethode).......111 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB) ......................114, 258 Lader .................
Index Maken/selecteren van mappen.....182 Maximale opnamereeks............85, 86 My Menu....................................... 265 N Maximumaantal opnamen.....36, 84, 135 Nachtportret.................................... 69 Meervlaksmeting...........................111 Namen van onderdelen .................. 22 Meetmethode ................................111 Natuurlijk ........................................ 92 Meettimer ..............................141, 175 Neutraal............................
Index Opnamen Automatisch roteren .................188 Automatische weergave ...........218 Beveiliging ................................225 Classificatie ..............................208 Diavoorstelling..........................218 Handmatig draaien ...................207 Histogram .................................231 Index.........................................204 Kijktijd .......................................180 Nummering...............................184 Op een televisie bekijken .....
Index Sensorreiniging .............................200 Vergrote weergave ............... 150, 206 Sepia (monochroom) ..............73, 124 Verzadiging................................... 123 Sfeeropnamen ................................73 Videosnapshotalbum .................... 166 Simulatie definitieve opname.....137, 160 Videosnapshots ............................ 166 Sluitersynchronisatie.....................196 Videosysteem....................... 164, 175 Softfocus ............................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De objectieven en accessoires die in deze instructiehandleiding worden genoemd, zijn in januari 2014 geactualiseerd.