Operation Manual
3 De flitser instellenN
198
 Flitsmodus
Met een externe Speedlite kunt u de flitsmodus selecteren die 
geschikt is voor het maken van opnamen met de flitser.
 [E-TTL II] is de standaardmodus voor 
het maken van opnamen met de 
automatische flitser met Speedlites 
uit de EX-serie.
 Met [Manual flash] kunt u de 
flitsmodus zelf instellen. Deze 
instelling is voor geavanceerde 
gebruikers.
 Raadpleeg voor informatie over 
andere flitsmodi de 
instructiehandleiding van een 
Speedlite die met deze functies 
compatibel is.
 Sluitersynchronisatie
Stel deze optie normaliter in op [1e-gordijn] zodat er direct na de 
belichting wordt geflitst.
Als [2e-gordijn] wordt ingesteld, wordt er vlak voordat de sluiter 
dichtgaat geflitst. Wanneer dit wordt gecombineerd met een trage 
sluitertijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld 
aan de koplampen van een auto 's avonds die daardoor natuurlijker 
aandoen. Met E-TTL II (automatische flitsbelichting) wordt er twee 
keer geflitst: één keer wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt 
en opnieuw direct voor het einde van de belichting. Als de sluitertijd 
is ingesteld op 1/30 seconde of korter, wordt bovendien 
synchronisatie 1e gordijn automatisch toegepast.
Als er een externe Speedlite is bevestigd, kunt u ook [Hi-speed] 
(e) selecteren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de 
Speedlite voor meer informatie.
 Flitsbelichtingscorrectie
Zie “Flitsbelichtingscorrectie instellen” op pagina 115.
 E-TTL II-flitslichtmeting
Voor normale flitsbelichtingen stelt u deze optie in op [Evaluatief]. 
De instelling [Gemiddeld] is voor gevorderde gebruikers. Net als bij 
een externe Speedlite wordt het gemiddelde van het gehele 
meetgebied genomen. Afhankelijk van de scène kan 
flitsbelichtingscorrectie nodig zijn.










