Operation Manual
144
Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (de 
scherpstelindicator <o> van de zoeker knippert dan). Dit kan onder 
meer voorkomen bij de volgende onderwerpen:
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld
 Onderwerpen met laag contrast
(Bijvoorbeeld: blauwe luchten, effen, platte oppervlakken, 
enzovoort)
 Onderwerpen bij zeer weinig licht
 Reflecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel 
tegenlicht
(Bijvoorbeeld: auto's met een zeer reflecterende carrosserie, 
enzovoort)
 Onderwerpen die zowel dichtbij als veraf vlakbij een AF-punt liggen 
(Bijvoorbeeld: een dier in een kooi, enzovoort)
 Onderwerpen zoals lichte puntjes dicht bij een AF-punt
(Bijvoorbeeld: avondopnamen, enzovoort)
 Onderwerpen met herhalende patronen
(bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort)
 Onderwerpen met fijnere patronen dan een AF-punt
(Bijvoorbeeld: gezichten of bloemen die net zo klein zijn als of 
kleiner dan een AF-punt, enzovoort)
Ga in dergelijke situaties op een van de volgende manieren te werk om 
scherp te stellen:
(1) Stel in de modus 1-beeld AF scherp op een object dat op dezelfde 
afstand staat als het onderwerp en vergrendel de scherpstelling 
voordat u de compositie opnieuw bepaalt (pag. 89).
(2) Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <MF> en stel 
handmatig scherp (pag. 145).
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld
 Afhankelijk van het onderwerp kan de scherpstelling worden bereikt door 
de compositie van de opname iets aan te passen en opnieuw 
automatisch scherp te stellen.
 Omstandigheden waarbij moeilijk automatisch is scherp te stellen tijdens 
Live View-opnamen of movie-opname staan vermeld op pagina 289.










