Operation Manual
247
w Afdrukken
U kunt het beeld bijsnijden en alleen een 
vergrote versie van het bijgesneden 
gedeelte afdrukken, net alsof de 
compositie opnieuw is bepaald.
Stel het bijsnijden in vlak voordat 
u het beeld afdrukt. Als u de 
afdrukinstellingen wijzigt nadat u het 
bijsnijden hebt ingesteld, moet u het 
bijsnijden wellicht opnieuw instellen 
voordat u kunt afdrukken.
1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2 
Stel de grootte, positie en aspect ratio van het bijsnijdkader in.
Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt. 
U kunt de aspect ratio van het bijsnijdkader wijzigen met [
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Druk op de knop <u> of <Hy> om het formaat van het 
bijsnijdkader te wijzigen. De vergroting van de opname neemt toe 
naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen <S> als u het kader horizontaal of 
verticaal over de opname wilt bewegen. Verplaats het 
bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied binnen het kader 
wordt weergegeven.
Het bijsnijdkader roteren
Wanneer u op de knop <B> drukt, wisselt het bijsnijdkader van 
verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt 
u van een horizontaal beeld een verticale afdruk maken.
Beeldkanteling corrigeren
Als u aan het instelwiel <6> draait, kunt u de 
beeldkantelingshoek ± 10 graden aanpassen in stappen van 
0,5 graad. Wanneer u de beeldkanteling aanpast, wordt het 
pictogram <O> op het scherm blauw.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
 Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
 U kunt het afdrukgebied linksboven in het scherm met 
printinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden
Kantelcorrectie










