Operation Manual

472
U kunt de huidige camera-instellingen, zoals de opnamefuncties,
menufuncties en persoonlijke voorkeuzen, opslaan als aangepaste
opnamemodi onder <
w1
>, <
w2
> en <
w3
> van het programmakeuzewiel.
Om <
w2
> of <
w3
> te gebruiken, gebruikt u [
83: Opnamemodi
beperken
] om <
w2
> en <
w3
> in te schakelen (pag. 427).
1
Selecteer [Aangep.
opnamemodus (C1-C3)].
Selecteer op het tabblad [54] de
optie [Aangep. opnamemodus (C1-
C3)] en druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer [Registreer
instellingen].
3
Leg de gewenste items vast.
Selecteer de aangepaste
opnamemodus die u wilt vastleggen
en druk op <0>.
Selecteer [OK] in het
bevestigingsvenster.
De huidige camera-instellingen
(pag. 473) worden vastgelegd onder de
stand C* van het programmakeuzewiel.
Als u een instelling wijzigt tijdens het maken van opnamen in de modus
<
w
1
>, <
w
2
>of <
w
3
>, kan de desbetreffende aangepaste opnamemodus
automatisch worden bijgewerkt om de gewijzigde instelling weer te geven
(automatisch bijwerken). Om automatisch bijwerken te activeren, stelt u bij
stap 2 [
Inst. aut. bijw.
] in op [
Inschakelen
].
w: Aangepaste opnamemodi instellen
Automatisch bijwerken van vastgelegde instellingen