Operation Manual
169
Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen 
die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen.
1
Selecteer [Beeldstijl].
 Selecteer op het tabblad [z1] de 
optie [Beeldstijl] en druk vervolgens 
op <0>.
 Het keuzescherm voor beeldstijlen 
wordt weergegeven.
2
Selecteer een beeldstijl.
 Selecteer een beeldstijl en druk 
vervolgens op <0>.
 De beeldstijl wordt ingesteld en het 
menu verschijnt weer.
D Automatisch
De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. 
In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen 
zien de kleuren er levendig uit bij blauwe luchten, bomen en 
struiken, en zonsondergangen.
P Standaard
Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit. Dit is een algemene 
beeldstijl die in de meeste omstandigheden geschikt is.
Q Portret
Voor mooie huidskleurtinten. De opname heeft zachtere kleuren. 
Geschikt voor portretten in close-up.
Door de [
Kleurtoon
] te wijzigen (pag. 173), kunt u de huidskleurtint aanpassen.
3 Een beeldstijl selecteren
Kenmerken van beeldstijlen
Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt 
verkregen met [Automatisch].










