Operation Manual
143
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
Wanneer [  Wis alle] onder in het scherm wordt weergegeven en u op 
de knop <L> drukt, worden alle aanpassingen voor [Alles even veel] 
en [Per lens afstellen] gewist.
Alle AF-fijnafstellingen ongedaan maken
Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van een 
zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling gecorrigeerd 
ten opzichte van de aanpassingen die zijn gemaakt voor de groothoek- en 
telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand wordt aangepast, 
wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het middenbereik.
Algemene aandachtspunten bij AF-fijnafstelling
 Het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling kan enigszins 
afwijken afhankelijk van de onderwerpomstandigheden, de helderheid, 
de zoompositie en andere opnameomstandigheden. Daarom kan het 
voorkomen dat de camera nog niet op de gewenste positie scherpstelt, 
zelfs wanneer u AF-fijnafstelling gebruikt.
 Hoe groot de aanpassing is die met één stap wordt bereikt, is afhankelijk 
van het maximale diafragma van de lens. Blijf herhaaldelijk aanpassen, 
fotograferen en de scherpstelling controleren om het scherpstelpunt van 
de AF verder aan te passen.
 De aanpassing wordt niet toegepast op AF tijdens Live View-opnamen of 
movie-opname.
 Wanneer u alle camera-instellingen wist (pag. 77), blijven deze 
aanpassingen bewaard. De instelling zelf krijgt dan echter de waarde 
[Uitschakelen].
Opmerkingen bij AF-fijnafstelling
 Het is het beste om de aanpassing uit te voeren op de plaats van 
opname. Dat komt de precisie van de aanpassing ten goede.
Het is aan te bevelen om bij het fijnafstellen van de AF een statief te gebruiken.
 Om het resultaat van de afstelling te bekijken, is het raadzaam het 
beeldformaat in te stellen op JPEG 3 (Groot) en de JPEG-kwaliteit 
(compressie) op 8 of hoger.










