Operation Manual
3 Een beeldstijl vastleggen
176
5
Selecteer een parameter.
 Selecteer de in te stellen parameter 
(zoals [Scherpte] - [Sterkte]) en druk 
op <0>.
6
Stel de parameter in.
 Pas de parameter naar wens aan en 
druk vervolgens op <0>.
Zie 'Een beeldstijl aanpassen' 
(pag. 172) voor meer informatie.
 Druk op de knop <M> om de 
gewijzigde beeldstijl vast te leggen. 
Het keuzescherm voor beeldstijlen 
verschijnt nu weer.
De basisbeeldstijl wordt weergegeven 
rechts van [
Gebruiker *
].
 Indien de instellingen in een beeldstijl 
die is vastgelegd in [Gebruiker *] zijn 
aangepast en niet meer de 
basisbeeldstijlinstellingen zijn, wordt 
de naam van de beeldstijl 
weergegeven in blauw.
Als er al een beeldstijl is vastgelegd onder [
Gebruiker *
], worden de 
parameterinstellingen van de vastgelegde, door de gebruiker gedefinieerde 
beeldstijl ongedaan gemaakt wanneer u de basisbeeldstijl in stap 4 wijzigt.
 Als u [Wis alle camera-instellingen] (pag. 77) uitvoert, worden alle 
stijlen en instellingen voor [Gebruiker *] teruggezet op de 
standaardwaarden.
 Als u opnamen wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u de 
geregistreerde [Gebruiker *] en maakt u vervolgens de opname.
 Raadpleeg de instructiehandleiding van EOS Utility (pag. 4) voor de 
procedure voor het registreren van een beeldstijlbestand op de camera.










