Operation Manual
149
Scherpstellen met AF (AF-methode)
AF-bediening
 Scherpstellen duurt langer dan met de [Quick-modus].
 Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld 
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
 U kunt niet ononderbroken scherpstellen op een bewegend 
onderwerp.
 Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname 
veranderen.
 Als de lichtbron tijdens de weergave van het Live View-beeld 
verandert, kan het beeldscherm flikkeren en kan er mogelijk moeilijk 
worden scherpgesteld. Als dit gebeurt, sluit u Live View-opnamen af 
en stelt u eerst automatisch scherp bij de huidige lichtbron.
 Wanneer [FlexiZone - Single] is ingesteld en u op de knop <u> 
drukt, wordt het gebied dat door het AF-punt wordt gedekt, vergroot. 
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen in vergrote 
weergave. Dit werkt goed wanneer de camera op een statief staat 
en de scherpstelling heel nauwkeurig moet zijn. Als het lastig is om 
in de vergrote weergave scherp te stellen, keert u terug naar de 
normale weergave en gebruikt u AF. De AF-snelheid kan in de 
normale of vergrote weergave afwijken.
 Als u de weergave vergroot nadat u in de normale weergave met 
[FlexiZone - Single] hebt scherpgesteld, kan het zijn dat er niet 
nauwkeurig is scherpgesteld.
 Indien [
u Live-modus] is ingesteld, is vergrote weergave niet 
mogelijk.
Opmerkingen bij [FlexiZone - Single] en [u Live-modus]
Vergrote weergave










