CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland CANON UK LTD For technical support, please contact the Canon Help Desk: P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, UK Tel: (08705) 143723 (Calls may be recorded) Fax: (08705) 143340 http://www.canon.co.uk CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A.S. 17, quai du Président Paul Doumer 92414 Courbevoie cedex, Frankrijk Hot line: 08 25 00 29 23 http://www.
Bedankt voor het kopen van een Canon-product. De EOS 40D is een hoogwaardige, digitale spiegelreflexcamera met een zeer gedetailleerde CMOS-sensor (10,10 effectieve megapixels), DIGIC III, zeer nauwkeurige en supersnelle 9-punts AF (alle kruismetingspunten) en de mogelijkheid voor continu-opnamen maken met hoge snelheid (6,5 fps). De camera reageert zeer snel bij alle opnamesituaties, bevat tal van functies voor veeleisende opnamen, en biedt nog meer opnamemogelijkheden wanneer u accessoires aansluit.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. U kunt de bijbehorende accessoires ook controleren aan de hand van het systeemoverzicht (pag. 178). Camera: EOS 40D (inclusief oogschelp, cameradop en geïnstalleerde batterij voor de datum/tijd) Lens: EF-S 18-55 mm f/3.5-5.6 IS of EF-S 17-85 mm f/4-5.6 IS USM * Alleen kitlens. * De kitlens kan afwijken van bovenstaande lens.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> staat voor het hoofdinstelwiel. <5> staat voor het snelkeuzewiel. <9> staat voor de multifunctionele knop. <0> staat voor de SET-knop. 0, 9 of 8 geeft aan dat de desbetreffende functie respectievelijk 4 sec., 6 sec. of 16 sec. actief blijft nadat u de knop loslaat.
Inhoud Inleiding Controlelijst onderdelen .....................................................................................3 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .....................4 Index bij functies ................................................................................................8 Tips en waarschuwingen voor het gebruik.......................................................12 Verkorte handleiding ...............................................................
Inhoud 6 4 De AF- en transportmodi instellen 5 Geavanceerde functies 6 Live View-opnamen maken 7 Opnameweergave 75 De AF-modus selecteren................................................................................. 76 Het AF-punt selecteren.................................................................................... 78 Als autofocus niet werkt................................................................................... 80 Handmatige scherpstelling ................................
Inhoud 8 9 Sensorreiniging Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera/Digital Print Order Format Opnamen overbrengen naar een computer 11 De camera aanpassen aan uw voorkeuren 2 3 147 Opnamen overbrengen naar een computer ...................................................148 4 151 Persoonlijke voorkeuzen instellen..................................................................152 Persoonlijke voorkeuzen .............................................................................
Index bij functies Voeding Witbalans Batterij • Opladen • Batterijcontrole Witbalansselectie Î pag. 67 Î pag. 24 Î pag. 26 Handmatige witbalans Î pag. 68 Stopcontact Î pag. 170 Witbalanscorrectie Automatisch uitschakelen Î pag. 42 Menu's en basisinstellingen Menu's Î pag. 38 Î pag. 70 Reeksopnamen op basis van witbalans Î pag. 71 AF AF-modus Î pag. 76 Camera-instellingen weergeven Î pag. 168 AF-puntselectie Î pag. 78 De helderheid van het LCDscherm aanpassen Î pag.
Index bij functies Aanpassing van belichting Belichtingscompensatie Î pag. 93 AEB Î pag. 94 AE-vergrendeling Î pag. 95 Verhoging belichtingsniveau Î pag. 154 Flitser Verticale opnamen automatisch roteren Î pag. 126 Opname beveiligen Î pag. 123 Opname wissen Î pag. 124 Video OUT Î pag. 122 Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera/DPOF PictBridge Î pag. 133 Ingebouwde flitser Î pag. 99 Digital Print Order Format (DPOF) Î pag. 143 Externe flitser Î pag.
Veiligheidsmaatregelen Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken. Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen • Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen: - Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze handleiding worden genoemd.
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom. • Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat een hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken. • Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-paneel en LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de opgeslagen opnamen.
Verkorte handleiding Plaats de batterij. (pag. 26) 1 2 Ga voor meer informatie over het opladen van batterijen naar pagina 24. Bij'( EF-S-lenzen 5 ࡦ࠭ Bij EF-lenzen Plaats de lens. (pag. 30) Als u een EF-S-lens gebruikt, plaatst u deze zo dat de markering op de lens op gelijke hoogte is met de witte markering op de camera. Bij andere lenzen dient de markering op gelijke hoogte te zijn met de rode markering. 3 Stel op de lens de knop voor de focusinstelling in op .
Verkorte handleiding 6 Stel het programmakeuzewiel in op <1> (volautomatisch). 7 Stel scherp op het onderwerp. 8 Maak de opname. (pag. 32) 9 Bekijk de foto op het LCDscherm. (pag. 125) (pag. 46) Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld. (pag. 32) Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken.
Namen van onderdelen Voor gedetailleerde informatie worden tussen haakjes referentiepaginanummers gegeven (pag. **). Knop selectie lichtmeetmodus/selectie witbalans (pag. 92/67) Knop LCD-paneelverlichting (pag. 96) LCD-paneel (pag. 18) EF-lensbevestigingsmarkering (pag. 30) Knop selectie AF-modus/selectie transportmodus (pag. 76/81) Instellingsknop ISO-snelheid/ flitsbelichtingscompensatie (pag. 59/101) <6> Hoofdinstelwiel (pag. 33) Ingebouwde flitser/AF-hulplicht (pag.
Namen van onderdelen Scherpstelvlakmarkering AF-startknop (pag. 32, 76, 114) <9> Multifunctionele knop (pag. 34) Knop dioptrische aanpassing (pag. 35) Oogschelp (pag. 97) Knop AE/ FE-vergrendeling/index/ verkleinen (pag. 95/102/119/120, 141) Zoekeroculair Knop afdrukken/ delen (pag. 139, 149) Knop AF-puntselectie/ vergroten (pag. 78/120, 141) Menuknop (pag. 36) Draagriemhouder (pag. 23) LCD-scherm (pag. 36, 125) Knop opnamesprong (pag. 119) Klepje CFkaartsleuf (pag.
Namen van onderdelen LCD-paneel Sluitertijd Bezig (buSY) Ingebouwde flitser opladen (buSY) Waarschuwing geen CF-kaart (no CF) Foutcode (Err) Beeldsensor reinigen (CLEA n) Opnamekwaliteit 37 38 47 Groot/fijn Groot/normaal Middel/fijn 48 67 68 Middel/normaal Klein/fijn Klein/normaal AF-puntselectie ([ - -- --- -- - ]) Waarschuwing CF-kaart vol (FuLL CF) Waarschuwing CF-kaartfout (Err CF) Diafragma Resterende opnamen Resterende opnamen tijdens reeksopnamen op basis van witbalans Timer zelfontspanner Be
Namen van onderdelen Zoekerinformatie Cirkel van de spotmeting Matglas AF-punten (ingespiegeld display) ISO-waarde Focusbevestigingslampje AEvergrendeling/ AEB actief Maximale opnamereeks Flits gereed Onjuiste flitsbelichtingsvergrendeling Witbalanscorrectie WB-BKT ISO-waarde High speed flitssynchronisatie (FP-flits) Flitsbelichtingsvergrendeling/ FEB actief Flitsbelichtingscompensatie Sluitertijd Flitsbelichtingsvergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Ingebouwde flitser oplad
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Het programmakeuzewiel bevat de Basisgebruik-modi en Creatief gebruik-modi. Gebruikersinstellingen voor de camera De meeste camera-instellingen kunnen worden vastgelegd onder w, x of y. (pag. 165) Creatief gebruik Deze modi geven u controle over het resultaat. d : AE-programma (pag. 84) s : AE-sluiterprioriteit (pag. 86) f : AE-diafragmaprioriteit (pag. 88) a : Handmatige belichting (pag. 90) 8 : Automatische scherptediepte AE (pag.
Namen van onderdelen EF-S 18-55 mm f/3.5-5.6 IS-lens Focusring (pag. 80, 110) Bevestiging lenskap EW-60B (apart verkrijgbaar) Focusinstellingsknop (pag. 30) Zoomring Zoompositie-index 58-mm filteraansluiting (voorkant lens) Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 31) Lensbevestigingsmarkering (pag. 30) Contactpunten (pag. 13) EF-S 17-85 mm f/4-5.6 IS USM-lens Focusinstellingsknop (pag. 30) Bevestiging lenskap EW-73B (apart verkrijgbaar) Zoompositie-index Focusring (pag.
Namen van onderdelen Batterijoplader CG-580 Dit is een batterijoplader. (pag. 24) Batterijcompartiment Stekker Oplaadlampje Deze voedingseenheid is bedoeld voor een verticale bevestiging of voor bevestiging op de vloer. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES OM HET RISICO OP BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE VOORKOMEN. Buiten de Verenigde Staten: gebruik een plugadapter voor de juiste aansluiting op het stopcontact.
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorafgaande stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het einde van de riem van onderaf door het oog van de draagriemhouder. Haal deze daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat hij goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook bevestigd aan de riem. (pag.
De batterij opladen 1 Verwijder het deksel. Plaats het deksel terug wanneer u de batterij uit de camera verwijdert om kortsluiting te voorkomen. de batterij. 2 Plaats Plaats de voorkant van de batterij precies op de markeringslijn van de oplader. Terwijl u de batterij naar beneden duwt, schuift u deze in de richting van de pijl. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. Markering batterijcompartiment CG-580 de batterij op.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken, of een dag ervoor. Een opgeladen batterij die niet wordt gebruikt raakt langzamerhand leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit de wandcontactdoos. U kunt het deksel in een andere richting plaatsen om aan te geven of de batterij al dan niet is opgeladen.
De batterij plaatsen en verwijderen De batterij plaatsen Plaats een volledig opgeladen BP-511A-batterij in de camera. 1 Open het deksel van het batterijcompartiment. Schuif de hendel in de richting van de pijl en open het deksel. de batterij. 2 Plaats Zorg dat de contactpunten van de batterij omlaag wijzen. Schuif de batterij in de camera totdat deze vastzit. 3 SluitDrukhetopdeksel. het deksel totdat dit dichtklikt. Batterijen BP-514, BP-511 of BP-512 kunnen ook worden gebruikt.
De batterij plaatsen en verwijderen Levensduur batterij Temperatuur [aantal opnamen • ongeveer] Opnameomstandigheden Geen flits 50% flits Bij 23 °C 1.100 800 Bij 0 °C 950 700 De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen BP-511A-batterij, zonder Live View-opnamen, en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). Het werkelijke aantal opnamen kan lager zijn dan hierboven is aangegeven, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
De CF-kaart installeren en verwijderen De opname wordt opgeslagen op de CF-kaart (apart verkrijgbaar). Hoewel de dikte verschillend is, kunt u zowel een CF-kaart van het type I als II in de camera plaatsen. De camera is ook compatibel met microdrive (van het type harde schijf) en CF-kaarten met een capaciteit van 2 GB of hoger. Een kaart plaatsen 1 Etiketzijde Uitwerpknop CF-kaart Open het deksel. Schuif het deksel in de richting van de pijl om het te openen. de CF-kaart.
De CF-kaart installeren en verwijderen De kaart verwijderen 1 Open het deksel. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Zorg dat de lees-/schrijfindicator uit staat en open vervolgens het deksel. Lees-/schrijfindicator de CF-kaart. 2 Verwijder Druk op de uitwerpknop van de CF-kaart. X De CF-kaart komt naar buiten. Sluit het deksel. Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat de opnamen op de CF-kaart worden ingelezen, opgeslagen of gewist.
Een lens bevestigen en verwijderen Een lens bevestigen 1 EF-S-lensbevestigingsmarkering EF-lensbevestigingsmarkering Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijl wordt aangegeven. de lens. 2 Plaats Plaats de EF-S-lens op de camera precies boven de lensbevestigingsmarkering en draai de lens in de door de pijl aangegeven richting totdat de lens op zijn plaats klikt.
Een lens bevestigen en verwijderen Lenzen met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Als er een IS-lens (Image Stabilizer (beeldstabilisatie)) is bevestigd en de IS-schakelaar van de lens is ingesteld op <1>, treedt de Image Stabilizer (beeldstabilisatie) in werking als u de ontspanknop half indrukt. Als het beeld in de zoeker stabiel is, maakt u de foto. Voor bulb-opnamen stelt u de IS-schakelaar in op <2>. Als deze is ingesteld op <1>, kan er een storing optreden in de Image Stabilizer (beeldstabilisatie).
Basisbediening Aan-uitschakelaar/Snelkeuzewiel <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Stand voor wanneer u de camera niet gebruikt. <1> : De camera werkt. : De camera en <5> werken. (pag. 34) Wanneer u de aan-uitschakelaar instelt op <1/J> of <2>, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd. Tijdens het reinigen van de sensor wordt er een logo op het LCD-scherm weergeven. Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze ongeveer 1 minuut niet is gebruikt.
Basisbediening Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt. Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te drukken of als u de ontspanknop half indrukt en direct daarna volledig, zal de opname toch nog een moment worden vertraagd. Zelfs wanneer een menu of beeld wordt weergegeven of wanneer een opname wordt gemaakt, kunt u direct teruggaan naar de opnamemodus door de ontspanknop half in te drukken.
Basisbediening <5> Het snelkeuzewiel gebruiken om te selecteren Voordat u het instelwiel <5> gebruikt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op . (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <5>. Wanneer u een knop indrukt, blijft de functie zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <5>. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken.
Basisbediening De duidelijkheid van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt aanbevolen om de Dioptric Adjustment Lens E (10 typen, apart verkrijgbaar) te gebruiken. De camera vasthouden Om scherpe opnamen te krijgen, houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren.
Menugebruik Met de menu's kunt u diverse optionele instellingen maken, zoals de opnamekwaliteit, Picture Style, datum/tijd, persoonlijke voorkeuzen, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop aan de achterkant van de camera en de instelwielen <6> en <5>.
Menugebruik Procedure voor menu-instelling 1 Geef het menu weer. Druk op de knop om het menu weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <6> om een tabblad te selecteren. een menu-item. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om het menu-item te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling. 4 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren. de gewenste optie in. 5 StelDruk op <0> om de instelling vast te leggen. af.
Menugebruik Menu-instellingen 1 Opname 1 (Rood) Pagina Kwaliteit 73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86 / 1 / D 1+(73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86) D + (73 / 83 / 74 / 84 / 76 / 86) R.ogen Aan/Uit Uit/Aan Pieptoon Aan / Uit – Foto z. card Aan / Uit 29 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec.
Menugebruik 4 Weergave 2 (Blauw) Pagina Overbel. waarsch. Uitgeschakeld / Inschakelen 117 AF punt weerg. Uitgeschakeld / Inschakelen 117 Histogram Helderheid / RGB 118 Autom. afspelen Automatische weergave van opnamen 121 5 Instellingen 1 (Geel) Uitschakelen 1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min. / 15 min. / 30 min. / Uit Bestandnr. Continu/Auto reset/M-reset 72 Beeld omkeren Aan zD / Aan D / Uit 126 INFO-knop Norm. weerg. / Camera-inst. / Opnamefunc.
Menugebruik 7 Instellingen 3 (Geel) Pagina Hiermee legt u de huidige camera-instellingen Cameragebruikersinstelling vast op de positie , of van het programmakeuzewiel 165 Wis alle camerainstellingen De camera wordt ingesteld op de standaardinstellingen 44 Firmware versie Voor het bijwerken van de firmware – 8 Persoonlijke voorkeuzen (Oranje) C.FnI: Belichting 154 C.FnII: Beeld C.FnIII: Auto focus/Drive 156 Hiermee past u de camera aan uw persoonlijke voorkeuren aan C.
Voordat u begint 3 De interfacetaal instellen 1 Selecteer [Taal]. Selecteer op het tabblad [6] het item [Taal] (het derde item van boven) en druk vervolgens op <0>. de gewenste taal in. 2 StelDraai aan het instelwiel <5 om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De taal verandert. 3 De datum en tijd instellen Controleer of de datum en tijd correct zijn ingesteld op de camera. Stel indien nodig de juiste datum en tijd in. 1 Selecteer [Datum/Tijd].
Voordat u begint 3 Uitschakeltijd/Uitschakelen instellen U kunt de automatische uitschakeltijd instellen, zodat de camera automatisch wordt uitgeschakeld als deze gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. Als u niet wilt dat de camera automatisch wordt uitgeschakeld, zet u deze functie op [Uit]. Nadat de camera is uitgeschakeld, kunt u deze weer inschakelen door op de ontspanknop of een andere knop te drukken. 1 Selecteer [Uitschakelen].
Voordat u begint [OK]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De CF-kaart wordt geformatteerd (geïnitialiseerd). X Wanneer de kaart is geformatteerd, keert u terug naar het menu. Wanneer de CF-kaart wordt geformatteerd of gewist, verandert alleen de bestandsbeheerinformatie. De eigenlijke gegevens worden niet volledig gewist. Houd hier rekening mee wanneer u de kaart verkoopt of weggooit.
3 Camera-instellingen herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet op de standaardinstellingen. 1 Selecteer [Wis alle camerainstellingen]. Selecteer op het tabblad <7> de optie [Wis alle camera-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Wanneer [Wis alle camerainstellingen] is geselecteerd, wordt de camera teruggezet op de onderstaande instellingen.
2 Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Basisgebruikmodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten. In Basisgebruik-modi hoeft u de camera slechts op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in. (pag. 172) De camera-instellingen in de Basisgebruik-modi kunnen niet worden veranderd, om slechte foto's, als gevolg van foutieve handelingen te voorkomen.
1 Volledig automatisch foto's maken AF-punt het programmakeuzewiel in 1 Stel op <1>. een AF-punt op het onderwerp. 2 Richt Alle AF-punten werken en scherpstellen vindt plaats aan de hand van het AF-punt op het dichtstbijzijnde onderwerp. Het scherpstellen kan worden vereenvoudigd door het middelste AF-punt op het onderwerp te richten. scherp op het onderwerp. 3 StelDruk de ontspanknop half in en de lens stelt het onderwerp scherp. X Het AF-punt dat hiervoor wordt gebruikt, knippert rood.
1 Volledig automatisch foto's maken Veelgestelde vragen Het focusbevestigingslampje knippert en het onderwerp is niet scherpgesteld. Richt het AF-punt op een gedeelte met goed contrast tussen licht en donker en druk de ontspanknop vervolgens half in. (pag. 80). Ga iets achteruit als u te dicht bij het onderwerp bent en probeer het opnieuw. Soms knipperen meerdere AF-punten tegelijk. In dat geval is op al deze AF-punten scherpgesteld.
1 Volledig automatische technieken De compositie opnieuw bepalen Plaats het onderwerp naar links of rechts, afhankelijk van de gehele opname, om te zorgen voor een gebalanceerde achtergrond en een goed perspectief. In de modus <1> (Automatisch) drukt u de ontspanknop half in om een niet-bewegend onderwerp scherp te stellen; de focus wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en de ontspanknop volledig indrukken om de foto te maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat het onderwerp duidelijk uitkomt. Ook worden de huidtinten en het haar zachter gemaakt dan in modus <1> (Automatisch). Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruit ziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen, donkere achtergrond.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's en nachtopnamen en om alles van dichtbij tot veraf scherp te stellen. Groene en blauwe kleuren worden levendiger en scherper dan met <1> (Automatisch). Opnametips Gebruik de groothoekzijde wanneer u een zoomlens gebruikt. Gebruik de groothoekzijde wanneer u een zoomlens gebruikt. Hierdoor worden onderwerpen dichtbij en ver weg beter scherpgesteld dan wanneer u de telezijde gebruikt. Het geeft het panorama ook meer breedte.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen gebruikt u hiervoor de modus <4> (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Bloemen en dergelijke steken beter af tegen een eenvoudige achtergrond. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale focusafstand van de lens. Sommige lenzen hebben indicaties, zoals <4 0.28m>.
5 Foto's maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) voor het fotograferen van een bewegend onderwerp, bijvoorbeeld een rennend kind of een autorace. Opnametips Gebruik een telelens. Het gebruik van een telelens wordt aanbevolen omdat u hiermee kunt fotograferen op grote afstand. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen.
6 's Nachts portretfoto's maken Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u iemand bij nacht wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende belichting in de achtergrond wilt hebben. Opnametips Gebruik een groothoeklens en een statief. Als u een zoomlens gebruikt, gebruikt u de groothoekzijde voor een weids nachtelijk panorama. Gebruik een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. De persoon moet zich binnen 5 meter van de camera bevinden.
7 Flitser uitschakelen Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Deze modus is ook geschikt voor opnamen bij kaarslicht en wanneer u het effect van de kaarsen wilt vastleggen. Opnametips Als de nummerweergave in de zoeker knippert, dient u ervoor te zorgen dat bewegingsonscherpte wordt voorkomen. Bij slecht licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de weergave van de sluitertijd.
3 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden de instellingen voor digitale opnamen uitgelegd voor de opnamekwaliteit, de ISOsnelheid, de Picture Style, de witbalans en de kleurruimte. In de Basisgebruik-modi kunnen alleen de opnamekwaliteit (RAW/sRAW, RAW/sRAW+JPEG uitgezonderd) en de methode voor bestandsnummering worden ingesteld, zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
3 De opnamekwaliteit instellen Stel de opnamekwaliteit in zodat deze overeenkomt met de gewenste beeldgrootte voor afdrukken, etc. In de Basisgebruik-modi kunnen alleen de volgende instellingen voor opnamekwaliteit worden ingesteld: 73, 83, 74, 84, 76, 86. Dit zijn allemaal JPEG-afbeeldingen. In de modi 1/D moet de opname worden bewerkt met de meegeleverde software. (pag. 58) 1 Selecteer [Kwaliteit]. Selecteer op het tabblad [1] de optie [Kwaliteit] en druk vervolgens op <0>.
3 De opnamekwaliteit instellen Grootte opnamebestand en capaciteit CF-kaart volgens opnamekwaliteit Kwaliteit 73 Bestands- Maximumaantal Maximale opnamereeks (circa) grootte opnamen o Hoge i Lage (circa in MB) (circa) snelheid snelheid 3,5 274 75 205 83 1,8 523 171 523 74 2,1 454 140 454 84 1,1 854 303 854 76 1,2 779 271 779 86 0,7 1451 625 1451 1 12,4 76 17 20 1+73 12,4 + 3,5 59 14 16 1+83 12,4 + 1,8 66 14 16 1+74 12,4 + 2,1 65 14 16 1+84 12,4 + 1,1 70 14
3 De opnamekwaliteit instellen RAW De RAW-afbeelding is de gegevensuitvoer die wordt vastgelegd door de beeldsensor en die wordt geconverteerd naar digitale gegevens, welke vervolgens op de CF-kaart worden opgeslagen. Na overbrenging naar een computer kan de RAW-opname met de (meegeleverde) software worden bewerkt. Op basis van de RAW-opname kan de software de aangepaste opname in het gewenste bestandstype omzetten, bijvoorbeeld JPEG of TIFF. sRAW Dit is een kleine RAW-afbeelding die een kwart (ca.
i: De ISO-waarde instellenN Stel de ISO-waarde (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. Bijvoorbeeld: wanneer u de ISO-waarde verhoogt (hoger nummer) voor slechte lichtomstandigheden, kan een kortere sluitertijd worden gebruikt en is er minder kans op bewegingsonscherpte. Het effectief bereik van de flitser neemt ook toe. ISO-waarde in de Basisgebruik-modi De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen 100 en 800.
i: De ISO-waarde instellenN ISO-waarde "Auto" Als de ISO-waarde wordt ingesteld op "Auto", wordt de in te stellen werkelijke ISO-waarde weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus. Opnamemodus Instelling ISO-waarde 1, 3, 4, 6, 7 De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen 100 en 800. De automatisch ingestelde ISO-waarde is afhankelijk van de opnamemodus.
A Een Picture Style selecterenN Door een Picture Style te selecteren, kunt u de gewenste opname-effecten verkrijgen die passen bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp. In de Basisgebruik-modi wordt de Picture Style automatisch ingesteld. Hierdoor kan de bewerking die wordt uitgelegd op deze pagina en doorloopt tot pagina 66 niet worden uitgevoerd. 1 Druk op de knop . Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop .
A Een Picture Style selecterenN Natuurlijk De foto is mat en ingetogen. Wanneer het onderwerp wordt vastgelegd bij een kleurtemperatuur van 5200 K, wordt de kleur colorimetrisch aangepast aan de kleur van het onderwerp. Bij deze Picture Style wordt ervan uitgegaan dat u de opnamen nog gaat bewerken op een computer. Monochroom Voor zwart-witopnamen. Voor natuurlijk uitziende zwart-witopnamen selecteert u een geschikte witbalans.
A De Picture Style aanpassenN U kunt de Picture Style naar wens aanpassen door de individuele parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Zie de volgende pagina voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Druk op de knop . een Picture Style. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een Picture Style te selecteren en druk vervolgens op de knop . een parameter. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een parameter te selecteren en druk vervolgens op <0>. de parameter in.
A De Picture Style aanpassenN Door [Stand.inst.] te selecteren in stap 3, kunt u de standaardparameters van de respectieve Picture Style herstellen. Om opnamen te maken met de gewijzigde Picture Style, volgt u stap 2 op de voorgaande pagina om de Picture Style te selecteren en opnamen te maken. Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen, evenals [Scherpte] en [Contrast].
A De Picture Style vastleggenN U kunt een basis-Picture Style selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt Picture Styles maken met andere parameters voor bijvoorbeeld scherpte en contrast. U kunt ook een Picture Style selecteren die reeds door de meegeleverde software is ingesteld. 1 Druk op de knop . [Gebruiker].
A De Picture Style vastleggenN de parameter in. 6 StelDraai aan het instelwiel <5> om de parameter naar wens in te stellen en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop om de nieuwe Picture Style vast te leggen. Het scherm waarin de Picture Style kan worden gekozen, verschijnt weer. X De basis-Picture Style wordt rechts van [Gebruiker *] weergegeven.
B: De witbalans selecterenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u de witbalans handmatig aanpassen aan de lichtomstandigheden van dat moment. Bij de Basisgebruik-modi wordt automatisch de instelling gebruikt. 1 Druk op de knop . (9) de witbalans.
B: De witbalans selecterenN O Handmatige witbalans Handmatige witbalans wordt gebruikt om voor een specifieke lichtbron handmatig de witbalans in te stellen en zo de nauwkeurigheid te verbeteren. 1 Cirkel van spotmeting Fotografeer een wit object. Het effen witte object moet de cirkel van de spotmeting vullen. Stel handmatig scherp en stel de standaardbelichting in voor het witte onderwerp. U kunt de witbalans instellen. [Handmatige witbalans].
B: De witbalans selecterenN Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt, kan dit een incorrecte witbalans tot gevolg hebben. Als de afbeelding is opgeslagen terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom] (pag. 62), kan deze niet worden geselecteerd in stap 3. In plaats van een wit object kan een kaart met 18% grijs (in de winkel verkrijgbaar) een nauwkeurigere witbalans opleveren. De persoonlijke witbalans die is vastgelegd met de meegeleverde software, wordt vastgelegd onder .
3 WitbalanscorrectieN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversieof kleurcompensatiefilters, zullen deze functie waarderen. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB SHIFT/BKT].
3 WitbalanscorrectieN Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie beelden met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de huidige witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/oranje of magenta/groen. Dit worden reeksopnamen op basis van de witbalans genoemd (WBBKT). Reeksopnamen op basis van de witbalans zijn mogelijk in ± 3 hele stappen.
3 Methoden voor bestandsnummering Het bestandsnummer is te vergelijken met het beeldnummer op een fotorolletje. De opnamen krijgen opeenvolgende bestandsnummers van 0001 tot 9999 en worden opgeslagen in één map. U kunt ook veranderen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer verschijnt op de pc in deze notatie: IMG_0001.JPG. 1 Selecteer [Bestandnr.]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. de methode voor 2 Selecteer bestandsnummering.
3 Methoden voor bestandsnummering Auto reset Stelt de bestandsnummering opnieuw in op 0001 wanneer de CF-kaart wordt vervangen Elke keer dat de CF-kaart wordt vervangen begint de bestandsnummering vanaf 0001. Dit is handig als u de opnamen wilt archiveren per CF-kaart. Als de vervangende CF-kaart opnamen bevat die eerder zijn gemaakt, kan de bestandsnummering van de nieuwe opnamen worden voortgezet vanaf de bestandsnummers van de bestaande opnamen op de kaart.
3 De kleurruimte instellenN De kleurruimte verwijst naar het bereik van reproduceerbare kleuren. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale afbeeldingen wordt sRGB aanbevolen. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 StelSelecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
4 De AF- en transportmodi instellen De zoeker beschikt over negen AF-punten. Door het optimale AF-punt te kiezen, kunt u opnamen met autofocus maken terwijl u toch het gewenste onderwerp in beeld houdt. U kunt ook de AF-modus en de transportmodus instellen die het meest geschikt zijn voor de opnameomstandigheden en het onderwerp. De asterisk M rechts naast de paginatitel geeft aan dat de desbetreffende functie alleen beschikbaar is in de Creatief gebruik-modi (d, s, f, a, 8).
f: De AF-modus selecterenN Selecteer de AF-modus die past bij de opnameomstandigheden en het onderwerp. In de Basisgebruik-modi wordt de optimale AF-modus automatisch ingesteld. 1 Stel op de lens de focusinstellingsknop in op . het programmakeuzewiel in 2 Stel op een Creatief gebruik-modus. 3 Druk op de knop . (9) de AF-modus. 4 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6>.
f: De AF-modus selecterenN Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje in de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of raadpleeg "Als autofocus niet werkt" (pag. 80). Als in het menu [1 Pieptoon] is ingesteld op [Uit], hoort u geen pieptoon als er op het onderwerp is scherpgesteld.
S Het AF-punt selecterenN Selecteer een van de negen AF-punten voor automatisch scherpstellen. In de Basisgebruik-modi en <8> treedt de automatische AF-puntselectie automatisch in werking. U kunt het AF-punt niet selecteren. 1 Druk op de knop . (9) X Het geselecteerde AF-punt wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. Als alle AF-punten oplichten in de zoeker betekent dit dat de automatische AF-puntselectie in werking is. het AF-punt.
S Het AF-punt selecterenN Denk aan het volgende wanneer u naar het LCD-paneel kijkt om het AFpunt te selecteren: Automatische selectie rechts , midden , , boven Selecteer het middelste AF-punt als er geen scherpstelling kan worden bereikt met behulp van het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor de EOS. Het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser Als u onder slechte lichtomstandigheden de ontspanknop half indrukt, geeft de flitser een korte reeks flitsen.
Als autofocus niet werkt Met autofocus lukt het niet altijd om op het onderwerp scherp te stellen (het focusbevestigingslampje knippert dan). Dit kan voorkomen bij ondermeer de volgende onderwerpen: Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast Voorbeeld: strakblauwe lucht, muren met een effen kleur, enz. Onderwerpen in slecht licht Reflecterende onderwerpen en onderwerpen met extreem tegenlicht Voorbeeld: auto met reflecterende carrosserie, enz.
i De transportmodus selecterenN De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continu-opnamen. In de Basisgebruik-modi wordt de optimale transportmodus automatisch ingesteld. 1 Druk op de knop . (9) de transportmodus. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> terwijl u naar het LCD-paneel kijkt. u : Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er een opname gemaakt. o: Continu-opnamen met hoge snelheid (Max. 6,5 opnamen per seconde) i : Continu-opnamen met lage snelheid (max.
j De zelfontspanner Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt. De (zelfontspanner (10 sec.) ) kan in alle opnamemodi worden gebruikt. 1 Druk op de knop . (9) of . 2 Selecteer Kijk op het LCD-paneel en draai het instelwiel <5> om of te selecteren. j : zelfontspanner (10 sec.) l : zelfontspanner (2 sec.) N de opname. 3 Maak Stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in. X De opname wordt gemaakt na het verstrijken van de vertraging.
5 Geavanceerde functies Cre ati ef ik bru ge Met de Creatief gebruik-modi kunt u de sluitertijd of het diafragma instellen om het gewenste resultaat te krijgen. U hebt de controle over de camera. De asterisk M rechts naast de paginatitel geeft aan dat de desbetreffende functie alleen beschikbaar is in de Creatief gebruik-modi (d, s, f, a, 8). Als u de ontspanknop half indrukt en weer loslaat, wordt de informatie op het LCD-paneel en in de zoeker nog ongeveer 4 seconden (0) weergegeven.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste passen bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE-programma. * staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op het onderwerp. 2 StelKijkscherp door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Als de sluitertijd "30"" en de maximumdiafragmawaarde knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-waarde of gebruik de flitser. Wanneer de sluitertijd "8000" en de minimale diafragmawaarde knipperen, is er sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-waarde of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
s: AE-sluiterprioriteit In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch de diafragmawaarde in om de correcte belichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE-sluiterprioriteit. Een kortere sluitertijd kan de actie of het bewegend onderwerp als het ware doen stilstaan. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * staat voor tijdwaarde.
s: AE-sluiterprioriteit Als de maximumdiafragmawaarde knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-waarde in. Als de minimale diafragmawaarde knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-waarde in.
f: AE-diafragmaprioriteit In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de correcte belichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE-diafragmaprioriteit. Bij een hoger f/getal (kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling. Bij een lager f/getal (groter diafragma) vallen daarentegen de voorgrond en achtergrond minder samen binnen de acceptabele scherpstelling.
f: AE-diafragmaprioriteit Als de sluitertijd "30"" knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f/getal) in te stellen totdat het knipperen stopt, of stel een hogere ISO-waarde in. Als de sluitertijd "8000" knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kleiner diafragma (groter f/getal) in te stellen totdat het knipperen stopt, of stel een lagere ISO-waarde in.
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode wordt handmatige belichting genoemd. * staat voor handmatig. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . de sluitertijd en het 2 Stel diafragma in. Draai aan het instelwiel <6> om de sluitertijd in te stellen.
8: Automatische scherptediepte AE Objecten op de voorgrond en op de achtergrond worden automatisch scherpgesteld. Alle AF-punten functioneren om het onderwerp waar te nemen en het diafragma dat vereist is voor de benodigde scherptediepte, wordt automatisch ingesteld. * <8> betekent automatische scherptediepte. Deze modus stelt de scherptediepte automatisch in. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. scherp op het onderwerp. 2 StelRicht de AF-punten op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
q De lichtmeetmodus selecterenN Er zijn vier lichtmeetmodi beschikbaar: meervlaks meting, deelmeting, spotmeting en gemiddelde meting met nadruk op het midden. Bij de Basisgebruik-modi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. 1 Druk op de knop . (9) de lichtmeetmodus. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. q: Meervlaks meting w: Deelmeting r: Spotmeting e: Centrum gew.
De belichtingscompensatie instellenN Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting te wijzigen die door de camera is ingesteld. U kunt het beeld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) maken. U kunt de belichtingscompensatie instellen op ±2 stappen met tussenstappen van 1/3. 1 Draai het programmakeuzewiel naar een willekeurige Creatief gebruik-modus, behalve . de belichtingsniveau2 Controleer indicator.
3 Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N Als de sluitertijd of het diafragma automatisch worden gewijzigd, wordt het belichtingsniveau gewijzigd tot ±2 stappen met tussenstappen van 1/3 voor drie opeenvolgende opnamen. Dit heet AEB. * AEB staat voor "Auto Exposure Bracketing" (reeksopnamen met automatische belichting). 1 Selecteer [AEB]. Op het tabblad [2] selecteert u [AEB] en drukt u vervolgens op <0>. een waarde voor AEB in.
A AE-vergrendelingN Gebruik AE-vergrendeling wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het gebied van de belichtingsmeting of wanneer u meerdere foto's wilt nemen met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de foto. Dit heet AE-vergrendeling. Dit is geschikt voor onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. X De belichtingsinstelling wordt weergegeven.
Bulb-opnamen Als bulb is ingesteld, blijft de sluiter open terwijl u de ontspanknop volledig indrukt, en wordt deze gesloten als u de ontspanknop los laat. Dit wordt bulb-belichting genoemd. Gebruik de instelling voor bulb-belichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . de sluitertijd in op "buLb.
Bulb-opnamen De oculairdop gebruiken Als u een opname maakt zonder door de zoeker te kijken, kan er licht door het oculair vallen, wat een nadelige invloed heeft op de belichting. Om dit te voorkomen gebruikt u de oculairdop die is bevestigd aan de draagriem van de camera. 1 Verwijder de oogschelp. Duw de oogdop van onderaf omhoog. de oculairdop. 2 Bevestig Schuif de oculairdop in de desbetreffende gleuf naar beneden om deze te bevestigen.
Spiegel opklappenN Hoewel het gebruik van de zelfontspanner of afstandsbediening bewegingsonscherpte kan voorkomen, kan het bij gebruik van een supertelelens of het maken van close-ups ook helpen om de spiegel op te klappen en zo bij het afdrukken te voorkomen dat de camera trilt vanwege de opklappende spiegel. Als de instelling [8C.Fn III -7] (Spiegel opklappen) is ingesteld op [1:Inschakelen] (pag. 160), kunnen opnamen worden gemaakt met een opgeklapte spiegel.
De ingebouwde flitser gebruiken Met automatische E-TTL II-flits worden uiterst nauwkeurige en consistente flitsopnamen verkregen. De ingebouwde flitser gebruiken in Basisgebruik Indien noodzakelijk komt de ingebouwde flitser automatisch naar boven bij slechte lichtomstandigheden of tegenlicht (behalve in de modi <3> <5> en <7>). De ingebouwde flitser gebruiken in Creatief gebruik Ongeacht het lichtniveau kunt u de knop indrukken om de ingebouwde flitser te voorschijn te laten komen.
De ingebouwde flitser gebruiken Effectief bereik van ingebouwde flitser ISOwaarde EF-S 18-55 mm f/3.5-5.6 IS [Meters (bij benadering)] EF-S 17-85 mm f/4-5.
De ingebouwde flitser gebruiken y FlitsbelichtingscompensatieN Net als bij de gewone belichtingscompensatie kunt u ook een belichtingscompensatie voor flitslicht instellen. U kunt de flitsbelichtingscompensatie instellen in ±2 stappen met tussenstappen van 1/3. 1 Vergrote belichting Verminderde belichting Druk op de knop . (9) de flitsbelichtingscompensatie in. 2 StelTerwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <5>.
De ingebouwde flitser gebruiken A FE-vergrendelingN Flitsbelichtingsvergrendeling zorgt voor een correcte flitsbelichting en vergrendelt deze waarde voor ieder deel van een onderwerp. 1 Druk op de knop om de ingebouwde flitser te voorschijn te laten komen. Druk de ontspanknop half in en kijk in de zoeker of het pictogram oplicht. 2 Stel scherp op het onderwerp. op de knop .
3 FlitsbesturingN De ingebouwde flitser en de externe Speedlite kunnen ook via het menu worden ingesteld. Het menu voor de externe Speedlite is alleen van toepassing op Speedlites uit de EX-serie waarvan de functies op de camera kunnen worden ingesteld. Selecteer [Flitsbesturing]. Selecteer op het tabblad [6] de optie [Flitsbesturing] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor flitsbesturing wordt weergegeven. [Flitsen] Stel deze optie normaliter in op [Inschakelen].
3 FlitsbesturingN E-TTL II Voor normale flitsbelichtingen stelt u deze optie in op [Evaluatief]. Als [Gemiddeld] is ingesteld, wordt het gemiddelde van de gehele gemeten scène berekend voor de flitsbelichting als met een externe functie voor flitslichtmeting. Flitsbelichtingscompensatie kan afhankelijk van de scène noodzakelijk zijn. Dit onderdeel is voor geavanceerde gebruikers. De externe Speedlites instellen Selecteer [Func.inst. externe flitser] of [C.Fn-inst. externe flitser].
Externe Speedlites Voor de EOS geschikte Speedlites uit de EX-serie Functioneert in principe als een ingebouwde flitser, voor gemakkelijke bediening. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie op de camera is bevestigd, wordt bijna alle automatische flitsbediening door de camera uitgevoerd. Dit is dus een hoogwaardige flitser die extern wordt aangebracht, in plaats van de ingebouwde flitser. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite-flitser uit de EX-serie voor gedetailleerde instructies.
Externe Speedlites Flitsers van een ander merk gebruiken Synchronisatietijd De camera kan synchroniseren met compacte flitsers van andere merken bij sluitertijden van 1/250 sec. of langzamer. Bij grote studioflitsers is de flitssynchronisatietijd 1/60 seconde of langer. Test de flitser van te voren om er zeker van te zijn dat deze correct synchroniseert met de camera. Pc-aansluiting De pc-aansluiting van de camera is geschikt voor aansluiting van flitsers via een synchronisatiesnoer.
6 Live View-opnamen maken U kunt opnamen maken terwijl u een 'real-time' beeld bekijkt op het LCD-scherm van de camera of op het beeldscherm van een pc. Dit wordt het maken van "Live View-opnamen" genoemd. Tijdens het maken van Live View-opnamen, raden we u af een CFkaart van het type harde schijf (zoals MicroDrive) te gebruiken. Als u Live View-opnamen maakt in direct zonlicht of bij hoge temperaturen, wordt het pictogram < > (waarschuwing voor hoge temperatuur in de camera) op het scherm weergegeven.
Live View-opnamen makenN Tijdens het fotograferen kunt u in plaats van door de zoeker te kijken ook een real-time beeld op het LCD-scherm van de camera bekijken. U kunt geen Live View-opnamen maken in de Basisgebruik-modi. Live View-opnamen - voorbereiding de focusinstellingsknop in 1 Stel op . in. 2 StelSteldedeopnamemodus opnamemodus in op een Creatief gebruik-modus. [Live view functie inst.]. 3 Selecteer Selecteer op het tabblad [6] de optie [Live view functie inst.] en druk vervolgens op <0>.
Live View-opnamen makenN Live View-beeld weergeven op het LCD-scherm Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op <0>. X Het Live View-beeld wordt in real-time op het LCD-beeldscherm weergegeven met een weergaveoppervlak van ongeveer 100%. Wanneer u de meegeleverde videokabel gebruikt om de camera op een televisie aan te sluiten, kunt u de opnamen op de televisie bekijken. (pag.
Live View-opnamen makenN De opname vergroten voor handmatig scherpstellen 1 Verplaats het scherpstelkader naar het gedeelte waarop u wilt scherpstellen. Gebruik <9> om het scherpstelkader voor volledige weergave te verplaatsen. Als u <9> volledig indrukt, gaat het scherpstelkader weer terug naar het midden. op de knop . 2 Druk X Het scherpstelkader wordt vergroot.
Live View-opnamen makenN De opname maken 1 Bekijk de compositie. Druk op de knop om de opnamecompositie in volledige weergave te bekijken. de weergegeven 2 Controleer sluitertijd en diafragmawaarde. de opname. 3 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. X De foto wordt gemaakt en het vastgelegde beeld wordt op het LCDbeeldscherm weergegeven. X Nadat de opname is weergegeven, keert de camera automatisch terug naar de modus voor het maken van Live View-opnamen.
Live View-opnamen makenN Het informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. Histogram (Helderheid/ RGB) Scherpstelkader Live Viewbelichtingssimulatie (C.Fn IV -7) Batterijcontrole Picture Style AE-vergrendeling ISO-waarde Flitser gereed Resterende opnamen Belichtingsniveau Sluitertijd Diafragma Flitsbelichtingscompensatie Wanneer [Rasterweergave] in het menu[6 Live view functie inst.
Live View-opnamen makenN Stille opnamen maken In dit gedeelte vindt u aanwijzingen voor het instellen van [Stille opname] van het menu [6 Live view functie inst.]. Modus 1 Het opnamegeluid is stiller dan wanneer u Live View-opnamen niet gebruikt. U kunt ook continu-opnamen maken. Bij continu-opnamen met hoge snelheid is dat ongeveer 6 fps. Modus 2 Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt.
Live View-opnamen makenN Scherpstellen met AF Als de instelling [8C.Fn III -6] (AF tijdens Live view opname) is ingesteld op [Inschakelen], kunt u scherpstellen met de knop
. Stel de focusinstellingsknop in op , de AF-modus op en selecteer het middelste AF-punt. Druk op <0> als u het Live View1 beeld wilt weergeven. op het onderwerp. 2 StelZorgscherp ervoor dat het onderwerp binnen het scherpstelkader valt en druk op de knop .
7 Opnameweergave In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen kunt weergeven. U leest onder andere hoe u opnamen kunt wissen en hoe u ze kunt weergeven op een tv-scherm. Opnamen gemaakt met een andere camera: De camera kan opnamen die met een andere camera zijn gemaakt, of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd, mogelijk niet correct weergeven.
x Opnameweergave Weergave van één opname 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . X De laatst gemaakte opname of de laatst bekeken opname wordt weergegeven. de opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Als u de opnamen in chronologische volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel rechtsom. Druk op de knop om naar een ander weergaveformaat over te gaan.
x Opnameweergave Weergave met opname-informatie Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie Beveiligen Mapnummer - Bestandsnummer CF-kaart Diafragma Histogram (Helderheid/RGB) Sluitertijd Picture Styleinstellingen Lichtmeetmodus Opnamemodus ISO-waarde Kleurtemperatuur als
is ingesteld Opnamekwaliteit Bestandsnummer/ Totaalaantal opgeslagen opnamen Witbalans Witbalanscorrectie Kleurruimte Datum en tijd Originele opname (verificatie) gegevens opgeslagen Bestandsgrootte Over
x Opnameweergave Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau, de algehele helderheid en de gradatie. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en de kleurgradatie. De histogramweergave kan worden gewisseld via het menu [4 Histogram]. Weergave van de [Helderheid] Voorbeeldhistogrammen Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling van het helderheidsniveau van de opname.
x Opnameweergave Indexweergave 1 Schakel de indexweergave in. Druk tijdens de opnameweergave op de knop . X Er verschijnt een index van vier opnamen. De momenteel geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een blauwe rand. Druk nogmaals op de knop als u wilt overschakelen naar een index met negen opnamen. de afbeelding. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de blauwe rand te verschuiven. Druk op de knop om een opname weer te geven.
x Opnameweergave u/y Vergrote weergave Vergroot de opname. Druk tijdens de opnameweergave op de knop om de opname te vergroten. U kunt de opname tot 10x vergroten door de knop ingedrukt te houden. Druk op de knop om de vergroting te reduceren. Scroll met <9> in elke willekeurige richting door de vergrote opname. Vergroot gebied Tijdens het pauzeren kunt u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om een andere opname weer te geven.
x Opnameweergave 3 Automatische weergave U kunt de opnamen op de CF-kaart weergeven in een automatische diapresentatie. Elke opname wordt ongeveer 4 seconden weergegeven. 1 Selecteer [Autom. afspelen]. Selecteer [Autom. afspelen] op het tabblad [4] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor automatisch afspelen wordt weergegeven. het automatisch afspelen. 2 Start X Nadat de tekst [Laden van beeld...] Ð gedurende een aantal seconden is weergegeven, begint het automatisch afspelen.
x Opnameweergave Opnamen op de tv bekijken Als u de camera op een televisie aansluit met de meegeleverde videokabel, kunt u de opnamen op een televisie bekijken. Schakel de camera en de televisie uit voordat u ze aansluit. 1 Sluit de camera aan op de tv. Open het klepje van de aansluitingen van de camera. Gebruik de meegeleverde videokabel om de video OUT-aansluiting van de camera te verbinden met de VIDEO IN-aansluiting van uw tv.
3 Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen voorkomt u dat deze per ongeluk worden gewist. 1 Pictogram Wisbeveiliging Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met beveiligingsinstellingen verschijnt. de afbeelding. 2 Beveilig Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>. X Als een opname is beveiligd, wordt het pictogram weergegeven op het scherm.
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen (pag. 123) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden hersteld. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Om te voorkomen dat belangrijke opnamen per ongeluk worden gewist, kunt u ze beveiligen. Een opname wissen de opname weer die u wilt 1 Geef wissen. op de knop . 2 Druk Het wismenu verschijnt onder in het scherm. 3 Wis de opname.
De instellingen voor opnameweergave wijzigen 3 De helderheid van het LCD-scherm instellen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te lezen is. 1 Selecteer [LCD helderheid]. Selecteer op het tabblad [6] de optie [LCD helderheid] en druk vervolgens op <0>. helderheid aan. 2 PasKijkdenaar het grijze diagram en draai aan het instelwiel <5>. Druk vervolgens op <0>. Als u de belichting van de opname wilt controleren, kijkt u naar het histogram (pag. 118).
De instellingen voor opnameweergave wijzigen 3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch geroteerd, zodat ze ook verticaal op het LCD-scherm van de camera of op de pc worden weergegeven, in plaats van horizontaal. De instelling van deze functie kan worden veranderd. 1 Selecteer [Beeld omkeren]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Beeld omkeren] en druk vervolgens op <0>. de weergave voor Beeld omkeren in.
8 Sensorreiniging De voorzijde van de beeldsensor (low-pass-filter) beschikt over een reinigingseenheid die automatisch stof verwijdert. Ook kan stofwisdata aan de opname worden toegevoegd, zodat achtergebleven stofdeeltjes automatisch met Digital Photo Professional (meegeleverde software) kunnen worden verwijderd. Stof vermijden Vervang lenzen op een plaats die zoveel mogelijk stofvrij is. Breng de cameradop aan op de camera wanneer u deze zonder lens bewaart.
3 Automatische sensorreiniging Telkens wanneer u de aan-uitschakelaar op <1/J> of <2> zet, schudt de zelfreinigende sensor automatisch (gedurende ongeveer 1 sec.) het stof op de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op ieder gewenst moment activeren of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>.
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal gewoonlijk het meeste stof dat op opnamen zichtbaar is, verwijderen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de afbeelding toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Neem een effen wit object (bijvoorbeeld een vel papier). Stel de brandpuntafstand van de lens in op 50 mm of meer.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20 - 30 cm met het effen witte object en neem een foto. X De foto wordt in de modus AEdiafragmaprioriteit met een diafragma van f/22 gemaakt. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al zit er geen CF-kaart in de camera. X De gegevens worden opgehaald zodra de foto is genomen. Zodra de gegevens zijn opgehaald, wordt er een bericht weergegeven.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een blaasbuisje (zonder borstel) of een vergelijkbaar hulpmiddel. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. Haal de lens van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>.
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor moet u geen van de volgende handelingen verrichten. Als de stroom wordt uitgeschakeld, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen en de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • Het deksel van het batterijcompartiment openen. • Het deksel van de CF-kaartsleuf openen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje.
9 Rechtstreeks afdrukken vanaf de camera/Digital Print Order Format U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de CF-kaart afdrukken. De camera is compatibel met "wPictBridge", de standaard voor rechtstreeks afdrukken. U kunt ook opnamen op de CF-kaart selecteren om af te drukken. (pag. 143) DPOF DPOF (Digital Print Order Format) is een standaard voor het vastleggen van afdrukinstructies (selectie van opnamen, aantal exemplaren enzovoort) op de CF-kaart.
Het afdrukken voorbereiden U kunt de procedure voor rechtstreeks afdrukken helemaal uitvoeren via het LCD-scherm van uw camera. De camera op een printer aansluiten 1 Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. de camera op de printer aan. 3 SluitGebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge weer. 6 GeefDrukdeopopname de knop . X De opname wordt weergegeven en het pictogram dat in de linkerbovenhoek van het scherm verschijnt, geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. X Het lampje van de knop zal blauw oplichten. De camera kan niet worden gebruikt bij printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik uitsluitend de meegeleverde interfacekabel als u de camera op een printer aansluit.
wAfdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. Pictogram Aangesloten printer 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksbovenin het LCDscherm het pictogram wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die moet worden afgedrukt. op <0>. 2 Druk X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt.
wAfdrukken QHet papierformaat instellen Draai aan het instelwiel <5> om het papierformaat te selecteren dat in de printer is geplaatst en druk op <0>. X Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven. YDe papiersoort instellen Draai aan het instelwiel <5> om de papiersoort te selecteren die in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>.
wAfdrukken afdrukeffecten in. 4 StelSteldedeze naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om het item rechtsboven in het scherm te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als naast het pictogram wordt weergegeven, kunnen de afdrukeffecten ook worden aangepast. (pag. 140) Draai vervolgens aan het instelwiel <5> om het gewenste afdrukeffect te selecteren en druk op <0>. Item Omschrijving De afdrukkenmerken zijn dezelfde als die voor de instelling "Aan". Er wordt geen automatische correctie uitgevoerd.
wAfdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Stel deze naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om te selecteren en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>. aantal exemplaren in. 6 StelStelhetdeze naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om te selecteren en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om het aantal exemplaren in te stellen en druk vervolgens op <0>. met afdrukken.
wAfdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect op pagina 138 bij stap 4. Druk op de knop als naast het pictogram wordt weergegeven. Vervolgens kunt u het afdrukeffect aanpassen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hiermee stelt u de helderheid van de afbeelding in. Levels aanp.
wAfdrukken De opname bijsnijden U kunt de opname bijsnijden en alleen het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Snijd de opname bij vlak voordat u deze afdrukt. Als u eerst het bijsnijden instelt en vervolgens de afdrukinstellingen, is het mogelijk dat u het bijsnijden opnieuw moet instellen. 1 Selecteer [Afstellen] op het scherm voor afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en proportie van het bijsnijdkader in.
wAfdrukken Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt aangegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Bij een korrelige opname wordt het bijsnijdkader rood. Kijk op het LCD-scherm van de camera als u de opname bijsnijdt. Als u de opname bekijkt op een tv-scherm, is het mogelijk dat het bijsnijdkader niet correct wordt weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) Stel het afdruktype in en of de datum en het bestandnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Deze kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen. 1 Selecteer [Print opties]. X Selecteer [Print opties] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. [Stel in]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> en selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype K Standaard Er wordt één afbeelding afgedrukt. L Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per blad. K L Beide Zowel de standaard- als de indexafdrukken worden gemaakt. Aan Datum Uit File No. Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname op de afdruk weergegeven. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname op de afdruk weergegeven. 4 Verlaat de instelling. Druk op de knop <7>.
W Digital Print Order Format (DPOF) Een afdruktaak opgeven Sel.Beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de overdrachtsopdracht toe. Druk op de knop voor een weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk na voltooiing van de afdruktaak op de knop om de afdruktaak op de CF-kaart op te slaan.
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Het afdrukken voorbereiden. Zie pagina 134. Volg stap 1 - 5 bij "De camera op een printer aansluiten". 2 Selecteer [Print opties] op het tabblad [3]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera is aangesloten op een printer en het mogelijk is om af te drukken. 4 Stel de [Papier inst.] in. (pag. 136) Stel de afdrukeffecten (pag. 138) in naar uw eigen voorkeur.
10 Opnamen overbrengen naar een computer U kunt met de camera opnamen op de CF-kaart selecteren en deze vervolgens rechtstreeks naar een pc overzetten. Als de met de camera meegeleverde computersoftware (cd-rom EOS DIGITAL Solution Disk) op uw pc is geïnstalleerd, kunt u de opnamen eenvoudig overzetten. U hoeft de pc daarvoor niet aan te zetten. Raadpleeg de Cd-romgids voor meer informatie over het installeren van de meegeleverde software.
d Opnamen overbrengen naar een computer Voordat u de camera aansluit op de pc, dient u eerst de EOS DIGITAL Solution Disk-software (op de cd-rom die met de camera is meegeleverd) op de pc te installeren. Voorbereiding voor opnameoverdracht 1 Sluit de camera aan op de pc. Schakel de camera uit en gebruik de meegeleverde interfacekabel. Als u de stekker van de kabel in de aansluiting van de camera steekt, moet het pictogram van de stekker naar de voorzijde van de camera wijzen.
d Opnamen overbrengen naar een computer Opnamen overbrengen naar een computer De opnamen die naar de pc zijn overgezet, worden gerangschikt op opnamedatum en in Windows opgeslagen in de map [My Pictures/ Mijn afbeeldingen] en in Macintosh in de map [Pictures/Afbeeldingen]. Selecteer de gewenste optie en druk vervolgens op de knop . Het blauwe lampje van de knop knippert en de opnameoverdracht begint. Wanneer de opnameoverdracht is voltooid, blijft het blauwe lampje branden.
d Opnamen overbrengen naar een computer 3 Opnamen selecteren die moeten worden overgezet Op het tabblad [3] kunt u met [Opdracht verplaatsen] selecteren welke opnamen naar een pc moeten worden overgezet. Door op de voorgaande pagina [Opdracht verplaatsen beeld.] te selecteren, zet u de geselecteerde opnamen over. Sel.Beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de overdrachtsopdracht toe. Druk op <0> om de weergegeven opname aan de overdrachtsopdracht toe te voegen.
11 De camera aanpassen aan uw voorkeuren Met persoonlijke voorkeuzen kunt u de camerafuncties aan uw persoonlijke voorkeuren aanpassen. U kunt de huidige camera-instellingen ook opslaan onder de standen , en van het programmakeuzewiel. De functies die in dit hoofdstuk worden toegelicht, zijn alleen van toepassing op de Creatief gebruik-modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer [8]. Draai aan het instelwiel <6> om het tabblad [8] te selecteren. de groep. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om C.Fn I - IV te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nr. persoonlijke voorkeuze Selecteer het nummer van de 3 persoonlijke voorkeuze. Draai aan het instelwiel <5> om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. 4 Wijzig de instelling.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN Persoonlijke voorkeuzen C.Fn I: Belichting 1 2 3 4 5 6 7 Belichtingsniveau verhoging ISO stappen ISO vergroten Bracketing automatisch annuleren Bracketing volgorde Veiligheidsshift Flits synchronisatie snelheid Av mode C.Fn II: Opname 1 2 3 Ruisreductie lange sluitertijd Hoge ISO ruisreductie Lichte tonen prioriteit C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Opname, C.Fn III: Auto focus/Drive, C.Fn IV: Bediening/Overig. C.Fn I: Belichting C.Fn I -1 Belichtingsniveau verhoging 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Stelt verhogingen in stappen van 1/2 in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscompensatie, AEB enzovoort. Dit is effectief als u de belichting wilt regelen in kleinere stappen dan 1/3.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I -4 Bracketing automatisch annuleren 0: Aan De AEB- en WB-BKT-instellingen worden geannuleerd als u de aanuitschakelaar op <2> zet of de camera-instellingen wist. AEB wordt ook geannuleerd als de flitser gereed is voor gebruik. 1: Uit De instellingen voor AEB en WB-BKT worden gehandhaafd, zelfs als de aan-uitschakelaar op <2> wordt gezet. (Als de flitser gereed is, wordt AEB geannuleerd. De waarde voor AEB wordt echter in het geheugen bewaard.) C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: Beeld C.Fn II -1 Ruisreductie lange sluitertijd 0: Uit 1: Automatisch Voor een belichtingstijd van 1 sec. of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis wegens lange belichting wordt gedetecteerd. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief. 2: Aan Ruisreductie wordt uitgevoerd voor alle belichtingstijden van 1 sec. of langer).
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -3 Lichte tonen prioriteit 0: Uitschakelen 1: Inschak. Verbetert de details in lichte tonen. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tonen. De overgang tussen grijstinten en lichte tonen wordt geleidelijker. Bij instelling 1 kan iets meer ruis dan normaal optreden in schaduwrijke partijen. Bij instelling 1 ligt het instelbare ISO-waardebereik tussen 200 en 1600.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III -2 Lens AF-stopknopfunctie 0: AF-stop 1: AF-start AF werkt alleen als de knop wordt ingedrukt. Wanneer u de knop ingedrukt houdt, wordt de AF van de camera uitgeschakeld. 2: AE-vergrendeling AE-vergrendeling wordt toegepast wanneer u de knop indrukt. Dit komt van pas als u wilt meten en scherpstellen op verschillende delen van de opname.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III -3 AF punt selectiemethode 0: Normaal Druk op de knop en gebruik <9> om het AF-punt te selecteren. 1: Subinstelwiel Zonder eerst op de knop te drukken, kunt u de Multifunctionele knop <9> gebruiken om het gewenste AF-punt te selecteren. Wanneer u op de knop drukt, wordt de automatische AF-puntselectie ingesteld. 2: Hoofdinstelwiel Zonder eerst op de knop te drukken, kunt u de knop <5> gebruiken om het gewenste AF-punt te selecteren.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III -6 AF tijdens Live view opname 0: Uitschakelen 1: Inschak. U kunt het Live View-beeld tijdens het maken van Live View-opnamen net zo lang als u wilt onderbreken door de knop
ingedrukt te houden. C.Fn III -7 Spiegel opklappen Voorkomt het trillen van de camera door de spiegelbeweging, die hinderlijk kan zijn bij het maken van opnamen met supertelelenzen en het maken van close-ups. Zie pagina 98 voor het opklappen van de spiegel.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn IV -2 AF-AAN/AE vergrendeling Knop 0: Uitschakelen 1: Inschak. De functies van de knoppen
en worden verwisseld. Druk, als 1 is ingesteld, op de knop om de opname-index weer te geven of de beeldweergave te verkleinen. C.Fn IV -3 SETknop functie bij opname U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Als de camera gereed is voor het maken van een opname, kunt u op <0> drukken.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn IV -5 Matglas De camera heeft verwisselbare matglazen. Deze persoonlijke voorkeuze dient te worden ingesteld zodat de belichtingscorrectie overeenkomt met het bijbehorende matglas. 0: Ef-A 1: Ef-D 2: Ef-S Kenmerken van matglas Ef-A: Standaardprecisiemat Standaardmatglas dat met de camera wordt geleverd. Voor een heldere zoeker en eenvoudig handmatig scherpstellen. Ef-D: Precisiemat met raster Dit is hetzelfde als Ef-A maar dan met een raster.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn IV -6 Voeg originele data toe 0: Uit 1: Aan De gegevens die aangeven dat de opnamen origineel zijn, worden automatisch aan de opnamen toegevoegd. Als de opnamegegevens van een opname waaraan verificatiegegevens zijn toegevoegd, worden weergegeven (pag. 117), verschijnt het pictogram . De beveiligingsset voor originele gegevens OSK-E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) is nodig om te kunnen controleren of een opname origineel is. C.
3 My Menu vastleggenN U kunt sneller toegang krijgen tot functies door maximaal zes veelgebruikte menu's en persoonlijke voorkeuzen vast te leggen. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Registreer]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Registreer] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de gewenste items vast. 3 LegDraai aan het instelwiel <5> om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Gebruikersinstellingen voor de camera vastleggenN Onder de standen , en van het programmakeuzewiel kunt u de meeste van de huidige camera-instellingen vastleggen, zoals uw favoriete opnamemodus, menu's, persoonlijke voorkeuzen enzovoort. 1 Selecteer [Cameragebruikersinstelling]. Selecteer [Cameragebruikersinstelling] op het tabblad [7] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Registreren]. de gebruikersinstelling voor de camera vast.
12 Referentie Dit hoofdstuk bevat naslaginformatie over de functies van de camera, systeemaccessoires en andere zaken. Het hoofdstuk bevat achterin een index om het opzoeken te vereenvoudigen.
B Camera-instellingen controleren Wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop . Dan worden "Camera-inst." en "Opnamefunc." weergegeven. Als "Opnamefunc." wordt weergegeven, kunt u de ISO-waarde en andere opnamefuncties instellen via het LCD-scherm. Geef "Camera-inst." en "Opnamefunc." weer. Druk op de knop . X Met de knop schakelt u tussen de twee schermen. Geef een van de schermen weer. Met het menu [5 INFO-knop] kunt u [Camera-inst.] of [Opnamefunc. ] weergeven.
B Camera-instellingen controleren Opnamefuncties Belichtingsvergrendeling Diafragma Sluitertijd Ingebouwde flitser herstellen (BEZIG) Flitser gebruiksklaar Flitsbelichtingsvergrendeling High-speed flitssynchronisatie Batterijcontrole ISO-waarde Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Picture Style Flitsbelichtingscompensatie Drive mode Opnamekwaliteit Max.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft u het batterijniveau niet in de gaten te houden. 1 Sluit de DC-stekker aan. Plaats de stekker van de gelijkstroomkoppeling in de aansluitbus van de AC-adapter. aan. 2 SluitSluithethetnetsnoer netsnoer aan op de ACadapter. Steek de uitsteeksels in het stopcontact. Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u klaar bent. het snoer in de groef.
De batterij voor datum/tijd vervangen De datum/tijd-batterij (back-up) onderhoudt de datum en tijd van de camera. De levensduur van de batterij is ongeveer 5 jaar. Als de datum/tijd wordt gereset wanneer de batterij wordt vervangen, vervangt u de back-upbatterij door een nieuwe CR2016-lithiumbatterij, zoals hieronder wordt uitgelegd. De datum/tijd-instelling gaat verloren en u moet de correcte datum en tijd opnieuw instellen. 1 Zet de aan-uitschakelaar op <2>. 2 Verwijder de batterij.
Functiemogelijkhedentabel o: Automatisch ingesteld k: Door gebruiker in te stellen : Niet selecteerbaar Basisgebruik Programmakeuzewiel Kwaliteit ISOwaarde 1 2 3 4 5 6 7 d k k k k k k k k k k k k RAW k k k k k RAW + JPEG k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k Neutraal k k k k k Natuurlijk k k k k k Monochroom k k k k k Gebruiker k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k
Functiemogelijkhedentabel o: Automatisch ingesteld k: Door gebruiker in te stellen : Niet selecteerbaar Basisgebruik Programmakeuzewiel Creatief gebruik Lichtmeetmodus Belichting Transportmodus 1 2 3 4 5 6 7 d o o o o o o o k k k k k Deelmeting k k k k k Spot k k k k k Gemiddelde meting met nadruk op midden k k k k k Programmakeuze k Belichtingscompensatie k k k AEB k k k AE-vergrendeling k k k Preview scherptediepte k k k k k k k k k k k
Handleiding Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen eerst de Handleiding Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Voeding De batterij kan niet worden opgeladen met de meegeleverde batterijoplader. Laad uitsluitend batterijen op van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512. De camera werkt niet, zelfs niet als de aan-uitschakelaar op <1> staat. De batterij is niet correct in de camera geplaatst. (pag.
Handleiding Problemen oplossen Opname Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. De CF-kaart is niet goed geplaatst. (pag. 28) Vervang de CF-kaart als die vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken. (pag. 28 en 124) Als u probeert om scherp te stellen in de modus 1-beeld AF terwijl het focusbevestigingslampje in de zoeker knippert, kan er geen foto worden gemaakt. Druk de ontspanknop nogmaals half in om scherp te stellen of stel handmatig scherp. (pag.
Handleiding Problemen oplossen Er kunnen geen Live View-opnamen worden gemaakt. Gebruik bij het maken van Live View-opnamen een CF-kaart (het wordt niet aanbevolen om een CF-kaart te gebruiken die functioneert als een harde schijf, zoals een MicroDrive). Een dergelijke CF-kaart functioneert in een lager temperatuurbereik dan normale CF-kaarten. Als de temperatuur te veel oploopt, kan het maken van Live Viewopnamen tijdelijk worden onderbroken om schade aan de harde schijf van de kaart te voorkomen.
Foutcodes Als er zich een probleem voordoet met de camera, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Als u het foutenscherm wilt verwijderen, zet u de stroomschakelaar uit en weer aan of installeert u de batterij opnieuw. Wanneer fout 02 (Probleem met CF-kaart) Maatregelen wordt weergegeven, verwijdert en installeert u de CF-kaart opnieuw of formatteert u deze. Hiermee is het probleem wellicht verholpen.
Systeemoverzicht Oculairverlengstuk EP-EX15 Rubberframe Eb Dioptrische aanpassingslenzen E-serie ST-E2 220EX 430EX 580EX II Macro Ring Lite MR-14EX Standaardaccessoires Macro Twin Lite MT-24EX Matglas Ef-A Oogschelp Eb Hoekzoeker C Matglas Ef-D Ef-S Batterijgreep BG-E2N Brede draagriem EW-100DGR Batterijoplader CG-580 of CB-5L Batterij BP-511A Batterij BP-511A, BP-514 CR2016-lithiumbatterij voor datum/tijd Compacte stroomadapter CA-PS400 Batterijmagazijn AC-adapter DC-koppeling BGM-E2 AC
Systeemoverzicht Afstandsbediening Afstandsbediening Draadloze met timer TC-80N3 RS-80N3 afstandsbediening LC-5 EF-lenzen EF-S-lenzen TV/Video Wireless File Transmitter WFT-E3 Videokabel VC-100 USB externe media EOS DIGITAL EOS DIGITAL Solution Disk Software Instruction Manuals Disk USB GPS-apparaat Toegangspunt draadloos LAN Interfacekabel IFC-200U Adapter draadloos LAN Ethernet-poort Interfacekabel IFC-500U Computer USB-poort Beveiligingsset voor originele gegevens OSK-E3 CF-kaart Kaartleze
De batterijgreep gebruiken Lees de volgende informatie door als u van plan bent de camera te gebruiken met de batterijgreep BG-E2, die oorspronkelijk speciaal is gemaakt voor de EOS 20D en EOS 30D. Ga voor andere instructies dan de hieronder beschreven onderwerpen "Het deksel van het batterijcompartiment openen" en "Levensduur batterij", raadpleeg dan de instructiehandleiding van de batterijgreep BG-E2. Als u de batterijgreep BG-E2N hebt, lees dan de bijbehorende instructiehandleiding.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele lenzen: Lensvatting: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser CF-kaart van type I of II * Compatibel met Microdrive en CF-kaarten van 2 GB of meer * Opnemen op externe USB-media mogelijk als de Wireless File Transmitter WFT-E3 is bevestigd 22,2 x 14,8 mm Canon EF-lenzen (inclusief EF-S-lenzen) (voor deze lenzen geldt dat bij een analoge camera de brandpuntsafstand met ongeveer 1,6 moet worden vermenigvuldigd) EF-vatt
Specificaties Opnamefuncties: Als de WFT-E3 is bevestigd, kunt u als volgt opnamen maken op de CFkaart en externe USB-media die op de WFT-E3 zijn aangesloten: (1) Standaard (2) Automatisch schakelen tussen opnamemedia (3) Afzonderlijke opnamen volgens opnamekwaliteit (4) Beelden met hetzelfde formaat opnemen Back-ups maken van opnamen: ingeschakeld met WFT-E3 bevestigd • Witbalans Type: Automatisch, daglicht, schaduw, bewolkt, lamplicht, wit TL-licht, flits, handmatig, kleurtemperatuurinstelling Automat
Specificaties AF-puntselectie: Automatische selectie, handmatige selectie Weergave van geselecteerd AF-punt: Ingespiegeld in zoeker en aangegeven op het LCD-paneel AF-hulplicht: Kleine serie flitsen door de ingebouwde flitser Effectief bereik: Circa 4,0 m in het midden, ongeveer 3,5 m aan de buitenkant • Belichting Lichtmeetmodi: Meetbereik: Belichtingscontrole: TTL-meting volle lensopening met 35 zones • Meervlaksmeting (koppelbaar aan elk AF-punt) • Deelmeting (circa 9% van de zoeker in het midden) •
Specificaties Bereik van de flitser: Beeldhoek 17 mm-lens Flitsbelichtingscompensatie: ± 2 stappen met tussenstappen van 1/3 of 1/2 Flitsbelichtingsvergrendeling: Beschikbaar • Externe Speedlite Compatibele flitser: Flitsmeting: Flitsbelichtingscompensatie: Flitsbelichtingsvergrendeling: Instellingen externe flitser: PC-aansluitbus: Zoomen in overeenstemming met lensbrandpuntsafstand: Speedlites uit de EX-serie Automatische E-TTL II-flits ± 2 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 Beschikbaar Flitsfuncti
Specificaties • LCD-scherm Type: Monitorformaat: Pixels: Dekking: Aanpassing helderheid: Interfacetalen: TFT-kleurenmonitor van vloeibare kristallen 3,0 inch circa 230.
Specificaties • Voeding Batterij: Levensduur batterij: Een batterij van het type BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512 * Wisselstroom via de AC-adapterset ACK-E2 * Als batterijgreep BG-E2N of BG-E2 is bevestigd, kunnen AA-batterijen worden gebruikt [Aantal opnamen • ongeveer] Temperatuur Controle batterij: Energiebesparing: Datum/tijd-batterij: Opstarttijd: Opnameomstandigheden Geen flits 50% flits Bij 23 °C 1.
Specificaties Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): 91 x 67 x 31 mm Gewicht: Circa 115 g • Batterijoplader CB-5L Compatibele batterij: Netsnoerlengte: Oplaadtijd: Batterij BP-511A, BP-514, BP-511 of BP-512 Circa 1,8 m BP-511A, BP-514: circa 100 min. BP-511, BP-512: circa 90 min.
Specificaties Maximale diameter x lengte: Gewicht: Zonnekap: Lenskoker: 78,5 x 92 mm Circa 475 g EW-73B LP1116 Alle bovenstaande specificaties zijn gebaseerd op de testnormen van Canon. De specificaties en het uiterlijk van de camera kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Als er zich een probleem voordoet met een lens van een ander merk die is bevestigd op de camera, dient u contact op te nemen met de fabrikant van de lens.
Alleen Europese Unie (en EER). Dit symbool geeft aan dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/EG) en de nationale wetgeving niet mag worden afgevoerd met het huishoudelijk afval. Dit product moet worden ingeleverd bij een aangewezen, geautoriseerd inzamelpunt, bijvoorbeeld wanneer u een nieuw gelijksoortig product aanschaft, of bij een geautoriseerd inzamelpunt voor hergebruik van elektrische en elektronische apparatuur (EEA).
Index Index Cijfers 1-beeld AF .....................................76 A AC-adapterset ..............................170 A-DEP (automatische scherptediepte AE) ..91 Adobe RGB ....................................74 AEB (reeksopnamen met automatische belichting) ..94 AE-diafragmaprioriteit ....................88 AE-programma Programmakeuze ......................85 AE-sluiterprioriteit ..........................86 AE-vergrendeling ...........................95 AF J Scherpstellen Afdrukken ...................
Index F Filtereffect (monochroom) ..............64 geel/oranje/rood/groen Flitsbelichtingscompensatie ...101, 169 stappen van 1/2 .......................154 Flitsbelichtingsvergrendeling ........102 Flitser 2e gordijn sync. .......................103 Effectief bereik .........................100 Externe Speedlite ............104, 105 Flitsbelichtingscompensatie .....101 Flitsbelichtingsvergrendeling ...102 Flitser uit ....................................54 Menu-instelling ................
Index MF (handmatige scherpstelling) ....80 Multifunctionele knop ...............34, 78 My Menu ......................................164 N Nachtportret ...................................53 Namen van onderdelen .................16 Natuurlijk ........................................62 Neutraal .........................................61 Nummer J Bestandsnummer O Oculairdop ...............................23, 97 Ontspanknop .................................32 Opdracht Verplaatsen (opname) ....150 Opladen .
Index Roteren (opname) ........120, 126, 141 Ruisreductie .................................156 S Scherpstellen ...............................157 AF mode ............................76, 169 AF-hulplicht ........................79, 159 AF-punt weergeven ......... 117, 159 AF-puntselectie ..........78, 159, 169 Handmatige scherpstelling ........80 Live view-opnamen .......... 114, 160 Moeilijk scherp te stellen onderwerpen ..............................80 Onscherp .............................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland CANON UK LTD For technical support, please contact the Canon Help Desk: P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, UK Tel: (08705) 143723 (Calls may be recorded) Fax: (08705) 143340 http://www.canon.co.uk CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A.S. 17, quai du Président Paul Doumer 92414 Courbevoie cedex, Frankrijk Hot line: 08 25 00 29 23 http://www.