Operation Manual
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
264
C.Fn-9 Wijs SET-knop toe
U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Wanneer 
de camera gereed is voor het maken van opnamen, drukt u op de 
knop <0> om het instellingenscherm van de desbetreffende functie 
weer te geven.
0: Normaal (uitgeschakeld)
1: Beeldkwaliteit
Het instelscherm voor de beeldkwaliteit wordt weergegeven. 
Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk op <0>.
2: Flitsbelicht.compensatie
Het instelscherm voor de flitsbelichtingscorrectie wordt 
weergegeven. Stel de mate van aanpassing in en druk vervolgens 
op <0>.
3:  LCD-monitor aan/uit
U kunt het LCD-scherm in- of uitschakelen.
4: Scherptedieptecontrole
De lens verkleint tot het ingestelde diafragma en u kunt de 
scherptediepte (het bereik van de acceptabele scherpstelling) in 
de zoeker of in het Live View-beeld zien.
C.Fn-10 LCD-display bij inschakelen
0: Display aan
Wanneer u de camera inschakelt, worden de instellingen voor de 
opnamefunctie weergegeven (pag. 54).
1:  Vorige status display
Als u op de knop <B> hebt gedrukt en de camera hebt 
uitgeschakeld terwijl het LCD-scherm was uitgeschakeld, worden 
de instellingen voor de opnamefunctie niet weergegeven wanneer 
u de camera weer inschakelt. Hierdoor spaart u de accu. U kunt 
wel weer op de gebruikelijke wijze het menu gebruiken en 
opnamen weergeven.
Als u op de knop <B> drukt om de instellingen voor de 
opnamefunctie weer te geven en vervolgens de camera 
uitschakelt, worden de opname-instellingen weergegeven 
wanneer u de camera weer inschakelt.










