Operation Manual
122
Als gevolg van fysieke eigenschappen van de lens lijken de vier hoeken 
van de opname soms donkerder. Dit verschijnsel wordt lichtafval of 
vignettering genoemd en kan worden gecorrigeerd. De standaardinstelling 
is [Inschakelen]. Bij JPEG-beelden wordt de correctie toegepast wanneer 
de opname is gemaakt. Voor RAW-beelden kan dit worden gecorrigeerd 
met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 310).
1
Selecteer [Correctie helderheid 
randen].
 Selecteer in het tabblad [z1] 
[Correctie helderheid randen] 
en druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer de instelling.
 Controleer of [Correctiegegevens 
beschikbaar] wordt weergegeven 
voor de gebruikte lens.
 Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] 
wordt weergegeven, raadpleegt u 
“Correctiegegevens voor de lens” 
op de volgende pagina.
 Selecteer [Inschakelen] en druk 
vervolgens op <0>.
3
Maak de opname.
 De opname wordt vastgelegd met 
de gecorrigeerde helderheid van 
de randen.
3
De donkere hoeken van de opname corrigeren
Correctie uitgeschakeld Correctie ingeschakeld










