Operation Manual
121
3 Kenmerken van AI Servo AF selecteren
U kunt de drie parameters van elke case handmatig aanpassen: 
1. Trackinggevoeligheid, 2. Versnellen/vertragen tracking en 3. AF-punt 
aut. schak.
1
Selecteer een case.
 Draai aan het instelwiel <5> om het 
pictogram van de case die u wilt 
aanpassen te selecteren.
2
Druk op de knop <J/K>.
 De geselecteerde parameter krijgt 
een paars kader.
3
Selecteer de parameter die u wilt 
aanpassen.
 Selecteer de parameter die u wilt 
aanpassen en druk op <0>.
 Als u [Trackinggevoeligheid] of 
[Versn. /vertr. tracking] selecteert, 
verschijnt het instellingenscherm.
4
Maak de aanpassing.
Pas de instelling aan en druk op <
0
>.
 De aanpassing wordt opgeslagen.
De standaardinstelling wordt aangegeven 
met de lichtgrijze markering [
C
].
 Druk op de knop <J/K> om terug te 
keren naar het scherm van stap 1.
Parameterinstellingen van cases aanpassen
 Als u in stap 2 op de knop <J/K> drukt en vervolgens op de knop 
<L>, kunt u bovenstaande parameterinstellingen 1, 2 en 3 voor elke 
case terugzetten op de standaardwaarde.
U kunt de parameterinstellingen 1, 2 en 3 ook registreren in My menu (pag. 463). 
Als u dat doet, worden de instellingen van de geselecteerde case gewijzigd.
Wanneer u opnamen wilt maken met een case waarvan u de parameters hebt 
aangepast, selecteert u de aangepaste case en maakt u vervolgens de opname.










