Operation Manual
146
U kunt een AF-methode selecteren die bij de opnamesituatie en bij uw 
onderwerp past. De volgende AF-methoden zijn beschikbaar: 
[FlexiZone - Single], [u Live-modus] (met gezichtsherkenning, 
pag. 147) en [Quick-modus] (pag. 152). Wanneer u nauwkeurig wilt 
scherpstellen, stelt u de scherpstelmodusknop op de lens in op <MF>, 
vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 154).
Selecteer de AF-methode.
 Selecteer op het tabblad [z4] de 
optie [AF-methode]. (In de basismodi 
vindt u dit op tabblad [z2].)
 Selecteer de gewenste AF-methode 
en druk op <0>.
 Wanneer het Live View-beeld wordt 
weergegeven, kunt u ook op de knop 
<Q> drukken om de AF-methode 
met Snel instellen te selecteren 
(pag. 142).
De beeldsensor wordt gebruikt om scherp te stellen. Hoewel automatisch 
scherpstellen tijdens weergave van het Live View-beeld mogelijk is, duurt 
dat in deze AF-bedieningsmodus langer dan in de Quick-modus. 
Scherpstellen is in deze modus ook lastiger dan in de Quick-modus.
1
Geef het Live View-beeld weer.
 Druk op de knop <A>.
 Het Live View-beeld wordt op het LCD-
scherm weergegeven.
 Het AF-punt < > wordt weergegeven.
2
Verplaats het AF-punt.
 Druk op de pijltjestoetsen <S> om 
het AF-punt te verplaatsen naar de 
positie waarop u wilt scherpstellen. 
(Het kan niet naar de randen van het 
scherm worden verplaatst.)
 Druk op <0> om het AF-punt weer naar het midden te verplaatsen. 
(Als C.Fn-9 is ingesteld, houdt u de knop <O/L> ingedrukt en 
drukt u op <0>.)
Scherpstellen met AF (AF-methode)
De AF-methode selecteren
FlexiZone - Single: d
AF-punt










