User manual
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN
128
5
Selecteer een parameter.
Selecteer een parameter,
bijvoorbeeld [Scherpte], en druk
vervolgens op <0>.
6
Stel de parameter in.
Druk op de pijltjestoetsen <Y>
en <Z> om de parameter naar wens
aan te passen en druk op <0>.
Zie “Opnamekenmerken aanpassen
aan uw voorkeuren” op pagina
124 t/m 126 voor meer informatie.
Druk op de knop <
M
> om de
gewijzigde beeldstijl vast te leggen.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
verschijnt nu weer.
De basisbeeldstijl wordt rechts van
[Gebruiker *] weergegeven.
Indien de instellingen in een beeldstijl
die is vastgelegd in [Gebruiker *]
zijn aangepast en niet meer de
basisbeeldstijlinstellingen zijn,
wordt de naam van de beeldstijl
weergegeven in blauw.
Als er al een beeldstijl is vastgelegd onder [
Gebruiker *
], worden de
parameterinstellingen van de vastgelegde beeldstijl ongedaan gemaakt
wanneer u de basisbeeldstijl in stap 4 wijzigt.
Als u [
Wis alle camera-instellingen
] (pag. 192) uitvoert, worden de
standaardinstellingen voor [
Gebruiker *
] hersteld. Van beeldstijlen die met EOS
Utility (EOS-software) zijn vastgelegd, worden alleen de standaardinstellingen
van de gewijzigde parameters hersteld.
Als u opnamen wilt maken met een vastgelegde beeldstijl, volgt u stap 2 op pagina
93 om [
Gebruiker *
] te selecteren. Vervolgens kunt u opnamen gaan maken.
Raadpleeg de instructiehandleiding van EOS Utility voor de procedure voor het
registreren van een beeldstijlbestand op de camera.