Operation Manual
Scherpstellen met AF (AF-methode)
148
3
Stel scherp op het onderwerp.
 Druk de ontspanknop half in; de 
camera stelt vervolgens scherp op 
het gezicht dat door het kader <p> 
wordt bedekt.
 Als de scherpstelling is bereikt, wordt 
het AF-punt groen en klinkt er een 
pieptoon.
 Als de scherpstelling niet wordt 
bereikt, wordt het AF-punt oranje.
 Als er geen gezicht kan worden 
herkend, wordt het AF-punt < > 
weergegeven en wordt er 
scherpgesteld op het midden.
4
Maak de opname.
 Controleer de scherpstelling en 
belichting en druk de ontspanknop 
helemaal in om de opname te maken 
(pag. 138).
 Als het gezicht van het onderwerp erg onscherp is, is gezichtsdetectie 
niet mogelijk. Als u ook handmatig met de lens kunt scherpstellen 
wanneer de scherpstelmodusknop op de lens op <f> staat, draait u 
aan de scherpstelring om ruwweg scherp te stellen. Het gezicht wordt 
dan herkend en <p> wordt weergegeven.
 Het is mogelijk dat een ander onderwerp dan een menselijk gezicht als 
gezicht wordt herkend.
 Gezichtsdetectie werkt niet wanneer het gezicht een erg klein of erg 
groot deel van het beeld beslaat, te helder of te donker is, horizontaal of 
diagonaal is gekanteld, of gedeeltelijk is verborgen.
 <p> kan ook alleen een deel van het gezicht dekken.
Als u op <
0
> drukt, schakelt de AF-modus over naar [
FlexiZone - Single
] 
(pag. 146). U kunt vervolgens op de pijltjestoetsen <
S
> drukken om het AF-punt te 
verplaatsen. Druk nogmaals op <
0
> om naar de [
u
 Live-modus (met 
gezichtsherkenning)
] terug te keren. 
(Als C.Fn-9 is ingesteld, houdt u de knop <
O
/
L
> ingedrukt en drukt u op <
0
>.)
Aangezien er niet automatisch kan worden scherpgesteld op een gezicht dat zich 
dicht bij de rand van het beeld bevindt, wordt <
p
> in dat geval grijs weergegeven. 
Wanneer u de ontspanknop dan half indrukt, wordt het middelste AF-punt < > 
gebruikt om scherp te stellen.










