User manual
i: De ISO-snelheid aanpassen aan het lichtniveauN
92
*1: Afhankelijk van de ingestelde maximale ISO-snelheid.
*2: Indien invulflitsen tot overbelichting leidt, wordt de ISO-snelheid verlaagd tot
een mogelijk minimum van ISO 100.
*3: Als u reflectieflitsen gebruikt met een externe Speedlite in een basismodus
(behalve <6>) of in de modus <d>, wordt automatisch ISO 800 - ISO 1600
(of tot de maximumgrens) ingesteld.
*4: Vast op ISO 400 in de modus <P>. Als u reflectieflitsen gebruikt met een
externe Speedlite in de modus <P>, wordt ISO 400 - ISO 1600 automatisch
ingesteld.
*5: Vast op ISO 400 als ISO 400 de maximumgrens is.
Voor ISO auto kunt u de maximale ISO-snelheid instellen op een waarde
tussen ISO 400 en ISO 6400.
Selecteer op het tabblad [z3] de optie
[ISO auto] en druk op <0>. Selecteer
de ISO-snelheid en druk op <0>.
Opnamemodus Instelling ISO-snelheid
A/C/2/3/4/5/P/6
Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en
ISO 3200
d/s/f/a
Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en
ISO 6400
*1
Met flitser ISO 800
*2*3*4*5
Met bulb-belichting ISO 800
*5
3 De maximale ISO-snelheid instellen voor [AUTO]N
Als [AUTO] is ingesteld, wordt de ISO-snelheid in volledige stappen
weergegeven. De ISO-snelheid wordt in werkelijkheid echter in kleinere
stappen ingesteld. In de opname-informatie (pag. 230) kan daarom een
ISO-snelheid van bijvoorbeeld ISO 125 of ISO 640 worden weergegeven.