Operation Manual
f: De scherptediepte wijzigen
110
Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen 
automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische 
flits). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200 seconde 
en 30 seconden, afhankelijk van de helderheid.
Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische 
flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde 
langere sluitertijd. Zowel het onderwerp als de achtergrond zien er goed 
belicht uit en krijgen wat meer sfeer (automatische lange 
flitssynchronisatietijd). Wanneer u de camera in de hand houdt, dient 
u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen. 
U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
U kunt een lange sluitertijd voorkomen door bij [53: Persoonlijke 
voorkeuze(C.Fn)] de optie [3: Flitssync.snelheid AV-modus] in te 
stellen op [1: 1/200-1/60 sec. auto] of [2: 1/200 sec. (vast)] (pag. 259).
De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een 
opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan. 
Wanneer u via de zoeker of op het LCD-scherm naar het onderwerp 
kijkt, ziet u daarom een kleine scherptediepte. Aan de hand van de 
onderstaande procedure kunt u de daadwerkelijke scherptediepte 
controleren voordat u de opname maakt.
1 Schakel scherptedieptecontrole in.
Stel bij [
5
3: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)
] de optie [
9: Wijs SET-knop 
toe
] in op [
4: Breedte-/dieptecontrole
] (pag. 264).
Zie pagina 256 voor informatie over persoonlijke voorkeuze-instellingen.
2 Verlaat het menu.
 Druk twee keer op de knop <M> om het menu te verlaten.
3 Druk op de knop <0>.
Het diafragma wordt verkleind zodat u de actuele scherptediepte kunt zien.
D De ingebouwde flitser gebruiken
3 ScherptedieptecontroleN
Terwijl u naar het Live View-beeld kijkt (pag. 138) en de knop <
0
> ingedrukt 
houdt, kunt u het diafragma wijzigen en ziet u hoe de scherptediepte verandert.










