- EOS-1D X Mark II (G) Instructiehandleidingen (PDF-bestanden) en de software NEDERLANDS kunt u downloaden vanaf de website van Canon (pag. 4). www.canon. 
- Inleiding De EOS-1D X Mark II (G) is een digitale spiegelreflexcamera met een full-frame CMOS-sensor (circa 35,9mm x 23,9mm), circa 20,2 effectieve Megapixel, Dual DIGIC 6+, normaal ISO-snelheidsbereik van ISO 100 - ISO 51200, zoeker met circa 100% dekking van zichthoek, 61-punts AF met hoge precisie en een hoge snelheid (tot 41 AFkruismetingspunten), maximale snelheid bij continue opname van circa 14,0 fps tijdens het maken van opnamen met de zoeker of circa 16,0 fps tijdens het maken van Live View-opnamen 
- Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Oogschelp Eg Camera (met cameradop en accucompartimentkapje) Brede draagriem Accu LP-E19 (met beschermdeksel) Interfacekabel IFC-150U II Acculader LC-E19 (met beschermdeksels) Kabelbescherming * Bevestig de oogschelp Eg op het zoekeroculair. * Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. 
- Instructiehandleidingen Instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon.  Website voor downloaden van instructiehandleiding (PDFbestanden): • Camera-instructiehandleiding, Wired-LAN instructiehandleiding en software-instructiehandleidingen  www.canon. 
- Compatibele geheugenkaarten De volgende geheugenkaarten, ongeacht de capaciteit, kunnen in de camera worden gebruikt: als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, formatteert u de kaart met deze camera (pag. 74).  CF-kaarten (CompactFlash) * Type I, UDMA Mode 7 ondersteund.  CFast-kaart * CFast 2.0 ondersteund. 
- Verkorte handleiding 1 Plaats de accu (pag. 47). 2 Plaats de kaart (pag. 49). Zie pagina 42 voor meer informatie over het opladen van de accu. De linkersleuf is voor CF-kaarten en de rechtersleuf voor CFast-kaarten. * Opnemen is mogelijk zolang er een CF-kaart of CFast-kaart in de camera zit. 3 Bevestig de lens (pag. 59). 4 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op  (pag. 59). 5 Zet de aan-uitschakelaar op <1> (pag. 53). 
- Verkorte handleiding 6 Stel de opnamemodus in op  (pag. 228). Druk op de knop . Kijk op het LCD-paneel aan de bovenzijde en draai het instelwiel <6> of <5> om  te selecteren. 7 Stel scherp op het onderwerp 8 Maak de opname (pag. 62). Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. 9 Bekijk de opname. De genomen opname wordt gedurende circa 2 sec. op het LCDscherm weergegeven. Druk op de knop  om de opname nogmaals weer te geven (pag. 344). (pag. 62). 
- Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> <5> <9> <0> 9/4/7/8 : Het hoofdinstelwiel. : Het snelinstelwiel. : De multicontroller. : De instelknop. : Hiermee wordt aangegeven dat elke functie actief blijft gedurende circa 6, 8, 10 of 16 sec. nadat u de knop loslaat. 
- Hoofdstukken Inleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 2 Aan de slag 41 De AF- en transportmodi instellen 87 Opname-instellingen 151 GPS-instellingen 211 Belichting voor fotografische expressies 227 Opnamen maken met de flitser 259 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) 271 Movie-opnamen 295 Opnamen weergeven 343 Opnamen naverwerken 391 Sensorreiniging 401 Opnamen overbrengen naar een computer en printopties opgeven 407 De camera aanpassen aan uw voorkeuren 417 
- Inhoud Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Instructiehandleidingen .................................................................... 4 Compatibele geheugenkaarten ........................................................ 5 Verkorte handleiding ........................................................................ 6 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ... 8 Hoofdstukken ..................................... 
- Inhoud De standaardinstellingen van de camera herstellen .................... 77 l Het raster weergeven in de zoeker .......................................... 81 Q De digitale waterpas weergeven ............................................. 82 Het scherm met zoekerinformatie instellen.....................................84 Help ............................................................................................85 2 De AF- en transportmodi instellen 87 f: De AF-bediening selecteren ............ 
- Inhoud O Handmatige witbalans............................................................ 180 P De kleurtemperatuur instellen................................................ 185 u Witbalanscorrectie................................................................... 186 Helderheid en contrast automatisch corrigeren............................ 189 Ruisreductie instellen ................................................................... 190 Lichte tonen prioriteit ............................................ 
- Inhoud q De meetmethode selecteren................................................... 238 O De gewenste belichtingscompensatie instellen ....................... 241 h Bracketing met automatische belichting (AEB) ...................... 243 A De opnamebelichting vergrendelen (AE-vergrendeling) ......... 245 bulb: Bulb-belichtingen................................................................. 246 P Meervoudige belichting ...........................................................248 2Spiegel opklappen .... 
- Inhoud De geluidsopname instellen ......................................................... 322 Stille bediening ............................................................................. 325 De tijdcode instellen ..................................................................... 326 Menufunctie-instellingen............................................................... 330 9 Opnamen weergeven 343 x Opnamen weergeven............................................................. 
- Inhoud 10 Opnamen naverwerken 391 R RAW-opnamen verwerken met de camera ...........................392 S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen .............................. 397 N JPEG-opnamen bijsnijden .......................................................399 11 Sensorreiniging 401 f Automatische sensorreiniging ............................................... 402 Stofwisdata toevoegen..................................................................403 Handmatige sensorreiniging ................. 
- Inhoud 14 Referentie 477 B-knopfuncties ........................................................................ 478 De accugegevens controleren...................................................... 482 Een gewoon stopcontact gebruiken ............................................. 483 Systeemschema........................................................................... 484 Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus ............. 486 Menu-instellingen .......................................... 
- Functie-index Voeding De accu opladen Accuniveau Accugegevens controleren Gewoon stopcontact Automatisch uitschakelen LCD-scherm  pag. 42  pag. 54  pag. 482  pag. 483  pag. 76 Kaart Formatteren Opnamefunctie Kaart selecteren Ontspan sluiter zonder kaart  pag. 74  pag. 152  pag. 154  pag. 50 Lens Bevestigen Ontkoppelen  pag. 59  pag. 60 Basisinstellingen Taal Datum/tijd/zone Pieptoon Copyrightinformatie Alle camera-instellingen wissen  pag. 389  pag. 82  pag. 283  pag. 
- Functie-index Bestandsnaam Bestandsnummering  pag. 203  pag. 206 Beeldkwaliteit Beeldformaat JPEG-kwaliteit (compressie) ISO-snelheid (foto's) Beeldstijl Witbalans Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Ruisreductie voor hoge ISO-snelheden Ruisreductie voor lange belichtingstijden Lichte tonen prioriteit Lensafwijkingscorrectie Flikkeren verminderen Kleurruimte  pag. 155  pag. 162  pag. 163  pag. 169  pag. 177  pag. 189  pag. 190  pag. 191  pag. 193  pag. 
- Functie-index Lijningang Hoofdtelefoon Windfilter Demper Stille bediening Tijdcode HDMI-uitgang  pag. 322  pag. 324  pag. 323  pag. 323  pag. 325  pag. 326  pag. 
- Veiligheidsmaatregelen De volgende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om schade of letsel aan uzelf en anderen te voorkomen. Zorg ervoor dat u deze voorzorgsmaatregelen goed begrijpt en volg ze op voordat u het product gaat gebruiken. Als u last hebt van storingen, problemen of schade aan het product, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center of de leverancier bij wie u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: Volg de onderstaande waarschuwingen. 
- Veiligheidsmaatregelen  Wanneer de camera of de accessoires niet in gebruik zijn, verwijder de accu dan en haal de stekker uit de apparatuur voordat u deze opbergt. Zo voorkomt u elektrische schokken, oververhitting, brand en roest.  Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand.  Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raakt u deze onderdelen niet aan. 
- Veiligheidsmaatregelen Aandachtspunten: Neem de onderstaande aandachtspunten in acht. Als u dit niet doet, kan dat leiden tot fysiek letsel of schade aan eigendommen.  Gebruik en bewaar het product niet op een locatie met een hoge temperatuur, zoals in een auto die in de zon staat. Het product kan dan heet worden en brandwonden veroorzaken. Als u dit wel doet, kan de accu ook gaan lekken of exploderen. Hierdoor nemen de prestaties af of gaat het product minder lang mee. 
- Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera  Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken.  De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een schone, droge doek als er waterspatten op zijn gekomen. 
- Tips en waarschuwingen voor het gebruik  Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de lens, de kaart en de accu uit de camera. Wacht tot de condens is verdampt voordat u de camera gebruikt.  Verwijder de accu en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u de camera gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. 
- Tips en waarschuwingen voor het gebruik Kaarten Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen:  Laat de kaart niet vallen of nat worden en buig de kaart niet. Oefen geen druk op de kaart uit en stel deze niet bloot aan fysieke schokken en trillingen.  Plak geen stickers of iets anders op de kaart.  Bewaar of gebruik de kaart niet in de buurt van voorwerpen met een sterk magnetisch veld, zoals tv's, luidsprekers en magneten. Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit. 
- Nomenclatuur Markering lensvatting (pag. 59) Knop voor scherptedieptecontrole (pag. 235) Multifunctieknop 2 (pag. 445) Zelfontspannerlampje (pag. 150) Spiegel (pag. 256, 405) Microfoon voor movieopnamen (pag. 296) Lensvergrendelingsstift Ontspanknop (pag. 62) Lensontgrendelingsknop (pag. 60) Lensvatting Greep Aan-uitschakelaar bij staande opnamen (pag. 67) Statiefbevestigingspunt  Knop voor AFgebiedselectie bij verticaal fotograferen/Knop Multifunctie-/ FE-vergrendeling/multispotmeting (pag. 
- Nomenclatuur  Knop voor witbalansselectie (pag. 177)  Knop voor LCDpaneelverlichting (pag. 67) Flitserschoen Contactpunten voor flitssynchronisatie Oogschelp (pag. 61)  Knop voor belichtingscompensatie/diafragmainstelling (pag. 241/236)  Knop voor AFgebiedselectie/multifunctie-/ FE-vergrendeling/multispotmeting (pag. 93/445/260/240)  Knop voor ISOsnelheid (pag. 163, 301) <6> Hoofdinstelwiel (pag. 63) Bevestigingspunt draagriem (pag. 37) <9> Multicontroller (pag. 65) <0> Instelknop (pag. 
- Nomenclatuur -  Knop voor flitsbelichtingscompensatie/ meetmethode (pag. 260/238)  Knop voor selectie opnamemodus (pag. 228, 272 en 296).  Knop voor transportmodusselectie/ AF-bediening/AF-methode (pag. 146/88/284)  Knop voor AEB-instelling (pag. 243) LCD-paneel aan de bovenzijde (pag. 32, 33)  Schakelaar voor Live View-opnamen/movieopnamen (pag. 272/295) <0> Start-/stopknop (pag. 272, 296) -  AF-startknop (pag. 62, 89, 274)  AEvergrendelknop (pag. 
 
 
- Nomenclatuur  INFO.-button (pag. 275, 305, 344, 478)  Menuknop (pag. 71) Bevestigingspunt draagriem (pag. 37)  Scherpstelvlakmarkering CF-kaartsleuf (kaart 1) (pag. 49) CFast-kaartsleuf (kaart 2) (pag. 49) Afdekplaatje kaartsleuf (pag. 49) Uitwerpknop CF-kaart (kaart 1) (pag. 49)  Netwerklampje (9 Wired-LAN instructiehandleiding) Accuontgrendelknop (pag. 47, 483) Accu (pag. 42, 47)  Weergaveknop (pag. 344)  Selectieknop kaart/ beeldformaat (pag. 
- Nomenclatuur Zoekerinformatie Digitale horizon (pag. 83) Grote zone AF-kader (pag. 98) Gebied AF-kader (pag. 98) Spotmetingscirkel (pag. 239) -  Knop voor  AF-punt spotten (pag. 96) Matglas (pag. 433) Knipperdetectie (pag. 198) Indicator belichtingsniveau (meting/ flitsbelichtingsniveau) Max. opnamereeks (pag. 161) Aantal resterende opnamen met meervoudige belichting (pag. 250) Raster (pag. 81) Meetmethode (pag. 238) Opnamemodus (pag. 32) -  JPEGpictogram (pag. 159) Witbalans (pag. 
 
- Nomenclatuur  ISO-snelheid (pag. 163) Handmatige belichting AE-vergrendeling (pag. 245) AEB actief (pag. 243) Multi-spotmeting (pag. 240)  Flitser gereed (pag. 260) Waarschuwing voor onjuiste FE-vergrendeling FE-vergrendeling (pag. 260) FEB actief (pag. 267)  Snelle synchronisatie (pag. 267) AF-puntselectie ([ ] AF, SEL [ ], SEL AF) AF-puntregistratie ([ ] HP, SEL [ ], SEL HP) Kaartwaarschuwing (Card 1/2/1,2) Waarschuwing volle kaart (Full 1/2/1,2)  Scherpstelindicator (pag. 
- Nomenclatuur LCD-paneel aan bovenzijde Sluitertijd Bulb (buLb) Bulb-belichtingstijd (min.:sec.) FE-vergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Waarschuwing multifunctievergrendeling (L) Beeldsensor reinigen (CLn) Waarschuwing geen kaart (Card) Foutcodes (Err) Opnamemodus d: AE-programma (pag. 228 en 296) f AE met diafragmavoorkeuze (pag. 233 en 298) a Handmatige belichting (pag. 236 en 301) s AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 231 en 297) w1/w2/w3 Aangepaste opnamemodus (pag. 472) <2> Spiegel opklappen (pag. 
- Nomenclatuur  ISO-snelheid (pag. 163)  Lichte tonen prioriteit (pag. 193) Witbalans (pag. 177) Q Auto: Sfeerprioriteit Qw Auto: Witprioriteit W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht licht I Flitser O Handmatig P Kleurtemperatuur/ persoonlijke witbalans ISO-snelheid Kleurtemperatuur Nummer handmatige witbalans Persoonlijke witbalans (PC-*) Verwerving stofwisdata (- - - - -) Transportmodus (pag. 
- Nomenclatuur Achterste LCD-paneel  Indicator CFast-kaartsleuf (kaart 2) (pag. 50)  Selectiepictogram CFast-kaart (kaart 2) (pag. 50)  Indicator CFkaart (kaart 1) (pag. 50)  Selectiepictogram CF-kaart (kaart 1) (pag. 50) Beeldformaat (pag. 155) 3 Groot K Middelgroot1 5 Middelgroot2 6 Klein 1 RAW 41 Middelgroot RAW 61 Klein RAW  Status van de GPS-verwerving*1  Logfunctie  Wired-LAN aansluiting*2  Pictogram gegevensoverdracht*3  Verbinding draadloos LAN*4 Bestandsnummer (pag. 
- Nomenclatuur Accu LP-E19 Ontgrendelknop Contactpunten Accuontgrendelknop Beschermdeksel Voor het opladen van de meegeleverde accu LP-E19, gebruikt u de meegeleverde acculader LC-E19 (pag. 36). Accu LP-E19 kan niet worden opgeladen met acculader LC-E4N/LC-E4. Accu LP-E19 is ook geschikt voor camera's waarin accu LP-E4N/LPE4wordt gebruikt. 
- Nomenclatuur Acculader LC-E19 Lader voor accu LP-E19 (pag. 42) Kalibratielampje (ontlading) Contactpunten Knop voor resterende gebruiksduur/ kalibratie Accucompartiment Netsnoeraansluiting Lampje voor laden/resterende gebruiksduur/ontlaadtijd Beschermdeksels (2) Netsnoer Meegeleverde acculader LC-E19 kan ook worden gebruikt voor het laden van accu LP-E4N/LP-E4. 
- Nomenclatuur De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. 
- Nomenclatuur De kabelbescherming gebruiken Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een interfacekabel van Canon om de camera aan te sluiten op een computer of op Connect Station (kabel is weergegeven in het systeemschema op pagina 485). Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel ook de meegeleverde kabelbescherming. De kabelbescherming voorkomt dat de kabel per ongeluk losraakt en dat de aansluiting beschadigd raakt. 
- Nomenclatuur Een originele interfacekabel gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Als u een originele interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 485) gebruikt, voert u de kabel door de klem voordat u de klem aan de kabelbescherming bevestigt. Klem  Aansluiten van de interfacekabel zonder kabelbescherming kan de digital-aansluiting beschadigen.  Gebruik geen USB 2.0-kabel met een Micro-B plug. Dit kan de digitalaansluiting van de camera beschadigen. 
- 1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basisbediening van de camera uitgelegd. 
- De accu opladen 1 Sluit de oplader aan op een stopcontact.  Sluit het netsnoer aan op de oplader en steek de stekker in het stopcontact.  Wanneer er geen accu is geplaatst, zijn alle lampjes uit. het beschermdeksel. 2 Verwijder  Verwijder het beschermdeksel van de oplader (meegeleverd) en dat van de accu (meegeleverd), zoals in de illustratie is aangegeven. de accu op. 3 Laad  Schuif de accu in de sleuf van de oplader, zoals aangegeven door de pijl, en zorg ervoor dat de accu stevig vastzit. 
- De accu opladen  Voor het opladen van de meegeleverde accu LP-E19, gebruikt u de meegeleverde acculader LC-E19. Accu LP-E19 kan niet worden opgeladen met acculader LC-E4N/LC-E4.  Met de meegeleverde acculader LC-E19 kunt u alleen de meegeleverde accu's LP-E19 en LP-E4N/LP-E4 opladen.  Afhankelijk van de accustatus kan het zijn dat de lading niet de 100% bereikt. Tips voor het gebruik van de accu en acculader  Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. 
- De accu opladen  De acculader kan ook in het buitenland worden gebruikt. De acculader is compatibel met een stroombron van 100 V AC tot 240 V AC, 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel verkrijgbare stekkeradapter voor het desbetreffende land of de desbetreffende regio gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de acculader. Dit kan de acculader beschadigen.  De laadprestaties van de accu controleren. 
- De accu opladen Het lampje  knippert  Het wordt aanbevolen dat u de accu kalibreert (ontlaadt) zodat de camera nauwkeurig de capaciteit kan bepalen en het accuniveau nauwkeurig kan weergeven.  Als het lampje  groen knippert, wordt aanbevolen dat u kalibratie uitvoert. Als u de accu alleen wilt opladen, kunt u het opladen van de accu laten beginnen na circa 10 sec.  Als u de kalibratie wel wilt uitvoeren, drukt u op de knop  terwijl het lampje  groen knippert. 
- De accu opladen Direct na het plaatsen van de accu brandt alleen het lampje met de markering <100 %>  Als het opladen begint en alleen het lampje met de markering <100%> meteen groen brandt, betekent dit dat de interne temperatuur van de accu buiten het vereiste temperatuurbereik ligt. Het opladen van de accu begint automatisch wanneer de interne temperatuur tussen 5 °C en 40 °C ligt. 
- De accu plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E19 of LP-E4N/LP-E4 in de camera. De zoeker van de camera wordt verlicht zodra een accu is geplaatst en wordt donker wanneer de accu wordt verwijderd. Wanneer er geen accu in de camera is geplaatst, is het beeld in de zoeker onscherp en kunt u niet scherpstellen. De accu plaatsen 1 Verwijder het accucompartimentkapje. de accu. 2 Plaats  Zorg ervoor dat de accu stevig vastzit en draai de accuontgrendelknop in de richting van de pijl. 
- De accu plaatsen en verwijderen De accu verwijderen Draai de ontgrendelknop van de accu en haal de accu eruit.  Controleer of de aan-uitschakelaar op <2> staat (pag. 53).  Klap de accuontgrendelknop naar buiten, draai deze in de richting van de pijl en trek deze eruit.  Plaats het beschermdeksel (meegeleverd, pag. 42) op de accu om kortsluiting van de accucontactpunten te voorkomen.  Bevestig het accucompartimentkapje (pag. 29) wanneer de camera niet wordt gebruikt. 
- De kaart plaatsen en verwijderen U kunt met deze camera gebruikmaken van CF-kaarten en CFastkaarten. Opnamen kunnen worden opgeslagen als er ten minste één kaart in de camera is geplaatst. Als in beide kaartsleuven een kaart is geplaatst, kunt u kiezen op welke kaart opnamen worden opgeslagen, of u kunt dezelfde opnamen tegelijkertijd op beide kaarten opslaan (pag. 152). De kaart plaatsen 1 Open het klepje. 
- De kaart plaatsen en verwijderen het klepje. 3 Sluit  Druk op het klepje totdat het dichtklikt. Maximum aantal opnamen Pictogram kaartselectie Indicator CF-kaart Indicator CFast-kaart de aan-uitschakelaar op <1> 4 Zet (pag. 53).  Het aantal resterende opnamen wordt weergegeven op het LCD-paneel aan de bovenzijde.  Het LCD-paneel aan de achterzijde geeft aan welke kaarten zijn geplaatst. De beelden worden opgeslagen op de met het pijlpictogram < > aangegeven kaart. 
- De kaart plaatsen en verwijderen De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicat Open het klepje.  Zet de aan-uitschakelaar op <2>.  Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje.  Sluit de klep als [Opslaan...] op het LCD-scherm wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder  Druk op de uitwerpknop om de CFkaart te verwijderen.  Trek de kaart recht uit de camera en sluit het klepje. 
- De kaart plaatsen en verwijderen  Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen. Maak het klepje van de kaartsleuf op dat moment niet open. Voer ook niet de volgende handelingen uit wanneer de lees-/ schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De accu verwijderen. 
- De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum/tijd/zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 55 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <1> : De camera is ingeschakeld. : De camera wordt ingeschakeld. De multifunctievergrendeling wordt ingeschakeld (pag. 66). <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aan-uitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. 
- De camera inschakelen z Indicator accuniveau Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het accuniveau een van de volgende zes niveaus. Met een knipperend accupictogram  wordt aangegeven dat de accu bijna leeg is. 
- 3 De datum, tijd en zone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datum/ tijd/zone-instellingen zijn gereset, wordt het instelscherm datum/tijd/ zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Stel de tijdzone in waarin u zich op dit moment bevindt. Als u op reis gaat, hoeft u alleen maar de tijdzone in te stellen op de tijdzone van uw bestemming. De camera past de datum en tijd automatisch aan. 
- 3 De datum, tijd en zone instellen  Draai aan het instelwiel <5> om [Zone] te selecteren en druk vervolgens op <0>.  Draai aan het instelwiel <5> om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op <0>.  Als de gewenste tijdzone niet wordt vermeld, drukt op de knop  en gaat u naar de volgende stap om deze in te stellen (met het tijdsverschil ten opzichte van de UTC-tijd). 
- 3 De datum, tijd en zone instellen de zomertijd in. 5 Stel  Stel de zomertijd in als dit nodig is.  Draai aan het instelwiel <5> om [Y] te selecteren.  Druk op <0> zodat  wordt weergegeven.  Draai aan het instelwiel <5> om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>.  Wanneer zomertijd is ingesteld op [Z], zal de tijd die is ingesteld in stap 4 met 1 uur vooruitgaan. Als [Y] is ingesteld, wordt zomertijd geannuleerd en gaat de tijd met 1 uur achteruit. de instelling. 
- 3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer.  Druk op de knop  om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK].  Druk op de knop -  en selecteer het tabblad [5].  Draai aan het instelwiel <6> om het tabblad [52] te selecteren.  Draai aan het <5> instelwiel om [TaalK] te selecteren en druk op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel  Draai aan het instelwiel <5> om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>.  De interfacetaal wordt gewijzigd. 
 
- Een lens bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF-lenzen. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-S- of EF-M-lenzen. Een lens bevestigen 1 Verwijder de doppen.  Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. de lens. 
- Een lens bevestigen en verwijderen De lens verwijderen Houd de lensontgrendelingsknop ingedrukt en draai de lens in de richting van de pijl.  Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los.  Bevestig de achterste lensdop op de losgekoppelde lens.  Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen beschadigen.  Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2> wanneer u een lens bevestigt of verwijdert. 
- Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen 1 Verwijder de oogschelp.  Pak beide zijden van de oogschelp beet en schuif de dop omhoog om deze te verwijderen. de aanpassing. 2 Maak  Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn.  Plaats de oogschelp terug. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om de dioptrische aanpassingslens Eg (afzonderlijk verkrijgbaar) te gebruiken. 
- Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel aan de bovenzijde gedurende circa 6 sec. (meettimer/9). 
- Basisbediening 6 Hoofdinstelwiel (1) Druk op een knop en draai het instelwiel <6>. Wanneer u op een knop zoals , , -  of  drukt, blijft de desbetreffende functie geselecteerd gedurende circa 6 sec. (9). Tijdens deze zes seconden kunt u het instelwiel <6> draaien om de instelling te wijzigen. Wanneer de functietimer niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken. 
 
- Basisbediening 5 Snelinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <5>. Wanneer u op een knop zoals , , -  of  drukt, blijft de desbetreffende functie geselecteerd gedurende circa 6 sec. (9). Tijdens deze zes seconden kunt u het instelwiel <5> draaien om de instelling te wijzigen. Wanneer de functietimer niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken. 
 
- Basisbediening 9 Multicontroller De <9> heeft acht pijltoetsen en een knop in het midden. Kantel met uw duim de <9> in de gewenste richting.  Gebruik deze voor het selecteren van het AF-punt, het corrigeren van de witbalans, het verplaatsen van het AF-punt of vergrotingskader tijdens Live View-opnamen of movieopnamen, het schuiven over opnamen in de vergrote weergave tijdens afspelen, het instellen van Snel instellen, enzovoort.  U kunt de knop ook gebruiken om menu-items te selecteren en in te stellen. 
- Basisbediening h Touch pad Tijdens movie-opname biedt het touch pad een geruisloos alternatief om sluitertijd, diafragma, belichtingscompensatie, ISO-snelheid, geluidsopnameniveau en hoofdtelefoonvolume aan te passen (pag. 325). Deze functie werkt als [z5: Stille bediening] is ingesteld op [Inschakelen h]. Nadat u op de knop -  hebt gedrukt, tikt u op de binnenste ring van het instelwiel <5>, boven, onder, links of rechts. 
 
- Basisbediening U LCD-paneelverlichting U kunt de LCD-panelen aan de bovenzijde en achterzijde verlichten door op de knop  te drukken. Schakel de LCD-paneelverlichting (9) in of uit door op de knop  te drukken. Wanneer u bij een bulb-opname de ontspanknop volledig indrukt, wordt de verlichting van het LCD-paneel uitgeschakeld. Verticaal fotograferen Aan de onderkant van de camera bevinden zich een aantal knoppen, een instelwiel en een multicontroller voor verticaal fotograferen (pag. 26 en 27). 
- Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit heet Snel instellen. De algemene bedieningsprocedures zijn hetzelfde voor het Scherm Snel instellen (pag. 480) en het scherm Aangepast snel instellen (pag. 461). 1 Druk op de knop -  (7).  Het Scherm Snel instellen wordt weergegeven. de gewenste functies in. 2 Stel  Gebruik <9> om een functie te selecteren. 
 
- Q Snel instellen voor opnamefuncties Instelbare functies met Snel instellen Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 189) Diafragma (pag. 233) Belichtingscompensatie/AEB-instelling (pag. 241, 237/243) ISO-snelheid (pag. 163) Sluitertijd (pag. 231) Witbalans (pag. 177) Flitsbelichtingscompensatie (pag. 260) Beeldstijl (pag. 169) AF-bediening (pag. 88) Witbalanscorrectie (pag. 186) Meetmethode (pag. 238) Aangepaste bediening (pag. 443) Transportmodus (pag. 
- Q Snel instellen voor opnamefuncties Snel instellen  <0> 70  Selecteer de gewenste functie en druk op <0>. Het scherm met functie-instellingen wordt weergegeven.  Draai het instelwiel <6> of <5> om sommige instellingen te wijzigen. Er zijn ook functies die worden ingesteld door op de knop te drukken.  Druk op <0> om het instellen te voltooien en terug te gaan naar het vorige scherm.  Wanneer u < > (pag. 443) selecteert en op de knop  drukt, wordt het vorige scherm weer weergegeven. 
- 3 Menugebruik U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. 
- 3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen 1 Geef het menuscherm weer.  Druk op de knop  om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer  Telkens als u op de knop -  drukt, wordt er gewisseld van hoofdtabblad (groep of functies).  Draai aan het instelwiel <6> om een secundair tabblad te selecteren.  Zo verwijst het tabblad [z4] naar het scherm dat wordt weergegeven als op het tabblad z (opname) het vierde punt ' ' van links is geselecteerd. het gewenste item. 
 
- 3 Menugebruik  In de beschrijvingen van de menufuncties hieronder wordt ervan uitgegaan dat u op de knop  hebt gedrukt om het menuscherm weer te geven.  U kunt ook <9> gebruiken om menufuncties te gebruiken en in te stellen. (Behalve [31: Wis beelden] en [51: Kaart formatteren].)  Druk op de knop  om de bewerking ongedaan te maken.  Zie pagina 490 voor informatie over elk menu-item. 
- Voordat u begint 3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert. 
- Voordat u begint Formatteer de kaart in de volgende gevallen:  De kaart is nieuw.  De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer.  De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens.  Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 523).  Bestandsindelingen van kaarten Kaarten met een capaciteit van 128 GB of minder worden geformatteerd als FAT32. Kaarten met een capaciteit van 128 GB of meer worden geformatteerd in exFAT. 
- Voordat u begint 3 De pieptoon uitschakelen U kunt de pieptoon uitschakelen zodat deze niet piept wanneer op het onderwerp is scherpgesteld. 1 Selecteer [Pieptoon].  Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. [Uitschakelen]. 2 Selecteer  De pieptoon is nu uitgeschakeld. Ongeacht de instelling [z3: Pieptoon] is bediening via de touchscreen uitgeschakeld tijdens Live View-opnamen en movie-opnamen. 
- Voordat u begint 3 De kijktijd instellen U kunt instellen hoelang de foto direct na de opname op het LCD-scherm moet worden weergegeven. Als u wilt dat de camera de opname blijft weergeven, stelt u [Vastzetten] in. Als u de opname niet wilt laten weergeven, stelt u [Uit] in. 1 Selecteer [Kijktijd].  Selecteer op het tabblad [z3] [Kijktijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste tijd in. 2 Stel  Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. 
- Voordat u begint Instellingen voor de opnamefunctie d (AEprogramma) Automatisch 1-beeld AF scherpstellen AF Opnamemodus AFEén-punts AF gebiedselectiemodus (handmatige selectie) AF-puntselectie Centrum Geregistreerd AF-punt Geannuleerd Meetmethode q (Meervlaks meting) ISO-snelheidsinstelling Automatisch ISO-snelheid instellen (Auto) 100 Bereik v. foto's Minimum: Maximum: 51200 Minimum: 100 Auto-bereik Maximum: 25600 Kortste sluitertijd Automatisch voor auto Transportmodus u (Enkelbeeld) Bel.comp. 
- Voordat u begint Opname-instellingen Beeldformaat 3 (Groot) JPEG-kwaliteit 8 Beeldstijl Standaard Auto Lighting Optimizer (Auto Standaard optimalisatie helderheid) Lensafwijkingscorrectie Correctie Inschakelen helderheid randen Correctie Inschakelen chromatische afw. 
- Voordat u begint Instellingen voor Live Viewopnamen Live View-opname Inschakelen AF-methode u+volgen Raster weergeven Verbergen Belichtingssimulatie Inschakelen Stille LV-opname Modus 1 Meettimer 8 sec. LV-aanraakbediening Standaard Instellingen voor movie-opnamen ISO-snelheidsinstelling Automatisch ISO-snelheid instellen (Auto) Bereik v. 
- l Het raster weergeven in de zoeker U kunt een raster weergeven in de zoeker om u te helpen controleren of de camera niet gekanteld is en de beeldcompositie te bepalen. 1 Selecteer [Zoekerweergave].  Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Rasterweergave]. [Weergeven]. 3 Selecteer  Wanneer u het menu afsluit, wordt het raster weergegeven in de zoeker. 
- Q De digitale horizon weergeven U kunt op de LCD-monitor en in de zoeker een digitale horizon weergeven om u te helpen kanteling van de camera te corrigeren. De digitale horizon op het LCD-scherm weergeven 1 Druk op de knop .  Telkens als u op de knop  drukt, wordt de schermweergave vernieuwd.  Geef de digitale horizon weer.  Indien de digitale horizon niet wordt weergegeven, stelt u [52: Weergaveopties z-knop] zodanig in dat de digitale horizon kan worden weergegeven (pag. 478). 
- Q De digitale horizon weergeven 3 De digitale horizon weergeven in de zoeker In het bovenste gedeelte van de zoeker kan een digitale horizon worden weergegeven. Aangezien deze indicator wordt weergegeven tijdens het maken van opnamen, kunt u de foto maken terwijl u de kanteling van de camera controleert. 1 Selecteer [Zoekerweergave].  Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Elektr. niveau]. 3 Selecteer [Weergeven]. de ontspanknop half in. 
- 3 Het scherm met zoekerinformatie instellen Instellingen voor de opnamefunctie (Opnamemodus, Meetmethode, Witbalans, Transportmodus, AF-bediening, Knipperdetectie) kunnen worden weergegeven in de zoeker. Standaard is alleen knipperdetectie ingeschakeld [X]. 1 Selecteer [Zoekerweergave].  Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. [Weerg./verberg. in 2 Selecteer zoeker]. Schakel het selectievakje in [X] bij 3 informatie die u wilt laten weergeven. 
- Help Wanneer onderin het menuscherm [zHelp] wordt weergegeven, kan de beschrijving (Help) van de functie worden weergegeven. Het Help-scherm wordt alleen weergegeven als u de knop  ingedrukt houdt. Indien de Help meer dan één scherm beslaat, verschijnt er rechts een schuifbalk. Houd de knop  ingedrukt en draai aan het instelwiel <5> om te schuiven. 
- 2 De AF- en transportmodi instellen De AF-punten in de zoeker zijn zodanig geplaatst dat u op een verscheidenheid aan onderwerpen en in allerlei omstandigheden automatisch scherp kunt stellen. U kunt ook de AF-bediening en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het geschiktst zijn.  staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling.  staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. 
- f: De AF-bediening selecteren U kunt de eigenschappen selecteren voor de automatische scherpstelling die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. 1 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op . op de knop  2 Druk (9). de AF-bediening. 3 Selecteer  Terwijl u naar het LCD-paneel aan de bovenzijde of in de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. X : 1-beeld AF Z : AI Servo AF  Wanneer de AF-gebiedselectiemodus (pag. 
- f: De AF-bediening selecteren 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Scherpstelindicator AF-punt  Het AF-punt waarop is scherpgesteld, knippert rood en de scherpstelindicator  in de zoeker gaat branden.  Bij meervlaksmeting (pag. 238) wordt de belichting ingesteld op het moment dat er op het onderwerp is scherpgesteld. 
- f: De AF-bediening selecteren AI Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij de scherpstelafstand telkens verandert. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp.  De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.  Wanneer de AF-gebiedselectiemodus (pag. 
- S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren De camera heeft 61 AF-punten voor automatische scherpstelling. U kunt de AF-gebiedselectiemodus en AF-punten selecteren die bij de scène of het onderwerp passen. Afhankelijk van de lens die op de camera is bevestigd kunnen het aantal bruikbare AF-punten, AF-puntpatronen, het gebied AF-kader, enz. afwijken. Zie voor meer informatie 'Lenzen en bruikbare AFpunten' op pagina 102. AF-gebiedselectiemodus U kunt uit een van de zeven AF-gebiedselectiemodi kiezen. 
- S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren AF-puntuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten) Het handmatig geselecteerde AF-punt -  en de omringende AF-punten  worden gebruikt om mee scherp te stellen. Zone-AF (Handmatige selectie van een zone) Eén van de negen scherpstelzones wordt gebruikt om scherp te stellen. Grote Zone-AF (Handmatige selectie van zone) Een van de drie scherpstelzones (links, midden of rechts) wordt gebruikt om scherp te stellen.
 
- S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren De AF-gebiedselectiemodus selecteren 1 Druk op de knop -  (9). op de knop . 2 Druk  Kijk door de zoeker en druk op de knop .  Elke keer dat u op de knop  drukt, wordt de AFgebiedsselectiemodus gewijzigd.  Met [24: Sel. AF-gebiedselectiemodus] kunt u de selecteerbare AFgebiedselectiemodi beperken tot alleen de modi die u wilt gebruiken (pag. 131).
 
- S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren Het AF-punt handmatig selecteren U kunt het AF-punt of de AF-zone ook handmatig selecteren. Druk op de knop -  (9).  De AF-punten worden in de zoeker weergegeven.  In AF-puntuitbreidingsmodi worden ook aangrenzende AF-punten weergegeven.  In de modus Zone-AF of Grote zoneAF wordt de geselecteerde zone weergegeven. 1 een AF-punt. 2 Selecteer  De AF-puntselectie verschuift in de richting waarin u <9> duwt.
 
- S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren Weergave-indicaties voor AF-punten Wanneer u op de knop -  drukt, lichten de AF-punten op die fungeren als AF-kruismetingspunten voor uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling. De knipperende AF-punten zijn gevoelig over de horizontale of verticale lijn. Raadpleeg pagina 100-108 voor meer informatie. Het AF-punt vastleggen U kunt een vaakgebruikt AF-punt vastleggen in de camera.
 
- AF-gebiedselectiemodi Eén punt Spot AF (handmatige selectie) Voor nauwkeurig scherpstellen over een kleiner gebied dan met één-punts AF. Selecteer één AFpunt  om op scherp te stellen. Dit is effectief voor nauwkeurig scherpstellen of scherpstellen op overlappende onderwerpen, zoals een dier in een kooi. Omdat één punt Spot AF een zeer klein gebied beslaat, is scherpstellen soms moeilijk wanneer u de camera met de hand vasthoudt of een bewegend onderwerp wilt vastleggen. 
- AF-gebiedselectiemodi AF-puntuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten) Het handmatig geselecteerde AF-punt -  en de omringende AFpunten  worden gebruikt om mee scherp te stellen. Scherpstellen wordt uitgevoerd op een breder gebied dan met AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ). Dat is handig als het lastig is een bewegend onderwerp te volgen met maar één AF-punt. AI Servo AF en 1-beeld AF werken op dezelfde manier als in de modus met AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ) (pag. 96).
 
- AF-gebiedselectiemodi Grote zone-AF (handmatige selectie) Het AF-gebied is onderverdeeld in drie zones (links, midden en rechts) voor het scherpstellen. Aangezien het scherpstelgebied groter is dan met Zone-AF en alle AF-punten in de geselecteerde zone worden gebruikt voor de automatische AF-puntselectie, kunt u hiermee het onderwerp beter volgen dan met éénpunts AF en AF-puntuitbreiding. Verder is deze methode effectief bij bewegende onderwerpen. 
- AF-gebiedselectiemodi  Wanneer de AI Servo AF-modus is ingesteld voor Automatische selectieAF, Grote zone-Af of Zone-AF, blijft het actieve AF-punt -  verschuiven om het onderwerp te volgen. Bij bepaalde opnameomstandigheden (bijvoorbeeld wanneer het onderwerp klein is) kan het onderwerp echter wellicht niet meer worden gevolgd.  Bij Eén punt Spot AF kan scherpstellen met het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor EOS-camera's lastig zijn.
 
- AF-sensor De AF-sensor van de camera heeft 61 AF-punten. De onderstaande afbeelding toont het AF-sensorpatroon dat met elk AF-punt overeenkomt. Als u een lens gebruikt met een maximaal diafragma van f/2.8 of sneller, is AF met hoge precisie mogelijk in het midden van de zoeker. Afhankelijk van de lens die op de camera is bevestigd, kunnen het aantal bruikbare AF-punten, AF-puntpatronen, de vorm van gebied AFkader, enz. verschillen. Zie voor meer informatie 'Lenzen en bruikbare AF-punten' op pagina 102. 
- AF-sensor Deze scherpstelsensors zijn ontwikkeld voor een preciezere scherpstelling bij lenzen met een maximaal diafragma van f/2.8 of sneller. Een diagonaal kruispatroon maakt het makkelijker om scherp te stellen op onderwerpen waarbij automatisch scherpstellen moeilijker is. Ze beslaan de vijf AF-punten op een verticale lijn in het midden. Deze scherpstelsensors zijn ontwikkeld voor een zeer precieze scherpstelling bij lenzen met een maximaal diafragma van f/4 of sneller. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten  Hoewel de camera 61 AF-punten heeft, is het aantal bruikbare AFpunten, scherpstelpatronen en de configuratie van gebied AF-kader afhankelijk van de gebruikte lens. Lenzen worden daarom onderverdeeld in elf groepen van A t/m K.  Wanneer u een lens uit de groepen G t/m K gebruikt, zijn er minder AF-punten bruikbaar.  Zie tot welke groep elke lens behoort op pagina 109-112. Ga na tot welke groep de gebruikte lens behoort. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Groep B Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AFgebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Dubbel kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de nauwkeurigheid van de scherpstelling is hoger dan bij andere AF-punten. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : De AF-punten zijn gevoelig voor horizontale lijnen. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Groep E Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AFgebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : De AF-punten zijn gevoelig voor horizontale lijnen. Groep F Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AFgebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Groep G Automatische scherpstelling met alleen de 47 punten die zijn aangegeven in de afbeelding is mogelijk. (Niet mogelijk met alle 61 AFpunten.) Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. Tijdens automatische AF-puntselectie is het buitenste kader waarmee de AFzone wordt gemarkeerd (gebied AF-kader) anders dan bij 61-punts automatische selectie-AF. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Groep I Automatische scherpstelling met alleen de 13 punten die zijn aangegeven in de afbeelding is mogelijk. Alleen de volgende AFgebiedselectiemodi zijn selecteerbaar: Eén punt Spot-AF, Eénpunts AF, AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ), Zone-AF (handmatige selectie van zone) en 13-punts automatische selectie-AF. Als een er een extender is geplaatst (alleen bij lenzen die geschikt zijn voor de extender) en het maximale diafragma f/8 is (meer dan f/5. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Groep J Automatische scherpstelling met alleen de 9 punten die zijn aangegeven in de afbeelding is mogelijk. Alleen de volgende AFgebiedselectiemodi zijn selecteerbaar: Eén punt Spot-AF, Eénpunts AF, AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ) en 9-punts automatische selectie-AF. Als er een extender is bevestigd (alleen bij lenzen die geschikt zijn voor de extender) en het maximale diafragma f/8 is (meer dan f/5.6, maximaal f/8), is AF mogelijk. : Kruisvormig AF-punt. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Groep K Automatische scherpstelling is mogelijk met het middelste AF-punt en de aangrenzende AF-punten boven, onder, links en rechts. Alleen de volgende AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar: Eén punt Spot-AF, Eénpunts AF en AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ). : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten Aanduidingen lenzengroepen (Vanaf januari 2016) EF14mm f/2.8L USM EF14mm f/2.8L II USM EF15mm f/2.8 Fisheye EF20mm f/2.8 USM EF24mm f/1.4L USM EF24mm f/1.4L II USM EF24mm f/2.8 EF24mm f/2.8 IS USM EF28mm f/1.8 USM EF28mm f/2.8 EF28mm f/2.8 IS USM EF35mm f/1.4L USM EF35mm f/1.4L II USM EF35mm f/2 EF35mm f/2 IS USM EF40mm f/2.8 STM EF50mm f/1.0L USM EF50mm f/1.2L USM EF50mm f/1.4 USM EF50mm f/1.8 EF50mm f/1.8 II EF50mm f/1.8 STM EF50mm f/2.5 Compact Macro EF50mm f/2. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten EF300mm f/4L USM + Extender EF2x III EF300mm f/4L IS USM EF300mm f/4L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF300mm f/4L IS USM + Extender EF2x I/II EF300mm f/4L IS USM + Extender EF2x III EF400mm f/2.8L USM EF400mm f/2.8L USM + Extender EF1.4x I/II/III EF400mm f/2.8L USM + Extender EF2x I/II/III EF400mm f/2.8L II USM EF400mm f/2.8L II USM + Extender EF1.4x I/II/III EF400mm f/2.8L II USM + Extender EF2x I/II/III EF400mm f/2.8L IS USM EF400mm f/2.8L IS USM + Extender EF1. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten EF1200mm f/5.6L USM + Extender EF1.4x I/II/III EF8-15mm f/4L Fisheye USM EF11-24mm f/4L USM EF16-35mm f/2.8L USM EF16-35mm f/2.8L II USM EF16-35mm f/4L IS USM EF17-35mm f/2.8L USM EF17-40mm f/4L USM EF20-35mm f/2.8L EF20-35mm f/3.5-4.5 USM EF22-55mm f/4-5.6 USM EF24-70mm f/2.8L USM EF24-70mm f/2.8L II USM EF24-70mm f/4L IS USM EF24-85mm f/3.5-4.5 USM EF24-105mm f/3.5-5.6 IS STM EF24-105mm f/4L IS USM EF28-70mm f/2.8L USM EF28-70mm f/3.5-4.5 EF28-70mm f/3.5-4. 
- Lenzen en bruikbare AF-punten EF70-200mm f/4L IS USM + Extender EF2x I/II EF70-200mm f/4L IS USM + Extender EF2x III EF70-210mm f/3.5-4.5 USM EF70-210mm f/4 EF70-300mm f/4-5.6 IS USM EF70-300mm f/4-5.6L IS USM EF70-300mm f/4.5-5.6 DO IS USM EF75-300mm f/4-5.6 EF75-300mm f/4-5.6 USM EF75-300mm f/4-5.6 II EF75-300mm f/4-5.6 II USM EF75-300mm f/4-5.6 III EF75-300mm f/4-5.6 III USM EF75-300mm f/4-5.6 IS USM EF80-200mm f/2.8L EF80-200mm f/4.5-5.6 EF80-200mm f/4.5-5.6 USM EF80-200mm f/4.5-5.6 II EF90-300mm f/4. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren U kunt AI Servo AF eenvoudig op een specifiek onderwerp of een specifieke scène afstemmen door uit de opties case 1 t/m case 6 te kiezen. Deze functie wordt de "AF-configuratietool" genoemd. 1 Selecteer het tabblad [21]. een case. 2 Selecteer  Draai aan het instelwiel <5> om een pictogram van een case te selecteren en druk vervolgens op <0>.  De geselecteerde case wordt ingesteld. De geselecteerde case wordt blauw weergegeven. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren Case 1: Veelzijdige universele instelling Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: 0 • Versn./vertr. tracking: 0 • AF-punt aut. schak.: 0 Standaardinstelling geschikt voor elk willekeurig bewegend onderwerp. Werkt bij verschillende onderwerpen en scènes. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren Case 3: Direct scherpstellen op onderw. plots. in AF-punt. Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: Gevoelig: +1 • Versn./vertr. tracking: +1 • AF-punt aut. schak.: 0 Zodra een AF-punt het onderwerp begint te volgen, zorgt deze instelling ervoor dat de camera opeenvolgend scherpstelt op onderwerpen op verschillende afstanden. Als er een nieuw onderwerp voor het aanvankelijk gevolgde onderwerp verschijnt, zal de camera op het nieuwe onderwerp scherpstellen. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren Case 5: Voor onregelmatige beweging in willek. richting. Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: 0 • Versn./vertr. tracking: 0 • AF-punt aut. schak.: +1 Zelfs wanneer het onderwerp zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts verplaatst, zal het AF-punt automatisch wisselen om op het gevolgde onderwerp scherp te stellen. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren Case 6: Voor onregelmatige bewegingen en snelheidsverand. Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: 0 • Versn./vertr. tracking: +1 • AF-punt aut. schak.: +1 Bedoeld voor het volgen van onderwerpen die plotseling enorm van snelheid kunnen veranderen. Wanneer het onderwerp zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts verplaatst, wisselt het AF-punt automatisch om op het gevolgde onderwerp scherp te stellen. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren Parameters  Trackinggevoeligheid Hiermee stelt u de gevoeligheid in bij het volgen van het onderwerp tijdens AI Servo AF wanneer een obstakel door de AF-punten gaat of wanneer het onderwerp zich van het AF-punt vandaan beweegt. 0 Standaardinstelling. Geschikt voor bewegende onderwerpen in het algemeen. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren  Versn./vertr. tracking Hiermee bepaalt u de gevoeligheid voor het volgen van bewegende onderwerpen die kortstondig enorm kunnen versnellen of vertragen, bijvoorbeeld als gevolg van abrupt starten of stoppen, enz. 0 Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid). -2 / -1 Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid). 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren  AF-punt aut. schak. Dit bepaalt de gevoeligheid voor het wisselen van AF-punten bij het volgen van een onderwerp dat zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts beweegt. Deze instelling wordt van kracht wanneer de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ), AF-puntuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten), Zone-AF, Grote zone-AF of Automatische selectie-AF. 
- 3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren Parameterinstellingen van cases aanpassen U kunt de drie parameters van elke case handmatig aanpassen: 1. Trackinggevoeligheid, 2. Versnellen/vertragen tracking en 3. AF-punt aut. schak. 1 Selecteer een case.  Draai aan het instelwiel <5> om het pictogram van de case die u wilt aanpassen te selecteren. op de knop . 2 Druk  De geselecteerde parameter krijgt een paars kader. de parameter die u wilt 3 Selecteer aanpassen. 
- 3 AF-functies aanpassen Met de menutabbladen [22] t/m [25] kunt u de AF-functies instellen die bij uw fotografeerstijl of onderwerp passen. 22: AI Servo AI servo 1e beeldvoorkeur U kunt de eigenschappen instellen voor de automatische scherpstelling en de ontspantiming voor de eerste opname met AI Servo AF. : Gelijke voorkeur Er wordt aan het scherpstellen en ontspannen gelijke prioriteit gegeven. 
- 3 AF-functies aanpassen AI servo 2e beeldvoorkeur Met AI Servo AF voor continue opname kunt u de eigenschappen van AF-bediening en de ontspantiming vooraf instellen voor alle opnamen die u wilt maken na de eerste continue opnamen. 0: Gelijke voorkeur Er wordt aan het scherpstellen en continue-opnamesnelheid gelijke prioriteit gegeven. Bij weinig licht of met onderwerpen met weinig contrast kan de opnamesnelheid afnemen. 
- 3 AF-functies aanpassen 23: One Shot Lens elektronische MF Met de volgende USM- en STM-lenzen die zijn voorzien van een elektronische scherpstelfunctie kunt u instellen of elektronische handmatige scherpstelling moet worden gebruikt. EF50mm f/1.0L USM EF85mm f/1.2L USM EF85mm f/1.2L II USM EF200mm f/1.8L USM EF300mm f/2.8L USM EF600mm f/4L USM EF400mm f/2.8L USM EF1200mm f/5.6L USM EF400mm f/2.8L II USM EF28-80mm f/2.8-4L USM EF500mm f/4.5L USM EF40mm f/2.8 STM EF50mm f/1.8 STM EF24-105mm f/3.5-5. 
- 3 AF-functies aanpassen AF-hulplicht Hiermee schakelt u het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor EOS-camera's in of uit. ON: Inschakelen De externe Speedlite activeert indien nodig het AF-hulplicht. OFF: Uitschakelen De externe Speedlite activeert het AF-hulplicht niet. Zo wordt voorkomen dat het AF-hulplicht anderen stoort. IR: Alleen IR AF-hulplicht Wanneer er een externe Speedlite is bevestigd, wordt alleen het infrarood AF-hulplicht ingeschakeld. 
- 3 AF-functies aanpassen Ontspanvoor. One-Shot AF U kunt de eigenschappen instellen voor de automatische scherpstelling en de ontspantiming voor 1-beeld AF. : Scherpstelvoorkeur De opname wordt pas gemaakt nadat op het onderwerp is scherpgesteld. Dit is nuttig als u wilt scherpstellen voordat u de opname maakt. : Ontspanvoorkeur Er wordt voorrang gegeven aan het ontspannen in plaats van aan scherpstelling. 
- 3 AF-functies aanpassen 24 Auto AF-puntselectie: EOS iTR AF EOS iTR* AF stelt automatisch scherp door gezichten en onderwerpkleuren te herkennen. EOS iTR AF werkt wanneer de AFgebiedselectiemodus is ingesteld op Zone-AF, Grote zone-AF of Automatische selectie AF. * intelligent Tracking and Recognition: de meetsensor herkent het onderwerp en de AF-punten volgen het. 
- 3 AF-functies aanpassen  Als [EOS iTR AF (gezichtsvoorkeur)] of [EOS iTR AF] is ingesteld, duurt het scherpstellen mogelijk langer dan wanneer [Uitschakelen] is ingesteld.  Zelfs wanneer u [EOS iTR AF (gezichtsvoorkeur)] of [EOS iTR AF] instelt, kan het zijn dat het gewenste resultaat niet wordt behaald, afhankelijk van de opnameomstandigheden en het onderwerp. 
- 3 AF-functies aanpassen Obj.sturing bij AF onmogelijk Als niet kan worden scherpgesteld met automatische scherpstelling, kunt u de camera naar de juiste scherpstelling laten zoeken of laten stoppen met zoeken. ON: Continu scherpstellen Als er niet met automatische scherpstelling kan worden scherpgesteld, blijft de lens naar de juiste scherpstelling zoeken. OFF: Stop scherpstellen Als de automatische scherpstelling start, maar het resultaat onacceptabel is of achterwege blijft, stopt de lens. 
- 3 AF-functies aanpassen Selecteerbaar AF-punt U kunt het aantal handmatig selecteerbare AF-punten wijzigen. Wanneer Zone-AF, Grote zone-AF of Automatische selectie-AF is ingesteld, wordt AF uitgevoerd met de geselecteerde AFgebiedselectiemodus (Zone AF, Grote zone-AF of Automatische selectie-AF), ongeacht de instelling [Selecteerbaar AF-punt]. : Alle punten Alle AF-punten zijn handmatig selecteerbaar. : Alleen kruisv. AF-punten Alleen AF-kruismetingspunten zijn handmatig selecteerbaar. 
- 3 AF-functies aanpassen Sel. AF-gebiedselectiemodus U kunt de selecteerbare AF-gebiedselectiemodi beperken tot uw opnamevoorkeuren. Selecteer de gewenste selectiemodus en druk op <0> om er een vinkje  bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. De AF-gebiedselectiemodi zijn beschreven op pagina 96-98. : Handmatige selectie:Spot-AF : Handm. selectie:1 pt AF : AF-gebied uitbr.: : AF-geb. uitbr.:omringen : Handm. selectie:zone-AF : Handm. selectie:grote zoneAF : Aut. 
- 3 AF-functies aanpassen Selectiemethode AF-gebied U kunt de methode voor het wijzigen van de AF-gebiedselectiemodus instellen. 9 Knop M-Fn Nadat u op de knop -  hebt gedrukt, wordt telkens wanneer u op de knop  drukt de AFgebiedselectiemodus gewijzigd. 9 Hoofdinstelwiel Nadat u op de knop -  hebt gedrukt, wordt de AFgebiedselectiemodus gewijzigd wanneer u aan het instelwiel <6> draait. Wanneer [S 9 Hoofdinstelwiel] is ingesteld, gebruikt u de <9> om het AF-punt horizontaal te verplaatsen.
 
- 3 AF-functies aanpassen : Aparte AF-ptn:gebied+pt De AF-gebiedselectiemodus en het AF-punt (of de zone) kunnen afzonderlijk worden ingesteld voor elke camerarichting (1. Horizontaal, 2. Verticaal met de cameragreep aan de bovenkant, 3. Verticaal met de cameragreep aan de onderkant). Wanneer u de AF-gebiedselectiemodus en het AF-punt (of de zone) handmatig selecteert voor elk van de drie camerarichtingen, worden deze vastgelegd voor de desbetreffende richting. 
- 3 AF-functies aanpassen Eerste AF-punt, AI Servo AF U kunt het AF-startpunt voor AI Servo AF instellen voor wanneer de AFgebiedselectiemodus is ingesteld op Aut. selectie-AF. : Eerste AF-pt geselect. AI Servo AF start bij het handmatig geselecteerde AF-punt wanneer de AF-bediening is ingesteld op AI Servo AF en de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op Aut. selectie-AF. : Handm. gesel. AF-pt Als u overschakelt van Handm. selectie:Spot-AF, Handm. selectie: 1 pt AF, AF-gebied uitbr. 
- 3 AF-functies aanpassen 25 AF-puntselectiepatroon Tijdens handmatige AF-puntselectie kan de selectie bij de buitenste rand stoppen of doorlopen naar de tegenoverliggende rand. : Stopt bij rand AF-gebied Dit is handig als u vaak gebruikmaakt van een AF-punt aan de rand. : Continu De AF-puntselectie loopt door naar de tegenoverliggende rand in plaats van bij de buitenste rand te stoppen. Wanneer [24: Eerste AF-pt, AI Servo AF] ingesteld op [Eerste AF-pt geselect. 
- 3 AF-functies aanpassen AF-puntweergave Tijdens focus Geselecteerd AF-punt Alle AF-punten Geselecteerd pt (scherpgesteld, ) Geselecteerd AF-pt (scherpgesteld) Weergave uit AF-puntweergave Tijdens focus Geselecteerd AF-punt Alle AF-punten Geselecteerd pt (scherpgesteld, ) Geselecteerd AF-pt (scherpgesteld) Weergave uit k: weergegeven, l: niet weergegeven Voordat AF start Met AF-punt Bij AF-start (Camera geselecteerd opnameklaar) k l k k l k k l k k l k k l l Tijdens AF Scherpgesteld k k k k Me 
- 3 AF-functies aanpassen AF-status in zoeker Het AF-statuspictogram dat aangeeft dat AF actief is, kan worden weergegeven in het beeldveld van de zoeker of buiten het beeldveld. : In beeldveld weergeven Het AF-statuspictogram  wordt weergegeven rechts onder in het beeldveld van de zoeker. : Buiten beeld weergeven Het pictogram  wordt onder de scherpstelindicator  weergegeven buiten het beeldveld van de zoeker. Zie pagina 90 voor de AF-bedieningsdisplay. 
- 3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling is mogelijk voor opnamen met de zoeker. Dit wordt 'AF-fijnafstelling' genoemd. Lees voordat u aanpassingen doorvoert het gedeelte 'Aandachtspunten bij AF-fijnafstelling' en 'Opmerkingen bij AFfijnafstelling' op pagina 143. Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Voer deze aanpassing alleen uit als het nodig is. 
- 3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling de aanpassing. 4 Maak  Stel de mate van aanpassing in. Het instelbare bereik is ±20 stappen.  Door een instelling in de richting van '-: ' te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar voren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt.  Door een instelling in de richting van '+: ' te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar achteren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt. 
- 3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Per lens afstellen U kunt de aanpassing voor iedere lens doorvoeren en de aanpassing in de camera registreren. U kunt voor maximaal 40 lenzen aanpassingen registreren. Wanneer u automatisch scherpstelt met een lens waarvan de aanpassing is geregistreerd, wordt het scherpstelpunt altijd verschoven met de aanpassing. 
- 3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Het serienummer invoeren  Selecteer het in te voeren cijfer en druk vervolgens op <0> zodat  wordt weergegeven.  Voer het cijfer in en druk vervolgens op <0>.  Nadat u alle cijfers hebt ingevoerd, selecteert u [OK]. Serienummer van de lens  Als in stap 3 een sterretje voor het 10-cijferige serienummer van de lens wordt weergegeven, kunt u slechts één exemplaar van hetzelfde lensmodel registreren. 
- 3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Lens met een vaste brandpuntsafstand de aanpassing. 4 Maak  Selecteer voor een zoomlens de  Zoomlens      groothoekstand (W) of de telestand (T). Wanneer u op <0> drukt, wordt het paarse kader uitgeschakeld en is het mogelijk om de aanpassing te doen. Stel de mate van aanpassing in en druk vervolgens op <0>. Het instelbare bereik is ±20 stappen. 
- 3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van een zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling gecorrigeerd ten opzichte van de aanpassingen die zijn gemaakt voor de groothoek- en telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand wordt aangepast, wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het middenbereik. 
- Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (de scherpstelindicator  van de zoeker knippert dan). 
- Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld MF: handmatige scherpstelling 1 Scherpstelring Zet de scherpstelmodusknop op de lens op . scherp op het onderwerp. 2 Stel  Stel scherp door aan de scherpstelring op de lens te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet.  Wanneer u bij handmatig scherpstellen de ontspanknop half indrukt, gaat de scherpstelindicator  branden wanneer de scherpstelling is bereikt. 
- i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. 1 Druk op de knop  (9). de transportmodus. 2 Selecteer  Terwijl u naar het LCD-paneel aan de bovenzijde of in de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <5>. u: Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. 
- i De transportmodus selecteren 6(B): Enkelbeeld: Stille opname U kunt één opname tegelijk opnemen en het mechanische geluid onderdrukken tijdens het maken van opnamen met de zoeker. De interne mechanische werking wordt pas uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half indrukt. 6O(V): Stille opnamen op hoge snelheid U kunt continue opnamen maken op circa maximaal 5,0 fps terwijl het mechanische geluid wordt onderdrukt tijdens het maken van opnamen met de zoeker (vergeleken met de instelling ). 
- i De transportmodus selecteren  Continue opname met hoge snelheid Als onder [84: Snelheid continue opname] de optie [Hoge snelheid] is ingesteld op [14 fps (16)] (pag. 431), is de maximale snelheid voor  continue opnamen bij hoge snelheid als volgt: (Max. circa fps) Voeding Met accu LP-E19 (meegeleverd) Met accu LP-E4N/LP-E4 Met accessoires voor aansluiting op een gewoon stopcontact (pag. 
- i De transportmodus selecteren  De snelheid bij continue opnamen voor  continue opname met hoge snelheid kan afnemen afhankelijk van het type voedingsbron, het accuniveau, de temperatuur, ISO-snelheid, knipperreductie, sluitertijd, het diafragma, de omstandigheden van het onderwerp, helderheid, lens, gebruik van de flitser, instellingen voor de opnamefunctie, enz. 
- j De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt. op de knop  1 Druk (9). de zelfontspanner. 2 Selecteer  Terwijl u naar het LCD-paneel aan de bovenzijde of in de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <5>. k : Opname maken over circa 10 sec. l : Opname maken over circa 2 sec. de opname. 3 Maak  Kijk door de zoeker, stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in. 
- 3 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functie-instellingen voor opnamen uitgelegd: opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), ruisreductie, lichte tonen prioriteit, lensafwijkingscorrectie, antiknipperopname en andere functies. 
- 3 Kaart selecteren voor opname en weergave Indien in de camera reeds een CF-kaart of CFast-kaart is geplaatst, kunt u beginnen met het opslaan van opnamen. Wanneer slechts één kaart is geplaatst, hoeft u de procedures die zijn beschreven op de pagina's 152-154 niet te volgen. Indien u beide kaarten plaatst, kunt u de opnamemethode selecteren en bepalen welke kaart u wilt gebruiken voor het vastleggen en weergeven van opnamen. [f] geeft de CF-kaart aan en [g] de CFast-kaart. 
- 3 Kaart selecteren voor opname en weergave  Standaard De opnamen worden opgeslagen op de kaart die met [Opn./weerg.] is geselecteerd.  Auto. kaartwissel Hetzelfde als bij de instelling [Standaard], maar als op een gegeven moment de kaart vol is, zal de camera automatisch overschakelen naar de andere kaart voor het opslaan van de opnamen. Als automatisch naar een andere kaart wordt overgeschakeld, wordt een nieuwe map gemaakt. 
- 3 Kaart selecteren voor opname en weergave De CF- of CFast-kaart selecteren voor opname en weergave Indien [Opn.functie] is ingesteld op [Standaard] of [Auto. kaartwissel], selecteert u de kaart voor het opslaan en weergeven van opnamen. Als [Opn.functie] is ingesteld op [Apart opslaan] of [Opsl. nr meerdere], selecteert u de kaart voor het weergeven van opnamen.  Het menuscherm gebruiken voor het selecteren van de kaart Standaard/ Auto. kaartwissel Selecteer [Opn./weerg.]. Apart opslaan/ Opsl. 
- De opnamekwaliteit instellen U kunt het beeldformaat (aantal vastgelegde pixels voor JPEG/RAW) en de JPEG-kwaliteit (compressie) instellen. H Het beeldformaat selecteren JPEG wordt aangegeven met 3, K, 5 en 6, en RAW is 1, 41 en 61. Nadat u de opname hebt gemaakt, kunt u RAW-opnamen verwerken met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 550). U kunt 1-bestanden ook verwerken met de camera (pag. 392). U kunt het beeldformaat op een van de twee onderstaande manieren instellen. 
- De opnamekwaliteit instellen  Het menuscherm gebruiken om het beeldformaat in te stellen [Beeldtype/f.]. 1 Selecteer  Selecteer op het tabblad [z2] [Beeldtype/f.] en druk vervolgens op <0>. Standaard/Auto. kaartwissel/ Opsl. nr meerdere het beeldformaat in. 2 Stel  Draai aan het instelwiel <6> om een RAW-beeldformaat te selecteren. Draai aan het instelwiel <5> om een JPEG-beeldformaat te selecteren.  In het scherm geeft het getal '***M (Megapixel) **** x ****' het aantal opgeslagen pixels aan. 
- De opnamekwaliteit instellen Voorbeelden van de instelling voor opnamekwaliteit Alleen 3 Alleen 1 1+3 61+5  Als [-] is ingesteld voor zowel het RAW- als JPEG-beeldformaat, wordt 3 ingesteld.  Het maximum aantal opnamen wordt tot 1999 weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel aan de bovenzijde. 
- De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor instellingen voor beeldformaat (benadering) Opgeslagen Beeldformaat Printgrootte pixels BestandsMax. 
- De opnamekwaliteit instellen  Zelfs als u een UDMA CF- of CFast-kaart gebruikt, blijft de indicator voor de maximale opnamereeks onveranderd. De maximale opnamereeks die staat vermeld op de vorige pagina is echter van toepassing op continue opnamen.  Als u zowel RAW als JPEG selecteert, wordt dezelfde opname tegelijkertijd als RAW- en JPEG-opname op de kaart opgeslagen, met de geselecteerde opnamekwaliteit. De twee opnamen worden opgeslagen met hetzelfde bestandsnummer (bestandsextensie .JPG voor . 
- De opnamekwaliteit instellen RAW-opnamen RAW-opname is de uitvoer van onbewerkte gegevens die afkomstig zijn van de beeldsensor en zijn omgezet in digitale gegevens. De RAWopname wordt ongewijzigd op de kaart opgeslagen en u kunt de volgende kwaliteitsinstelling kiezen: 1, 41 of 61. Een 1-opname kan worden verwerkt via het menu [32: RAWbeeldverwerking] (pag. 392) en worden opgeslagen als een JPEGafbeelding. (41- en 61-opnamen kunnen niet met de camera worden verwerkt. 
- De opnamekwaliteit instellen Directe instelling beeldkwaliteit Met aangepaste bediening kunt u het beeldformaat toewijzen aan de knop , de multifunctieknop 2 of de knop voor scherptedieptecontrole zodat u tijdelijk hier naartoe kunt schakelen. Indien u [Directe inst. beeldkwaliteit] of [Dir. inst. beeldkw (vasth.)] toewijst aan een van deze knoppen, kunt u snel overschakelen naar de gewenste opnamekwaliteit en beginnen met opnemen. Zie Aangepaste bediening (pag. 443) voor meer informatie. 
- De opnamekwaliteit instellen 3De JPEG-kwaliteit instellen Voor JPEG-opnamen kan de opnamekwaliteit (compressierate) voor elk beeldformaat afzonderlijk worden ingesteld: 3, K, 5 en 6. 1 Selecteer [JPEG-kwaliteit].  Selecteer op het tabblad [z2] de optie [JPEG-kwaliteit] en druk vervolgens op <0>. het gewenste 2 Selecteer beeldformaat.  Selecteer het beeldformaat en druk op <0>. de gewenste kwaliteit 3 Stel (compressie) in.  Selecteer het nummer en druk vervolgens op <0>. 
- i:De ISO-snelheid voor foto's instellen Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. Raadpleeg pagina 299 en 302 voor meer informatie over de ISOsnelheid tijdens movie-opnamen. 1 Druk op de knop  (9). de ISO-snelheid in. 2 Stel  Terwijl u naar het LCD-paneel aan de bovenzijde of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>. 
- i:De ISO-snelheid voor foto's instellen  Omdat H1 (gelijk aan ISO 102400), H2 (gelijk aan 204800) en H3 (gelijk aan ISO 409600) verhoogde ISO-snelheidsinstellingen zijn, zijn ruis (lichtpuntjes, strepen enzovoort) en onregelmatige kleuren beter zichtbaar en is de resolutie lager dan bij de standaardinstelling.  Aangezien L (gelijk aan ISO 50) een uitgebreide ISO-snelheid is, wordt het dynamisch bereik iets kleiner dan met de standaardinstelling. 
- i:De ISO-snelheid voor foto's instellen ISO auto Als u de ISO-snelheid instelt op 'A' (auto), wordt de werkelijk in te stellen ISO-snelheid weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-snelheid automatisch aangepast aan de opnamemodus. 
- i:De ISO-snelheid voor foto's instellen 3 Het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen U kunt het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen (er zijn minimumen maximumlimieten). U kunt de minimumlimiet instellen tussen L (gelijk aan ISO 50) en H2 (gelijk aan ISO 204800), en de maximumlimiet tussen ISO 100 en H3 (gelijk aan ISO 409600). 1 Selecteer [ISO-snelheidsinst.].  Selecteer op het tabblad [z2] [ISOsnelheidsinst.] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Bereik v. foto's]. de minimumlimiet in. 
- i:De ISO-snelheid voor foto's instellen 3 Het ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen tussen ISO 100 en ISO 51200. U kunt de minimumlimiet instellen tussen ISO 100 en ISO 25600 en de maximumlimiet tussen ISO 200 51200, met tussenstappen van 1 hele stop. 1 Selecteer [Autom. bereik]. de minimumlimiet in. 2 Stel  Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op <0>.  Selecteer de ISO-snelheid en druk op <0>. 
- i:De ISO-snelheid voor foto's instellen 3 De kortste sluitertijd voor ISO auto instellen U kunt de kortste sluitertijd instellen zodat de automatisch ingestelde sluitertijd niet te traag wordt wanneer ISO auto is ingesteld. Dit is handig in de modi  en  wanneer u een groothoeklens gebruikt om een opname te maken van een bewegend onderwerp of wanneer u een telelens gebruikt. Hierdoor worden cameratrilling en wazige onderwerpen tegengegaan. 1 Automatisch ingesteld Handmatig ingesteld Selecteer [Min. 
- 3 Een beeldstijl selecteren Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. 1 Selecteer [Beeldstijl].  Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>.  Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl. 2 Selecteer  Selecteer een beeldstijl en druk vervolgens op <0>.  De beeldstijl wordt ingesteld en het menu verschijnt weer. 
- 3 Een beeldstijl selecteren R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. u Gedetailleerd Geschikt voor gedetailleerde contouren en fijne textuurweergave van het onderwerp. De kleuren worden iets levendig. S Neutraal Geschikt om het beeld met een computer te verwerken. Voor natuurlijke kleuren en ingetogen opnamen met een bescheiden helderheid en kleurverzadiging. 
- 3 Een beeldstijl selecteren Symbolen Het scherm voor het selecteren van de Beeldstijl heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details], of [Drempel] van [Scherpte], [Contrast], en andere parameters. De cijfers zijn de ingestelde waarden voor deze parameters zoals ingesteld door de betreffende beeldstijl. 
- 3 Een beeldstijl aanpassen U kunt de Beeldstijlen aanpassen. U kunt de parameterinstellingen van Beeldstijlen zoals [Sterkte], [Details] of [Drempel] van [Scherpte] en [Contrast] en andere parameters van de standaardinstellingen. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 174 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Selecteer [Beeldstijl].  Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>.  Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl. 
- 3 Een beeldstijl aanpassen de parameter in. 4 Stel  Pas de parameter naar wens aan en druk vervolgens op <0>.  Druk op de knop  om de aangepaste parameters op te slaan. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt weer.  Parameterinstellingen die afwijken van de standaardinstelling worden blauw weergegeven. 
- 3 Een beeldstijl aanpassen V Monochroom aanpassen Naast de effecten die zijn beschreven op de voorgaande pagina, zoals [Contrast] of [Sterkte], [Details] en [Drempel] van [Scherpte], kunt u ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten. 
- 3 Een beeldstijl vastleggen U kunt een basis-Picture Style selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dit is handig wanneer u vooraf meerdere beeldstijlen met verschillende instellingen wilt definiëren. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (EOS-software, pag. 550) op de camera is vastgelegd. 1 Selecteer [Beeldstijl]. 
- 3 Een beeldstijl vastleggen een parameter. 5 Selecteer  Selecteer de in te stellen parameter (zoals [Scherpte] - [Sterkte]) en druk op <0>. de parameter in. 6 Stel  Pas de parameter naar wens aan en druk vervolgens op <0>. Zie 'Een beeldstijl aanpassen' (pag. 172) voor meer informatie.  Druk op de knop  om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.  De basisbeeldstijl wordt weergegeven rechts van [Gebruiker *]. 
- B: De witbalans instellen Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Gewoonlijk wordt met de instelling Auto [Q] (Sfeerprioriteit) of [Qw] (Witprioriteit) automatisch de juiste witbalans bereikt. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. 1 Druk op de knop  (9). een witbalansinstelling. 
- B: De witbalans instellen  U kunt dit ook instellen in het scherm [z1: Witbalans].  Als u wilt schakelen tussen Auto [Q] (Sfeerprioriteit) en [Qw] (Witprioriteit), gebruikt u het scherm [z1: Witbalans] (pag. 179).  Als u Persoonlijke witbalans wilt instellen, selecteert u [P: PC- *] in stap 2 op de vorige pagina. Raadpleeg de instructiehandleiding voor EOS Utility (pag. 4) voor het registreren van een persoonlijke witbalans. 
- B: De witbalans instellen QAutomatische witbalans Met [Q] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem verhogen bij het maken van opnamen in kunstlicht. Als u [Qw] (Witprioriteit) selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem verminderen. Als u de automatische witbalans van vorige EOS-camera modellen wilt benaderen, selecteert u [Q] (Sfeerprioriteit). 1 Selecteer [Witbalans].  Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>. [Q]. 
- O Handmatige witbalans Met de handmatige witbalans kunt u handmatig de witbalans instellen voor een specifieke lichtbron. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de feitelijke locatie van de opname. Er kunnen maximaal vijf handmatige witbalansen op de camera worden opgeslagen. U kunt aan de vastgelegde handmatige witbalans ook een naam (opmerking) toekennen. 3 Handmatige witbalans vastleggen Er zijn twee manieren om de gegevens voor de handmatige witbalans vast te leggen. 
- O Handmatige witbalans een effen wit object. 4 Fotografeer  Kijk door de zoeker. Het gebied tussen de gestippelde lijn (zie afbeelding) moet een effen wit object bedekken.  Stel handmatig scherp en maak opnamen met de standaardbelichting die voor het witte object is ingesteld.  U kunt elke willekeurige witbalansinstelling gebruiken.  De gegevens van de handmatige witbalans worden vastgelegd op de camera. 
- O Handmatige witbalans  Selecteer beeld op kaart 1 Fotografeer een effen wit object.  Volg stap 4 op de vorige pagina en fotografeer een effen wit object. [Stel handm. WB in]. 2 Selecteer  Selecteer op het tabblad [z1] [Stel handm. WB in] en druk vervolgens op <0>. het nummer van de handmatige 3 Selecteer witbalans die u wilt vastleggen.  Druk op <0>.  Draai aan het instelwiel <5> om 1 t/m 5 te selecteren voor  en druk vervolgens op <0>. 
- O Handmatige witbalans In stap 5 kunnen de volgende opnamen niet worden geselecteerd: opnamen die zijn gemaakt terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], opnamen met meervoudige belichting, beelden uit 4K-movies die als foto zijn opgeslagen en opnamen die zijn gemaakt met een andere camera. Als u opnamen wilt maken met een vastgelegde handmatige witbalans, selecteert u eerst het nummer van de vastgelegde handmatige witbalans. 
- O Handmatige witbalans 3 De handmatige witbalans een naam geven U kunt aan de vijf vastgelegde handmatige witbalansen ook een naam (opmerking) toekennen (nummer 1-5). 1 Selecteer het nummer van de handmatige witbalans.  Selecteer in het scherm [Stel handm. WB in] het nummer van de handmatige witbalans waaraan u een naam wilt toekennen. 2 Selecteer [WB-naam bewerken]. tekst in. 3 Voer  Gebruik het instelwiel <5/6> of <9> om het vakje te verplaatsen en selecteer het gewenste teken. 
- P De kleurtemperatuur instellen U kunt de kleurtemperatuur voor de witbalans numeriek instellen. Deze functie is voor gevorderde gebruikers. 1 Druk op de knop  (9).  - . 2 Selecteer  Kijk op het LCD-paneel aan de bovenzijde en draai het instelwiel <5> om  -  te selecteren. de kleurtemperatuur in. 3 Stel  Draai aan het instelwiel <6> om de kleurtemperatuur in te stellen.  De kleurtemperatuur kan worden ingesteld van circa 2500 K tot 10.000 K in stappen van 100 K. 
- u Witbalanscorrectie U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is bedoeld voor geavanceerde gebruikers, vooral voor gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie en kleurcorrectiefilters en de gevolgen hiervan. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.]. 
- u Witbalanscorrectie Automatische witbalansbracketing Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de huidige witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber en magenta/groen. Deze functie wordt witbalansbracketing (WB-BKT) genoemd. Witbalansbracketing is mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansbracketing in. 
- u Witbalanscorrectie  Tijdens witbalansbracketing is de maximale opnamereeks voor continue opnamen lager.  Aangezien voor iedere opname drie afbeeldingen worden opgeslagen, kost het opslaan van de opname op de geheugenkaart meer tijd.  U kunt ook de witbalanscorrectie en AEB samen met witbalansbracketing instellen. Als u kiest voor AEB in combinatie met witbalansbracketing, worden er van elke opname negen versies opgeslagen.  Wanneer witbalansbracketing is ingesteld, knippert het witbalanspictogram. 
- 3 Helderheid en contrast automatisch corrigeren Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid)]. 
- 3 Ruisreductie instellen Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. 1 Selecteer [Hoge ISOruisreductie].  Selecteer op het tabblad [z2] [Hoge ISO-ruisreductie] en druk vervolgens op <0>. het niveau in. 
- 3 Ruisreductie instellen Ruisreductie lange sluitertijd Voor opnamen die worden belicht gedurende 1 seconde of langer, kan ruis (lichtpuntjes en strepen) veroorzaakt door lange belichting worden verminderd. 1 Selecteer [Ruisred. lange sluitertijd].  Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Ruisred. lange sluitertijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste optie in. 2 Stel  Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. 
- 3 Ruisreductie instellen  Bij de instellingen [Automatisch] en [Inschakelen] duurt het reduceren van ruis na het maken van de opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting. Tijdens de ruisreductie kunt u nog opnamen maken zolang de indicator voor de maximale opnamereeks in de zoeker '1' of hoger aangeeft.  Opnamen bij een ISO-instelling van 1600 of hoger zien er mogelijk korreliger uit met de instelling [Inschakelen] dan met de instelling [Uitschakelen] of [Automatisch]. 
- 3 Lichte tonen prioriteit U kunt het ontstaan van overbelichte delen zonder beeldinformatie verminderen. 1 Selecteer [Lichte tonen prioriteit].  Selecteer op het tabblad [z2] [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer  De lichte details worden verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. de opname. 
- 3 Lensafwijkingscorrectie Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruit zien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische abberatie. Beeldvervorming door lenseigenschappen wordt vervorming genoemd. En afgenomen opnamescherpte als gevolg van het diafragma wordt diffractie genoemd. Deze lensafwijkingen kunnen worden gecorrigeerd. 
- 3 Lensafwijkingscorrectie Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een opname ontstaan.  De toegepaste mate van correctie is lager dan de maximale correctie die kan worden toegepast met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 550).  Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. Correctie van chromatische aberratie 1 Selecteer [Corr. chromat. afw.]. [Inschakelen]. 
- 3 Lensafwijkingscorrectie  Wanneer vervormingscorrectie is ingeschakeld, gebruikt de camera een kleiner beeldbereik dan door de zoeker te zien is. (De randen van de opname zijn iets bijgesneden en het lijkt of de resolutie iets lager is.)  Als u [Vervormingscorrectie] instelt op [Inschakelen], neemt de maximale opnamereeks (pag. 161) tijdens continue opname af.  Tijdens het opnemen van movies wordt [Vervormingscorrectie] niet weergegeven (correctie is niet mogelijk). 
- 3 Lensafwijkingscorrectie Lenscorrectiegegevens De lenscorrectiegegevens voor de correctie van lensafwijkingen wordt geregistreerd (opgeslagen) in de camera. Als de instelling [Inschakelen] is geselecteerd, worden helderheid van randen, chromatische aberratie, vervorming en diffractie automatisch gecorrigeerd. U kunt met EOS Utility (EOS-software, pag. 550) controleren voor welke objectieven de camera correctiegegevens bevat. U kunt ook correctiegegevens voor niet-geregistreerde lenzen vastleggen. 
- 3 Flikkeren verminderen Als u bij fel licht zoals tl-licht een opname maakt met hogere sluitertijd, veroorzaakt het flikkeren van de lichtbron flikkeringen in de opname en kan deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of kleuren op de opnamen. 
- 3 Flikkeren verminderen  Als het onderwerp zich tegen een donkere achtergrond bevindt of als er fel licht in de opname is, worden flikkeringen mogelijk niet goed gedetecteerd.  Bij bepaalde soorten verlichting kan de camera de effecten van de flikkering mogelijk niet verminderen, ook niet wanneer  wordt weergegeven.  Afhankelijk van de lichtbron worden flikkeringen mogelijk niet correct gedetecteerd. 
- 3 De kleurruimte instellen Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. 1 Selecteer [Kleurruimte].  Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 Stel  Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>. 
- 3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Opn.functie+kaart/map sel.].  Selecteer op het tabblad [51] de optie [Opn.functie+kaart/map sel.] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Map]. 3 Selecteer [Maak map]. [OK]. 4 Selecteer  Er wordt een nieuwe map gemaakt met een mapnummer dat één cijfer hoger is. 
- 3 Een map maken en selecteren Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map  Selecteer een map op het mapselectiescherm en druk vervolgens op <0>.  De map waarin de opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd.  Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100EOS1D'. 
- 3 De bestandsnaam wijzigen De bestandsnaam bestaat uit vier alfanumerieke tekens gevolgd door een (Voorbeeld) BE3B0001.JPG viercijferig opnamenummer (pag. 206) en de extensie. De eerste vier alfanumerieke tekens zijn in de fabriek ingesteld en zijn per camera uniek. U kunt deze echter wijzigen. Met 'Gebruikersinstelling 1' kunt u de vier tekens naar wens aanpassen en opslaan. 
- 3 De bestandsnaam wijzigen  Gebruik het instelwiel <5/6> of <9> om het vakje te verplaatsen en selecteer het gewenste teken. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren.  Als u de tekstinvoer wilt annuleren, drukt u op de knop  en selecteert u [OK]. de instelling. 4 Verlaat  Nadat u het juiste aantal tekens hebt ingevoerd, drukt u op de knop  en selecteert u [OK].  De vastgelegde bestandsnaam wordt opgeslagen. de vastgelegde 5 Selecteer bestandsnaam. 
- 3 De bestandsnaam wijzigen Het eerste teken mag geen onderstrepingsteken '_' zijn. Gebruikersinstelling 2 Wanneer u het bij Gebruikersinstelling 2 vastgelegde '*** + beeldformaat' selecteert en opnamen maakt, wordt het teken van het beeldformaat automatisch toegevoegd als het vierde teken van links in de bestandsnaam. 
- 3 Methoden voor bestandsnummering De opnamen krijgen opeenvolgende bestandsnummers van vier cijfers, van (Voorbeeld) BE3B0001.JPG 0001 tot 9999 en worden opgeslagen in Bestandsnummer één map. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. 1 Selecteer [Bestandsnr.].  Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. de methode voor 2 Selecteer bestandsnummering.  Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. 
- 3 Methoden voor bestandsnummering Automatisch resetten De bestandsnummering begint elke keer opnieuw bij 0001 nadat de kaart is vervangen of er een nieuwe map is gemaakt. Wanneer u de kaart hebt vervangen, een map hebt gemaakt of de doelkaart hebt verwisseld (bijvoorbeeld f9g), loopt de bestandsnummering van de opgeslagen afbeeldingen door in een reeks vanaf 0001. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren. 
- 3 Copyrightinformatie instellen Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie].  Selecteer op het tabblad [54] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt 2 Selecteer instellen.  Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. tekst in. 
- 3 Copyrightinformatie instellen De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren. De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen. 
- 4 GPS-instellingen Dit hoofdstuk beschrijft de GPS-instellingen van de camera. De EOS-1D X Mark II kan satellietnavigatiesignalen ontvangen van GPS-satellieten (VS), GLONASS-satellieten (Rusland) en het Quasi-Zenith Satellite System (QZSS) 'Michibiki' (Japan).  De GPS-functie is standaard ingesteld op [Uitschakelen].  In deze handleiding verwijst de term 'GPS' naar de satellietnavigatiefunctie. Wanneer [GPS] is ingesteld op [Modus 1] (pag. 
- GPS-functies Opnamen van een geotag voorzien  Geotaginformatie*1 (breedtegraad, lengtegraad, hoogte) en UTC-tijd*2 kunnen aan opnamen worden toegevoegd.  U kunt de opnamelocaties van opnamen met geotaginformatie weergeven op een kaart op de computer. *1: Door bepaalde reisomstandigheden of GPS-instellingen kunnen onjuiste geotag-gegevens aan opnamen worden toegevoegd. *2: Coordinated Universal Time, afgekort als UTC, is hetzelfde als Greenwich Mean Time. 
- GPS-functies Opnamen en informatie op een virtuele kaart bekijken Met Map Utility (EOS-software, pag. 550), kunt u de opnamelocaties en de afgelegde route bekijken op een kaart op een computer. 
- GPS-voorzorgsmaatregelen  Landen en regio's waar gebruik van de GPS-functie is toegestaan Gebruik van de GPS-functie is beperkt in een aantal landen en regio's, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale regelgeving. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van GPSfuncties is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet overtreedt. 
- GPS-signalen ontvangen Als u GPS-signalen wilt verwerven, neemt u de camera mee naar buiten, naar een plek waar zich geen obstakels in de lucht bevinden. Richt de bovenkant van de camera naar de lucht terwijl u uw handen e.d. uit de buurt houdt van de bovenkant van de camera. Als de omstandigheden voor signaalontvangst goed zijn, duurt het circa 30 sec. tot en met 60 seconden voor de camera GPS-satellietsignalen ontvangt nadat u [GPS] hebt ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 
- GPS-signalen ontvangen Status GPS-verwerving De status van de GPS-ontvangst wordt aangegeven met het pictogram [r] op het LCD-paneel aan de achterzijde. Vast r: signaal verworven Knipperend r: Signaal nog niet verworven Wanneer u opnamen maakt terwijl [r] continu wordt weergegeven, worden de opnamen voorzien van een geotag.  Wanneer [Modus 1] is ingesteld, blijft de camera met regelmatige tussenpozen GPS-signalen ontvangen, ook nadat de aan-uitschakelaar is ingesteld op <2>. 
- GPS-signalen ontvangen Slechte GPS-dekking Onder de volgende omstandigheden kan het GPS-satellietsignaal niet goed worden ontvangen. Als gevolg daarvan worden geotag-gegevens mogelijk niet of niet accuraat vastgelegd.  Binnen, ondergronds, in tunnels of bossen, tussen gebouwen of in valleien.  In de buurt van hoogspanningsleidingen of mobiele telefoons die werken op de 1,5 GHz-band.  Wanneer de camera in een tas of iets dergelijks zit.  Bij reizen over een lange afstand. 
- GPS-signalen ontvangen GPS-informatie weergeven 1 Controleer de instelling [GPS].  Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. [GPS2 Selecteer informatiedisplay].  De GPS-informatie wordt weergegeven. de opname. 3 Maak  Wanneer u opnamen maakt na GPSsignaalontvangst, worden de opnamen voorzien van een geotag. Over het algemeen is de hoogte door de aard van GPS niet zo nauwkeurig als de breedtegraad en lengtegraad.  Het pictogram  geeft de signaalomstandigheden aan. 
- GPS-signalen ontvangen Geotag-informatie Bekijk de opnamen en druk op de knop  om het scherm met opname-informatie weer te geven (pag. 347). Kantel vervolgens <9> omhoog of omlaag om de geotag-gegevens te bekijken. Breedtegraad Lengtegraad Hoogte Coordinated Universal Time (UTC)  Wanneer u een movie-opname maakt, wordt de GPS-informatie aan het begin van de opname vastgelegd. Houd er rekening mee dat de signaalontvangstomstandigheden niet worden vastgelegd. 
- Het positioneringsinterval instellen Het interval (de tijdsduur) voor het bijwerken van de geotag-gegevens kunt u instellen. Wanneer de geotaginformatie wordt bijgewerkt met kortere intervallen, wordt er nauwkeurigere geotaginformatie vastgelegd maar neemt het maximum aantal opnamen af omdat de accu sneller leegraakt. 1 Controleer de instelling [GPS].  Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 2 Selecteer [Positie-update-int.]. het gewenste update-interval 3 Stel in. 
- Tijd van GPS instellen op de camera De tijdinformatie die wordt ontvangen van GPS-signalen, kunt u instellen in de camera. De foutmarge is circa ± 0,02 sec. 1 Controleer de instelling [GPS].  Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 2 Selecteer [Aut. tijdinst.]. de gewenste instelling. 3 Selecteer  Selecteer [Auto-update] of [Nu instellen] en druk vervolgens op <0>.  [Auto-update] werkt de tijd bij wanneer de camera is ingeschakeld en een GPS-signaal wordt ontvangen. 
- De afgelegde route vastleggen Bij gebruik van de GPS-logfunctie wordt de geotaginformatie van de route die de camera aflegt automatisch opgeslagen in het interne geheugen van de camera. Met Map Utility (EOS-software, pag.550), kunt u de opnamelocaties en de afgelegde route bekijken op een kaart op een computer. Kaartgegevens ©2015 ZENRIN 1 Controleer de instelling [GPS].  Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 2 Selecteer [GPS-logger]. [GPS-pos. loggen] in op 3 Stel [Inschakelen]. 
- De afgelegde route vastleggen Logs met geotaginformatie Geotaginformatie voor de route die de camera aflegt wordt vastgelegd volgens de intervallen die zijn ingesteld met [Positie-update-int.] (pag. 220). De loggegevens worden op datum opgeslagen in het interne geheugen van de camera. De onderstaande tabel geeft aan hoeveel dagen aan gegevens kunnen worden opgeslagen. Loggegevenscapaciteit per positioneringsinterval (bij benadering) Update-interval Loggegevens Update-interval Loggegevens Elke 1 sec. 
- De afgelegde route vastleggen Loggegevens downloaden naar een computer De loggegevens in het interne geheugen van de camera kunnen worden gedownload naar een computer met behulp van EOS Utility (EOS-software, pag. 550) of gedownload vanaf een kaart nadat de gegevens op de kaart zijn overgebracht. Als u Map Utility (EOS-software, pag. 550) gebruikt om een logbestand te openen dat is opgeslagen op de computer, wordt de reisroute van de camera weergegeven op een kaart. 
- De afgelegde route vastleggen  Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een interfacekabel van Canon (pag. 485) om de camera aan te sluiten op een computer. Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel de meegeleverde kabelbescherming (pag. 38).  De GPS-antenne bevindt zich aan de bovenzijde van de camerabehuizing. Zorg daarom zelfs wanneer u de camera draagt, bijvoorbeeld in een tas, dat u de bovenzijde van de camera omhoog houdt en er niets bovenop legt. 
- 5 Belichting voor fotografische expressies U kunt diverse instellingen van de camera wijzigen voor een grote verscheidenheid aan opnameresultaten, door de sluitertijd en/of het diafragma te selecteren, de belichting aan te passen, enzovoort.  Als u de ontspanknop half indrukt en weer loslaat, worden de belichtingsinstellingen weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel aan de bovenzijde, gedurende 6 sec. (9) weergegeven.  Zie pagina 486 voor de functies die in elke opnamemodus kunnen worden ingesteld. 
- d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. *  staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). 1 Stel de opnamemodus in op .  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om d te selecteren. scherp op het onderwerp. 2 Stel  Kijk door de zoeker en richt het AFpunt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in. 
- d: AE-programma  Wanneer de sluitertijd '30"' en het laagste f-getal knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de flitser.  Wanneer de sluitertijd '8000' en het hoogste f-getal knipperen, is er sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-snelheid of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen. 
- d: AE-programma Veelgestelde vragen  De scherpstelindicator  knippert en scherpstelling is niet bereikt. Richt het gebied AF-kader op een gedeelte met goed contrast en druk de ontspanknop half in (pag. 62). Als u te dicht bij het onderwerp bent, gaat u iets achteruit en maakt u een nieuwe opname.  Meerdere AF-punten lichten tegelijk op. Er is op al deze punten scherpgesteld. Zolang het AF-punt dat op het onderwerp is gericht brandt, kunt u de opname maken.  De scherpstelindicator  brandt niet. 
- s: AE met sluitertijdvoorkeuze In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitertijdvoorkeuze. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * -  staat voor Time value (tijdwaarde).
 
- s: AE met sluitertijdvoorkeuze  Wanneer het laagste f-getal knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISOsnelheid in.  Wanneer het hoogste f-getal knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISOsnelheid in. 
- f: AE met diafragmavoorkeuze In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeuze. Bij een hoger f/getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling. 
- f: AE met diafragmavoorkeuze  Als de '30"'-sluitertijd knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een sneller diafragma (lager f/-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een hogere ISO-snelheid in.  Wanneer de sluitertijd '8000' knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langzamer diafragma (hoger f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een lagere ISO-snelheid in. 
- f: AE met diafragmavoorkeuze Scherptedieptecontrole De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan. Wanneer u via de zoeker of op het LCD-scherm naar het onderwerp kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte. Druk op de knop voor scherptedieptecontrole om de huidige diafragma-instelling te selecteren voor de lens en de scherptediepte te controleren (het bereik van een acceptabele scherpstelling). 
- a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode heet handmatige belichting. *  staat voor Manual (handmatig). 1 Sluitertijd Diafragma Stel de opnamemodus in op .  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om  te selecteren. 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 163). 
- a: Handmatige belichting Belichtingscompensatie met ISO auto Als de ISO-snelheid is ingesteld op A (Auto) voor handmatige belichting, kunt u de belichtingscompensatie (pag. 241) als volgt instellen: • Gebruik onder [86: Aangepaste bediening], met [s: Bel.comp. (Vasth., dr. )] (pag. 454). • Snel instellen (pag. 68) Stel de belichtingscorrectiewaarde in terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau (de instelling) kijkt aan de onderkant van de zoeker of op het LCD-paneel aan de bovenzijde. 
- q De meetmethode selecteren U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. 1 Druk op de knop -  (9). de meetmethode. 2 Selecteer  Terwijl u naar het LCD-paneel aan de bovenzijde of in de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. q: w: r: e: Meervlaksmeting Deelmeting Spotmeting Centrum gewicht gemiddeld q Meervlaksmeting Een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht. 
 
- q De meetmethode selecteren r Spotmeting Effectief bij het meten van een specifiek gedeelte van het onderwerp. Spotmeting dekt circa 1,5% van het oppervlak van de zoeker in het midden. De spotmetingscirkel wordt in de zoeker weergegeven. e Centrum gewicht gemiddeld Van de meting wordt een gemiddelde berekend voor de gehele scène, waarbij het midden van de zoeker een hogere weging heeft. 
- q De meetmethode selecteren Multi-spotmeting Bij een multi-spotmeting ziet u de relatieve belichtingsniveaus van meerdere gebieden van de opname en stelt u zelf de uiteindelijke belichting in om het gewenste resultaat te bereiken. Multi-spotmeting kan worden gebruikt in de modi , -  en . 1 Stel de meetmethode in op  (spotmeting). 2 Druk op de knop  (8).  Richt de spotmetingscirkel op het gebied waarvoor u de relatieve belichtingswaarde wilt meten en druk op de knop .
 
- O De gewenste belichtingscompensatie instellen Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi , -  en . De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
 
- O De gewenste belichtingscompensatie instellen Als [z2: Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid)] (pag. 189) is ingesteld op iets anders dan [Uitschakelen], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere belichtingscompensatie voor een donkerder opname is ingesteld.  U kunt het ook instellen door te drukken op de knop  en te draaien aan het instelwiel <6> of <5>. 
- h Bracketing met automatische belichting (AEB) Als de sluitertijd of het diafragma automatisch wordt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau voor drie opeenvolgende opnamen gewijzigd tot ongeveer 3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Dit heet AEB. * AEB staat voor Auto Exposure Bracketing (reeksopnamen met automatische belichting). 1 Houd de knoppen  en  gelijktijdig ingedrukt (9).  Het pictogram  en '0.0' worden weergeven op het LCD-paneel aan de bovenzijde. AEB-stappen het AEB-bereik in. 
- h Bracketing met automatische belichting (AEB)  Tijdens het maken van reeksopnamen met automatische belichting knippert het pictogram  in de zoeker en  op het LCD-paneel aan de bovenzijde.  Als de transportmodus staat ingesteld op  of <6>, moet u de ontspanknop driemaal indrukken voor elke opname. Wanneer , - , <6o> of <6p> is ingesteld en u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, worden drie bracket-opnamen gemaakt, waarna de camera automatisch stopt met het maken van opnamen. 
 
- A De opnamebelichting vergrendelen (AE-vergrendeling) Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop  om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AEvergrendeling. Dit is handig voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp.  Druk de ontspanknop half in. 
- bulb: Bulb-belichtingen In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Deze fotografische techniek heet "bulb-belichting". Gebruik de instelling voor bulb-belichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist. 1 Stel de opnamemodus in op .  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om  te selecteren. 
- bulb: Bulb-belichtingen  Als [z2: Ruisred. lange sluitertijd] is ingeschakeld, kunt u de ruis verminderen die wordt gegenereerd tijdens langdurige belichting (pag. 191).  Het gebruik van een statief en de afstandsbediening RS-80N3 (afzonderlijk verkrijgbaar) of de afstandsbediening met timer TC-80N3 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen voor bulb-opnamen (pag. 258).  Spiegel opklappen (pag. 256) met bulb-belichting is ook mogelijk. 
- P Meervoudige belichting U kunt twee tot negen opnamen met verschillende belichtingen laten samenvoegen tot één opname. Bij Live View-opnamen (pag. 271), kunt u realtime zien hoe de belichtingen worden samengevoegd wanneer u opnamen met meervoudige belichting maakt. 1 Selecteer [Meerdere opnamen].  Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Meerdere opnamen] en druk vervolgens op <0>.  Het instelscherm voor opnamen met meervoudige belichting wordt weergegeven. [Meerdere opnamen] in. 
- P Meervoudige belichting [Meerdere opn] in. 3 Stel  Selecteer de gewenste methode voor de meervoudige belichting en druk op <0>.  Additief De belichting van elke opname wordt cumulatief toegevoegd. Op basis van het [Aantal opnames] moet u een negatieve belichtingscompensatie instellen. Volg de onderstaande richtlijnen voor het instellen van de belichtingscorrectiewaarde. 
- P Meervoudige belichting in welke opnamen er moeten 5 Stel worden opgeslagen.  Als u alle afzonderlijke opnamen en de samengevoegde opname met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alle beelden]. Druk vervolgens op <0>.  Als u alleen de samengevoegde opname met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alleen res.]. Druk vervolgens op <0>. [Doorg. meerd.opn.] in. 6 Stel  Selecteer [1 opname] of [Continu] en druk vervolgens op <0>. 
- P Meervoudige belichting opeenvolgende opnamen. 8 Maak  Wanneer [Aan:Fnc/bed] is ingesteld, wordt de samengevoegde opname met meervoudige belichting weergegeven.  Bij Live View-opnamen waarbij [Aan:Fnc/bed] is ingesteld, worden de tot dan toe samengevoegde opnamen met meervoudige belichting weergegeven. Als u op de knop  drukt, wordt alleen de Live View-opname weergegeven.  Het maken van opnamen met meervoudige belichting eindigt wanneer het ingestelde aantal opnamen is gemaakt. 
- P Meervoudige belichting  De opnamekwaliteit (beeldformaat en JPEG-kwaliteit), ISO-snelheid, beeldstijl, hoge ISO-ruisreductie, kleurruimte, enzovoort, die u voor de eerste afzonderlijke belichting hebt ingesteld, zullen ook worden toegepast voor de volgende belichtingen. 
- P Meervoudige belichting Opnamen met meervoudige belichting samenvoegen met een opname die al op de kaart is opgeslagen U kunt een 1-opname die is vastgelegd op de kaart selecteren als de eerste afzonderlijke opname. Het origineel van de geselecteerde 1-opname blijft intact. U kunt alleen 1-opnamen selecteren. U kunt geen 41/61of JPEG-opnamen selecteren. 1 Selecteer [Select. bld voor meerdere opn.].  De opnamen op de kaart worden weergegeven. de eerste opname. 
- P Meervoudige belichting  U kunt bij het maken van opnamen met meervoudige belichting ook een 1-opname selecteren als eerste afzonderlijke opname.  Als u [Hef sel. op] selecteert, wordt de opnameselectie geannuleerd. 
- P Meervoudige belichting Veelgestelde vragen  Zijn er beperkingen ten aanzien van de opnamekwaliteit? Alle instellingen voor opnamekwaliteit kunnen worden geselecteerd voor JPEGopnamen. Als 41 of 61 wordt ingesteld, wordt de samengevoegde opname met meervoudige belichting opgeslagen als een 1-opname. 
- 2Spiegel opklappen Naar cameratrillingen die worden veroorzaakt door het klappen van de spiegel wordt verwezen met de Engelse term 'mirror shock'. Wanneer de spiegel wordt opgeklapt, blijft deze voor en tijdens het maken van de foto omhoog, zodat er geen trillingen ontstaan door het bewegen van de spiegel. Dit is handig bij het maken van close-ups (macrofotografie) met een supertelelens en bij het maken van opnamen met lange sluitertijden. 1 Stel [Spiegel opklappen] in. 
- 2Spiegel opklappen  Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera.  Bij zeer fel licht, bijvoorbeeld op het strand of tijdens het skiën op een zonnige dag, kunt u de opname het beste meteen na het opklappen van de spiegel maken.  Tijdens het opklappen van de spiegel zijn de instellingen voor de opnamefunctie en menugebruik uitgeschakeld. 
- De oculairafsluiter gebruiken Wanneer u een opname maakt zonder door de zoeker te kijken, zoals wanneer u de zelfontspanner, bulb-belichting of een afstandsbediening gebruikt, en er licht in de zoeker komt, kan de opname er donker uitzien (onderbelicht). U kunt dit voorkomen door de hendel van de oculairafsluiter naar beneden te schuiven, zoals aangegeven met de pijl. Hierdoor wordt het oculair afgesloten. U hoeft het oculair niet af te sluiten tijdens Live View-opnamen of movie-opnamen. 
- 6 Opnamen maken met de flitser In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u opnamen kunt maken met een externe Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) en hoe u de Speedliteinstellingen op het menuscherm van de camera instelt. 
- D Flitsfotografie EOS-Speedlites uit de EX-serie Met een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) is flitsfotografie zeer eenvoudig. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EXserie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera van het type A en daarom geschikt voor alle functies van Speedlites uit de EX-serie. Zie pagina 263-269 voor informatie over het instellen van de persoonlijke voorkeuzen voor de flitser via het menuscherm van de camera. 
- D Flitsfotografie Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren  Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische A-TTL- of TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op handmatige belichting  of AE met diafragmavoorkeuze  en pas de diafragmainstelling aan voordat u opnamen maakt. 
- D Flitsfotografie  De camera werkt mogelijk niet goed als deze wordt gebruikt in combinatie met een flitser of flitsaccessoire van een ander merk.  Sluit op de pc-aansluiting van de camera geen flitser aan met een uitgangsspanning van 250 V of meer.  Plaats geen hogespanningsflitser op de flitsschoen van de camera. Deze werkt dan mogelijk niet. Het is mogelijk om gelijktijdig een flitser op de flitserschoen en een andere flitser op de pc-aansluiting aan te sluiten en te gebruiken. 
- 3 De flitsfunctie instellen Bij gebruik van een Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met de flitsfunctieinstellingen, kunt u het menuscherm van de camera gebruiken om de functies van de Speedlite en Persoonlijke voorkeuzen in te stellen. Bevestig de Speedlite op de camera en schakel de Speedlite in voordat u de flitsfuncties instelt. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite. 1 Selecteer [Externe Speedlite besturing]. 
- 3 De flitsfunctie instellen Flitssync.snelheid in AV-modus U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeuze .  : Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch binnen een bereik van 1/250 en 30 seconden aangepast aan de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt.  : 1/250-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht. 
- 3 De flitsfunctie instellen Instellingen voor flitsfunctie De schermweergave en instelopties kunnen verschillen, afhankelijk van het model Speedlite, de actuele flitsmodus, de persoonlijke voorkeuze-instellingen voor de Speedlite, enzovoort. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite. Weergavevoorbeeld Draadloze functies/ Flitsratiobesturing Flitsmodus] Sluiter sync. 
- 3 De flitsfunctie instellen  Draadloze functies/Flitsratiobesturing Het is mogelijk om via radio- of optische transmissie wireless (meerdere keren) te flitsen. Raadpleeg voor meer informatie over wireless flitsen de instructiehandleiding van een Speedlite die compatibel is met wireless flitsen. 
- 3 De flitsfunctie instellen  Sluitersynchronisatie Normaal gesproken stelt u deze optie in op [Synchronisatie 1e gordijn] zodat er direct na de belichting wordt geflitst. Als [Synchronisatie 2e gordijn] is ingesteld, wordt er geflitst vlak voordat de sluiter dichtgaat. Wanneer dit wordt gecombineerd met een lange sluitertijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds die daardoor natuurlijker aandoen. 
- 3 De flitsfunctie instellen Stel tijdens het gebruik van 2e-gordijnsynchronisatie de sluitertijd in op 1/25 seconde of langer. Als de sluitertijd is ingesteld op 1/30 seconde of korter, zal automatisch 1e-gordijnsynchronisatie worden gebruikt, zelfs wanneer [Synchronisatie 2e gordijn] is ingesteld. 
- 3 De flitsfunctie instellen Flitsfunctie-instellingen wissen / Persoonlijke voorkeuze voor flitser 1 Selecteer [Wis instellingen]. de instellingen die u 2 Selecteer wilt wissen.  Selecteer [Wis flitserinstellingen] of [Wis alle SpeedliteC.Fn's] en druk vervolgens op <0>.  Selecteer [OK] in het dialoogvenster. Vervolgens worden alle flitsinstellingen of persoonlijke voorkeuze-instellingen gewist. 
- 7 Opnamen maken met het LCDscherm (Live View-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. U kunt Live View-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live View-/movie-opname op  te zetten.  Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. 
- A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Zet de schakelaar voor Live View-/ movie-opnamen op . het Live View-beeld weer. 2 Geef  Druk op de knop <0>.  Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven.  De Live View-opname wordt weergegeven in het helderheidsniveau dat het meest overeenkomt met die van de daadwerkelijke vast te leggen opname. de opnamemodus. 3 Selecteer  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om de opnamemodus te selecteren. scherp op het onderwerp. 
- A Opnamen maken met het LCD-scherm Live View-opname inschakelen Stel [A4: Live View-opname.] in op [Inschakelen]. Maximum aantal Live View-opnamen Temperatuur Kamertemperatuur (23 °C) Lage temperaturen (0 °C) Maximum aantal opnamen circa 260 opnamen circa 240 opnamen  De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E19 accu en op de testnormen van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). 
- A Opnamen maken met het LCD-scherm  Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera.  Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen staan op pagina 293-294.  Het weergaveoppervlak van de opname is circa 100% (met het movieopnameformaat ingesteld op JPEG Groot).  U kunt de scherptediepte controleren door op de knop voor scherptedieptecontrole te drukken. 
- A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop  drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. 
- A Opnamen maken met het LCD-scherm Waarschuwingen Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid of blaren veroorzaken als gevolg van brandwonden door contact een voorwerp op lage temperatuur. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een zeer gevoelige huid, en wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties. 
- A Opnamen maken met het LCD-scherm Simulatie van de definitieve opname Simulatie van definitieve opname is een functie waarbij de Live Viewopname wordt weergegeven zoals deze eruit zal zien met de huidige instellingen voor beeldstijl, witbalans en andere opnamefuncties toegepast. Bij het weergeven van de Live View-opname worden automatisch de hieronder vermelde functie-instellingen toegepast. De opname kan echter enigszins afwijken van de uiteindelijke opname. 
- Instellingen voor de opnamefunctie Instellingen voor W/R/f/y/q/i/O/B Wanneer de Live View-opname wordt weergegeven en u op de knop , , - , , ,  of  drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven op het LCD-scherm en kunt u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om de desbetreffende opnamefunctie in te stellen.  Door op de knop  en vervolgens op de knop  te drukken, kunt u de witbalans shift en witbalansbracketing instellen. 
 
- Instellingen voor de opnamefunctie Q Snel instellen Terwijl de Live View-opname wordt weergegeven, kunt u op de knop -  drukken om de AF-modus, transportmodus, meetmodus, witbalans, beeldstijl en Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) in te stellen. 1 Druk op de knop -  (7).  De instelbare functies worden weergegeven. een functie en stel deze in. 2 Selecteer  Gebruik <9> om een functie te selecteren.  De instelling van de geselecteerde functie wordt op het scherm weergegeven. 
 
 
- 3 Menufunctie-instellingen z4 Wanneer de schakelaar voor Live Viewopname/movie-opname is ingesteld op , worden alleen de menuopties voor Live View-opnamen weergegeven op de tabbladen [z4] en [z5]. De instelbare functies in dit menuscherm zijn alleen van toepassing bij Live View-opnamen. Ze gelden niet voor opnamen met de zoeker (de instellingen worden dan uitgeschakeld).  Live View-opname U kunt Live View-opname. instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen]. 
- 3 Menufunctie-instellingen  Belichtingssimulatie Met belichtingssimulatie wordt getoond en gesimuleerd hoe helder de daadwerkelijke opname (belichting) zal zijn. • Inschakelen (g) De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer u belichtingscompensatie instelt, wordt de helderheid van de opname dienovereenkomstig aangepast. 
- 3 Menufunctie-instellingen • Modus 2 Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. Als u de ontspanknop ingedrukt houdt, kan de camera verder niet worden bediend. U kunt de overige camerafuncties pas weer gebruiken als u de ontspanknop weer half indrukt. Hiermee kunt u het geluid van de ontspanknop op het moment van opname minimaliseren. Ook wanneer continue opname is ingesteld, kan er slechts één opname worden gemaakt. 
- 3 Menufunctie-instellingen  Meettimer U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de AE-vergrendeling).  LV-aanraakbediening Tijdens Live View-opnamen of movieopnamen kunt u het LCD-scherm (aanraakgevoelig bedieningspaneel dat touchscreen wordt genoemd) met uw vingers aanraken om het AF-punt te verplaatsen en om AF uit te voeren of de opname te vergroten. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere aanraakreactie dan [Standaard]. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode instellen op [u+volgen] (pag. 285) of [FlexiZone - Single] (pag. 287), al naargelang wat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de scherpstelmodusknop op de lens in op , vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 291). 1 Druk op de knop . de AF-methode. 2 Selecteer  Draai aan het instelwiel <6> om de AF-methode te selecteren en druk op <0>. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) u(gezicht)+volgen: c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt  -  mee om het gezicht te volgen. 1 Geef het Live View-beeld weer.  Druk op de knop <0>.  Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. een AF-punt. 2 Selecteer  Als er een gezicht wordt gedetecteerd, wordt  -  weergegeven op het gezicht waarop zal worden scherpgesteld. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) de opname. 4 Maak  Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 272).  Scherpstellen op andere onderwerpen dan gezichten van mensen • Tik op het onderwerp (of spot) waarop u wilt scherpstellen. • Druk op <9> of <0>. Het AF-punt < > wordt op het scherm weergegeven. Gebruik vervolgens <9> om het AF-punt naar het gewenste onderwerp te verplaatsen. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) FlexiZone - Single: d De camera stelt met één AF-punt scherp. Dit is nuttig als u op een specifiek onderwerp wilt scherpstellen. het Live View-beeld weer. 1 Geef  Druk op de knop <0>. AF-punt  Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven.  Het AF-punt < > wordt weergegeven.  Bij movie-opnamen wordt het AF-punt groter weergegeven als [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen]. het AF-punt. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) de opname. 4 Maak  Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 272). Opmerkingen bij AF AF-bediening  Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt.  Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname veranderen. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld  Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer hoge lichten of schaduwpartijen geen detail meer hebben.  Onderwerpen bij weinig licht.  Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast.  Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber of toetsenborden).  Dunne lijnen en contouren van het onderwerp. 
- Scherpstellen met AF (AF-methode) Vergrote weergave voor FlexiZone - Single In de modus [FlexiZone - Single] drukt u op de knop  of tikt u op [d] rechtsonder in het scherm. U kunt de opname vergroten met circa 5x of 10x en vervolgens de scherpstelling controleren.  Als u het AF-punt wilt verplaatsen, bedient u <9> of tikt u op het punt dat u wilt vergroten.  Druk op de knop  of tik op [d] om de opname te vergroten. Telkens wanneer u op de knop  drukt of op [d] tikt, wijzigt de vergrotingsfactor. 
- MF: Handmatige scherpstelling Met handmatige scherpstelling (MF) kunt u het beeld vergroten en nauwkeurig scherpstellen. 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op .  Draai aan de scherpstelring van de lens om ruwweg scherp te stellen. het vergrotingskader weer. 2 Geef  Druk op de knop  of tik op [d] rechtsonder in het scherm.  Het vergrotingskader wordt weergegeven. Vergrotingskader het vergrotingskader. 
- MF: Handmatige scherpstelling handmatig scherp. 5 Stel  Draai terwijl u naar de vergrote opname kijkt aan de scherpstelring van de lens om scherp te stellen.  Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop  om naar de normale weergave terug te keren. de opname. 6 Maak  Controleer de belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken (pag. 272). In de vergrote weergave is de belichting vergrendeld. (Sluitertijd en diafragma worden rood weergegeven. 
- Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Beeldkwaliteit  Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn.  Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.  Als u langere tijd achtereen met Live View werkt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk afneemt. 
- Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Live View-beeld  Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live View-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven.  Ook wanneer er een lage ISO-snelheid is ingesteld, kan er ruis zichtbaar zijn op het weergegeven Live View-beeld bij weinig licht. Maar wanneer u de opname maakt, bevat de opgeslagen opname minder ruis. (De beeldkwaliteit van het Live View-beeld is anders dan die van de opgeslagen opname. 
- 8 Movie-opnamen U kunt movie-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live View-/movie-opnamen op  te zetten.  Zie pagina 316 voordat u begint met het opnemen van movies en controleer of de kaart movies kan opnemen met de gewenste opnamekwaliteitsinstelling.  Wanneer u de camera in de hand houdt en movies opneemt, kan het bewegen van de camera leiden tot onscherpe opnamen. Het gebruik van een statief wordt in dergelijke gevallen aangeraden. 
- k Movie-opnamen k Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus is ingesteld op  of , schakelt de camera over op automatische belichting, met instellingen die geschikt zijn voor de huidige lichtomstandigheden van de scène. De automatische belichting is dezelfde voor  en . 1 Stel de schakelaar voor Live View-/ movie-opnamen in op .  Het beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. de opnamemodus in op  2 Stel of . 
- k Movie-opnamen AE met sluitertijdvoorkeuze Wanneer de opnamemodus is ingesteld op - , kunt u de sluitertijd handmatig instellen voor movie-opname. De ISO-snelheid en het diafragma worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel de schakelaar voor Live View-/movie-opnamen in op . de opnamemodus in op - . 2 Stel  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om -  te selecteren. de gewenste sluitertijd in.
 
- k Movie-opnamen AE met diafragmavoorkeuze Wanneer de opnamemodus is ingesteld op , kunt u het diafragma handmatig instellen voor movie-opname. De ISO-snelheid en de sluitertijd worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel de schakelaar voor Live View-/movie-opnamen in op . de opnamemodus in op 2 Stel .  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om  te selecteren. het gewenste diafragma in. 
- k Movie-opnamen ISO-snelheid in de modi , - ,  en  L: Full HD-movie-opname  De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 25600.  Als u onder [z2: ISO-snelheidsinst.] bij [Bereik v. movies] de instelling [Maximum] instelt op [H2 (204800)] (pag. 330), wordt de maximale ISO-snelheid voor het automatische instellingsbereik van de ISO-snelheid verhoogd tot H2 (gelijk aan ISO 204800).
 
- k Movie-opnamen Opmerkingen voor de modi -   U kunt de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) door op de knop  te drukken. Als u de AE-vergrendeling hebt toegepast tijdens movie-opname, kunt u deze annuleren door op de knop -  te drukken. (De instelling voor AE-vergrendeling blijft behouden tot u op de knop -  drukt.)  Wanneer u de aan-uitschakelaar instelt op <1> en aan het instelwiel <5> draait, kunt u de belichtingscompensatie tot ±3 stops instellen.
 
- k Movie-opnamen Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movieopnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor movie-opname is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. de schakelaar voor Live View-/ 1 Stel movie-opnamen in op . de opnamemodus in op . 2 Stel  Druk op de knop  en draai aan het instelwiel <6> of <5> om  te selecteren. de ISO-snelheid in. 3 Stel  Druk op de knop . 
- k Movie-opnamen ISO-snelheid in modus  L: Full HD-movie-opname  Als u [AUTO] (A) selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 25600. Als u bij [Bereik v. movies] onder [z2: ISO-snelheidsinst.] de instelling [Maximum] instelt op [H2 (204800)] (pag. 330), wordt de maximale ISO-snelheid voor het automatische instellingsbereik van de ISO-snelheid verhoogd tot H2 (gelijk aan ISO 204800). 
- k Movie-opnamen  Voor het maken van movie-opnamen kan de ISO-snelheid niet worden uitgebreid naar L (gelijk aan ISO 50) of H3 (gelijk aan ISO 409600).  Wanneer u overschakelt van foto's naar movie-opnamen, moet u de instellingen voor de ISO-snelheid controleren voordat u movie-opnamen gaat maken.  Tijdens movie-opnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet aanpassen. Als u dit wel doet, kan de veranderde belichting zichtbaar zijn in de opname of tot meer ruis leiden bij hoge ISO-snelheden. 
- k Movie-opnamen Instelbare sluitertijden De instelbare sluitertijden in de opnamemodi -  AE met sluitertijdvoorkeuze en  handmatige belichting zijn afhankelijk van de framerate van de movie-opnamekwaliteit. Framerate Instelbare sluitertijden 2 1/4000 - 1/125sec. 3 1/4000 - 1/100sec. 8 1/4000 - 1/60sec. 7 1/4000 - 1/50sec. 6 1/4000 - 1/30sec. 5B4 1/4000 - 1/25sec. Foto-opnamen Er kunnen geen foto's worden gemaakt tijdens movie-opnamen.
 
- k Movie-opnamen Informatiedisplay Telkens als u op de knop  drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. 
- k Movie-opnamen  Wanneer [FlexiZone - Single] is gekozen als [AF-methode], kunt u op de knop  drukken om de digitale waterpas weer te geven (pag. 82).  Als de [AF-methode] is ingesteld op [u+volgen] of als de camera via een HDMI-kabel op een tv is aangesloten, wordt de digitale waterpas niet weergegeven.  De digitale waterpas, de rasterlijnen en het histogram kunnen tijdens movie-opnamen niet worden weergegeven. (De weergave verdwijnt wanneer u begint met de opname van een movie. 
- k Movie-opnamen Waarschuwingen Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid, blaren of eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een zeer gevoelige huid, en wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties.  Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen zijn te vinden op pagina 341-342. 
- k Movie-opnamen Simulatie van de definitieve opname De simulatie van de definitieve opname is een functie die laat zien hoe de movie er met de huidige instellingen voor Beeldstijl, witbalans en andere opnamefuncties zal uitzien. Tijdens het maken van movie-opnamen worden de effecten van de hieronder vermelde instellingen automatisch in het beeld weergegeven. Simulatie van definitieve movie-opname  Beeldstijl * Scherpte (sterkte), contrast, kleurverzadiging en kleurtoon worden weergegeven. 
- Instellingen voor de opnamefunctie W/f/i/O/B-instellingen Indien u op de knop , , ,  of  drukt terwijl de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, verschijnt het scherm met instellingen op het LCD-scherm en kunt u het instelwiel <6> of <5> gebruiken om de bijbehorende functie in te stellen.  Tijdens opnamen met handmatige belichting (pag. 301) kunt u op de knop  drukken om de ISO-snelheid in te stellen. Zie pagina 302 voor informatie over het instellen van de ISO-snelheid. 
- Instellingen voor de opnamefunctie Q Snel instellen Terwijl de opname wordt weergegeven op het LCD-scherm kunt u de knop -  indrukken om het volgende in te stellen: AF-methode, movie-opnameformaat, geluidsopnameniveau (met handmatige/ lijningang), volume hoofdtelefoon, witbalans, Beeldstijl en Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). 1 Druk op de knop -  (7).  De instelbare functies worden weergegeven. een functie en stel deze in. 
 
 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen Met [z4: Movie-opn.kwal.] kunt u de opname-indeling voor movies, het movie-opnameformaat (movieformaat, framerate, opname-indeling voor movies, compressierate) en andere functies instellen. De framerate die wordt weergegeven in het scherm [Movie-opn. formaat] wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [53: Videosysteem] (pag. 497). De lees- en schrijfsnelheid van de kaart die vereist is voor movieopnamen, is afhankelijk van de movie-opnamekwaliteit. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen Movie-opnameformaat U kunt het movie-opnameformaat, de framerate en de compressiemethode instellen.  Beeldformaat H 4096x2160 De movie wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De aspect ratio is ca. 17:9. Gebruik bij het maken van H8/7J-movies een CFast-kaart. L 1920x1080 De movie wordt opgenomen met een Full HD-opnamekwaliteit (Full HD) De aspect ratio is 16:9. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen  4K-movie-opnamen Voor 4K-movie-opnamen is een high-performance-kaart vereist. Gebruik bij het maken van H 8/7-movies een CFast-kaart. Zie 'Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen' op pagina 316 voor meer informatie over kaartvereisten voor movieopnamen. Bij 4K-movies of movies met een hoge framerate ligt de belasting van de verwerking aanzienlijk hoger. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen  Bij 4K-movie-opnamen wordt [z2: Hoge ISO-ruisreductie] niet toegepast. Daardoor is mogelijk meer ruis zichtbaar, afhankelijk van de opnameomstandigheden.  Als u de instellingen van [53: Videosysteem] wijzigt, dient u ook het movie-opnameformaat opnieuw in te stellen. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen  Movie-opnamemethode/compressierate J MJPG Selecteerbaar als de opname-indeling voor movies [MOV] is. Motion JPEG wordt gebruikt voor het comprimeren van de movie voor opname. Zonder enige compressie tussen de frames wordt één frame tegelijkertijd gecomprimeerd en opgenomen. De compressierate is dan ook laag. Aangezien het beeldformaat groot is bij 4K-kwaliteit, is ook de bestandsgrootte aanzienlijk. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Gebruik voor movie-opnamen een kaart met een hoge capaciteit en een lees-/schrijfsnelheid (vereiste kaartprestaties) zoals vermeld in de onderstaande tabel of hoger dan de standaardspecificatie. Test de kaart door een paar movies in de gewenste kwaliteit te maken (pag. 311) en controleer of de kaart de movie goed kan opnemen. Movie-opnamekwaliteit CF-kaart CFast-kaart J – CFast 2.0 65B4 J UDMA 7 100 MB/sec. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen  Om het gebruik van de kaart te optimaliseren, wordt aanbevolen om de kaart te formatteren met de camera voordat u movie-opnamen gaat maken (pag. 74).  Wanneer movies niet normaal kunnen worden opgenomen, formatteert u de kaart en probeert u het opnieuw. Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen, raadpleegt u de website van de fabrikant van de kaart. 24,00p De movie wordt opgenomen bij een framerate van 24,00 fps. Wanneer [Inschak. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen Hoge framerate In Full HD-kwaliteit kunt u movie-opnamen maken bij een hoge framerate van 119,9 fps of 100,0 fps. Geschikt voor movie-opnamen die in slow motion worden afgespeeld. De maximale opnametijd van één movieclip is 7 min. 29 sec. Opnamen worden opgeslagen in L2 W D- of L3 W D-kwaliteit. Bij movies met een hoge framerate wordt geen geluid opgenomen. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen Totale opnametijd voor movies en bestandsgrootte per minuut  In MOV-bestandsindeling Movie-opnamekwaliteit (ongeveer) Totale opnameduur op kaart 4 GB 16 GB 64 GB Bestandsgrootte H: 4K 87 J 39 sec. 2 min. 10 min. 5733 MB/min. 65B4 J 1 min. 4 min. 17 min. 3587 MB/min. 23 W 1 min. 5 min. 23 min. 2585 MB/min. 87 W 2 min. 11 min. 47 min. 1298 MB/min. 87 X 8 min. 34 min. 138 min. 440 MB/min. 65B4 W 5 min. 23 min. 93 min. 654 MB/min. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen  Moviebestanden die groter zijn dan 4 GB Wanneer u een movie opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder onderbreking blijven opnemen.  CF-kaarten van maximaal 128 GB gebruiken die zijn geformatteerd met de camera Als u de camera gebruikt om een CF-kaart met een capaciteit van 128 GB of minder te formatteren, dan formatteert de camera deze als FAT32. 
- 3 De movie-opnamekwaliteit instellen  Tijdslimiet voor movie-opname  Wanneer u andere movie-opnamen dan movies met een hoge framerate maakt De maximale opnametijd van één movieclip is 29 min. en 59 sec. Als de filmtijd 29 minuten, 59 seconden bereikt, wordt de movieopname automatisch beëindigd. U kunt verder gaan met het opnemen van een movie door op de knop <0> te drukken. (De movie wordt opgenomen als een nieuw moviebestand. 
- 3 De geluidsopname instellen U kunt movies opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde monomicrofoon of een in de handel verkrijgbare externe stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Stel de geluidsopname in met [z4: Geluidsopname]. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau Automatisch : Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling functioneert automatisch in reactie op het geluidsniveau. Handmatig : Voor gevorderde gebruikers. 
- 3 De geluidsopname instellen Windfilter/Demper Windfilter Demper : Wanneer [Inschakelen] is ingesteld, wordt de windruis bij buitenopnamen verminderd. Deze functie werkt alleen bij gebruik van de ingebouwde microfoon voor het maken van movie-opnamen. De instelling [Inschakelen] vermindert ook lage bastonen, dus stel Windfilter in op [Uitschakelen] als er geen sprake is van wind. Er wordt dan een natuurlijkere geluidsopname gemaakt dan met de instelling [Inschakelen]. 
- 3 De geluidsopname instellen  Hoofdtelefoon gebruiken Het is mogelijk om tijdens movie-opname naar geluid te luisteren door een externe hoofdtelefoon (afzonderlijk verkrijgbaar) met een ministekker van 3,5 mm in diameter aan te sluiten op de aansluiting voor hoofdtelefoons op de camera (pag. 28). Indien u gebruikmaakt van een in de handel verkrijgbare externe stereomicrofoon, kunt u het geluid in stereo horen. 
- 3 Stille bediening U kunt de instellingen van de ISO-snelheid, het geluidsopnameniveau, enz. wijzigen en tevens de camerabedieningsgeluiden tijdens het opnemen van movies verminderen. Wanneer [z5: Stille bediening] is ingesteld op [h insch.], kunt u het touch pad  op de binnenste ring van het snelinstelwiel gebruiken. U tikt gewoon op de boven-, onder-, linker-, of rechterkant van  voor stille bediening. 
- 3 De tijdcode instellen De tijdcode is een tijdreferentie die automatisch wordt opgenomen om de movie te synchroniseren tijdens movie-opname. De tijdcode wordt altijd opgenomen en wel met de volgende eenheden: uren, minuten, seconden en frames. De tijdcode wordt voornamelijk gebruikt tijdens het bewerken van de movie. Stel de tijdcode in met [z5: Tijdcode]. Count Up Tijdens opn. : De tijdcode telt altijd alleen maar op terwijl u een movie opneemt. 
- 3 De tijdcode instellen Movie opn. teller U kunt selecteren wat u wilt weergeven op het movie-opnamescherm. Opn. tijd Tijdcode : Geeft de verstreken tijd weer vanaf het begin van de movie-opname. : Geeft de tijdcode weer tijdens de movie-opname. Movie afs. teller U kunt selecteren wat u wilt weergeven op het movieweergavescherm. Opn. tijd Tijdcode : Geeft de opnametijd en weergavetijd weer tijdens de movieweergave : Geeft de tijdcode aan tijdens de movie-opname. 
- 3 De tijdcode instellen HDMI  Tijdcode De tijdcode kan worden toegevoegd aan een movie die wordt uitgevoerd via HDMI. Inschakelen: Voegt de tijdcode toe aan de HDMI-video-uitvoer. Wanneer [Inschakelen] is ingesteld, wordt [Opname opdracht] weergegeven. Uitschakelen: Er wordt geen tijdcode toegevoegd aan de HDMIvideo-uitvoer. 
- 3 De tijdcode instellen Drop frame Als de framerate is ingesteld op 2 (119,9 fps), 8(59,94 fps) of 6(29,97 fps), veroorzaakt het frame-aantal van de tijdcode een afwijking tussen de werkelijke tijd en de tijdcode. Wanneer [Inschakelen] is ingesteld, wordt deze afwijking automatisch gecorrigeerd. Deze correctiefunctie heet 'drop frame'. Dit is bedoeld voor geavanceerde gebruikers die movies bewerken. 
- 3 Menufunctie-instellingen z2 Wanneer Live View-/movie-opnamen is ingesteld op , worden de opties voor [z2: ISO-snelheidsinst.] gewijzigd in [ISO-snelheid], [Bereik v. movies] en [Bereik voor H].  Instelling ISO-snelheid  ISO-snelheid In de modus  kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt ook ISO auto selecteren. U kunt ook de knop  voor deze instellingen gebruiken.  Bereik v. 
- 3 Menufunctie-instellingen z4 Wanneer de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , worden de tabbladen [z4] en [z5] voor movie-opname weergegeven.  Servo AF voor movies Met deze functie ingeschakeld, stelt de camera tijdens movieopnamen voortdurend scherp op het onderwerp. De standaardinstelling is [Inschakelen]. Wanneer [Inschakelen] is ingesteld: De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt. 
- 3 Menufunctie-instellingen Aandachtspunten wanneer [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen]  Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld • Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. • Een onderwerp dat zich op korte afstand voor de camera beweegt. • Met een hoger f/getal • Raadpleeg ook 'Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld' op pagina 289. 
- 3 Menufunctie-instellingen  AF-methode U kunt [u+volgen] of [FlexiZone - Single] selecteren. Zie pagina 284 voor meer informatie over de AF-methode.  Rasterweergave Met [3x3 l] of [6x4 m] kunt u rasterlijnen weergeven om u te helpen de camera verticaal of horizontaal recht te houden. Met [3x3+diag n] wordt het raster ook met diagonale lijnen weergegeven om u te helpen de intersecties over het onderwerp uit te lijnen voor een betere balans in de compositie. 
- 3 Menufunctie-instellingen  Servo AF-snelheid v. movies U kunt de AF-snelheid van Servo AF voor movies en de gebruiksomstandigheden ervan instellen. Deze functie kan worden ingesteld als [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] en [AF-methode] is ingesteld op [FlexiZone - Single]. Bovendien is de functie ingeschakeld bij gebruik van een lens die langzame focusverschuiving ondersteunt tijdens het maken van movie-opnamen*. 
- 3 Menufunctie-instellingen  Track.gev.Servo AF movies U kunt de trackinggevoeligheid van Servo AF voor movies op zeven niveaus instellen. Dit heeft invloed op de reactiesnelheid van AFtrackinggevoeligheid wanneer de AFpunten weg bewegen van het onderwerp, zoals tijdens pannen of wanneer er een obstakel voor de AFpunten komt. Deze functie kan worden ingesteld als [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] en [AF-methode] is ingesteld op [FlexiZone - Single]. 
- 3 Menufunctie-instellingen z5  Meettimer U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de AE-vergrendeling).  LV-aanraakbediening Tijdens Live View-opnamen of movie-opnamen kunt u het LCDscherm (aanraakgevoelig bedieningspaneel) met uw vingers aanraken om het AF-punt te verplaatsen of de afbeelding vergroten. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere aanraakreactie dan [Standaard]. 
- 3 Menufunctie-instellingen  Stille bediening Wanneer [h insch.] is ingesteld, kunt u het  touch pad gebruiken met Snel instellen om instellingen te wijzigen en het bedieningsgeluid tijdens movie-opnamen te onderdrukken. Zie pagina 325 voor meer informatie.  V Functie knop U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van movies worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt. 
- 3 Menufunctie-instellingen  HDMI-weergave Met deze functie kunt u de weergaveoptie selecteren tijdens het opnemen van HDMI-video-uitvoer met een extern opnameapparaat. De movie wordt uitgevoerd in Full HD-kwaliteit (1920x1080). De standaardinstelling is [a]. Wanneer [a] is ingesteld: • Bij het uitvoeren van een movie via HDMI, is het LCD-scherm van de camera uitgeschakeld. • De opname-informatie, AF-punten, enzovoort, worden weergegeven in de HDMI-video-uitvoer. 
- 3 Menufunctie-instellingen Hoe u de HDMI-uitvoer kunt verlengen Om de HDMI-uitvoer langer dan 30 minuten weer te geven, selecteert u [a] of [azonder info] en stel vervolgens [52: Auto uitschakelen] in op [Uitschakelen] (pag. 76).  HDMI-uitvoer in 4K-kwaliteit is niet mogelijk. (Zelfs als [Movie-opn. formaat] is ingesteld op H, wordt de movie in Full HD-kwaliteit uitgevoerd. 
- 3 Menufunctie-instellingen 53  HDMI-framerate Voor de HDMI-uitvoer kunt u de framerate instellen op [Auto], [59,94i/50,00i], [59,94p/50,00p] of [23,98p]. Stel de framerate in die compatibel is met het in de handel verkrijgbare externe opnameapparaat dat u gebruikt om de movie via HDMI-uitvoer op te nemen.  Wanneer [24,00p] onder [z4: Movie-opn.kwal.] is ingesteld op [Inschakelen], kunt u [53: HDMI-framesnelheid] niet instellen. De movie wordt uitgevoerd op 1080/24,00p via HDMI. 
- Algemene aandachtspunten bij het maken van movieopnamen Rood waarschuwingspictogram  voor een te hoge interne temperatuur  Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van movie-opnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram .  Het rode pictogram  geeft aan dat movie-opname binnenkort automatisch wordt beëindigd. U kunt in dat geval geen opnamen meer maken totdat de interne temperatuur van de camera is gedaald. 
- Algemene aandachtspunten bij het maken van movieopnamen Opname- en beeldkwaliteit  Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opname rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, Indicator hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de movie-opname automatisch gestopt. 
- 9 Opnamen weergeven Dit hoofdstuk bevat informatie over hoe u opnamen (foto's en movies) kunt weergeven en wissen, hoe u opnamen kunt bekijken op een tv-scherm en over andere aan weergave gerelateerde functies. Opnamen die zijn gemaakt en opgeslagen met een ander toestel Mogelijk geeft de camera opnamen die met een andere camera zijn vastgelegd of met een computer zijn bewerkt, of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd niet goed weer. 
- x Opnamen weergeven Weergave van één opname 1 Geef de opname weer.  Druk op de knop .  De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer  Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Wilt u de opnamen in chronologische volgorde weergeven, dan draait u het instelwiel rechtsom.  Telkens als u op de knop  drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. 
- x Opnamen weergeven de opnameweergave. 3 Beëindig  Druk op de knop  om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer opnamen te kunnen maken. Weergave met opname-informatie Als het opname-informatiescherm wordt weergegeven (pag. 344), kunt u <9> omhoog of omlaag kantelen om de onder in het scherm weergegeven opname-informatie als volgt te wijzigen. Raadpleeg pagina 347-349 voor meer informatie. 
- B: Weergave met opname-informatie Voorbeeldinformatie voor foto's  Weergave met basisinformatie Spraakmemo Classificatie Beveilig beelden Accuniveau Kaartnummer Nummer van de opname/ totaal aantal opgeslagen opnamen Mapnummer File No. 
- B: Weergave met opname-informatie  Weergave met opname-informatie • Gedetailleerde informatie Waarde voor belichtingscompensatie Diafragma Histogram (Helderheid/RGB) Opnamedatum en -tijd ISO-snelheid Sluitertijd Schuifbalk Opnamemodus/ Meerdere opnamen/ Beeld opslaan als foto Witbalans Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Fijnafstelling automatische belichting Witbalanscorrectie/ correctiegegevens Lichte tonen prioriteit Meetmethode Bestandsgrootte Waarde flitsbelichtingscompensa 
- B: Weergave met opname-informatie • Informatie over lens/histogram Histogram (Helderheid) Naam van lens Histogram (RGB) Brandpuntsafstand • Informatie over witbalans • Beeldstijlinformatie 1 • Beeldstijlinformatie 2 Beelden van 4K-movies die zijn opgeslagen als foto's (pag. 374) geven bepaalde schermen met opname-informatie niet weer. 
- B: Weergave met opname-informatie • Informatie over kleurruimte en ruisreductie • Informatie over lensafwijkingscorrectie 1 • Informatie over lensafwijkingscorrectie 2 • GPS-informatie Breedtegraad Lengtegraad Hoogte Coordinated Universal Time (UTC) Als er geen GPS-informatie bij de opname is vastgelegd, wordt het GPSinformatiescherm niet weergegeven. 
- B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van de movie-informatieweergave Movieweergave Diafragma Sluitertijd ISO-snelheid Movie-opnamemodus/ Movie met hoge framerate Opname-indeling voor movies Movie-opnameformaat Framerate < < < < / / / / Bestandsgrootte Opnametijd/tijdcode Movie-opnamemethode/ compressierate >: sluitertijd, diafragma en ISO-snelheid worden niet weergegeven. >: diafragma en ISO-snelheid worden niet weergegeven. >: sluitertijd en ISO-snelheid worden niet weergegeven. 
- B: Weergave met opname-informatie  AF-puntweergave Als [33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen], wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld rood. Als automatische AF-puntselectie is ingesteld, worden er mogelijk meerdere AF-punten weergegeven.  Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en -gradatie. De histogramweergave kan worden gewisseld met [33: Histogram]. 
- x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven. 1 Druk op de knop .  Tijdens het weergeven van opnamen of wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop .  [6u] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel  Draai het instelwiel <6> linksom.  Er verschijnt een index van 4 opnamen. 
- x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6].  Selecteer [Spring met 6] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer  Selecteer de sprongmethode en druk vervolgens op <0>. 
- x Snel opnamen zoeken door te springen. 3 Navigeer  Druk op de knop  om de Sprongmethode opnamen weer te geven.  Draai in de weergave van één opname aan het instelwiel <6>.  U kunt door de opnamen bladeren met de ingestelde methode. Weergavepositie  Selecteer [Datum] om opnamen te zoeken op opnamedatum.  Als u opnamen op map wilt zoeken, selecteert u [Map].  Als de kaart zowel movies als foto's bevat, selecteert u [Movies] of [Foto's] om een van beide categorieën weer te geven. 
- u Opnamen vergroten Opnamen kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld.  De opname kan als volgt worden vergroot: 1. Tijdens het weergeven van opnamen (weergave van één opname); 2. Tijdens de kijktijd na het maken van opnamen; 3. Vanuit de opnamemodus.  Druk op de knop .  De vergrote weergave wordt geactiveerd. Het vergrotingsgebied en [6u] worden rechtsonder op het scherm weergegeven. 
- u Opnamen vergroten 3 De eerste vergrotingsverhouding en -positie instellen Wanneer u op het tabblad [33] de optie [Vergroting (ca.)] selecteert, kunt u de eerste vergrotingsverhouding en -positie voor de vergrote weergave instellen.  1x (geen vergroting) Het beeld wordt niet vergroot weergegeven. De vergrote weergave start vanuit de weergave van één opname.  2x, 4x, 8x, 10x (vergroot vanuit centrum) De vergrote weergave start vanuit het midden van het beeld, op de ingestelde vergroting. 
- b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren].  Selecteer [Beeld roteren] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. de opname die u wilt 2 Selecteer roteren.  Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt draaien.  U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 352). de opname. 3 Draai  Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt rechtsom geroteerd: 90° 9 270° 9 0°. 
- J Opnamen beveiligen Door de opnamen te beveiligen, kunt u voorkomen dat belangrijke opnamen per ongeluk worden gewist. Eén opname beveiligen met de knop  1 Selecteer de opname die u wilt beveiligen.  Druk op de knop <3> om opnamen weer te geven en draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren. Wisbeveiligingspictogram de opname. 2 Beveilig  Wanneer u op de knop  drukt, wordt de opname beveiligd en wordt het pictogram  boven aan het scherm weergegeven. 
- J Opnamen beveiligen 3 Eén opname beveiligen met het menu 1 Selecteer [Beveilig beelden].  Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer  Er wordt een afbeelding weergegeven. Wisbeveiligingspictogram de opname die u wilt 3 Selecteer beveiligen.  Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt beveiligen.  U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 352). de opname. 
- J Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [31: Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 74), worden ook beveiligde opnamen verwijderd. 
- Classificaties instellen U kunt opnamen (foto's en movies) beoordelen met een van de vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. 3 Classificaties instellen via het menu 1 Selecteer [Classificatie].  Selecteer [Classificatie] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. de opname die u wilt 2 Selecteer classificeren.  Draai aan het instelwiel <5> om een opname of movie te selecteren die u wilt classificeren. 
- Classificaties instellen Classificeren met de knop  Als u onder [86:J/K-knopfunctie] [Classific. (J en K uitg.)] (pag. 438) instelt, kunt u op de -knop drukken om opnamen/ movies tijdens het weergeven/afspelen te classificeren. 1 Stel de functie van de knop in.  Stel op het tabblad [86] de functie [J/K-knopfunctie] in op [Classif. (J en K uitg.)]. de opname die u wilt 2 Selecteer classificeren. 
- K Spraakmemo's opnemen en afspelen U kunt een spraakmemo opnemen en aan een opname toevoegen. De spraakmemo wordt opgeslagen als een WAV-geluidsbestand met hetzelfde bestandsnummer als de opname. De spraakmemo kan met de camera of een computer worden afgespeeld. Een spraakmemo opnemen 1 Selecteer de opname waaraan u de spraakmemo wilt toevoegen.  Druk op de knop  om opnamen weer te geven en draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren waaraan u een spraakmemo wilt toevoegen. 
- K Spraakmemo's opnemen en afspelen Een spraakmemo afspelen Wanneer [86: J/K-knopfunctie] is ingesteld op [Memo af. (vsth.: memo opnemen)] (pag. 438), kan de spraakmemo die aan de opname is toegevoegd, worden afgespeeld. 1 Stel de functie van de -knop in.  Stel op het tabblad [86] de instelling [J/K -knopfunctie] in op [Memo afspelen (vasthouden: memo opnemen)]. de opname waarvan u 2 Selecteer de spraakmemo wilt afspelen. 
- Q Snel instellen voor weergave Tijdens weergave kunt u op de knop -  drukken om de volgende opties in te stellen: [J: Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [R: RAW-beeldverwerking (alleen 1-beelden)], [S: Wijzig formaat] (alleen JPEG-beelden)], [ : Overbelichtingswaarsch.], [N: Trimmen (alleen JPEG-beelden)], [ : AF-puntweergave] en [e: Spring met 6]. Voor movies kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. 1 Druk op de knop - . 
 
 
- Q Snel instellen voor weergave Stel [51: Auto. roteren] in op [AanzD] om een opname te draaien. Als [51: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] aan de opname toegevoegd, maar de camera zal de opname niet in de weergave draaien.  Wanneer u op de knop -  drukt tijdens de indexweergave, wordt er overgeschakeld op de weergave van één opname en verschijnt het scherm Sneltoetsen. Druk nogmaals op de knop -  om terug te keren naar de indexweergave. 
 
 
- k Genieten van movies U kunt movies op de volgende drie manieren afspelen: Afspelen op een televisie (pag. 379) Als u de camera met HDMI-kabel HTC100 (afzonderlijk verkrijgbaar) op een televisie aansluit, kunt u de foto's en movies op de camera weergeven op de televisie.  Ook als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een tv en een 4K-movie wordt afgespeeld, wordt deze in Full HD-kwaliteit weergegeven. (Weergave in 4K-kwaliteit is niet mogelijk. 
- k Genieten van movies Afspelen en bewerken op een computer De moviebestanden die op de kaart zijn opgenomen, kunnen worden overgezet naar een computer en worden afgespeeld of bewerkt met vooraf geïnstalleerde of algemene software die compatibel is met de bestandsindeling van de movie-opname.  Als u een movie wilt afspelen of bewerken met commerciële software, hebt u software nodig die compatibel is met MOV-en MP4-movies. 
- k Movies afspelen 1 Geef de opname weer.  Druk op de knop  om de opnamen weer te geven. een movie. 2 Selecteer  Draai aan het instelwiel <5> om de movie te selecteren die u wilt afspelen.  Bij de weergave van één opname geeft het pictogram  linksboven in het scherm aan dat het een movie betreft.  In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is. Movies kunnen niet in de indexweergave worden weergegeven. 
- k Movies afspelen Movieweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Pas de vertragingssnelheid aan door aan het instelwiel <5> te draaien. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven. 
- k Movies afspelen Movies met een hoge framerate afspelen Full HD-movies die op een hoge framerate (119,9 mm fps of 100,0 fps) werden gemaakt, worden in slow motion op 1/4-snelheid afgespeeld (29,97 fps of 25,00 fps). Er wordt geen geluid weergegeven, omdat er geen geluid wordt opgenomen bij het maken van movies met een hoge framerate. Elke seconde van de afspeeltijd en de tijdcode-optelling is gelijk aan 1/4 seconde in real-time.  Als u de camera op een tv aansluit om een movie weer te geven (pag. 
- X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie bewerken in tussenstappen van ca. 1 seconde seconde. 1 Selecteer [X] in het movieweergavescherm.  Het paneel voor moviebewerking wordt onder aan het scherm weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd.  Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>.  Kantel <9> naar links of rechts om het vorige of volgende beeld te bekijken. 
- X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken de bewerkte movie op. 4 Sla  Selecteer [W] en druk vervolgens op <0>.  Het scherm Opslaan wordt weergegeven.  Om het bestand als een nieuwe movie op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele moviebestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.  Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm om de bewerkte movie op te slaan en terug te keren naar het movieweergavescherm. 
- Beelden uit 4K-movies opslaan als foto Bij een 4K-movie kunt u elk gewenst frame opslaan op de kaart als een ca. 8,8 Megapixel (4096x2160) grote foto (JPEG-afbeelding). Deze functie heet 'Beeld opslaan als foto (4K-frame vastleggen)'. 1 Geef de opname weer.  Druk op de knop  om de opnamen weer te geven. een 4K-movie. 2 Selecteer  Draai aan het instelwiel <5> en selecteer een movie in 4K-kwaliteit.  In het opname-informatiescherm (pag. 350) wordt de 4K-movie aangeduid met het pictogram [H]. 
- Beelden uit 4K-movies opslaan als foto het frame op. 6 Sla  Selecteer [OK] om het frame dat op het scherm wordt weergegeven op te slaan als foto (JPEG-afbeelding).  Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand. de opname die u wilt 7 Selecteer weergeven.  Selecteer [Originele film bekijken] of [Omgezette foto bekijken].  De geselecteerde opname wordt weergegeven.  De functie 'Beeld opslaan als foto' werkt niet met Full HD-movies of 4Kmovies die met een andere camera zijn gemaakt. 
- 3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling].  Selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt afspelen. 2 Selecteer  Selecteer de gewenste optie in het scherm en druk op <0>. 
- 3 Diavoorstelling (automatische weergave) Optie Beschrijving van weergave jAlle bldn Alle foto's en movies op de geheugenkaart worden weergegeven. iDatum De foto's en movies die zijn vastgelegd op de geselecteerde opnamedatum, worden weergegeven. nMap De foto's en movies in de geselecteerde map worden weergegeven. kMovies Alleen de movies op de geheugenkaart worden weergegeven. zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven. 
- 3 Diavoorstelling (automatische weergave) de diavoorstelling. 4 Start  Selecteer [Start] en druk vervolgens op <0>.  Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling. 5 Beëindig  Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop .  Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>. Tijdens het pauzeren wordt [G] in de linkerbovenhoek van de opname weergegeven. 
- Opnamen op een televisie bekijken Als u de camera met een HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar) op een televisie aansluit, kunt u de foto's en movies op de camera op de televisie weergeven. Voor de HDMI-kabel wordt HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) aanbevolen. Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [53: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van de videostandaard van uw televisie). 1 Sluit de HDMI-kabel aan op de camera. 
- Opnamen op een televisie bekijken  Ook als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een tv en een 4K-movie wordt afgespeeld, wordt deze in Full HD-kwaliteit weergegeven (weergave in 4K-kwaliteit is niet mogelijk).  Pas het geluidsvolume van de movie aan via de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast.  Schakel de camera en de tv uit voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert.  Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. 
- Opnamen op een televisie bekijken op de knop  op de 4 Druk camera.  Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen weer te geven. een opname. 5 Selecteer  Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren. Fotoweergavemenu op Enter op de 6 Druk afstandsbediening.  Het menu wordt weergegeven en u kunt de afspeelopties uitvoeren die links worden weergegeven. 
- a Opnamen kopiëren U kunt de opnamen op een kaart naar de andere kaart kopiëren (kopieën opslaan). Moviebestanden die groter zijn dan 4 GB  Als u opnamen van een CFast-kaart kopieert (g) naar een CF-kaart met een capaciteit van 128 GB of minder (f) die is geformatteerd in FAT32-indeling, dan kunnen moviebestanden die groter zijn dan 4 GB niet worden gekopieerd. 
- a Opnamen kopiëren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Mapnaam Hoogste bestandsnummer Totaal aantal geselecteerde opnamen de map. 3 Selecteer  Selecteer de map met de foto die u wilt kopiëren en druk vervolgens op <0>.  Selecteer de gewenste map aan de hand van de opnamen rechts op het scherm.  De opnamen in de geselecteerde map worden weergegeven. de opnamen die u wilt kopiëren. 4 Selecteer  Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. 
- a Opnamen kopiëren de doelmap. 7 Selecteer  Selecteer de doelmap waar u afbeeldingen naartoe wilt kopiëren en druk vervolgens op <0>.  Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u [Maak map]. [OK]. 8 Selecteer  Controleer de informatie van de bronkaart en doelkaart en selecteer vervolgens [OK].  Het kopiëren gaat van start en de voortgang wordt weergegeven.  Als het kopiëren voltooid is, wordt het resultaat weergegeven. Selecteer [OK] om terug te keren naar het scherm van stap 2. 
- a Opnamen kopiëren  Wanneer een opname naar een doelmap/-kaart wordt gekopieerd waar zich een opname bevindt met hetzelfde bestandsnummer, wordt het volgende weergegeven: [Sla beeld over en ga door] [Vervang bestaand beeld] [Annuleer kopie]. Selecteer de kopieermethode en druk vervolgens op <0>. • [Sla beeld over en ga door]: beelden met hetzelfde bestandsnummer worden overgeslagen en niet gekopieerd. 
- L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde opnamen (pag. 358) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een RAW+JPEG-afbeelding verwijdert, wordt zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding verwijderd. 
- L Opnamen wissen 3 Opnamen selecteren [X] die in een batch moeten worden gewist Door vinkjes  bij de te wissen opnamen te zetten, kunt u meerdere opnamen tegelijk wissen. 1 Selecteer [Wis beelden].  Selecteer [Wis beelden] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer en wis 2 Selecteer beelden].  Er wordt een opname weergegeven. de opnamen die u wilt wissen. 3 Selecteer  Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>. 
- L Opnamen wissen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart wissen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen. Wanneer [31: Wis beelden] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart gewist.  Als u alle opnamen, met inbegrip van beveiligde opnamen, wilt wissen, dient u de kaart te formatteren (pag. 74). 
- De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen 3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker af te lezen is. 1 Selecteer [LCD-helderheid].  Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD-helderheid] en druk vervolgens op <0>. de helderheid aan. 2 Pas  Kijk naar het diagram met grijswaarden en draai aan het instelwiel <5>. Druk vervolgens op <0>. 
- De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen 3 Verticale opnamen automatisch roteren Opnamen die in verticale richting zijn gemaakt, worden automatisch in de juiste stand gedraaid voor het bekijken, zodat ze niet in horizontale richting worden weergegeven bij het afspelen op het LCD-scherm van de camera of het bekijken op een computerscherm. U kunt de instelling voor deze functie wijzigen. 1 Selecteer [Auto. roteren].  Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. 
- 10 Opnamen naverwerken Dit hoofdstuk bevat instructies over RAWbeeldverwerking, het wijzigen van het formaat van JPEG-beelden en het bijsnijden van JPEG-beelden.  De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera.  Wanneer de camera via de interfacekabel op een computer is aangesloten, kunt u geen opnamen naverwerken op de manier die in dit hoofdstuk wordt beschreven. 
- R RAW-opnamen verwerken met de camera U kunt 1-bestanden verwerken met de camera en ze opslaan als JPEG-bestanden. Aangezien het RAW-bestand zelf niet wordt gewijzigd, kunt u het RAW-bestand volgens verschillende 'recepten' verwerken om er vervolgens diverse JPEG-bestanden van te maken. Opmerking: 4- en 61-beelden kunnen niet met de camera worden verwerkt. Gebruik Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 550) om die bestanden te verwerken. 1 Selecteer [RAWbeeldverwerking]. 
- R RAW-opnamen verwerken met de camera Het instellingenscherm weergeven  Druk op <0> om het instellingenscherm voor de geselecteerde functie weer te geven. Draai het instelwiel <5> of <6> om de instelling te wijzigen. Druk op <0> om het instellen te voltooien en terug te gaan naar het vorige scherm. de opname op. 4 Sla  Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>.  Wanneer u [OK] selecteert, wordt de JPEG-opname die is gemaakt via verwerking opgeslagen op de kaart. 
- R RAW-opnamen verwerken met de camera RAW-beeldverwerkingsopties  Helderheid aanpassen U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3-stop. Het effect van de instelling is zichtbaar in de weergegeven opname.  Witbalans (pag. 177) U kunt de witbalans selecteren. Als u [Q] selecteert en op de knop  drukt, selecteert u [Auto: Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit]. Als u [P] selecteert en drukt op de knop  kunt u de kleurtemperatuur instellen. 
- R RAW-opnamen verwerken met de camera  Kleurruimte (pag. 200) U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het LCD-scherm van de camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal het verschil in de opname nauwelijks waarneembaar zijn, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld. Lensafwijkingscorrectie    Correctie helderheid randen (pag. 194) Soms lijken de hoeken van beelden donkerder als gevolg van de lenseigenschappen. Dit fenomeen kunt u met deze functie corrigeren. 
- R RAW-opnamen verwerken met de camera   Correctie chromatische aberratie (pag. 195) Chromatische afwijkingen (kleurranden langs de omtrek van het onderwerp) als gevolg van fysieke eigenschappen van de lens kunnen worden gecorrigeerd. Indien [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het effect niet goed te zien is, vergroot u het beeld (pag. 393). 
- S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is bij JPEG 3-/K-/5-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Van JPEG 6-opnamen, RAW-opnamen en beelden van 4K-movies die zijn opgeslagen als foto's kunt u het formaat niet wijzigen. 1 Selecteer [Wijzig formaat].  Selecteer [Wijzig formaat] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. 
- S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen de opname op. 4 Sla  Selecteer [OK] om het gewijzigde beeldformaat op te slaan.  Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK].  Als u het formaat van nog een opname wilt wijzigen, herhaalt u stap 2 t/m 4. 
- N JPEG-opnamen bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. U kunt de JPEG-opnamen bijsnijden die zijn gemaakt in 3, K, 5 en 6. RAW-opnamen en beelden van 4K-movies die zijn opgeslagen als foto's kunt u niet bijsnijden. 1 Selecteer [Trimmen].  Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Trimmen] en druk vervolgens op <0>.  Er wordt een afbeelding weergegeven. een opname. 2 Selecteer  Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt bijsnijden. 
- N JPEG-opnamen bijsnijden  De richting van het bijsnijdkader wijzigen Wanneer u op de knop  drukt, wisselt het bijsnijdkader van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Hiermee kunt u de opname die is gemaakt in horizontale stand zodanig bijsnijden dat het lijkt alsof deze is gemaakt in verticale stand. het beeldgebied dat u 4 Controleer wilt bijsnijden.  Druk op de knop - .  Het bij te snijden beeldgebied wordt weergegeven. 
 
- 11 Sensorreiniging De voorzijde van de beeldsensor (low-pass-filter) beschikt over een zelfreinigende sensor die automatisch stof verwijdert. Ook kunnen stofwisdata aan de opname worden toegevoegd, zodat achtergebleven stofdeeltjes automatisch kunnen worden verwijderd met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 550). 
- f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1/R> of <2> zet, verwijdert de zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt sensorreiniging ook handmatig uitvoeren of u kunt deze sensor als volgt uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging].  Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. [Reinig nuf]. 
- 3 Stofwisdata toevoegen De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 550) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding  Zorg voor een effen wit object, zoals een vel papier.  Stel de brandpuntsafstand van de lens in op 50 mm of meer. 
- 3 Stofwisdata toevoegen een effen wit object. 3 Fotografeer  Vul de zoeker op een afstand van 20    30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. De foto wordt in de diafragmavoorkeuzemodus gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata. 
- 3 Handmatige sensorreiniging Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een in de handel verkrijgbaar blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal de lens van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. De beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Sensorreiniging].  Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. 
- 3 Handmatige sensorreiniging  Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • De accu verwijderen/plaatsen.  Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig.  Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje. Een borsteltje kan het oppervlak van de sensor beschadigen. 
- 12 Opnamen overbrengen naar een computer en printopties opgeven  Opnamen overbrengen naar een computer (pag. 408) U kunt de camera aansluiten op een computer en opnamen die zich op de kaart bevinden vanuit de camera overbrengen naar de computer.  Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 413) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. 
- d Opnamen overbrengen naar een computer U kunt de camera op een computer aansluiten en opnamen die zich op de kaart bevinden vanuit de camera naar de computer overbrengen. Dit wordt een rechtstreekse beeldoverdracht genoemd. U kunt de rechtstreekse beeldoverdracht met de camera uitvoeren terwijl u naar het LCD-scherm kijkt. De opnamen die naar de computer worden verzonden, worden in de map [Pictures/Afbeeldingen] of [My Pictures/Mijn afbeeldingen] opgeslagen en in submappen geordend op opnamedatum. 
- d Opnamen overbrengen naar een computer de aan-uitschakelaar op 3 Zet <1>.  Wanneer op de computer een scherm verschijnt waarin u het programma kunt selecteren, selecteert u [EOS Utility].  Het scherm EOS Utility wordt op de computer weergegeven. Gebruik EOS Utility niet wanneer het scherm EOS Utility wordt weergegeven. Als er een ander scherm dan het hoofdvenster van EOS Utility wordt weergegeven, wordt [Directe overdracht] uit stap 5 op pagina 411 niet weergegeven. 
- d Opnamen overbrengen naar een computer 3 Opnamen selecteren die moeten worden overgebracht  Sel.beeld 1 Selecteer [Beeldoverdracht].  Selecteer [Beeldoverdracht] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Beeldsel./overdr.]. 3 Selecteer [Sel.beeld]. de opnamen die u wilt 4 Selecteer overbrengen.  Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>.  Draai aan het instelwiel <5> om de [X] linksboven op het scherm weer te geven en druk op <0>. 
- d Opnamen overbrengen naar een computer het beeld. 5 Verzend  Controleer of het hoofdvenster van EOS Utility op het computerscherm wordt weergegeven.  Selecteer [Directe overdracht] en druk op <0>.  Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de opnamen over te brengen naar de computer.  Ook beelden die met [Sel.n] en [Alle bldn] zijn geselecteerd, kunnen op deze manier worden overgebracht.  Sel.n Selecteer [Sel.n] en vervolgens [Mapbeelden niet overgebr.]. 
- d Opnamen overbrengen naar een computer  Alle bldn Als [Alle bldn] is geselecteerd en u [Kaartbeelden niet overgebr.] selecteert, worden alle beelden geselecteerd die zich op de kaart bevinden en nog niet naar een computer zijn overgebracht. Voor een beschrijving van [Kaartbeelden overbrengfout] en [Wis kaart overbreng historie], raadpleegt u "Sel.n" op de vorige pagina. 
- W Digital Print Order Format (DPOF) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere opnamen in één batch printen of printopties maken voor een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden geprint , enzovoort. 
- W Digital Print Order Format (DPOF) Afrduktype Datum File No. K Standaard L Index K L Beide Aan Uit Aan Uit Er wordt één opname geprint per vel. Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen geprint per vel. Er worden zowel standaard- als indexprints gemaakt. Bij [Aan] wordt de datum van de opname geprint. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname geprint. de instelling. 4 Verlaat  Druk op de knop .  Het scherm met printopties verschijnt weer. 
- W Digital Print Order Format (DPOF) Opnamen selecteren voor printen  Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de printtaak toe. Als u op de knop  drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel <6> rechtsom. Druk op de knop  om de printopties op de kaart op te slaan. 
- W Digital Print Order Format (DPOF)  Alle bldn Als u [Markeer alles op de kaart] selecteert, wordt van alle opnamen op de kaart één print gemaakt. Als u [Verwijder alles op de kaart] selecteert, worden de printopties voor alle opnamen op de kaart gewist. RAW-opnamen en movies worden niet aan de printopties toegevoegd, zelfs niet als u [Pern] of [Alle bldn] hebt ingesteld. 
- 13 De camera aanpassen aan uw voorkeuren U kunt verschillende camerafuncties heel nauwkeurig instellen en de functies van knoppen en instelwielen aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met Persoonlijke voorkeuze en Aangepaste bediening. U kunt ook de huidige camera-instellingen opslaan op een kaart of ze registreren onder de opnamemodus ,  of . 
- 3 Persoonlijke voorkeuzen A LVk Movieopnamen opnamen 81: Belichting Belichtingsniveauverhogingen ISO-stappen Bracketing automatisch annuleren Bracketingvolgorde Aantal bracketed opnamen Spotmeting gek. aan AF-p. pag. 421 pag. 422 pag. 423 k k k In a k k k 82: Belichting Veiligheidsshift pag. 424 k Zelfde belichting voor ander diafragma pag. 425 k 83: Belichting k Opnamemodi beperken Meetmethoden beperken pag. 
- 3 Persoonlijke voorkeuzen A LVk Movieopnamen opnamen 84: Transport Continue-opnamesnelheid Beperk aantal continu-opnamen Transportmodi beperken pag. 431 pag. 432 k k k 85: Display/gebruik Matglas Zoekerinformatie weerg. tijdens belichting Verlichting LCD-paneel bij bulb Opnamekaart, instelling beeldformaat pag. 433 pag. 434 pag. 435 k k k k k k k k k 86: Gebruik Waarschuwingen z in zoeker Wielrichting bij Tv/Av pag. 436 Av-instelling zonder objectief Multifunctievergrendeling pag. 
- 3 Persoonlijke voorkeuzen A LV- k Movieopnamen opnamen 87: Overig Voeg bijsnijdinformatie toe Timerduur Ontspanvertraging Audiokwaliteit memo Standaardwisoptie Lens intrekken als camera wordt uitgeschakeld pag. 439 pag. 440 pag. 441 pag. 442 k *1 (Tijdens weergave) k k *1: Alleen [Timer na ontspannen] 88: Wissen Als u [88: Wis pers. voorkeuze (C.Fn)] selecteert, worden alle persoonlijke voorkeuze-instellingen gewist. Zelfs als [88: Wis pers.voorkeuze (C. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Op het tabblad [8] kunt u een aantal camerafuncties aan uw opnamevoorkeuren aanpassen. Instellingen die afwijken van de standaardinstelling worden blauw weergegeven. C.Fn1: Belichting Belichtingsniveauverhogingen C.Fn1 1/3: 1/3-stop, belichtingscompensatie 1/3-stop Hiermee stelt u stappen van 1/3-stop in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscompensatie, het AEB-niveau en de flitsbelichtingscompensatie. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Bracketing automatisch annuleren C.Fn1 ON: Inschakelen Wanneer u de aan-uitschakelaar op <2> zet, worden de instellingen voor AEB en WB-BKT geannuleerd. AEB wordt ook geannuleerd als de flitser gereed is voor gebruik of als u overschakelt naar movie-opname. OFF: Uitschakelen De instellingen voor AEB en WB-BKT worden geannuleerd, zelfs wanneer u de aan-uitschakelaar op <2> zet. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Aantal bracketed opnamen C.Fn1 U kunt in plaats van het gebruikelijke aantal van 3 opnamen bij AEB en witbalansbracketing ook kiezen voor 2, 5 of 7 opnamen. Wanneer [81: Bracketingvolgorde: 0, -, +] is ingesteld, worden de bracketed opnamen gemaakt zoals aangeduid in de tabel hieronder. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn2: Belichting Veiligheidsshift C.Fn2 OFF: Uitschakelen Tv/Av: Sluitertijd/diafragma Werkt in de modi AE met sluitertijdvoorkeuze -  en AE met diafragmavoorkeuze . Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd zodat de standaardbelichting kan worden gebruikt.
 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Zelfde belichting voor ander diafragma C.Fn2 Als de modus  (handmatige belichting) is ingesteld en de ISOsnelheid handmatig wordt ingesteld (behalve wanneer ingesteld op ISO auto), kan de open-diafragmawaarde in de volgende gevallen in een hoger getal (kleiner diafragma) veranderen: 1. U wisselt van lens, 2. U bevestigt een extender, of 3. U gebruikt een zoomlens waarvan de open-diafragmawaarde (f-getal) verandert. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Tv: Sluitertijd Als situatie 1, 2 of 3 zich voordoet, wordt er automatisch een langere sluitertijd ingesteld ter compensatie voor het aantal stops dat het maximale diafragma langzamer is geworden. Hierdoor wordt dezelfde belichting verkregen als zou worden verkregen voordat situatie 1, 2 of 3 zich voordeed. De sluitertijd wordt automatisch gewijzigd binnen het bereik dat is ingesteld met [83: Sluitertijdbereik instellen]. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn3: Belichting Opnamemodi beperken C.Fn3 U kunt de opnamemodi die kunnen worden geselecteerd beperken met de knop . Selecteer een opnamemodus ///- // // en druk op <0> om er een vinkje  bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren.  De instellingen voor beperkte opnamemodus zijn niet toegewezen aan ,  of .  U kunt niet voor alle acht modi het vinkje [X] verwijderen. Meetmethoden beperken C.
 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Sluitertijdbereik instellen C.Fn3 U kunt het sluitertijdbereik instellen. In de modi -  en  kunt u de sluitertijd handmatig instellen binnen het bereik dat u hebt ingesteld. In de modi  en  wordt de sluitertijd automatisch ingesteld binnen het sluitertijdbereik (behalve voor movie-opnamen). Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. Kortste tijd U kunt deze instellen tussen 1/8000 seconde en 15 seconden.
 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Fijnafstelling automatische belichting C.Fn3 Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Voer deze aanpassing alleen uit als het nodig is. Deze aanpassing kan tot gevolg hebben dat er geen nauwkeurige belichting kan worden verkregen. U kunt het standaardbelichtingsniveau nauwkeurig afstellen. Dit kan helpen als het 'standaardbelichtingsniveau' altijd lijkt te zorgen voor onder- of overbelichting. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Fijnafstelling flitsbelichting C.Fn3 Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Voer deze aanpassing alleen uit als het nodig is. Deze aanpassing kan tot gevolg hebben dat er geen juiste flitsbelichting kan worden verkregen. U kunt het standaardflitsbelichtingsniveau van de camera zeer nauwkeurig afstellen. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn4: Transport Continue-opnamesnelheid C.Fn4 U kunt de snelheid bij continue opnamen instellen voor  Continue opname met hoge snelheid, -  Continue opname met lage snelheid, <6o> Stille continue opnamen met hoge snelheid en <6p> Stille continue opnamen met lage snelheid. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. Hoge snelheid De standaardinstelling is 14 fps. Voor het maken van opnamen met de zoeker kunt u 2 fps tot 14 fps instellen. 
 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Beperk aantal continu-opnamen C.Fn4 U kunt de maximale opnamereeks voor continue opname beperken. Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt tijdens het maken van continue opnamen, stopt de camera na het vooraf ingestelde aantal continue opnamen automatisch met het maken van opnamen. U kunt 2 t/m 99 belichtingen instellen. Wanneer u op de knop  drukt, wordt de instelling weer op [Uitschakelen] ingesteld. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn5: Display/gebruik Matglas C.Fn5 U kunt het matglas vervangen door een matglas uit de Ec-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) dat meer geschikt is voor de technieken in de fotografie. Als u van matglas wisselt, dient u ook deze instelling te wijzigen, zodat deze overeenkomt met het gebruikte type matglas. Dat is nodig voor een juiste belichting. Std.: Ec-C6 Standaardmatglas. : Ec-A, B, L Voor Lasermat-matglazen. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Zoekerinformatie weerg. tijdens belichting C.Fn5 Voor het maken van opnamen met de zoeker kunt u instellen of tijdens de belichting opname-informatie wordt weergegeven in de zoeker. OFF: Uitschakelen ON: Inschakelen De opname-informatie wordt weergegeven in de zoeker, zelfs tijdens belichting. Dit is handig wanneer u de belichting, het maximum aantal opnamen, enzovoort, tijdens continue opnamen wilt instellen. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Opnamekaart, instelling beeldformaat C.Fn5 Als u op de knop  drukt om de kaart te selecteren of het beeldformaat in te stellen, kunt u de gewenste optie selecteren met behulp van het achterste LCD-paneel of het LCD-scherm. LCD-paneel aan de achterzijde U kunt op de knop  drukken en vervolgens aan het instelwiel <6> of <5> draaien terwijl u op het achterste LCD-paneel kijkt. LCD-scherm Wanneer u op de knop  drukt, wordt het scherm [Beeldtype/ f.] of [Opn. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn6: Gebruik Waarschuwingen z in zoeker C.Fn6 Wanneer een van de volgende functies is ingesteld, wordt het pictogram  rechtsonder in de zoeker (pag. 30) weergegeven. Selecteer de functie waarvoor u het waarschuwingspictogram wilt weergeven en druk op <0> om er een vinkje  bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. Als monochroom V is ingesteld Wanneer de beeldstijl is ingesteld op [Monochroom] (pag. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Av-instelling zonder lens C.Fn6 U kunt instellen of het diafragma toch kan worden ingesteld wanneer er geen objectief op de camera is bevestigd. OFF: Uitschakelen ON: Inschakelen U kunt het diafragma zelfs op de camera instellen zonder dat er een objectief op is bevestigd. Handig wanneer u het diafragma van tevoren wilt instellen. Multifunctievergrendeling C. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen J/K-knopfunctie C.Fn6 U kunt de functie van de knop  wijzigen. Tijdens de weergave van opnamen kunt u opnamen beveiligen, een spraakmemo opnemen en opnamen classificeren. J/K: Beveiliging (vasthouden: memo opnemen) Als u een opname wilt beveiligen, drukt u op de knop . Om een spraakmemo op te nemen, houdt u de knop < ingedrukt gedurende ca. 2 sec. Als u het opnemen wilt stoppen, laat u de knop los. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn7: Overig Voeg bijsnijdinformatie toe C.Fn7 Als u de bijsnijdinformatie instelt, worden verticale lijnen voor de aspect ratio (beeldverhouding) die u hebt ingesteld tijdens het maken van Live View-opnamen op het scherm weergegeven. Dit biedt u de mogelijkheid om de compositie te bepalen zoals bij middelgrote en grote movieformaten (6x6 cm, 4x5 inch, enzovoort). 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Timerduur C.Fn7 U kunt instellen hoelang de instelling voor een functie die is toegewezen aan een knop actief blijft nadat u de knop hebt losgelaten. U kunt de timerduur instellen van 0 seconden tot en met 59 seconden of van 1 minuut tot en met 60 minuten. 6 seconden timer U kunt instellen hoe lang de meting en AE-vergrendeling behouden blijven. 16 seconden timer U kunt instellen hoe lang de FE-vergrendeling en multi-spotmeting behouden blijven. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Audiokwaliteit memo C.Fn7 Wanneer u een spraakmemo opneemt, kunt u de audiokwaliteit instellen. Hoge kwaliteit (48 kHz) U kunt de spraakmemo met dezelfde audiokwaliteit opnemen als een movie. Lage kwaliteit (8 kHz) De bestandsgrootte van de spraakmemo is kleiner dan bij [Hoge kwaliteit (48 kHz)]. Indien u nog een spraakmemo opneemt voor een opname die al een spraakmemo heeft, is de audiokwaliteit dezelfde als de eerste spraakmemo, ongeacht deze instelling. 
- 3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen Lens intrekken als camera wordt uitgeschakeld C.Fn7 Hiermee kunt u het intrekmechanisme van de lens configureren voor het geval dat er een gemotoriseerde STM-lens (zoals EF40mm f/2.8 STM) op de camera is bevestigd. U kunt deze zodanig instellen dat de bevestigde lens automatisch wordt ingetrokken wanneer de aanuitschakelaar van de camera wordt ingesteld op <2>. 
- 7 Aangepaste bediening U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen of instelwielen. 1 Selecteer [Aangepaste bediening].  Selecteer op het tabblad [86] de optie [Aangepaste bediening] en druk vervolgens op <0>.  Het instelscherm Aangepaste bediening wordt weergegeven. een knop of instelwiel. 2 Selecteer  Selecteer een knop of instelwiel en druk vervolgens <0>.  De naam van de knop of het wiel van de camera en de toewijsbare functies worden weergegeven. 
- 7 Aangepaste bediening Toewijsbare functies voor knoppen/wielen op de camera Functie Pagina k*1 k*1 449 k k 450 k*3 k*3 k k AE-vergrendeling (vasthouden) k k AE-vergrendeling, AF-stop k k FE-vergrendeling k k Meten en AF-start 448 AF-stop k AF Naar ingestelde AF-functie gaan ONE SHOT z AI SERVO Naar geregistreerd AF-punt gaan Directe AF-puntselectie AF-puntselectie OzS ( meting) tijdens Servo AF voor movies gepauzeerd 451 452 k Start meten AE-vergrendeling Belichting AE-vergr 
- 7 Aangepaste bediening k k k k k* 2 k* k*2 k*3 k*3 k*3 k* k* k*4 2 4 4 k*5 k*6 k*7 k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k < > staat voor de 'AF-stopknop' op supertelelenzen die met Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) zijn uitgerust. 
- 7 Aangepaste bediening Functie Beeldformaatselectie Pagina 454 Opnamen Directe instelling beeldkwaliteit Directe instelling beeldkwaliteit (vasthouden) Opn.functie+kaart/map sel. 455 Beeldstijl Witbalansselectie Scherptediepte-controle Beeldstabilisatie starten Menuweergave 456 Opnamefunctie registreren/oproepen k*9 k*9 k k Ontgrendelen bij indruk. 
- 7 Aangepaste bediening k k*8 k*8 k*8 k*8 k*8 k*8 k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k* 10 k k k k k k k k < > staat voor de 'AF-stopknop' op supertelelenzen die met Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) zijn uitgerust. 
- 7 Aangepaste bediening : Meten en AF-start Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, worden de meting en de AF uitgevoerd. *1: Wanneer die zijn toegewezen aan de knop  -  of  kunt u door op de knop  te drukken terwijl het instellingenscherm wordt weergegeven de gedetailleerde AF-instellingen instellen. Wanneer u bij het maken van opnamen op de knop -  of  drukt, wordt AF op de ingestelde wijze uitgevoerd. 
 
- 7 Aangepaste bediening  AF-kenmerken AI Servo (pag. 113) Druk op de knop  -  of  om AF uit te voeren met de ingestelde case van [Case 1] tot [Case 6].  AF-gebruik (pag. 88) Druk op de knop -  of  om AF uit te voeren met de ingestelde AF-bediening.  AF-gebiedselectiemodus (pag. 91) Druk op de knop -  of  om AF uit te voeren met de ingestelde AF-gebiedselectiemodus. 
 
 
- 7 Aangepaste bediening : Naar ingestelde AF-functie gaan Nadat u deze functie hebt ingesteld en aan een knop hebt toegewezen, kunt u de volgende instellingen toepassen door de toegewezen AF-knop ingedrukt te houden: AF-gebiedselectiemodus (pag. 91), Trackinggevoeligheid (pag. 118), Versnelling/vertraging tracking (pag. 119), AF-punt aut. schak. (pag. 120), Servo 1e beeldvoorkeur (pag. 122) en Servo 2e beeldvoorkeur (pag. 123). Dit is handig wanneer u de AF-kenmerken wilt wijzigen tijdens AI Servo AF. 
- 7 Aangepaste bediening : Directe AF-puntselectie Tijdens een meting kunt u een AF-punt rechtstreeks met het instelwiel <5> of <9> selecteren, zonder op de knop -  te drukken. * 5:Druk terwijl het instelscherm van het snelinstelwiel wordt weergegeven op de knop  en stel vervolgens de richting in voor het wisselen van het AF-punt wanneer aan het instelwiel <5> wordt gedraaid.
 
- 7 Aangepaste bediening : Servo AF voor movies gepauzeerd Bij Servo AF voor movies kunt u de automatische scherpstelling pauzeren wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen. Druk nogmaals op de knop om Servo AF voor movies te hervatten. : Start meten Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt lichtmeting uitgevoerd (AF wordt niet uitgevoerd). 
- 7 Aangepaste bediening : FE-vergrendeling Wanneer u bij fotografie met flits op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, wordt er voorgeflitst en wordt de vereiste flitsoutput (FEvergrendeling) vastgelegd. : ISO-snelheid instellen Druk op <0> om de ISO-snelheid te wijzigen. U kunt dit instellen terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of in de zoeker kijkt. 
- 7 Aangepaste bediening : Belichtingscompensatie (knop indrukken en aan draaien) U kunt de belichtingscompensatie instellen door <0> ingedrukt te houden en aan het instelwiel <6> te draaien. Dit is handig wanneer u de belichtingscompensatie wilt instellen in  handmatige belichting met ISO auto ingesteld. : Sluitertijdinstelling in M-modus In de modus  (handmatige belichting) kunt u de sluitertijd instellen met het instelwiel <6> of <5>. 
- 7 Aangepaste bediening : Directe instelling beeldkwaliteit Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, schakelt u meteen over op het hier ingestelde beeldformaat. Terwijl de camera van beeldformaat wisselt, knippert het pictogram p1 in de zoeker en knippert het beeldformaat op het LCD-paneel aan de achterzijde. Na de opname wordt de instelling Directe instelling beeldkwaliteit geannuleerd en wordt de camera weer ingesteld op het voorgaande beeldformaat. 
- 7 Aangepaste bediening : Scherptedieptecontrole Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, wordt het diafragma met een stop aangepast, zodat u de scherptediepte kunt controleren (pag. 235). : Beeldstabilisatie starten Als u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen wanneer de IS-schakelaar op de lens wordt ingesteld op <1>, wordt de Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van de lens gebruikt. : Menuweergave Wanneer u op <0> drukt, wordt het menu op het LCD-scherm weergegeven. 
- 7 Aangepaste bediening : Ontgrendelen bij indrukken knop Zelfs wanneer de aan-uitschakelaar is ingesteld op , kunt u de knoppen en instelwielen voor de camerabedieningen die worden beperkt door [86: Multifunctievergrendeling] gebruiken zolang de knop die aan deze functie is toegewezen ingedrukt blijft. : Start movie-opname (met k) Als u voor het maken van movie-opnamen op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, wordt de movie-opname gestart. 
- 7 Aangepaste bediening : Info-knop Heeft dezelfde functie als de knop . : Wisknop Heeft dezelfde functie als de knop . : Knop Beveiligen Heeft dezelfde functie als de knop . : Schakelen tussen de ingestelde functies Wanneer u herhaaldelijk op de knop  drukt, wisselen de opname-instellingen als volgt: ISO-snelheid, belichtingscompensatie/ diafragma, witbalans, transportmodus/AF-bediening, flitsbelichtingscompensatie/meetmethode, AEB-instelling, opnamemodus. 
- Aangepast snel instellen Op het standaardscherm Snel instellen (pag. 67) worden vooraf ingestelde opnamefuncties weergegeven in de standaardindeling. Op het scherm Aangepast snel instellen kunt u het scherm naar wens met opnamefuncties en een andere indeling aanpassen. Dit wordt 'Aangepast snel instellen' genoemd. Op deze pagina wordt uitgelegd hoe u de indeling van het scherm Aangepast snel instellen kunt wijzigen. 
- Aangepast snel instellen een item toe. 4 Voeg  Druk op de knop - .  Draai aan het instelwiel <5> of gebruik <9> om het gewenste item te kiezen en druk vervolgens op <0>.  Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het en drukt u vervolgens op de knop . Selecteer anders [Wis alle items] in stap 2.  Voor items waarvoor u de grootte van het pictogram kunt instellen, draait u aan het instelwiel <5> of gebruikt u <9> om de grootte te selecteren en drukt u vervolgens op <0>. 
 
- Aangepast snel instellen Voorbeeldindeling  Herhaal stap 4 en 5 om andere items naar wens te positioneren.  Als u een item dat al in positie is wilt verwijderen, selecteert u het en drukt u op de knop . de instelling. 6 Verlaat  Druk op de knop  om het menu af te sluiten. Het scherm van stap 2 wordt opnieuw weergegeven. Voorbeeldscherm het instellingenscherm. 7 Bekijk  Controleer onder [52: Weergaveopties z-knop] of er bij [Scherm Aangep. snel instellen] een vinkje [X] staat (pag. 478). 
- Aangepast snel instellen Beschikbare items en grootten voor de schermindeling (Verticale x horizontale cellen) Item en grootte 1x1 1x2 1x3 1x5 2x2 2x3 3x1 4x1 Opnamemodus k Sluitertijd k k k Diafragma k k ISO-snelheid k k Belichtingscompensatie/AEBinstelling k k k Flitsbelichtingscompensatie k k k Beeldstijl k Witbalans k k WB Shift/Bkt. 
- 3 My Menu vastleggen Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. U kunt ook de vastgelegde menu tabbladen een naam geven en op de knop  drukken om het tabblad My Menu als eerste weer te geven. My Menu-tabblad maken en toevoegen 1 Selecteer [My Menu-tab toevoegen].  Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu-tab toevoegen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer  Het tabblad [MY MENU1] wordt gemaakt. 
- 3 My Menu vastleggen [Selecteer te registr. 2 Selecteer items]. de gewenste items vast. 3 Leg  Selecteer het gewenste item en druk vervolgens op <0>.  Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster.  U kunt maximaal zes items vastleggen.  Druk op de knop  om terug te keren naar het scherm van stap 2. Instellingen van het My Menu-tabblad U kunt items onder het menutabblad sorteren en verwijderen en het menutabblad een andere naam geven of verwijderen. 
- 3 My Menu vastleggen  Verwijder tab U kunt het My Menu-tabblad dat momenteel wordt weergegeven verwijderen. Selecteer [Verwijder tab] om het [MY MENU*]-tabblad te verwijderen.  Hernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. 1 Selecteer [Hernoem tab]. tekst in. 2 Voer  Druk op de knop  om onnodige tekens te wissen.  Gebruik <5>, <6> of <9> om te verplaatsen en selecteer het gewenste teken. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren. 
- 3 My Menu vastleggen Verwijder alle My Menu-tabs/Verwijder alle items U kunt alle aangemaakte My Menutabbladen of My Menu-items verwijderen.  Verwijder alle My Menu-tabs U kunt alle aangemaakte My Menu-tabbladen verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot [MY MENU5] verwijderd en wordt het tabblad [9] teruggezet naar de standaardinstelling. 
- 3 My Menu vastleggen Menuweergave-instellingen U kunt [Menuweergave] selecteren om het menuscherm in te stellen dat als eerste wordt weergegeven wanneer u op de knop  drukt.  Normale weergave Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven.  Weergave van My Menu-tab Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [9] geselecteerd.  Alleen My Menu-tab weergeven Hiermee wordt alleen het tabblad [9] weergegeven. (De tabbladen z, 2, 3, 5 en 8 worden niet weergegeven. 
- 3 Camera-instellingen opslaan en laden De opnamefuncties, menufuncties, persoonlijke voorkeuzen en andere camerainstellingen kunnen als een bestand met camera-instellingen op de geheugenkaart worden opgeslagen. Als dat bestand naar de camera wordt geladen, worden de opgeslagen camera-instellingen toegepast. U kunt uw voorkeursinstellingen voor een bepaalde scène of onderwerp opslaan en het instellingenbestand overzetten naar een andere EOS-1D X Mark II. Camera-instellingen opslaan 1 Selecteer [Cam-inst. 
- 3 Camera-instellingen opslaan en laden Bestanden met camera-instellingen die met een andere camera zijn opgeslagen dan een EOS-1D X Mark II, kunnen niet worden geladen op deze camera. U kunt maximaal tien bestanden met camera-instellingen op een geheugenkaart opslaan. Als er al tien bestanden met camera-instellingen op de geheugenkaart staan, kunt u een bestaand bestand overschrijven of een andere kaart gebruiken. 
- 3 Camera-instellingen opslaan en laden [z4 (Movie)] Servo AF voor movies, AF-methode, Rasterweergave, Movieopnamekwaliteit, Geluidsopname, AF-snelheid bij Servo AF voor movies, Onderwerp volgen bij Servo AF voor movies [z5 (Movie)] Meettimer, LV-aanraakbediening, Stille bediening, V-knopfunctie en HDMI-weergave [21] Case 1, Case 2, Case 3, Case 4, Case 5, Case 6 [22] AI Servo 1e beeldvoorkeur, AI Servo 2e beeldvoorkeur [23] Lens elektronische MF, AF-hulplicht, 1-beeld AF ontspanvoorkeur [24] Auto AF-puntse 
- 3 Camera-instellingen opslaan en laden [81] Belichtingsniveauverhogingen, ISO-stappen, Bracketing automatisch annuleren, Bracketingvolgorde, Aantal bracketed opnamen, Spotmeting gekoppeld aan AF-punt [82] Veiligheidsshift, Zelfde belichting voor nieuw diafragma [83] Opnamemodi beperken, Meetmethoden beperken, Meting bij handmatige belichting, Sluitertijdbereik instellen, Diafragmabereik instellen, Fijnafstelling automatische belichting, Fijnafstelling flitsbelichting [84] Snelheid continue opname, Beperk a 
- w: Aangepaste opnamemodi instellen U kunt de huidige camera-instellingen, zoals de opnamefuncties, menufuncties en persoonlijke voorkeuzen, opslaan als aangepaste opnamemodi onder ,  en  van het programmakeuzewiel. Om  of  te gebruiken, gebruikt u [83: Opnamemodi beperken] om  en  in te schakelen (pag. 427). 1 Selecteer [Aangep. opnamemodus (C1-C3)].  Selecteer op het tabblad [54] de optie [Aangep. opnamemodus (C1C3)] en druk vervolgens op <0>. 
- w: Aangepaste opnamemodi instellen Opgeslagen aangepaste opnamemodi annuleren Als u in stap 2 [Wis instellingen] selecteert, worden de instellingen van de respectieve modi teruggezet op de standaardinstellingen zonder vastgelegde aangepaste opnamemodi. My Menu-instellingen worden niet vastgelegd onder Aangepaste opnamemodi. U kunt de opnamefunctie-instellingen en de menufunctie-instellingen wijzigen, ook wanneer de opnamemodus ,  of  is ingeschakeld. 
- w: Aangepaste opnamemodi instellen [z4 (Live View-opnamen)] Live View-opname, AF-methode, Rasterweergave, Belichtingssimulatie [z5 (Live View-opnamen)] Stille opname LV, Meettimer, LV-aanraakbediening [z4 (Movie)] Servo AF voor movies, AF-methode, Rasterweergave, Movieopnamekwaliteit, Geluidsopname, AF-snelheid bij Servo AF voor movies, Onderwerp volgen bij Servo AF voor movies [z5 (Movie)] Meettimer, LV-aanraakbediening, Movie opn. teller, Movie afs. 
- w: Aangepaste opnamemodi instellen [51] Bestandnr., Auto. 
- 14 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Selecteer [54: Certificaatlogo weergeven] en druk op <0> om een aantal logo's van certificaten van de camera weer te geven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera. 
- B-knopfuncties Wanneer u op de knop  drukt terwijl de camera klaar is om opnamen te maken, kunt u de weergave als volgt wisselen: Geeft camera-inst. weer (pag. 479), Digitale horizon (pag. 82), Scherm Snel instellen (pag. 480), Scherm Aangep. snel instellen (pag. 461). Met [Weergaveopties z-knop] op het tabblad [52] kunt u aangeven welke opties moeten worden weergegeven wanneer op de knop  wordt gedrukt.  Selecteer de gewenste optie en druk op <0> om er een vinkje [X] bij te zetten. 
- B-knopfuncties  Als u de camera uitschakelt terwijl de digitale waterpas, het scherm Snel instellen of het scherm Aangepast snel instellen wordt weergegeven, wordt dit scherm opnieuw weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt. Als u deze functie wilt annuleren, drukt u een aantal keer op de knop  totdat het scherm leeg is en schakelt u vervolgens de camera uit.  U kunt de [X] niet voor alle vier weergaveopties verwijderen.  Het voorbeeldscherm [Geeft camera-inst. 
- B-knopfuncties Het scherm Snel instellen Indicator belichtingsniveau Diafragma Witbalanscorrectie AE-vergrendeling Lichte tonen prioriteit Witbalans ISO-snelheid Sluitertijd Flitsbelichtingscompensatie Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Scherpstelindicator Beeldstijl Automatisch scherpstellen Pictogram Snel instellen Indicator AF-bediening/ Auto. 
- B-knopfuncties Knopfuncties voor de schermen Snel instellen en Aangepast snel instellen Als u op de knop , , - , - , ,  of  drukt, wordt het scherm met instellingen weergegeven en kunt u <6>, <5>, <9> en  gebruiken om de functie in te stellen.
 
 
- 3 De accugegevens controleren U kunt de status van de accu die u gebruikt controleren op het LCD-scherm. Selecteer [Accu-info].  Selecteer [Accu-info] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. Het model van de accu of de adapter voor een gewoon stopcontact (afzonderlijk verkrijgbaar) die u gebruikt, wordt weergegeven. Het accuniveau (pag. 54) wordt weergegeven, samen met de resterende capaciteit van de accu in stappen van 1%. Het aantal opnamen dat is gemaakt met de huidige accu. 
- Een gewoon stopcontact gebruiken U kunt de camera opladen via een gewoon stopcontact met behulp van de DCkoppeling DR-E19 en AC-adapter AC-E19 (beide afzonderlijk verkrijgbaar). 1 Plaats de DC-koppeling.  Zorg ervoor dat de DC-koppeling stevig vastzit en draai de ontgrendelknop in de richting van de pijl. de DC-koppeling aan op de 2 Sluit AC-adapter. Knop Verbreken  Sluit de connector van de DC-koppeling goed aan op de connector van de ACadapter. het netsnoer aan. 
- Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT 270EX II 430EX III-RT/ 600EX-RT/ Macro Ring Lite 430EX III 600EX MR-14EX II Dioptrische aanpassingslenzen Eg Macro Twin Lite MT-24EX Standaardaccessoires Oogschelp Eg Niet-beslaand oculair Eg Kabelbescherming Brede draagriem Hoekzoeker C Matglas uit Ec-serie Accu LP-E19*1 Handriem E2 AC-adapter AC-E19*3 DC-koppeling DR-E19*3 Acculader LC-E19*2 *1: Kan niet worden opgeladen met een andere acculader dan acculader LC-E19. 
- Systeemschema Externe microfoon Hoofdtelefoon Afstandsbediening Afstandsbediening Wireless met timer RS-80N3 afstandsbediening TC-80N3 LC-5 EF-lenzen HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Wireless File Transmitter WFT-E8*5 EOS Solution Disk Tv/video Interfacekabel IFC-150U II (1,5 m) Interfacekabel IFC-500U II*4 (4,7 m) Toegangspunt wireless LAN Wireless LAN-adapter Ethernetpoort LAN-kabel USB-poort CF-kaart CFast-kaart Computer Kaartlezer Connect Station CS100*6 *4: Bij gebruik van IFC-500U II, is de co 
- Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto-opnamen o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Alle selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit ISO-snelheid Beeldstijl Automatisch ingesteld/Automatisch Handmatig ingesteld Automatisch ingesteld/Automatisch Handmatige selectie Automatisch Vooraf ingesteld Witbalans Handmatig Instelling van kleurtemperatuur Correctie/Bracketing Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Ruisred. 
- Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie Enkelbeeld Continue opname met hoge Continu opname met lage snelheid Transport Stille enkele opname Stille opnamen op hoge snelheid Stille opnamen op lage snelheid Zelfontspanner: 10 sec. Zelfontspanner: 2 sec. 
- Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Movie-opname o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie d/bulb : niet in te stellen/uitgeschakeld s f k Selecteer alle movie-opnamekwaliteiten k k k Automatisch ingesteld/ Automatisch o o o ISO-snelheid a M k k k Handmatig ingesteld Automatisch ingesteld/ Automatisch k k k k Handmatige selectie k k k k Automatisch k k k k Vooraf ingesteld k k k k Handmatig k k k k Instelling van kleurtemperatuu 
- Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie d/bulb s f k a M o o o o Belichtingscompensatie k k k k *2 AE-vergrendeling k k k *3 Automatisch k k k k Geluidsopname Handmatig k k k k Lijningang k k k k Tijdcode k k k k HDMI-uitgang k k k k GPS-functie k k k k Snel instellen k k k k Aanraakbediening k k k k Lichtmeting Programmakeuze Belichting *1: Kan alleen worden ingesteld voor Full HD-movie-opnamen (niet voor 4Kmovie-opnamen). 
- Menu-instellingen Opnamen met de zoeker en Live View-opnamen z: Opname 1 (rood) Pagina Witbalans Q (Sfeerprioriteit) / Qw (Witprioriteit) /W/E/R/ Y/U/D/O (1-5)/P (ca. 
- Menu-instellingen z: Opname 2 (rood) JPEG-kwaliteit Beeldtype/f. ISO-snelheidsinst.*1 Pagina Compressierate voor 3, K, 5, 6 1 / 41 / 61 3/K/5/6 ISO-snelheid / Bereik v. foto's / Autom. bereik / Minimale sluitertijd 162 155 163 166 167 168 Auto Lighting Optimizer Uitschakelen/Zwak/Standaard/Hoog (Auto optimalisatie Uitges. 
- Menu-instellingen z: Opname 4 (Rood) Pagina Live View-opname Inschakelen/Uitschakelen 273 AF-methode u+volgen/FlexiZone - Single 284 Raster weergeven Uit/3x3 l/6x4 m/3x3+diagonaal n 280 Belichtingssimulatie Inschakelen/Bij e/Uitschakelen 281 Stille LV-opname Modus 1/Modus 2/Uitschakelen 281 Meettimer 4 sec. / 8 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min. 
- Menu-instellingen 2: AF2 (paars) Pagina AI servo 1e beeldvoorkeur Ontspanvoorkeur/Gelijke voorkeur/ Scherpstelvoorkeur 122 AI servo 2e beeldvoorkeur Opnamesnelheidvoorkeur: -2/-1 / Gelijke voorkeur: 0 / Scherpstelvoorkeur: +1/+2 123 Lens elektronische MF Inschakelen na One-Shot AF/Uitschakelen na One-Shot AF/Uitschakelen in AF-modus 124 AF-hulplicht Inschakelen/Uitschakelen/Alleen IR AFhulplicht 125 2: AF3 (paars) Ontspanvoor. 
- Menu-instellingen 2: AF4 (paars) Pagina Auto AF-puntselectie: EOS iTR AF EOS iTR AF (gezichtsprioriteit) / EOS iTR AF / Uitschakelen 127 Obj.sturing bij AF onmogelijk Continu scherpstellen/Stop scherpstellen 129 Selecteerbaar AF-punt Alle punten / Alleen kruisv. AF-punten / 15 punten / 9 punten 130 Sel. AFgebiedselectiemodus Handmatige selectie: Spot-AF / Handmatige selectie: 1 punt AF / AF-gebied uitbr.: / AFgebied uitbr.: omliggende / Handm. selectie: Zone-AF / Handm. 
- Menu-instellingen 3: Weergave 1 (blauw) Pagina Beveilig beelden Beveilig beelden 359 Beeld roteren Opnamen roteren 357 Wis beelden Wis beelden 387 Printopties Aangeven welke opnamen moeten worden geprint (DPOF) 413 Beeldkopie Opnamen kopiëren tussen kaarten 382 3: Weergave 2 (blauw) RAWbeeldverwerking 1-bestanden verwerken 392 Trimmen Gedeeltelijk JPEG-afbeeldingen bijsnijden 399 Formaat wijzigen Aantal pixels van JPEG-opname reduceren 397 Classificatie [OFF] / l / m / n / o / p 
- Menu-instellingen 5: Instellingen 1 (geel) Pagina Opnamefunctie: Standaard / Automatische 152 kaartwissel / Apart opslaan / Opsl. nr meerdere Opn.functie+kaart/map sel. Opnemen/weergave/Weergave: f/g 154 Map: Een map maken en selecteren 201 Bestandsnummer Continu/Auto. reset/Handm. reset 206 Bestandsnaam Code voorinst./Gebr.inst. 1/Gebr.inst. 2 203 Auto. 
- Menu-instellingen 5: Instellingen 3 (geel) Pagina Videosysteem*1 Voor NTSC/Voor PAL 312 379 Accugegevens Voeding / Resterende cap. / Sluiterteller / Laadprestatie 482 Automatische reiniging f: Inschakelen/ Uitschakelen Sensorreiniging 402 Reinig nu f Reinig handmatig 405 Communicatieinstellingen Bekabelde LAN-functie en WFT-E8 (afzonderlijk verkrijgbaar)/WFT-E6 (afzonderlijk verkrijgbaar) draadloze LAN-instellingen GPS-instelling GPS / Aut. tijdinst. 
- Menu-instellingen 5: Instellingen 4 (geel) Cam-inst. opsl./lad. op kaart Opslaan op kaart / Laden van kaart Registreer instellingen / Wis instellingen / Inst. Aangep. opnamemodus (C1-C3) aut. bijw. 
- Menu-instellingen 9: My Menu (groen) Pagina My Menu-tab toevoegen My Menu-tabbladen toevoegen 1-5 463 Verwijder alle My Menu-tabbladen Verwijder alle My Menu-tabbladen 466 Verwijder alle items Alle items op My Menu-tabbladen 1-5 verwijderen 466 Menuweergave Normale weergave/Weergave van My Menutab/Alleen My Menu-tab weergeven 467 499 
- Menu-instellingen Movie-opname z: Opname 2 (Movie) (rood) ISO-snelheid / Bereik v. 
- Menu-instellingen z: Opname 5 (Movie) (rood) Pagina Meettimer 4 sec. / 8 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min. 336 LV-aanraakbediening Standaard / Gevoelig / Uitschakelen 336 Tijdcode Count up / Instelling starttijd / Movie opn. teller / Movie afs. teller*1 / HDMI / Drop frame*2 326 Stille bediening h insch./h uitsch. 325 Functie knop V HDMI-weergave /- / q/- / /k / q/k a / azonder info / A+a 337 338 *1: Deze instelling is gekoppeld aan [Movie afs. 
- Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De accu wordt niet opgeladen.  De meegeleverde acculader LC-E19 kan alleen de meegeleverde accu LP-E19 en originele accu LP-E4N/LP-E4 opladen.  Acculader LC-E4N/LC-E4 kan de meegeleverde accu LP-E19 niet opladen. Het lampje  van de oplader knippert. 
- Problemen oplossen Alle drie de laadlampjes van de oplader knipperen.  De oplader kan geen andere accu's opladen dan de meegeleverde accu's LP-E19 en LP-E4N/LP-E4. De drie laadlampjes en het lampje  knipperen groen.  Als tijdens het laden van een accu de drie laadlampjes na elkaar groen knipperen of als deze na elkaar groen knipperen en het lampje  ook groen knippert, verwijdert u de accu uit de oplader. Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center. 
- Problemen oplossen De accu raakt snel leeg.  Gebruik een volledig opgeladen accu (pag. 42).  Mogelijk presteert de accu niet meer helemaal naar behoren. Zie [53: Accu-info] om de oplaadprestaties van de accu te controleren (pag. 482). Als de prestaties van de accu slecht zijn, vervangt u de accu door een nieuwe.  Het maximum aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. 
- Problemen oplossen Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd.  De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-S- of EF-Mlenzen (pag. 59). De zoeker is donker.  Plaats een opgeladen accu in de camera (pag. 42). Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen.  Controleer of de kaart correct is geplaatst (pag. 49).  Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken (pag. 49, 386). 
- Problemen oplossen Ik moet de sluiterknop tweemaal volledig indrukken om een foto te maken.  Stel [z3: Spiegel opklappen] in op [Uitschakelen]. De opname is niet scherp.  Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op  (pag. 59).  Druk voorzichtig op de ontspanknop om bewegen van de camera te voorkomen (pag. 61, 62).  Als de lens een Image Stabilizer (beeldstabilisatie) heeft, stelt u de ISschakelaar in op <1>.  Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere sluitertijd (pag. 
- Problemen oplossen Het AF-punt knippert of er worden twee AF-punten weergegeven.  Met betrekking tot de AF-punten die gaan branden of knipperen wanneer u op de knop -  drukt, zie pagina 95.  Het AF-punt bij het vastgelegde gebied knippert (pag. 95 en 448).  Het handmatig geselecteerde AF-punt (of de zone) en het ingestelde AF-punt worden weergegeven (pag. 94 en 448). Ik kan de scherpstelling niet vergrendelen en de compositie van de opname niet opnieuw bepalen.
 
- Problemen oplossen Zelfs nadat ik de kaart heb verwisseld, is de maximale opnamereeks voor continue opname niet veranderd.  De maximale opnamereeks die wordt weergegeven in de zoeker verandert niet wanneer u de kaart verwisselt, zelfs als het een hogesnelheid-kaart betreft. De maximale opnamereeks zoals vermeld in de tabel op pagina 158 is gebaseerd op de testkaart van Canon. (Hoe hoger de schrijfsnelheid van de kaart, des te groter de daadwerkelijke maximale opnamereeks zal zijn. 
- Problemen oplossen De spotmetingscirkel wordt niet weergegeven.  Als [85: Matglas] is ingesteld op [Ec-A, B, L] (pag. 433), wordt de spotmetingscirkel niet weergegeven in het midden van de zoeker. De gemaakte opname wordt niet weergegeven tijdens het maken van opnamen met meervoudige belichting.  Als [Aan:ContOpn] is ingesteld, zijn weergave direct na de opname en opnameweergave niet mogelijk tijdens het maken van opnamen (pag. 248). Meerdere opnamen worden gemaakt met opnamekwaliteit 1. 
- Problemen oplossen De flitser werkt altijd op vol vermogen.  Als u een andere flitser gebruikt dan een Speedlite uit de EX-serie, werkt de flitser altijd op vol vermogen (pag. 261).  Wanneer de flitsvoorkeuze voor [Flits meetmethode] is ingesteld op [TTLflitsmeting] (automatische flits), werkt de flitser altijd op vol vermogen (pag. 268). De flitsbelichtingscompensatie kan niet worden ingesteld. 
- Problemen oplossen Tijdens het maken van movie-opnamen wordt het rode pictogram E weergegeven.  Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. Als het rode pictogram  wordt weergegeven, geeft dit aan dat de movie-opname binnen afzienbare tijd automatisch wordt stopgezet (pag. 341). De movie-opname wordt automatisch beëindigd.  Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de movie-opname mogelijk automatisch beëindigd. Zie pagina 316 voor kaarten waarop movies kunnen worden. 
- Problemen oplossen De handmatig ingestelde ISO-snelheid verandert wanneer u overschakelt op de moviemodus.  De ISO-snelheid wordt ingesteld op basis van de instelling van [Bereik v. foto's] [z2:ISO-snelheidsinst.] (pag. 166) voor het maken van opnamen met de zoeker en Live View-opnamen of de instelling van [Bereik v. movies] en [Bereik voor H] (pag. 330) tijdens het maken van movie-opnamen. De belichting verandert tijdens de movie-opname. 
- Problemen oplossen De tijdcode wordt niet toegevoegd.  Als voor movie-opname met een hoge framerate [Altijd] is ingesteld voor [Count up] onder [z5: Tijdcode] (pag. 326), wordt de tijdcode niet toegevoegd. Bij HDMI-uitvoer wordt de tijdcode ook niet toegevoegd aan de HDMI-video-uitvoer (pag. 328). De tijdcode loopt sneller.  Voor movie-opnamen met een hoge framerate, loopt de tijd op met 4 seconden voor elke seconde in real-time (pag. 318). Ik kan geen foto's maken tijdens movie-opnamen. 
- Problemen oplossen Problemen met de bediening Ik kan de instelling niet wijzigen met <6>, <5> of <9>.  Zet de aan-uitschakelaar op <1> (pag. 53).  Controleer de instelling [86: Multifunctievergrendeling] (pag. 437). Bedieningselementen voor verticaal fotograferen zoals <6> en <9> werken niet.  Stel de bedieningsschakelaar voor verticale opnamen in op <1> (pag. 67). Bediening via de touchscreen is niet mogelijk.  Bediening via de touchscreen werkt niet in het menuscherm en het opnameweergavescherm. 
- Problemen oplossen Het vierde teken in de bestandsnaam verandert.  [51: Bestandsnaam] is ingesteld op [*** + beeldformaat]. Selecteer de unieke bestandsnaam van de camera (Code voorinst.) of de bestandsnaam die is vermeld onder Gebruikersinstelling 1 (pag. 203). De bestandsnummering begint niet bij 0001.  Als er al opnamen op de kaart staan, begint het beeldbestandsnummer mogelijk niet bij 0001 (pag. 206). De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. 
- Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Een gedeelte van de opname knippert zwart.  [33: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 350). Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname.  [33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 351). Tijdens de opnameweergave worden de AF-punten niet weergegeven.  Bij weergave van een opname met vervormingscorrectie (pag. 195) worden de AF-punten niet weergegeven. De opname kan niet worden gewist. 
- Problemen oplossen De movie blijft kort 'hangen'.  Als er tijdens movie-opnamen met automatische belichting een aanzienlijke verandering in de belichting is, wordt de opname kort onderbroken tot de belichting zich stabiliseert. Gebruik in dat geval de modus  (pag. 301). De movie wordt afgespeeld in slow motion.  Aangezien de movie met een hoge framerate worden opgenomen als een 29,97 fps/25,00 fps moviebestand, wordt deze in slow motion op 1/4 snelheid afgespeeld. Geen beeld op de televisie. 
- Problemen oplossen De kaartlezer herkent de kaart niet.  Afhankelijk van uw kaartlezer en het besturingssysteem van uw computer worden CF-kaarten of CFast-kaarten mogelijk niet correct herkend. In dat geval moet u uw camera en de computer met de interfacekabel op elkaar aansluiten en de opnamen overbrengen naar de computer met behulp van EOS Utility (EOS-software, pag. 550). Ik kan de RAW-opname niet verwerken.  41- en 61-bestanden kunnen niet met de camera worden verwerkt. 
- Problemen oplossen Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor.  Als u [Reinig nuf] hebt geselecteerd, maakt de sluiter wel een mechanisch geluid, maar wordt er geen opname gemaakt (pag. 402). Automatische sensorreiniging werkt niet.  Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1> en <2> wisselt, wordt het pictogram  mogelijk niet weergegeven (pag. 53). Problemen met printen Direct printen werkt niet. 
- 3 Weergave systeemstatus U kunt het serienummer, de firmwareversie en het aantal ontspancycli van de camera op het scherm bekijken. U kunt ook het statuslogboek voor fouten- en waarschuwingsberichten uit het verleden bekijken. Controleer aan de hand daarvan de staat van de camera. Breng de camera indien nodig naar het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Daar kan men u helpen cameraproblemen op te lossen. 1 Selecteer [Weergave systeemstatus]. 
- 3 Weergave systeemstatus de systeemstatus. 4 Controleer  Draai aan het instelwiel <5> om een fout of een waarschuwing te selecteren en druk vervolgens op de knop  om het bericht weer te geven.  Draai aan het instelwiel <5> om het bericht te bekijken.  Waarschuwingsberichten De camera controleert de belangrijke onderdelen om te zien of ze goed functioneren. 
- 3 Weergave systeemstatus Het camerastatuslog wissen Als u op de knop  drukt in stap 3, kunt u alle weergegeven logboekvermeldingen verwijderen.  Het scherm Camerastatuslog geeft de laatste vijf vermeldingen weer voor fouten en waarschuwingen. Indien er meer dan vijf vermeldingen zijn, worden de oudste vermeldingen automatisch verwijderd.  De ontspancycli worden in eenheden van 1000 weergegeven. Indien er 1.000.000 of meer ontspancycli hebben plaatsgevonden, wordt 1.000.000 weergegeven. 
- Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutmelding weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Oorzaak en tegenmaatregelen Nummer Foutmelding en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. 01 02  Maak de elektrische contactpunten op de camera en de lens schoon, gebruik een lens van Canon of verwijder de accu en plaats deze weer terug (pag. 25, 26, 47). Geen toegang tot kaart*. 
- Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele lenzen: Lensvatting: Digitale single-lens AF/AE-spiegelreflexcamera CF-kaarten (Type I, UDMA 7 ondersteund) CFast-kaart (CFast 2.0 ondersteund) circa 35,9 x 23,9 mm Canon EF-lenzen * Uitgezonderd EF-S- en EF-M-lenzen (De effectieve beeldhoek van een lens is ongeveer gelijk aan die van de aangegeven brandpuntsafstand. 
- Specificaties Witbalans: Automatische helderheidscorrectie: Auto (Sfeerprioriteit), Auto (Witprioriteit), Vooraf ingesteld (Daglicht, Schaduw, Bewolkt, Kunstlicht, Wit TL licht, Flitser), Aangepast (5 instellingen), Kleurtemperatuur (circa 2500-10000 K), Persoonlijke witbalans (5 instellingen) Witbalanscorrectie en witbalanstrapje (reeksopnamen met automatische witbalans) aanwezig * Overdracht kleurtemperatuurgegevens van de flitser mogelijk Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) aanwezi 
- Specificaties AF-punten: Max. 61 punten (AF-kruismetingspunt: max. 41 punten) * Het aantal beschikbare AF-punten, dubbele AFkruismetingspunten en AF-kruismetingspunten verschilt per gebruikte lens. * Dubbele scherpstelling op basis van kruismetingen bij f/2.8 met 5 AF-punten verticaal in het midden uitgelijnd. (AF-groep: wanneer lenzen uit groep A worden gebruikt) Bereik helderheid EV -3 - 18 (Voorwaarden: middelste AF-punt met f/2. 
- Specificaties Opnamemodus: AE-programma, AE met sluitertijdvoorkeuze, AE met diafragmavoorkeuze, Handmatige belichting, Bulbbelichting, Aangepaste opnamemodi (C1/C2/C3) ISO-snelheid ISO auto, ISO 100 - ISO 51200 handmatig ingesteld (in (Aanbevolen tussenstappen van 1/3 of volledige stop) en uitbreidbaar belichtingsindex): tot L (gelijk aan ISO 50), H1 (gelijk aan ISO 102400), H2 (gelijk aan ISO 204800) en H3 (gelijk aan ISO 409600). 
- Specificaties Continueopnamesnelheid: Max. opnamereeks: 528 Continue opname met hoge snelheid Opnamen maken met de zoeker: Maximum ca. 14,0 fps (instelbaar van 2 fps tot 14 fps) Live view-opname: Maximum ca. 
- Specificaties * Op basis van de standaardtest-CF-kaart (Standaard: 8 GB/High Speed: UDMA-modus 7, 64 GB) en CFastkaart (CFast 2.0, 128 GB) van Canon en de volgende testomstandigheden: opnamen met de zoeker, continue opname op hoge snelheid, JPEG-kwaliteit 8, ISO 100 en beeldstijl Standaard. * 'Volledig' geeft aan dat het mogelijk is om opnamen te maken tot de kaart vol is. 
- Specificaties • Movie-opname Opname-indeling: Movies: MOV, MP4 4K: Motion JPEG Full HD: MPEG-4 AVC/H. 
- Specificaties Full HD (29,97p/25,00p/24,00p/23,98p)/IPB (Standaard): 10 Mbps of sneller Full HD (29,97p/25,00p)/IPB (Licht) : 10 Mbps of sneller Scherpstelmethode: Dual pixel CMOS-AF AF-methode: gezicht+volgen/FlexiZone - Single Handmatige focus (vergroting van circa 5x en 10x voor scherpstellingscontrole beschikbaar) Servo AF voor movies: Mogelijk * Servo AF voor movies aanpasbaar Bereik helderheid EV -3 - 18 (bij kamertemperatuur, ISO 100) scherpstelling: Meetmethode: Centrum gewicht gemiddeld (gemiddeld 
- Specificaties ISOsnelheidsinstellingen: Tijdcode: Drop frames: Geluidsopname: Bereik voor movie-opname en 4K instelbaar Kan worden toegevoegd Compatibel met 119,9p/59,94p/29,97p Ingebouwde monomicrofoon, aansluiting voor externe stereomicrofoon en lijningang aanwezig Geluidsopnameniveau instelbaar, windfilter aanwezig, demper aanwezig Hoofdtelefoon: Hoofdtelefoonaansluiting aanwezig, geluidsvolume instelbaar Raster weergeven: 3 typen Foto-opnamen: Niet mogelijk tijdens movie-opnamen. 
- Specificaties • Weergave Weergaveformaat voor Weergave van één opname (zonder opname-informatie), opnamen: Weergave van één opname (met basisinformatie), Weergave van één opname (met opname-informatie: Gedetailleerde informatie, Lens/Histogram, Witbalans, Beeldstijl 1, Beeldstijl 2, Kleurruimte/Ruisreductie, Lensafwijkingscorrectie 1, Lensafwijkingscorrectie 2, GPS-informatie), Indexweergave (4/9/36/100 opnamen) Overbelichtingswaarschuwing: Overbelichte gedeelten knipperen Weergave AF-punt: Mogelijk (wordt 
- Specificaties • Beeldoverdracht Overdraagbare bestanden: Foto's (JPEG, RAW, RAW+JPEG), movies • Printopties opgeven DPOF: Compatibel met versie 1. 
- Specificaties Externe microfooningang/ Lijningang: Aansluiting hoofdtelefoon: Afstandsbediening microfoon: Systeemuitbreidingsaansluiting: Ethernet-aansluiting: Stereomini-aansluiting van 3,5 mm diameter Stereomini-aansluiting van 3,5 mm diameter Voor afstandsbedieningen van het type N3 Wireless File Transmitter WFT-E8/WFT-E6 verbinden RJ-45-aansluiting, compatibel met Gigabit-Ethernet • Voeding Accu: Accugegevens: Maximum aantal opnamen: Movie-opnametijd: Accu LP-E19/LP-E4N/LP-E4, aantal 1 * Netvoed 
- Specificaties • Accu LP-E19 Type: Nominale spanning: Accucapaciteit: Bedrijfstemperatuur: Oplaadbare lithium-ionaccu 10,8 V DC 2700 mAh Tijdens opladen: 5 °C - 40 °C Tijdens opnamen: 0 °C - 45 °C 85% of lager Luchtvochtigheid tijdens gebruik: Afmetingen (B x H x D): .circa 68,45 x 34,2 x 92,8 mm Gewicht: circa 185 g (zonder beschermdeksel) • Acculader LC-E19 Compatibele accu's: Accu LP-E19/LP-E4N/LP-E4 Oplaadtijd LP-E19: circa 2 uur 50 min. per accu (kamertemperatuur): LP-E4N/LP-E4: circa 2 uur 20 min. 
- Handelsmerken  Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.  Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.  Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.  Canon is een geautoriseerde licentiehouder van het handelsmerk CFast 2.0TM, dat in verschillende rechtsgebieden is gedeponeerd. 
- Het gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een accu). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn. 
- Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/ EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid. 
- 15 Softwareoverzicht I 549 
- Softwareoverzicht EOS Solution Disk EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in Op de EOS Solution Disk staat diverse software voor EOScamera's. Software-instructiehandleidingen staan niet op de EOS Solution Disk EOS Utility Als de camera is aangesloten op een computer, kunt u met EOS Utility foto's en movies die zijn gemaakt met de camera overbrengen naar de computer. 
- De software installeren  Downloaden vanaf de website van Canon U kunt de volgende software en software-instructiehandleidingen downloaden vanaf de website van Canon. www.canon.com/icpd EOS MOVIE Utility Met deze software kunt u opgenomen movies afspelen, gesplitste moviebestanden na elkaar afspelen, en de gesplitste moviebestanden samenvoegen en opslaan als één bestand. U kunt ook movieframes nemen en opslaan als foto's. 
- Index Numerics 10- of 2-sec. zelfontspanner .........150 4, 9, 36 of 100 opnamen...............352 H 4096x2160 (movie).................312 A Aangepast snel instellen...............459 Aangepaste bediening ..................443 Aangepaste opnamemodi.............472 Aanraakbediening.........283, 284, 336 Aansluiting afstandsbediening ......258 Aantal pixels .........................156, 158 AAN-UIT schakelaar bij staande opnamen.........................................67 AC-adapter .......................... 
- Index Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) ...............189 Auto. reset.....................................207 Automatisch uitschakelen .........53, 76 Automatische kaartwissel .............153 Automatische scherpstelling AF-puntselectie...................94, 451 Automatische scherpstelling 9 AF Automatische selectie (AF) .......92, 98 Automatische tijdsinstelling (GPS) ...221 Automatische weergave................376 Av (AE met diafragmavoorkeuze) ............ 
- Index Correctie chromatische aberratie ....195 Correctie helderheid randen .........194 D D+ .................................................193 Datum/tijd........................................55 DC-koppeling ................................483 De camera-instellingen wissen .......77 Deelmeting....................................238 Demper .........................................323 Details (Scherpte) .........................173 Diafragma verkleinen....................235 Diavoorstelling ............ 
- Index G Gebied AF-kader.......................92, 98 Gebruiker (W) ...........................170 Gedetailleerd (u)......................170 Geheugenkaarten9 Kaarten Geluidsopname/ Geluidsopnameniveau ..................322 Gevoeligheid9 ISO-snelheid GPS ..............................................220 Update-interval geotags ...........220 Groot (beeldformaat).....155, 158, 397 Grote Zone-AF ..........................92, 98 H H/H1/H2/H3 (uitgebreid)....................163, 166, 330 Half indrukken ....... 
- Index Kleurtemperatuur ..................177, 185 Kleurtoon ......................................173 AF-ON (AF-start) knop ................................................62 L Landschap (R) .........................170 Lange belichtingstijden (bulb) .......246 LCD-paneel Achterzijde..................................34 Bovenzijde..................................32 Verlichting...................................67 LCD-paneel aan bovenzijde ...........32 LCD-scherm.................................... 
- Index Ingebouwd ................................296 Spraakmemo ............................363 Middelgroot (beeldformaat)...............155, 158, 397 Mogelijke opnametijd (movie) ..................................307, 319 Monochroom (V) ......................170 Motion JPEG (J) ......................315 MOV..............................................311 Movies...........................................295 24,00p.......................................317 AE met diafragmavoorkeuze .... 
- Index ONE SHOT (1-beeld AF) ................89 Ontspan sluiter zonder kaart...........50 Ontspanknop ..................................62 Ontspanvertraging ........................440 Oogschelp.......................................61 Op een tv bekijken ................367, 379 Opladen ..........................................42 Oplader .....................................36, 42 Opmerking (naam)........................184 Opnamefunctie .............................152 Opnamekwaliteit ................... 
- Index Ruisreductie Hoge ISO-snelheid ...................190 Lange sluitertijd ........................191 Ruisreductie lange sluitertijd .........191 S Scherpstelgebied (AF-gebiedselectiemodus) ....91, 93, 96 Scherpstelindicator .........................89 Scherpstellen 9 AF Scherpstelling op basis van dubbele kruismetingen..................100 Scherpstelling op basis van kruismetingen.........................100 Scherpstelmodusknop ...6, 59, 145, 291 Scherpstelpunt (AF-punt)..................... 
- Index USB (DIGITAL) aansluiting.........................28, 38, 408 UTC ..............................................212 V Vastleggen ....................................222 Loggegevens............................223 Veiligheidsmaatregelen...................20 Veiligheidsshift ..............................424 Vergrote weergave........290, 291, 355 Verkleinde weergave ....................352 Verlichting (LCD-paneel).................67 Versnelling/vertraging volgen ........................................ 
- CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in februari 2016 geactualiseerd.