CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. INSTRUCTIEHANDLEIDING De beschrijvingen in deze Instructiehandleiding zijn in oktober 2014 geactualiseerd.
Inleiding De EOS 5D Mark III is een digitale spiegelreflexcamera met een uiterst nauwkeurige full-frame CMOS-sensor (d.w.z. kleinbeeldformaat, circa 36 x 24 mm) en circa 22,3 effectieve megapixels, DIGIC 5+, circa 100% zoekerdekking, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 61 AF-punten, continu-opnamen met circa 6 beelden per seconde, Live view-opnamen en movie-opnamen in Full High-Definition (Full HD). Lees het volgende voordat u begint met opnemen Lees eerst de 'Veiligheidsmaatregelen' (pag.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> <5> <9> <0> 0, 9, 7, 8 : Het hoofdinstelwiel. : Het snelinstelwiel. : De multifunctionele knop. : De instelknop. : Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende functie 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft. nadat u de knop loslaat.
Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoudsopgave Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ... 4 Hoofdstukken ................................................................................... 5 Functie-index.................................................................................. 12 Tips en waarschuwingen voor het gebruik ..................................... 14 Verkorte handleiding .....................
Inhoudsopgave 2 Foto's maken met basisfuncties 63 A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) ........... 64 A Volautomatische technieken (Automatisch/scène)...................67 3 De AF- en transportmodi instellen 69 f: De AF-modus selecteren .........................................................70 S Het AF-gebied selecteren .........................................................72 AF-gebiedselectiemodi ................................................................... 75 De AF-sensor.
Inhoudsopgave Instellingen voor ruisreductie........................................................ 145 Lichte tonen prioriteit .................................................................... 148 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie ....................... 149 Een map maken en selecteren..................................................... 152 De bestandsnaam wijzigen .......................................................... 154 Methoden voor bestandsnummering..........................
Inhoudsopgave 7 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live view-opnamen) 199 A Opnamen maken met het LCD-scherm ..................................200 Instellingen voor de opnamefunctie .............................................. 204 Menufunctie-instellingen ...............................................................205 Automatisch scherpstellen ............................................................ 209 Handmatige focus .........................................................................
Inhoudsopgave k Genieten van movies ............................................................. 265 k Movies afspelen ..................................................................... 267 X De eerste en laatste beelden van de movie bewerken ........... 269 Diavoorstelling (automatische weergave) .................................... 271 Opnamen op de tv bekijken.......................................................... 274 K Opnamen beveiligen...........................................................
Inhoudsopgave 13 De camera aanpassen aan uw voorkeuren 319 Persoonlijke voorkeuze................................................................. 320 Persoonlijke voorkeuze-instellingen.............................................. 321 C.Fn1: Exposure (Belichting) ..................................................... 321 C.Fn2: Display/Operation (Weergave/bediening)....................... 324 C.Fn3: Others (Overig)...............................................................
Functie-index Voeding De batterij opladen Batterijniveau Batterijgegevenscontrole Stopcontact Automatisch uitschakelen AF pag. 28 pag. 35 pag. 344 pag. 348 pag. 55 Kaart Formatteren pag. 53 Kaart selecteren pag. 118 Sluiter ontspannen zonder kaart pag. 32 Bevestigen/verwijderen pag. 39 In-/uitzoomen pag. 40 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) pag. 42 pag. 38 pag. 36 pag. 354 pag. 158 pag. 56 Zoeker pag. 43 pag. 187 pag. 59 pag.
Functie-index Correctie chromatische afwijking pag. 150 Kleurruimte pag. 160 Opnamen maken Opnamemodus pag. 24 HDR pag. 175 Meerdere opnamen pag. 179 Spiegel opklappen pag. 186 Scherptedieptecontrole pag. 167 Afstandsbediening pag. 188 Snel instellen pag. 49 Aanpassing van de belichting Belichtingscompensatie pag. 171 Reeksopnamen met automatische belichting pag. 172 AE-vergrendeling pag. 173 Veiligheidsshift pag. 323 pag. 55 pag. 250 pag.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-paneel en LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Verkorte handleiding 1 2 Plaats de batterij (pag. 30). Ga voor meer informatie over het opladen van de batterij naar pagina 28. Plaat een kaart (pag. 31). De sleuf aan de voorzijde van de camera is voor een CF-kaart en de sleuf aan de achterzijde voor een SD-kaart. 3 Bevestig het objectief (pag. 39). 4 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op (pag. 39). 5 Zet de aan-uitknop op <1> (pag. 34). 16 Zorg ervoor dat de rode punten zich op één lijn bevinden.
Verkorte handleiding 6 Houd de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt terwijl u het wiel instelt op (Automatisch/scène) (pag. 64). Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld. 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 44). 8 Maak de opname (pag. 44). 9 Bekijk de opname (pag. 55). Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp.
Namen van onderdelen Knop voor selectie AF-modus/ transportmodus (pag. 70/114) Knop voor ISO-snelheid/flitsbelichtingscompensatie (pag. 124/190) Knop voor LCD-paneelverlichting (pag. 48) <6> Hoofdinstelwiel (pag. 45) Ontspanknop (pag. 44) Knop voor lichtmeetmethode/ witbalansselectie (pag. 169/139) AF-gebiedselectiemodus/ multifunctieknop (pag. 73/190) Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 39) Contactpunten voor flitssynchronisatie Flitserschoen (pag.
Namen van onderdelen LCD-paneel (pag. 21, 22)
AF-startknop (pag. 44, 70, 201, 228) Oogschelp (pag. 187) Knop voor AE-vergrendeling (pag. 173) Zoekeroculair Knop voor AF-puntselectie (pag. 72) Info-knop (pag. 60, 61, 202, 227, 250, 342) Aan-uitschakelaar (pag. 34) Menuknop (pag. 51) Knop Snel instellen (pag. 49) Aansluitingenklepje <5> Snelinstelwiel (pag. 46) Batterij voor datum/tijd (pag. 349) Touch pad (pag. 46) <0> Instelknop (pag.
Namen van onderdelen Scherpstelvlakmarkering Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 43) Knop voor creatieve foto's/vergelijkende weergave (weergave van twee opnamen)/ Direct print (pag. 131, 175, 179/259/307) Schakelaar voor Live view-opnamen/ movie-opnamen (pag. 199/219) <0> Start-/stopknop (pag. 200, 220) <9> Multifunctionele knop (pag. 47) Classificatieknop (pag. 261, 279) Bevestigingspunt draagriem (pag. 27) Knop voor index/vergroten/ verkleinen (pag.
Namen van onderdelen LCD-paneel Sluitertijd FE-vergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Waarschuwing multifunctievergrendeling (L) Waarschuwing geen kaart (Card) Foutcode (Err) Reiniging beeldsensor (CLn) Witbalans (pag. 139) Q Auto W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht I Flitser O Custom P Kleurtemp. Diafragma AF-puntselectie ([ -- -- -- ] AF, SEL [ ], SEL AF) AF-puntregistratie ([ -- -- -- ] HP, SEL [ ], SEL HP) Kaartwaarschuwing (Card 1/2/1.
Namen van onderdelen Indicator CF-kaart Pictogram CF-kaartselectie ISO-snelheid (pag. 126) ISO-snelheid (pag. 126) Lichte tonen prioriteit (pag. 148) Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie (pag. 171) AEB-bereik (pag. 172) Waarde flitsbelichtingscompensatie (pag. 190) Opnamekwaliteit (pag. 119) 3 Groot 4 Middelgroot a Klein 1 b Klein 2 (Fijn) c Klein 3 (Fijn) 1 RAW 41 Middelgroot RAW 61 Klein RAW 22 Pictogram SD-kaartselectie Indicator SD-kaart AEB (pag.
Namen van onderdelen Zoekerinformatie: Spotmetingscirkel (pag. 170) Matglas Raster (pag. 59) Gebied AF-kader (pag. 73) Eén punt AF Spot-AF (één punt) (pag. 75) ISO-snelheid (pag. 126) Waarschuwingssymbool (pag. 324) Batterijniveau (pag. 35) AE-vergrendeling (pag. 173) / AEB actief (pag. 172) Flitser gereed (pag. 190) Waarschuwing voor onjuiste FE-vergrendeling FE-vergrendeling (pag. 190) / FEB actief (pag. 197) Hi-speed synchronisatie (pag.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt houdt (ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel). F : Bulb (pag. 174) a : Handmatige belichting (pag. 168) f : AE met diafragmavoorkeur (pag. 166) s : AE met sluitervoorkeur (pag. 164) d : AE-programma (pag. 162) A :Automatisch/scène (pag.
Namen van onderdelen EF 24-105mm f/4L IS USM-objectief Focusinstellingsknop (pag. 39) Focusafstandsschaal Infraroodmarkering Bevestigingspunt zonnekap (pag. 41) Filteraansluiting van 77 mm (voorkant objectief) Zoomring (pag. 40) Zoompositiemarkering (pag. 40) Focusring (pag. 113, 216) Contactpunten (pag. 15) Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 42) Objectiefbevestigingsmarkering (pag.
Namen van onderdelen Batterijoplader LC-E6 Lader voor batterij LP-E6/LP-E6N (pag. 28). Stekker Batterijcompartiment Oplaadlampje BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO OP BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting op een stopcontact buiten de Verenigde Staten, gebruikt u zo nodig een stekkeradapter die voor het desbetreffende land geschikt is. Batterijoplader LC-E6E Lader voor batterij LP-E6/LP-E6N (pag. 28).
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook aan de riem bevestigd (pag. 187).
De batterij opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de batterij. de batterij. 2 Plaats Plaats de batterij op de juiste manier in de oplader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E6 de batterij op. 3 Laad Voor LC-E6 Klap de contactpunten van de batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit het stopcontact.
De batterij plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen LP-E6 (of LP-E6N)-batterij in de camera. De zoeker van de camera wordt verlicht zodra een batterij is geplaatst en wordt donker wanneer de batterij wordt verwijderd. De batterij plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de batterij. 2 Plaats Steek het uiteinde met de batterijcontacten in de camera. Schuif de batterij in de camera totdat deze vastzit. het klepje.
De kaart plaatsen en verwijderen U kunt in de camera zowel een CF-kaart als een SD-kaart gebruiken. Opnamen kunnen worden opgeslagen als er ten minste één kaart in de camera is geplaatst. Als in beide kaartsleuven een kaart is geplaatst, kunt u kiezen op welke kaart opnamen worden opgeslagen, of u kunt dezelfde opnamen tegelijkertijd op beide kaarten opslaan (pag. 118 en 120). Als u een SD-kaart gebruikt, moet de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart omhoog staan om schrijven/ wissen toe te staan.
De kaart plaatsen en verwijderen het klepje. 3 Sluit Sluit het klepje en schuif het in de Pictogram kaartselectie Maximumaantal richting van de pijlen totdat het dichtklikt. Als u de aan-uitschakelaar op <1> zet (pag. 34), wordt het aantal mogelijke opnamen en de geplaatste kaart(en) op het LCD-paneel weergegeven. De opnamen worden opgeslagen op de kaart met het pictogram < > naast de indicator van de betreffende kaart.
De kaart plaatsen en verwijderen De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicator Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje. Sluit het klepje als [Opslaan...] wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder Druk op de uitwerpknop om de CF-kaart te verwijderen. Als u de SD-kaart wilt verwijderen, drukt u deze voorzichtig in en laat u de kaart weer los. Trek de kaart vervolgens naar buiten.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum-/tijd-/ zone-instelling wordt weergegeven, raadpleeg dan pagina 36 voor het instellen van de datum, tijd en zone. <1> : De camera is ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. De zelfreinigende sensor Wanneer u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd.
De camera inschakelen z Het batterijniveau controleren Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het batterijniveau een van de volgende zes niveaus. Een knipperend batterijpictogram (b) geeft aan dat de batterij bijna leeg is.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Als u de camera voor de eerste keer inschakelt of als de datum- en tijdinstellingen zijn gereset, wordt het instelscherm Datum/tijd/zone weergegeven. Volg stappen 3 t/m 6 om de actuele datum, tijd en tijdzone in te stellen. Houd er rekening mee dat de datum en tijd die aan opnamen worden toegevoegd, worden gebaseerd op de ingestelde datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt. U kunt ook de tijdzone van uw huidige adres instellen.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen de datum en de tijd in. 4 Stel Draai aan het instelwiel <5> om het cijfer te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0> (Terug naar ). zomertijd in. 5 Stel Stel dit naar wens in. Draai aan het instelwiel <5> om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] 2 Selecteer [TaalK]. Druk op de knop en selecteer het tabblad [5]. Draai aan het instelwiel <6> om het tabblad [52] te selecteren. Draai aan het instelwiel <5> om [TaalK] te selecteren (het vierde item van boven) en druk op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel Draai aan het instelwiel <5> om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Een objectief bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF-objectieven. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-S- of EF-M-objectieven. 1 Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief.
Een objectief bevestigen en verwijderen Stof vermijden Vervang objectieven zo snel mogelijk en op een plaats die zoveel mogelijk stofvrij is. Breng de cameradop aan op de camera wanneer u deze zonder objectief bewaart. Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt. In- en uitzoomen Om in of uit te zoomen draait u de zoomring op het objectief met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt.
Een objectief bevestigen en verwijderen Een lenskap bevestigen Wanneer u de speciale lenskap EW-83H op het EF 24-105mm f/4L IS USM-objectief bevestigt, wordt ongewenst licht geblokkeerd en wordt de voorkant van het objectief beschermd tegen regen, sneeuw, stof, enzovoort. Voordat u het objectief in een tas, enzovoort stopt, kunt u de lenskap ook andersom bevestigen. 1 Plaats de rode stip op de lenskap op gelijke hoogte met die op het objectief. de lenskap zoals op de 2 Draai illustratie.
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Wanneer u de ingebouwde Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het IS-objectief gebruikt, wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd om scherpere opnamen te krijgen. De procedure die hier wordt uitgelegd, is gebaseerd op het EF 24-105mm f/4L IS USM-objectief als voorbeeld. * IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie). 1 Zet de IS-schakelaar op <1>. Zet de aan-uitschakelaar van de camera ook op <1>. de ontspanknop half in.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het lastig is om de knop te draaien, verwijdert u de oogschelp (pag. 187). Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om de dioptrische aanpassingslens Eg (afzonderlijk verkrijgbaar) te gebruiken.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken en u kunt de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven (0). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Basisbediening Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ ontgrendelknop van het programmakeuzewiel in het midden ingedrukt houdt. 6 Hoofdinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <6>. Wanneer u op een knop zoals , of drukt, blijft de desbetreffende functie zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <6>.
Basisbediening 5 Snelinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <5>. Wanneer u op een knop zoals , of drukt, blijft de desbetreffende functie zes seconden lang (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <5>. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken.
Basisbediening 9 Multifunctionele knop De <9> heeft acht pijltoetsen en een knop in het midden. Met deze knop kunt u het AF-punt selecteren, de witbalans corrigeren, het AF-punt of vergrotingskader verplaatsen tijdens Live view-opnamen, over de opname schuiven in de vergrote weergave tijdens afspelen, het Snelkeuzescherm bedienen, enzovoort. U kunt er ook menuopties mee selecteren (met uitzondering van [31: Wis beelden] en [51: Kaart formatteren]).
Basisbediening U LCD-paneelverlichting Schakel de verlichting van het LCDpaneel in (9) of uit door op de knop te drukken. Wanneer u bij een bulb-opname de ontspanknop volledig indrukt, wordt de verlichting van het LCD-paneel uitgeschakeld. Opname-instellingen weergeven Nadat u een aantal keren op de knop hebt gedrukt, worden de opname-instellingen weergegeven.
Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Snel instellen genoemd. 1 Druk op de knop . Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (7). de gewenste functie in. 2 Stel Gebruik <9> om een functie te selecteren. De instelling van de geselecteerde functie wordt onderaan weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> of <6> om de instelling te wijzigen.
Q Snel instellen voor opnamefuncties Instelbare functies in het scherm Snel instellen Diafragma (pag. 166) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 144) AE-vergrendeling* (pag. 173) Sluitertijd (pag. 164) Lichte tonen prioriteit* (pag. 148) Opnamemodus* (pag. 24) ISO-snelheid (pag. 126) Belichtingscompensatie/AEBinstelling (pag. 171 en 172) Aangepaste bediening (pag. 327) Beeldstijl (pag. 131) Opnamekwaliteit (pag. 121) AF-modus (pag. 70) Opnamefunctie/ kaartselectie (pag.
3 Menugebruik In de menu's kunt u verschillende functies instellen, zoals de opnamekwaliteit, datum/ tijd, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop en op de achterkant van de camera, en de instelwielen <6> en <5>. Knop LCD-scherm Knop <6> Hoofdinstelwiel <5> Snelinstelwiel Instelwiel Knop <0> A Modusmenuscherm * Een aantal menutabbladen en menu-items wordt in de modus niet weergegeven.
3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Telkens als u op de knop drukt, wordt er van hoofdtabblad gewisseld. Draai aan het instelwiel <6> om een secundair tabblad te selecteren. Zo verwijst het tabblad [z4] naar het scherm dat wordt weergegeven wanneer het vierde punt van links op het tabblad z (opname) is geselecteerd. het gewenste item.
Voordat u begint 3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Zet de opnamen indien nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
Voordat u begint Formatteer de kaart in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 377). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de SD-kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Voordat u begint 3 De uitschakeltijd/automatisch uitschakelen instellen Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. Als u niet wilt dat de camera automatisch wordt uitgeschakeld, zet u deze functie op [Deactiveren]. Nadat de camera is uitgeschakeld, kunt u deze weer inschakelen door op de ontspanknop of andere knoppen te drukken. 1 Selecteer [Uitschakelen].
Voordat u begint 3 De standaardinstellingen van de camera herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet op de standaardinstellingen. 1 Selecteer [Wis alle camerainstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Wis alle camera-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>.
Voordat u begint Instellingen voor opnamekwaliteit Beeldkwaliteit 73 Beeldstijl Standaard Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Standaard Correctie helderheid randen Inschakelen/ correctiegegevens blijven behouden Chromatische correctie Witbalans Case 1 - 6* Case1/ Parameterinstellingen voor alle cases gewist AI Servo 1e beeldvoorkeur Gelijke voorkeur AI Servo 2e beeldvoorkeur Gelijke voorkeur Inschakelen/ correctiegegevens blijven behouden USM-obj.
Voordat u begint Camera-instellingen Instellingen voor Live view-opnamen Uitschakelen 1 min. Live view-opnamen Inschakelen Pieptoon Inschakelen AF-modus Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen Kijktijd 2 sec. Overbel. waarsch. Uitschakelen Live-modus Rasterweergave Uit Aspectratio 3:2 Bel.simulatie Activeren AF punt weerg. Uitschakelen Stille LV-opname Modus 1 Histogramweergave Helderheid Meettimer 16 sec. Weergaveraster Uit Vergroting (ca.
Het raster en de digitale horizon weergeven U kunt in de zoeker en op het LCD-scherm een raster en een digitale horizon weergeven om de kanteling van de camera te helpen corrigeren. De digitale horizon weergeven in de zoeker 1 Selecteer [Raster in zoeker]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [Raster in zoeker] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het raster wordt in de zoeker weergegeven.
Het raster en de digitale horizon weergeven De digitale horizon op het LCD-scherm weergeven 1 Druk op de knop . Telkens als u op de knop drukt, wordt de schermweergave vernieuwd. Geef de digitale horizon weer. Indien de digitale horizon niet wordt weergegeven, stelt u [53: z Weergaveopties INFO.-knop] in op weergave van de digitale horizon (pag. 342). de kanteling van de 2 Controleer camera.
Uitleg Wanneer [zHelp] wordt weergegeven onder in het menuscherm, kan de Uitleg worden weergegeven. De Uitleg wordt weergegeven wanneer u de knop ingedrukt houdt. Indien de Uitleg twee of meer schermen beslaat, verschijnt er rechts een schuifbalk. Houd de knop ingedrukt en draai aan het instelwiel <5> om te schuiven.
2 Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de modus (Automatisch/scène) van het programmakeuzewiel kunt gebruiken om gemakkelijk opnamen te maken. In de modus hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 352). Bovendien kunnen de belangrijkste opname-instellingen niet worden gewijzigd, zodat mislukte opnamen als gevolg van foutieve handelingen worden voorkomen.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. De camera detecteert of het onderwerp beweegt en past de scherpstelling daar automatisch op aan. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop in het midden ingedrukt houdt. AF-kader het AF-kader op het onderwerp. 2 Richt Bij het scherpstellen worden alle AFpunten gebruikt.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. De opname wordt 2 seconden lang op het LCD-scherm weergegeven. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien. Als u niet de gewenste kleurtonen hebt verkregen, wijzigt u de opnamemodus in , stelt u een andere beeldstijl dan in en probeert u het opnieuw.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) De weergegeven sluitertijd knippert. Omdat het te donker is, kan het onderwerp onscherp worden door beweging van de camera (bewegingsonscherpte). Het gebruik van een statief of een Canon Speedlite uit de EX-serie (pag. 190) (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen. De flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de opname is onnatuurlijk donker. Als er een kap op het objectief is bevestigd, kan deze het flitsbereik belemmeren.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp links of rechts, afhankelijk van de gehele opname, om te zorgen voor een gebalanceerde achtergrond en een goed perspectief. In de modus drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp. De scherpstelling wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken. Dit heet 'focusvergrendeling'.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) A Live view-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Raadpleeg pagina 199 voor meer informatie. 1 Zet de schakelaar voor Live viewopnamen/movie-opnamen op . het Live view-beeld op het 2 Geef LCD-scherm weer. Druk op de knop <0>. Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het middelste AF-punt < > op het onderwerp.
3 De AF- en transportmodi instellen Door de 61 AF-punten in de zoeker is het mogelijk om op veel verschillende onderwerpen en in allerlei omstandigheden automatisch scherp te stellen. U kunt ook de AF-modus en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het meest geschikt zijn. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie kan worden gebruikt wanneer het programmakeuzewiel is ingesteld op .
f: De AF-modus selecterenN U kunt de AF-modus selecteren die het beste bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de modus wordt "AI Focus AF" automatisch ingesteld. 1 Stel op het objectief de focusinstellingsknop in op . 2 Druk op de knop . (9) de AF-modus. 3 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. X: 1-beeld AF 9: AI Focus AF Z: AI Servo AF In de opnamemodi d/s/f/a/F kunt u ook automatisch scherpstellen door op de knop te drukken.
f: De AF-modus selecterenN Als u niet kunt scherpstellen, gaan het focusbevestigingslampje en de AF-statusindicator in de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie 'Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld' (pag. 112). Als [z1: Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon als er op het onderwerp is scherpgesteld.
S Het AF-gebied selecterenN Er zijn 61 AF-punten beschikbaar voor automatische scherpstelling. U kunt een of meer AF-punten selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. Afhankelijk van het objectief dat op de camera is bevestigd kan het aantal bruikbare AF-punten en AF-puntpatronen afwijken. Zie voor meer informatie "Objectieven en bruikbare AF-punten" op pagina 79. AF-gebiedselectiemodus U kunt uit zes AF-gebiedselectiemodi kiezen. Zie de volgende pagina voor de selectiestappen.
S Het AF-gebied selecterenN AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten) Het handmatig geselecteerde AF-punt en de omringende AF-punten worden gebruikt om mee scherp te stellen. Zone-AF (handmatige selectie van een zone) De 61 AF-punten worden in negen zones verdeeld om mee scherp te stellen. 61-punts automatische selectie- AF Alle AF-punten worden gebruikt om mee scherp te stellen. Deze modus wordt in de modus automatisch ingesteld.
S Het AF-gebied selecterenN Het AF-punt handmatig selecteren U kunt het AF-punt of de AF-zone ook handmatig selecteren. Met 61-punts automatische selectie-AF kunt u het start-AF-punt voor AI Servo AF instellen. 1 Druk op de knop . De AF-punten worden in de zoeker weergegeven. In AF-gebiedsuitbreidingsmodi worden effectieve aangrenzende AF-punten ook weergegeven. In de Zone-AF-modus wordt de geselecteerde zone weergegeven. een AF-punt.
AF-gebiedselectiemodiN Eén punt Spot AF (handmatige selectie) Dit is hetzelfde als Eén-punts AF, maar het geselecteerde AF-punt dekt een kleiner scherpstelgebied. Dit is effectief voor nauwkeurig scherpstellen op overlappende onderwerpen, zoals een dier in een kooi. Omdat Spot-AF een zeer klein gebied dekt, is scherpstellen soms moeilijk wanneer u uit de hand werkt of een bewegend onderwerp wilt vastleggen. Eén-punts AF (handmatige selectie) Selecteer één AF-punt om mee scherp te stellen.
AF-gebiedselectiemodiN AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten) Het handmatig geselecteerde AF-punt en de aangrenzende AF-punten worden gebruikt om mee scherp te stellen. De AFgebiedsuitbreiding is groter dan met AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie ). Daardoor wordt er op een breder gebied scherpgesteld. Dit is handig als het lastig is om een bewegend onderwerp met slechts één AF-punt te volgen.
AF-gebiedselectiemodiN 61-punts automatische selectie-AF Alle AF-punten worden gebruikt om mee scherp te stellen. Deze modus wordt in de modus automatisch ingesteld. Wanneer bij Eén-punts AF de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden de AF-punten waarop is scherpgesteld weergegeven. Als er meer AF-punten worden weergegeven, betekent dit dat er op al deze punten is scherpgesteld. Met deze modus wordt er normaliter op het dichtstbijzijnde onderwerp scherpgesteld.
De AF-sensor De AF-sensor van de camera heeft 61 AF-punten. De onderstaande afbeelding toont het AF-sensorpatroon dat met elk AF-punt overeenkomt. Bij objectieven met een maximaal diafragma van f/2.8 of groter is uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling mogelijk in het midden van de zoeker. Afhankelijk van het objectief dat op de camera is bevestigd kan het aantal bruikbare AF-punten en het AF-patroon afwijken. Zie voor meer informatie pagina 79 t/m 85.
Objectieven en bruikbare AF-punten Hoewel de camera 61 AF-punten heeft, is het aantal bruikbare AF-punten en scherpstelpatronen afhankelijk van het gebruikte objectief. Objectieven worden daarom onderverdeeld in negen groepen van A t/m I. Controleer tot welke groep uw objectief behoort. Wanneer u een objectief uit de groepen F t/m H gebruikt, zijn er minder AF-punten bruikbaar. Wanneer u op de knop drukt, gaan de AF-punten die worden aangeduid met markering knipperen.
Objectieven en bruikbare AF-punten EF 400mm f/2.8L USM EF 400mm f/2.8L II USM EF 400mm f/2.8L IS USM EF 400mm f/2.8L IS II USM TS-E 45mm f/2.8 TS-E 90mm f/2.8 EF 16-35mm f/2.8L USM EF 16-35mm f/2.8L II USM EF 17-35mm f/2.8L USM EF 20-35mm f/2.8L EF 24-70mm f/2.8L II USM EF 28-70mm f/2.8L USM EF 70-200mm f/2.8L USM EF 70-200mm f/2.8L IS USM EF 70-200mm f/2.8L IS II USM EF 80-200mm f/2.8L * Met een TS-E-objectief, bij handmatig scherpstellen zonder kanteling/verschuiving.
Objectieven en bruikbare AF-punten EF 50mm f/2.5 Compact Macro TS-E 24mm f/3.5L EF 100mm f/2.8 Macro TS-E 24mm f/3.5L II EF 200mm f/2.8L USM + Extender EF 1.4x EF 200mm f/2.8L II USM + Extender EF 1.4x EF 300mm f/2.8L USM + Extender EF 1.4x* EF 300mm f/2.8L IS USM + Extender EF 1.4x EF 300mm f/2.8L IS II USM + Extender EF 1.4x EF 400mm f/2.8L USM + Extender EF 1.4x* EF 400mm f/2.8L II USM + Extender EF 1.4x* EF 400mm f/2.8L IS USM + Extender EF 1.4x EF 400mm f/2.8L IS II USM + Extender EF 1.
Objectieven en bruikbare AF-punten Groep E Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AFgebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : De AF-punten zijn gevoelig voor horizontale lijnen. EF 50mm f/2.5 Compact EF 300mm f/2.8L IS USM Macro + LIFE SIZE Converter + Extender EF 2x EF 300mm f/2.8L IS II USM EF 100mm f/2.8 Macro USM + Extender EF 2x EF 400mm f/2.8L USM EF 400mm f/5.
Objectieven en bruikbare AF-punten EF 70-200mm f/2.8L USM + Extender EF 2x* EF 70-200mm f/2.8L IS USM + Extender EF 2x EF 70-200mm f/2.8L IS II USM + Extender EF 2x EF 70-200mm f/4L USM + Extender EF 1.4x EF 70-200mm f/4L IS USM + Extender EF 1.4x EF 70-210mm f/3.5-4.5 USM EF 70-300mm f/4-5.6 IS USM EF 70-300mm f/4-5.6L IS USM EF 70-300mm f/4.5-5.6 DO IS USM EF 80-200mm f/4.5-5.6 EF 75-300mm f/4-5.6 EF 90-300mm f/4.5-5.6 EF 75-300mm f/4-5.6 USM EF 90-300mm f/4.5-5.6 USM EF 75-300mm f/4-5.
Objectieven en bruikbare AF-punten Groep G Automatische scherpstelling is met slechts 33 punten mogelijk. (Niet mogelijk met alle 61 AF-punten.) Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. Tijdens automatische AF-puntselectie is het buitenste kader dat de AF-zone markeert (het AF-kader) anders dan bij 61-punts automatische selectie-AF. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : De AF-punten zijn gevoelig voor horizontale lijnen.
Objectieven en bruikbare AF-punten AF bij een maximaal diafragma van f/8 Als er een extender aan het objectief is bevestigd, is AF zelfs mogelijk wanneer de maximale diafragmawaarde groter is dan f/5.6 tot f/8. De selecteerbare AF-gebiedselectiemodi zijn dezelfde als die van groep H (pag. 84). EF 400mm f/5.6L USM + Extender EF 1.4x EF 500mm f/4.5L USM + Extender EF 1.4x* EF 800mm f/5.6L IS USM + Extender EF 1.4x EF 1200mm f/5.6L USM + Extender EF 1.
Objectieven en bruikbare AF-punten Groep I Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : De AF-punten zijn gevoelig voor horizontale lijnen. EF 200-400mm f/4L IS USM Extender EF 1.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN U kunt AI Servo AF gemakkelijk op een specifiek onderwerp of een specifieke scène afstemmen door simpelweg uit case 1 t/m case 6 te kiezen. Deze functie wordt de "AF-configuratietool" genoemd. 1 Selecteer het tabblad [21]. een case. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een pictogram van een case te selecteren en druk vervolgens op <0>. De geselecteerde case wordt ingesteld. De geselecteerde case wordt blauw weergegeven.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Case 1: Veelzijdige universele instelling Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: [0] • Versn./vertr. tracking: [0] • AF-punt aut. schak.: [0] Standaardinstelling geschikt voor elk willekeurig bewegend onderwerp. Werkt bij een groot aantal onderwerpen en scènes.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Case 3: Direct scherpstellen op onderw. plots. in AF-punt. Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: [Gevoelig: +1] • Versn./vertr. tracking: [+1] • AF-punt aut. schak.: [0] Zodra een AF-punt het onderwerp begint te volgen, zorgt deze instelling ervoor dat de camera scherpstelt op opeenvolgende onderwerpen op verschillende afstanden.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Case 5: Voor onregelmatige beweging in willek. richting. Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: [0] • Versn./vertr. tracking: [0] • AF-punt aut. schak.: [+1] Zelfs wanneer het onderwerp zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts verplaatst, zal het AF-punt automatisch wisselen om op het gevolgde onderwerp scherp te stellen.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Case 6: Voor onregelmatige bewegingen en snelheidsverand. Standaardinstellingen • Trackinggevoeligheid: [0] • Versn./vertr. tracking: [+1] • AF-punt aut. schak.: [+1] Bedoeld voor het volgen van onderwerpen die plotseling enorm van snelheid kunnen veranderen. Wanneer het onderwerp zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts verplaatst, wisselt het AF-punt automatisch om op het gevolgde onderwerp scherp te stellen.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Over de parameters Trackinggevoeligheid Bepaalt de gevoeligheid bij het volgen van het onderwerp tijdens AI Servo AF wanneer een obstakel de AF-punten nadert of wanneer de AF-punten zich van het onderwerp vandaan bewegen. [0] Deze standaardinstelling is geschikt voor de meeste bewegende onderwerpen.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Versn./vertr. tracking Dit bepaalt de gevoeligheid voor het volgen van bewegende onderwerpen die plotseling enorm kunnen versnellen of vertragen, bijvoorbeeld als gevolg van abrupt starten of stoppen, enz. [0] Geschikt voor onderwerpen die zich met een vaste snelheid verplaatsen. [+2 / +1] Dit is effectief voor onderwerpen die plotselinge bewegingen maken, plotseling versnellen of vaart minderen of plotseling stoppen.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN AF-punt aut. schak. Dit bepaalt de gevoeligheid voor het wisselen van AF-punten bij het volgen van een onderwerp dat zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts beweegt. Deze instelling wordt gebruikt in de volgende AF-gebiedselectiemodi: AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie ), AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten), Zone-AF (handmatige selectie), 61-punts automatische selectie-AF.
3 AI Servo AF-kenmerken (voor een onderwerp) selecterenN Parameterinstellingen van cases aanpassen U kunt de drie parameters van elke case (1. Trackinggevoeligheid, 2. Versn./vertr. tracking en 3. AF-punt aut. schak.) naar wens aanpassen. 1 Selecteer een case. Draai aan het instelwiel <5> om het pictogram van de case die u wilt aanpassen te selecteren. op de knop . 2 Druk De geselecteerde case heeft een paars kader. het gewenste item.
3 AF-functies aanpassenN Met de menutabbladen [22] t/m [25] kunt u de AF-functies instellen die bij uw fotografeerstijl of onderwerp passen. 22: AI Servo AI servo 1e beeldvoorkeur U kunt de eigenschappen instellen voor de automatische scherpstelling en de ontspantiming voor de eerste opname tijdens het maken van continuopnamen met AI Servo AF. : Gelijke voorkeur Er wordt aan het scherpstellen en ontspannen gelijke prioriteit gegeven.
3 AF-functies aanpassenN AI servo 2e beeldvoorkeur U kunt de eigenschappen instellen voor de automatische scherpstelling en de ontspantiming tijdens het maken van continuopnamen na de eerste opname met AI Servo AF. : Gelijke voorkeur Er wordt aan het scherpstellen en continu-opnamesnelheid gelijke prioriteit gegeven. Bij weinig licht of met onderwerpen met weinig contrast kan de opnamesnelheid afnemen.
3 AF-functies aanpassenN 23: One Shot USM-obj. elektronische MF Voor de onderstaande objectieven met een elektronische scherpstelring kunt u instellen of u van deze ring gebruik wilt maken. EF 50mm f/1.0L USM EF 85mm f/1.2L USM EF 85mm f/1.2L II USM EF 200mm f/1.8L USM EF 300mm f/2.8L USM EF 400mm f/2.8L USM EF 400mm f/2.8L II USM EF 500mm f/4.5L USM EF 600mm f/4L USM EF 1200mm f/5.6L USM EF 28-80mm f/2.
3 AF-functies aanpassenN AF-hulplicht Hiermee schakelt u het AF-hulplicht van de Speedlite voor EOS-camera's in of uit. ON: Inschakelen De externe Speedlite activeert indien nodig het AF-hulplicht. OFF: Uitschakelen De externe Speedlite activeert het AF-hulplicht niet. Dit voorkomt dat het AF-hulplicht anderen stoort. IR: Alleen IR AF-hulplicht Alleen externe Speedlites met een infrarood AF-hulplicht kunnen het hulplicht activeren.
3 AF-functies aanpassenN 24 Obj.sturing bij AF onmogelijk Als niet kan worden scherpgesteld met automatische scherpstelling, kunt u de camera naar de juiste scherpstelling laten zoeken of laten stoppen met zoeken. ON: Continu scherpstellen Als er niet met automatische scherpstelling kan worden scherpgesteld, blijft het objectief naar de juiste scherpstelling zoeken.
3 AF-functies aanpassenN : 15 punten Vijftien belangrijke AF-punten zijn handmatig selecteerbaar. : 9 punten Negen belangrijke AF-punten zijn handmatig selecteerbaar. Bij een objectief uit groep F t/m H (pag. 83-85) is het aantal handmatig selecteerbare AF-punten lager. Zelfs bij andere instellingen dan [61 punten] zijn AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie ), AF-gebiedsuitbreiding (handmatige selectie, omliggende punten) en Zone-AF (handmatige selectie van een zone) nog steeds mogelijk.
3 AF-functies aanpassenN : Handmatige selectie:Zone-AF De 61 AF-punten worden in negen zones verdeeld om mee scherp te stellen. : Aut. selectie: 61-pt AF Alle AF-punten worden gebruikt om scherp te stellen. De markering kan niet worden verwijderd uit [Handm. selectie:1 pt AF] selecteren. Als de aangesloten lens behoort tot groep H (pag. 84, 85), kunt u alleen [Handmatige selectie:Spot-AF], [Handm. selectie:1 pt AF], en [AF-gebied uitbr.: ] selecteren.
3 AF-functies aanpassenN AF-punt op basis van richting U kunt de AF-gebiedselectiemodus en het handmatig geselecteerde AF-punt afzonderlijk instellen voor verticaal en horizontaal fotograferen. : Gelijk voor vertic./horiz. Voor zowel verticaal als horizontaal fotograferen worden dezelfde AFgebiedselectiemodus en hetzelfde handmatig geselecteerde AF-punt (of dezelfde handmatig geselecteerde zone) gebruikt.
3 AF-functies aanpassenN 25 Handm. AF-puntsel.patroon Tijdens handmatige AF-puntselectie kan de selectie bij de buitenste rand stoppen of doorgaan tot het tegenoverliggende AF-punt. Deze functie werkt in alle AF-gebiedselectiemodi behalve 61-punts automatische selectie-AF en Zone-AF. (Werkt in 61-punts automatische selectie-AF alleen met AI Servo AF.) : Stopt bij rand AF-gebied Dit is handig als u vaak gebruikmaakt van een AF-punt aan de rand.
3 AF-functies aanpassenN Als [Gesel. (pre-AF, scherp)] of [Geselecteerd (scherp)] wordt ingesteld, wordt het AF-punt niet weergegeven, zelfs wanneer er met AI Servo AF is scherpgesteld. Zoekerweergaveverlichting De AF-punten en het raster in de zoeker kunnen rood oplichten als de scherpstelling is bereikt. AUTO: Automatisch De AF-punten en het raster lichten automatisch rood op bij weinig licht. ON: Inschakelen De AF-punten en het raster lichten altijd rood op, ongeacht de hoeveelheid omgevingslicht.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling is mogelijk voor opnamen met de zoeker en Live view-opnamen in de Quick-modus. Dit wordt "AF-fijnafstelling" genoemd. Lees voordat u aanpassingen doorvoert "Opmerkingen bij AF-fijnafstelling" op pagina 111. Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Gebruik deze functie alleen indien nodig.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN de aanpassing. 4 Maak Draai aan het instelwiel <5> om de aanpassing door te voeren. Het instelbare bereik is ±20 stappen. Door een instelling in de richting van "–: " te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar voren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt. Door een instelling in de richting van "+: " te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar achteren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Per lens afstellen U kunt de aanpassing voor ieder objectief doorvoeren en de aanpassing in de camera registreren. U kunt voor maximaal 40 objectieven aanpassingen registreren. Wanneer u automatisch scherpstelt met een objectief waarvan de aanpassing is geregistreerd, zal het scherpstelpunt door de aanpassing altijd zijn bijgesteld.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Voer het serienummer in. Draai aan het instelwiel <5> om het cijfer te selecteren en druk vervolgens op <0> om weer te geven. Draai aan het instelwiel <5> om het gewenste nummer in te voeren en druk vervolgens op <0>. Nadat u alle cijfers hebt ingevoerd, draait u aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en drukt u vervolgens op <0>.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Objectief met een vaste brandpuntsafstand de aanpassing. 4 Maak Draai voor een zoomlens aan het instelwiel Zoomlens <5> en selecteer de groothoekstand (W) of de telestand (T). Wanneer u op <0> drukt, wordt het paarse kader uitgeschakeld en is het mogelijk om de aanpassing te doen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste aanpassing te doen en druk vervolgens op <0>. Het instelbare bereik is ±20 stappen.
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Alle AF-fijnafstellingen ongedaan maken Wanneer [ Wis alle] onder in het scherm wordt weergegeven en u op de knop drukt, worden alle aanpassingen voor [Alles even veel] en [Per lens afstellen] gewist. Opmerkingen bij AF-fijnafstelling Het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling kan enigszins afwijken afhankelijk van de onderwerpomstandigheden, de helderheid, de zoompositie en andere opnameomstandigheden.
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (het focusbevestigingslampje van de zoeker knippert dan).
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld MF: Handmatige focus 1 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . <4 L> wordt op het LCDpaneel weergegeven. Focusring scherp op het onderwerp. 2 Stel Stel scherp door de focusring op het objectief te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet. Wanneer u bij handmatig scherpstellen de ontspanknop half indrukt, gaat het focusbevestigingslampje branden wanneer de scherpstelling is bereikt.
i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. 1 Druk op de knop . (9) de transportmodus. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> terwijl u naar het LCD-paneel kijkt. u : Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. o: Continue opnamen met hoge snelheid (max. circa 6 opnamen/seconde) i : Continue opnamen met lage snelheid (max.
j De zelfontspanner gebruiken Als of wordt ingesteld, is de vertraging tussen het volledig indrukken van de ontspanknop en het maken van de opname langer dan normaal. De snelheid bij continuopnamen kan iets lager liggen als het batterijniveau laag is. o: De maximale snelheid bij continu-opnamen van circa 6 opnamen per seconde wordt bereikt onder de volgende omstandigheden*: een sluitertijd van 1/500 seconde of sneller en de maximale waarde voor het diafragma (afhankelijk van het objectief).
j De zelfontspanner gebruiken Als u niet door de zoeker kijkt bij het indrukken van de ontspanknop, kunt u het beste de oculairdop bevestigen (pag. 187). Als er licht in de zoeker komt wanneer een opname wordt gemaakt, kan dit een negatief effect hebben op de belichting. Met kunt u opnamen maken zonder de camera op het statief aan te raken. Dit voorkomt bewegingsonscherpte wanneer u stillevens vastlegt of opnamen maakt met bulb-belichting.
4 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functie-instellingen voor opnamen uitgelegd: opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), correctie helderheid randen, chromatische correctie en andere functies. Het pictogram M rechtsboven de paginatitel geeft aan dat de functie kan worden gebruikt wanneer het programmakeuzewiel is ingesteld op . * De functie kan niet worden gebruikt in de modus .
3 Kaart selecteren voor opname en weergave Indien er reeds een CF-kaart of een SD-kaart is geplaatst, kunt u beginnen met fotograferen. Wanneer er slechts één kaart is geplaatst, zijn de procedures die op pagina 118 t/m 120 worden beschreven, niet van toepassing. Indien u zowel een CF-kaart als een SD-kaart plaatst, kunt u de opnamemethode selecteren en bepalen welke kaart u voor het vastleggen en weergeven van opnamen wilt gebruiken. Opnamemethode met twee kaarten 1 Selecteer [Opn.
3 Kaart selecteren voor opname en weergave Standaard De opnamen worden opgeslagen op de kaart die met [Opn./weerg.] is geselecteerd. Auto. kaartwissel Hetzelfde als bij de instelling [Standaard], maar als op een gegeven moment de kaart vol is, zal de camera automatisch naar de andere kaart overschakelen en daar de opnamen opslaan. Wanneer de camera op de andere kaart overschakelt, wordt er automatisch een nieuwe map gemaakt.
3 Kaart selecteren voor opname en weergave CF- of SD-kaart selecteren voor opname en weergave Indien [Opn.functie] is ingesteld op [Standaard] of [Auto. kaartwissel], selecteert u de kaart voor de opname en weergave van opnamen. Indien [Opn.functie] is ingesteld op [Apart opslaan] of [Opsl. nr meerdere], selecteert u de kaart voor de weergave van opnamen. Indien [Standaard] of [Auto. kaartwissel] is ingesteld: Selecteer [Opn./weerg.]. Draai aan het instelwiel <5> om [Opn./weerg.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn acht JPEG-instellingen voor opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c. Er zijn drie RAW-instellingen voor opnamekwaliteit: 1, 41 en 61 (pag. 124). 1 Met [Standaard/Auto. kaartwissel/Opsl. nr meerdere] ingesteld: Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. de opnamekwaliteit.
3 De opnamekwaliteit instellen Voorbeelden van de instelling voor opnamekwaliteit Alleen 73 Alleen 1 1 + 73 61 + 74 Als [–] is ingesteld voor zowel RAW als JPEG, wordt 73 ingesteld. Het aantal mogelijke opnamen wordt op het LCD-paneel tot 1999 weergegeven.
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Opgeslagen pixels (megapixels) Afdrukgrootte 22 M A2 of groter 7,0 1010 65 (16270) 3,7 1930 1930 (30990) 9,8 M A3 of groter 3,8 1860 1860 (29800) 2,0 3430 3430 (55000) 5,5 M A4 of groter 2,5 2810 2810 (45140) 1,3 5240 5240 (83980) b*1 2,5 M Ongeveer 9 x 13 cm 1,4 5030 5030 (80520) 2 c* 0,3 M — 0,3 19520 19520 (312420) 1 22 M A2 of groter 27,1 260 13 (18) RAW 41 10
3 De opnamekwaliteit instellen Als u zowel RAW als JPEG selecteert, wordt de opname in zowel RAWals in JPEG-indeling tegelijkertijd op de kaart vastgelegd met de geselecteerde opnamekwaliteit. De twee opnamen worden opgeslagen met hetzelfde bestandsnummer (bestandsextensie .JPG voor .JPEG en .CR2 voor RAW). De pictogrammen voor opnamekwaliteit worden als volgt aangeduid: 1 (RAW), 41 (Medium RAW), 61 (Klein RAW), JPEG, 7 (Fijn), 8 (Normaal), 3 (Groot), 4 (Medium) en 6 (Klein).
3 De opnamekwaliteit instellen Directe instelling beeldkwaliteit Met aangepaste bediening kunt u de opnamekwaliteit toewijzen aan de knop of de knop voor scherptedieptecontrole zodat u dit met één druk op de knop kunt wijzigen. Indien u [Directe inst. beeldkwaliteit] toewijst aan de knop of de knop voor scherptedieptecontrole, kunt u snel overschakelen naar de gewenste opnamekwaliteit en beginnen met opnemen. Zie Aangepaste bediening (pag. 327) voor meer informatie. Indien [51: Opn.
i: De ISO-snelheid instellenN Stel de ISO-snelheid (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. Wanneer de -modus is geselecteerd, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 127). Raadpleeg pagina 223 en 226 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens movie-opname. 1 Druk op de knop . (9) de ISO-snelheid in. 2 Stel Terwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6>.
i: De ISO-snelheid instellenN Omdat H1 (gelijk aan ISO 51200) en H2 (gelijk aan 102400) verhoogde ISOsnelheidsinstellingen zijn, zijn ruis (lichte puntjes, strepen enzovoort) en onregelmatige kleuren beter zichtbaar en is de resolutie lager dan normaal. Indien u een hoge ISO-snelheid gebruikt en een flitser om een onderwerp dat dichtbij staat op te nemen, kan dit leiden tot overbelichting. Als u movie-opnamen maakt terwijl [Maximum: 25600] is ingesteld voor [ISOsnelh.
i: De ISO-snelheid instellenN 3 Het ISO-snelheidsbereik instellen U kunt het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen (er zijn minimum- en maximumlimieten). U kunt de minimumlimiet tussen L (ISO 50) en H1 (ISO 51200) instellen en de maximumlimiet tussen ISO 100 en H2 (ISO 102400). 1 Selecteer [ISO-snelheidsinst.]. Selecteer op het tabblad [z2] [ISOsnelheidsinst.] en druk vervolgens op <0>. [ISO-snelh.bereik]. 2 Selecteer Selecteer [ISO-snelh.bereik] en druk vervolgens op <0>. de minimumlimiet in.
i: De ISO-snelheid instellenN 3 Het ISO-snelheidsbereik voor Auto ISO instellen U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor Auto ISO tussen ISO 100 en 25600 instellen. U kunt de minimumlimiet instellen tussen ISO 100 en 12800 en de maximumlimiet tussen ISO 200 - 25600 met tussenstappen van een volledige stop. 1 Selecteer [Auto ISO-bereik]. Selecteer [Auto ISO-bereik] en druk vervolgens op <0>. de minimumlimiet in. 2 Stel Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op <0>.
i: De ISO-snelheid instellenN 3 De minimale sluitertijd voor Auto ISO instellen Wanneer Auto ISO is ingesteld, kunt u de minimale sluitertijd instellen (1/250 sec. tot 1 sec.) zodat de automatisch ingestelde sluitertijd niet te traag is. Dit is handig in de modi en wanneer u een groothoekobjectief gebruikt om een opname te maken van een bewegend onderwerp. U kunt zowel onscherpte door beweging van de camera als onscherpte door beweging van het onderwerp voorkomen. 1 Selecteer [Min. sluitertijd].
A Een beeldstijl selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. De beeldstijl is automatisch ingesteld op (Auto) in de modus . 1 Druk op de knop . [A]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [A] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl.
A Een beeldstijl selecterenN Kenmerken van beeldstijlen D Automatisch De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien de kleuren er levendig uit, met name voor blauwe luchten, bomen en struiken en zonsondergangen. P Standaard Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit. Dit is een algemene beeldstijl die in de meeste omstandigheden geschikt is. Q Portret Voor mooie huidskleurtinten. De opname heeft zachtere kleuren.
A Een beeldstijl selecterenN V Monochroom Voor zwart-witopnamen. Zwart-witopnamen die zijn vastgelegd in JPEG, kunnen niet worden teruggezet naar kleur. Als u later opnamen in kleur wilt maken, dient u ervoor te zorgen dat de instelling [Monochroom] is geannuleerd. Als [Monochroom] is geselecteerd, wordt <0> op het LCD-paneel weergegeven. kan in de zoeker worden weergegeven wanneer [Monochroom] is ingesteld (pag. 324).
A Een beeldstijl aanpassenN U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 136 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Druk op de knop . [A]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [A] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl.
A Een beeldstijl aanpassenN de parameter in. 5 Stel Draai aan het instelwiel <5> om de parameter naar wens in te stellen en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop om de aangepaste parameters op te slaan. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt weer. Instellingen die afwijken van de standaardinstelling worden blauw weergegeven.
A Een beeldstijl aanpassenN V Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N : Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten. Ye: Geel De blauwe lucht ziet er natuurlijker uit en witte wolken lijken scherper.
A Een beeldstijl vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt beeldstijlen maken met andere parameterinstellingen, zoals scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 394) op de camera is vastgelegd. 1 Druk op de knop . [A].
A Een beeldstijl vastleggenN een parameter. 6 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een parameter te selecteren, bijvoorbeeld [Scherpte] en druk vervolgens op <0>. de parameter in. 7 Stel Draai aan het instelwiel <5> om de parameter naar wens in te stellen en druk vervolgens op <0>. Zie 'Een beeldstijl aanpassen' op pagina 134-136 voor meer informatie. Druk op de knop om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.
B: De witbalans instellenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. is automatisch ingesteld op de modus . 1 Druk op de knop . (9) de witbalans.
B: De witbalans instellenN O Handmatige witbalans De handmatige witbalans wordt gebruikt om voor een specifieke lichtbron handmatig de witbalans in te stellen en zo de nauwkeurigheid te verbeteren. Voer deze procedure uit bij de lichtbron die u daadwerkelijk gaat gebruiken. 1 Spotmetingscirkel Fotografeer een wit object. Het effen witte object moet de cirkel voor spotmeting vullen. Stel handmatig scherp en stel de standaardbelichting in voor het witte object. U kunt elke witbalans instellen.
B: De witbalans instellenN Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalans tot gevolg hebben. In stap 3 kunnen de volgende opnamen niet worden geselecteerd: opnamen die zijn gemaakt terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], opnamen met meervoudige belichting en opnamen die zijn gemaakt met een andere camera.
u WitbalanscorrectieN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.]. Selecteer op het tabblad [z2] [WB Shift/Bkt.
u WitbalanscorrectieN Reeksopnamen met automatische witbalans Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurbalans op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de huidige witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit worden reeksopnamen met automatische witbalans genoemd (WBBKT). Reeksopnamen met automatische witbalans zijn mogelijk in ±3 hele stappen.
3 De helderheid en het contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. [Standaard] is automatisch ingesteld op de modus .
3 Instellingen voor ruisreductieN Hoge ISO-ruisreductie Deze functie vermindert de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in schaduwpartijen verder gereduceerd. 1 Selecteer [Hoge ISOruisreductie]. Selecteer op het tabblad [z3] [Hoge ISO-ruisreductie] en druk vervolgens op <0>. de gewenste optie in.
3 Instellingen voor ruisreductieN Ruisreductie lange sluitertijd Ruisreductie wordt uitgevoerd bij alle belichtingstijden van 1 seconde of langer. 1 Selecteer [Ruisred. lange sluitertijd]. Selecteer op het tabblad [z3] [Ruisred. lange sluitertijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste optie in. 2 Stel Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het instellingenscherm wordt gesloten en het menu wordt weer weergegeven.
3 Instellingen voor ruisreductieN Bij instellingen [Auto] en [Inschakelen] duurt het reduceren van ruis na het maken van de opname ongeveer even lang als de opname zelf. Tijdens de ruisreductie kunt u nog opnamen maken zolang de indicator voor de maximale opnamereeks in de zoeker '1' of hoger aangeeft. Opnamen die zijn gemaakt met ISO 1600 of sneller kunnen er korreliger uitzien met de instelling [Inschakelen] dan met de instellingen [Uitschakelen] en [Automatisch].
3 Lichte tonen prioriteitN U kunt overbelichting van lichte gebieden minimaliseren. 1 Selecteer [Lichte tonen prioriteit]. Selecteer op het tabblad [z3] [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. De lichte details worden verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Lichtafval (vignettering) treedt op bij objectieven die door hun bouw de hoeken van de opname donkerder maken. Kleurschifting langs de randen van een onderwerp is een chromatische aberratie. Lichtafval en kleurschifting kunnen worden gecorrigeerd. De standaardinstelling is [Inschakelen] voor beide correcties. Lichtafval corrigeren 1 Selecteer [Lensafwijkingscorrectie]. Selecteer op het tabblad [z1] [Lensafwijkingscorrectie] en druk vervolgens op <0>.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Chromatische aberratie corrigeren 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor het gebruikte objectief. Draai aan het instelwiel <5> om [Chromatische afw.] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] wordt weergegeven, raadpleegt u 'Correctiegegevens voor het objectief' op de volgende pagina. de opname.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Correctiegegevens voor het objectief De camera bevat reeds correctiegegevens voor lichtafval en chromatische aberratie voor ongeveer 25 objectieven. Als u [Inschakelen] selecteert, worden de correctiegegevens voor lichtafval en chromatische aberratie automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgenomen.
3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de gemaakte opnamen worden opgeslagen. Dit is niet verplicht aangezien automatisch een map wordt gemaakt voor het opslaan van opnamen. Een map maken 1 Selecteer [Opn.functie+kaart/ map sel.]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Opn.functie+kaart/map sel.] en druk vervolgens op <0>. [Map]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Map] te selecteren en druk vervolgens op <0>. [Maak map].
3 Een map maken en selecteren Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Mapnaam Open het scherm Selecteer map, draai aan het instelwiel <5> om de gewenste map te selecteren en druk vervolgens op <0>. De map waarin de vastgelegde opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens.
3 De bestandsnaam wijzigen De bestandsnaam bestaat uit vier alfanumerieke tekens gevolgd door een viercijferig (bijv.) BE3B0001.JPG opnamenummer (pag. 156) en de extensie. De eerste vier alfanumerieke tekens zijn in de fabriek ingesteld en zijn per camera uniek. U kunt deze echter wijzigen. Met 'Gebruikersinstelling 1' kunt u de vier tekens naar wens aanpassen en opslaan.
3 De bestandsnaam wijzigen de instelling. 4 Verlaat Voer het vereiste aantal alfanumerieke tekens in en druk vervolgens op de knop . De nieuwe bestandsnaam wordt vastgelegd en het scherm van stap 2 wordt weer weergegeven. de vastgelegde bestandsnaam. 5 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om Instellingen [Bestandsnaam] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om de vastgelegde bestandsnaam te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Methoden voor bestandsnummering Het viercijferige bestandsnummer is te vergelijken met het beeldnummer op een fotorolletje. De (bijv.) BE3B0001.JPG opnamen krijgen opeenvolgende bestandsnummers van 0001 tot 9999 en worden opgeslagen in één map. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. 1 Selecteer [Bestandnr.]. Selecteer op het tabblad [51] [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. de methode voor 2 Selecteer bestandsnummering.
3 Methoden voor bestandsnummering Auto. reset De bestandsnummering begint elke keer opnieuw bij 0001 nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Wanneer u de kaart hebt vervangen, een map hebt gemaakt of de doelkaart hebt verwisseld (bijvoorbeeld f g), loopt de bestandsnummering van de opgeslagen foto’s door in een reeks vanaf 0001. Dit is handig als u de opnamen wilt archiveren per kaart of map.
3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt 2 Selecteer instellen. Draai aan het instelwiel <5> om [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] te selecteren en druk vervolgens op <0>. tekst in.
3 Copyrightinformatie instellenN De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 op de vorige pagina [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren. De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2 op de vorige pagina, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen. U kunt de copyrightinformatie ook instellen of controleren met EOS Utility (meegeleverde software, pag.
3 De kleurruimte instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. De kleurruimte is in de modus automatisch op sRGB ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 Stel Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
5 Geavanceerde functies In de opnamemodi d/s/f/ a/F kunt u de sluitertijd, het diafragma en andere camerainstellingen selecteren om de belichting te wijzigen en het gewenste effect te verkrijgen. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie kan worden gebruikt wanneer het programmakeuzewiel is ingesteld op . * De functie kan niet worden gebruikt in de modus .
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste passen bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AEprogramma. * staat voor Program (programma). * AE staat voor Auto Exposure oftewel automatische belichting. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . scherp op het onderwerp. 2 Stel Kijk door de zoeker en richt het AFpunt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Wanneer de sluitertijd '30"' en het maximale diafragma knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de flitser. Wanneer de sluitertijd '8000' en de minimale diafragmawaarde knipperen, is er sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-snelheid of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
s: AE met sluitervoorkeur In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitervoorkeur. Een kortere sluitertijd kan de actie of een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * staat voor Time value (tijdwaarde).
s: AE met sluitervoorkeur Als de maximumdiafragmawaarde knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-snelheid in. Als de minimumdiafragmawaarde knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-snelheid in.
f: AE met diafragmavoorkeur In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeur. Bij een hoger f/getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling (grotere scherptediepte).
f: AE met diafragmavoorkeur Als de '30"'-sluitertijd knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f/getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een hogere ISO-snelheid in. Wanneer de sluitertijd '8000' knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kleiner diafragma (hoger f/getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een lagere ISO-snelheid in.
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor Manual (handmatig). het programmakeuzewiel in 1 Stel op . 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 124). de sluitertijd en het diafragma in.
q De meetmethode selecterenN Als bij [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid], het vinkje voor [Uitsch. bij handm. bel.] wordt verwijderd, kan dit worden ingesteld in de modus (pag. 144). Wanneer ISO auto is ingesteld, kunt u op de knop drukken om de ISO-snelheid te vergrendelen. Nadat u de compositie van de opname opnieuw hebt bepaald, kunt u op de indicator voor het belichtingsniveau (pag.
q De meetmethode selecterenN r Spotmeting Hiermee kunt u een lichtmeting uitvoeren voor een specifiek gedeelte van het onderwerp. De meting wordt uitgevoerd in het midden en beslaat ongeveer 1,5% van het oppervlak van de zoeker. e Centrum gew. gemiddeld De meting wordt bepaald in het midden, waarna een gemiddelde voor de gehele opname wordt berekend. Wanneer is ingesteld, kan worden weergegeven in de zoeker (pag. 324).
Belichtingscompensatie instellenN Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi d/s/f. De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop. De belichtingscompensatie-indicator in de zoeker en op het LCD-paneel kan de instelling echter alleen tot ±3 stops weergeven.
h Reeksopnamen met automatische belichting (AEB)N Als de sluitertijd of het diafragma automatisch wordt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau voor drie opeenvolgende opnamen gewijzigd tot ongeveer 3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Dit heet AEB. * AEB staat voor Auto Exposure Bracketing (reeksopnamen met automatische belichting). 1 Selecteer [Bel.corr./AEB]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Bel. corr./AEB] en druk vervolgens op <0>. het AEB-bereik in.
A AE-vergrendelingN Gebruik AE-vergrendeling wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's wilt nemen met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AEvergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. De belichtingsinstelling wordt weergegeven.
F: Bulb-belichting Als bulb is ingesteld, blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Dit heet bulb-belichting. Gebruik de instelling voor bulb-belichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . het gewenste diafragma in. 2 Stel Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
w: HDR-opnamen makenN U kunt artistieke foto's met een hoog dynamisch bereik (High Dynamic Range, afgekort HDR) maken, waarbij de details in hoge lichten en schaduwen behouden blijven. HDRopnamen zijn effectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens. Bij het maken van HDR-opnamen worden voor elke foto drie opnamen met verschillende belichtingstijden (standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting) vastgelegd. Deze worden vervolgens automatisch samengevoegd.
w: HDR-opnamen makenN Over effecten Natuurlijk Voor opnamen met een breed kleurtoonbereik waarbij details in hoge lichten en schaduwen anders verloren zouden gaan. Kunst Hoewel de details in hoge lichten en schaduwen beter behouden blijven dan met [Natuurlijk], zal het contrast lager en de gradatie vlakker zijn, waardoor de opname er meer als een schilderij uitziet. Het onderwerp heeft heldere (of donkere) randen.
w: HDR-opnamen makenN [Continue HDR] in. 5 Stel Selecteer [1 opname] of [Elke opname] en druk vervolgens op <0>. Met [1 opname ] wordt het maken van HDR-opnamen automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Met [Elke opname] blijft u HDRopnamen maken tot de instelling in stap 3 wordt ingesteld op [HDR uitsch.]. [Beeld aut. uitl.] in. 6 Stel Selecteer [Inschakelen] voor het maken van opnamen vanuit de hand. Selecteer [Uitschakelen] wanneer u een statief gebruikt. Druk vervolgens op <0>.
w: HDR-opnamen makenN U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Voor het maken van opnamen vanuit de hand wordt een korte sluitertijd aanbevolen. Het maken van HDR-opnamen van een bewegend onderwerp wordt afgeraden, omdat de beweging van het onderwerp zal worden weergegeven als nabeelden in de samengevoegde opname. HDR-opnamen zijn wel geschikt voor niet-bewegende onderwerpen.
P Meerdere opnamenN U kunt twee tot negen opnamen met verschillende belichtingen laten samenvoegen tot één opname. Als u in de Live view-modus (pag. 199) opnamen met meervoudige belichting maakt, kunt u zien hoe de afzonderlijke opnamen met verschillende belichtingen worden samengevoegd tijdens het fotograferen. 1 Druk op de knop . Meerdere opnames. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [P] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
P Meerdere opnamenN [Meerdere opn] in. 4 Stel Selecteer de gewenste methode voor de meervoudige belichting en druk op <0>. Additief Iedere afzonderlijke belichting wordt cumulatief toegevoegd. Op basis van het [Aantal opnames] moet u een negatieve belichtingscompensatie instellen. Raadpleeg de onderstaande richtlijnen voor het instellen van een negatieve belichtingscompensatie.
P Meerdere opnamenN in welke opnamen er moeten 6 Stel worden opgeslagen. Als u alle afzonderlijke opnamen en de samengevoegde opname met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alle beelden]. Druk vervolgens op <0>. Als u alleen de samengevoegde opname met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alleen res.]. Druk vervolgens op <0>. [Doorg. meerd.opn.] in. 7 Stel Selecteer [1 opname] of [Continu] en druk vervolgens op <0>.
P Meerdere opnamenN 9 Maak de volgende opnamen. Wanneer [Aan:Fnc/bed] is ingesteld, wordt de samengevoegde opname met meervoudige belichting weergegeven. Bij Live view-opnamen worden de tot dan toe samengevoegde opnamen met meervoudige belichting weergegeven. Als u op de knop drukt, wordt alleen de Live view-opname weergegeven. Nadat u het ingestelde aantal opnamen hebt gemaakt, wordt het maken van opnamen met meervoudige belichting geannuleerd.
P Meerdere opnamenN Opnamen met meervoudige belichting samenvoegen met een opname die al op de kaart is opgeslagen U kunt een opname die is vastgelegd op de kaart selecteren als de eerste afzonderlijke opname. Het origineel van de geselecteerde opname blijft intact. U kunt alleen 1-opnamen selecteren. U kunt geen 41/61- of JPEG-opnamen selecteren. 1 Selecteer [Select. bld voor meerdere opn.]. Selecteer [Select. bld voor meerdere opn.] en druk vervolgens op <0>.
P Meerdere opnamenN U kunt bij het maken van opnamen met meervoudige belichting ook een 1-opname selecteren als eerste afzonderlijke opname. Als u [Hef sel. op] selecteert, wordt de geselecteerde opname geannuleerd. Meervoudige belichting controleren en verwijderen tijdens het fotograferen Wanneer [Aan:Fnc/bed] is ingesteld en u nog niet het ingestelde aantal opnamen hebt gemaakt, kunt u op de knop drukken om de tot dan toe samengevoegde opname met meervoudige belichting te bekijken.
P Meerdere opnamenN Veelgestelde vragen Zijn er beperkingen ten aanzien van de opnamekwaliteit? Alle instellingen voor opnamekwaliteit kunnen worden geselecteerd voor JPEG-opnamen. Als 41 of 61 wordt ingesteld, wordt de samengevoegde opname met meervoudige belichting een 1-opname.
2 Spiegel opklappenN Hoewel het gebruik van de zelfontspanner of afstandsbediening bewegingsonscherpte kan voorkomen, kan het bij gebruik van een superteleobjectief of het maken van close-ups (macrofotografie) ook helpen om de spiegel op te klappen en zo te voorkomen dat de camera trilt vanwege de opklappende spiegel. 1 Stel [Spiegel opklappen] in op [Inschakelen]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Spiegel opklappen] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>.
De oculairdop gebruiken Als u de zelfontspanner gebruikt of bulb-opnamen maakt en niet door de zoeker kijkt, kan het zijn dat er licht in de zoeker valt waardoor de opname er donker uitziet. Om dit te voorkomen, gebruikt u de oculairdop (pag. 27) die aan de draagriem van de camera is bevestigd. U hoeft de oculairdop niet te bevestigen voor Live view-opnamen en movie-opnamen. 1 Verwijder de oogschelp. Pak beide zijden van de oogschelp beet en schuif de dop omhoog om deze te verwijderen. de oculairdop.
R Opnamen maken met de afstandsbediening Met de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u opnamen maken tot op een afstand van circa 5 meter van de camera. U kunt de opname direct maken of na een vertraging van twee seconden. U kunt ook de afstandsbediening RC-1 of RC-5 gebruiken. 1 Stel scherp op het onderwerp. de focusinstellingsknop op 2 Stel het objectief in op . U kunt ook opnamen maken met . 3 Druk op de knop . (9) de zelfontspanner.
6 Opnamen maken met de flitser In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u opnamen kunt maken met een EOS-Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) of met een flitser van een ander merk dan Canon, en hoe u de flitsfuncties op het menuscherm van de camera moet instellen.
D Flitsfotografie EOS-Speedlites uit de EX-serie Met een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) is flitsfotografie net zo eenvoudig als het maken van normale opnamen. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EXserie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera van het type A en daarom geschikt voor alle functies van Speedlites uit de EX-serie.
D Flitsfotografie Canon Speedlites gebruiken die niet van de EX-serie zijn Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische A-TTL- of TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op (handmatige belichting) of (AE met diafragmavoorkeur) en pas de diafragma-instelling aan voordat u de opname maakt.
D Flitsfotografie De camera werkt mogelijk niet goed als deze wordt gebruikt in combinatie met een flitser of flitsaccessoire van een ander merk. Sluit op de pc-aansluiting van de camera geen flitser aan die 250 V of meer nodig heeft. Plaats geen hogespanningsflitser op de flitserschoen van de camera. Deze werkt dan mogelijk niet. Het is mogelijk om gelijktijdig een flitser op de flitserschoen en een andere flitser op de pc-aansluiting aan te sluiten en te gebruiken.
3 De flitser instellenN Bij gebruik van een Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met de flitsfunctie-instellingen, kunt u het menuscherm van de camera gebruiken om de functies van de Speedlite en Persoonlijke voorkeuzen in te stellen. Bevestig de Speedlite op de camera en schakel de Speedlite in. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite. 1 Selecteer [Externe Speedlite besturing].
3 De flitser instellenN [Flitssync.snelheid AV-modus] U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeur (f). : Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt. : 1/200-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 De flitser instellenN [Flits functie instellingen] Op het scherm kunnen de instelbare en de weergegeven items verschillen, afhankelijk van de Speedlite, de huidige flitsmodus, de persoonlijke voorkeuze-instellingen voor flitsen, enzovoort. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over flitsfuncties van de Speedlite.
3 De flitser instellenN Draadloze functies Het is mogelijk om via radio- of optische transmissie draadloos (meerdere keren) te flitsen. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over draadloos flitsen. In-/uitzoomen flitser (flitsbereik) Omdat Speedlites een flitskop hebben die kan zoomen, kunt u het flitsbereik instellen. Normaliter stelt u dit in op [AUTO], zodat de camera automatisch het flitsbereik instelt overeenkomstig de brandpuntsafstand van het objectief.
3 De flitser instellenN Flitsbelichtingscompensatie Dezelfde instelling als voor flitsbelichtingscompensatie op pagina 190 kan worden gebruikt. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie. Flitsbelichtingstrapje Terwijl de flitssterkte automatisch wordt gewijzigd, worden drie foto's gemaakt. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over FEB (Flash Exposure Bracketing/ Flitsbelichtingstrapje).
3 De flitser instellenN Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor flits Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over de persoonlijke voorkeuze-instellingen van de Speedlite. 1 Selecteer [Flitser C.Fn instellingen]. Selecteer [Flitser C.Fn instellingen] en druk op <0>. de functies in. 2 Stel Draai aan het instelwiel <5> om het cijfer te selecteren en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste menuoptie te selecteren en druk vervolgens op <0>.
7 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live view-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. U kunt Live view-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live view-opname/movieopname op te zetten. Live view-opnamen zijn geschikt voor foto's van nietbewegende onderwerpen.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Zet de schakelaar voor Live viewopnamen/movie-opnamen op . het Live view-beeld weer. 2 Geef Druk op de knop <0>. Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. In het Live view-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk te maken opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp. 3 Stel Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-modus (pag. 209). de opname.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live view-opnamen inschakelen Stel [z4: Live view-opname.] in op [Inschakelen]. In de modus wordt dit weergegeven onder [z2]. Gebruiksduur batterij bij Live view-opnamen Temperatuur Bij 23 °C Bij 0 °C Maximumaantal opnamen Circa 200 opnamen Circa 180 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E6batterij en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
A Opnamen maken met het LCD-scherm Het informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Simulatie van de definitieve opname Bij de simulatie van de definitieve opname worden de effecten van de beeldstijl, witbalans enzovoort in de Live view-opname zichtbaar gemaakt, zodat u weet hoe de werkelijke opname eruit gaat zien. Tijdens het maken van opnamen worden automatisch de hieronder vermelde functie-instellingen in de Live view-opname weergegeven.
Instellingen voor de opnamefunctie Instellingen i / y / f / R / B / S / A Wanneer de Live view-opname wordt weergegeven en u op de knop , , , of drukt, wordt het scherm met instellingen weergegeven op het LCD-scherm en kunt u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om de desbetreffende opnamefunctie in te stellen. Wanneer f is ingesteld, kunt u op de knop drukken om de AF-gebiedselectiemodus en het AF-punt te selecteren. De procedure is hetzelfde als bij opnamen maken met de zoeker.
3 Menufunctie-instellingen In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor Live view-opnamen. De menuopties op het tabblad [z4] worden besproken op pagina 205-208. In de modus wordt dit weergegeven onder [z2]. De instelbare functies in dit menuscherm worden alleen toegepast tijdens Live view-opnamen. Deze functies worden niet toegepast bij het maken van opnamen met de zoeker. Live view-opname. U kunt Live view-opname. instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen].
3 Menufunctie-instellingen Aspect ratioN De beeldverhouding (aspect ratio) van de opname kan worden ingesteld op [3:2], [4:3], [16:9] of [1:1]. Het gebied rond de Live view-opname wordt zwart gemaakt wanneer de volgende beeldverhoudingen zijn ingesteld: [4:3] [16:9] [1:1]. De JPEG-opnamen worden samen met de ingestelde beeldverhouding opgeslagen. De RAW-opnamen worden altijd met beeldverhouding [3:2] opgeslagen.
3 Menufunctie-instellingen Als er een sterretje voor de opnamekwaliteit staat, komt het aantal pixels niet helemaal overeen met de ingestelde beeldverhouding. Het opnamegebied dat wordt weergegeven voor beeldverhoudingen met een sterretje is iets groter dan het opgenomen gebied. Controleer de vastgelegde opnamen op het LCD-scherm wanneer u de opnamen maakt.
3 Menufunctie-instellingen Stille LV-opnameN • Modus 1 Het geluid van de camera is zachter dan bij normale opname. Het is ook mogelijk om continu opnamen te maken. Indien is ingesteld, kunt u opnamen maken met een maximale continu-opnamesnelheid van circa 6 fps. • Modus 2 Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. Als u de ontspanknop ingedrukt houdt, kan de camera verder niet worden bediend.
Automatisch scherpstellen De AF-modus selecteren De beschikbare AF-modi zijn [Live-modus], [u Live-modus] (met gezichtsherkenning, pag. 210) en [Quick-modus] (pag. 214). Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de focusinstellingsknop op het objectief in op , vergroot u de opname en stelt u handmatig scherp (pag. 216). Selecteer de AF-modus. Selecteer [AF-modus] op het tabblad [z4]. In de modus wordt dit weergegeven onder [z2].
Automatisch scherpstellen scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 200).
Automatisch scherpstellen scherp op het onderwerp. 2 Stel Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het gezicht dat door het kader
wordt bedekt. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Als er geen gezicht kan worden herkend, wordt het AF-punt < > weergegeven en wordt scherpgesteld op het midden. de opname.
Automatisch scherpstellen Opmerkingen over de Live-modus en de u Live-modus (met gezichtsherkenning) Automatisch scherpstellen Het duurt iets langer om scherp te stellen. Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens en na de automatische scherpstelling kan de helderheid van de opname veranderen.
Automatisch scherpstellen Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherp gesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Een lichtbron waarvan de helderheid, de kleur en het patroon steeds verandert. Avondopnamen of opnamen bij fel licht. Opnamen bij fluorescerend of TL-lichtbronnen of wanneer het beeld flikkert. Hele kleine onderwerpen.
Automatisch scherpstellen Quick-modus: f De speciale AF-sensor wordt gebruikt om in de modus 1-beeld AF (pag. 70) op dezelfde manier scherp te stellen als bij het maken van opnamen door de zoeker. Hoewel u snel kunt scherpstellen op het gewenste gebied, wordt het Live view-beeld tijdens het automatisch scherpstellen even onderbroken. In AF-gebiedselectiemodi anders dan Aut. selectie: 61-pt AF, kunt u het AF-punt of de AF-zone handmatig instellen. In de modus , wordt Aut.
Automatisch scherpstellen het AF-punt. 3 Selecteer De AF-puntselectie verschuift in de richting waarin u <9> duwt. Als u <9> helemaal naar beneden drukt, wordt het middelste AF-punt (of de middelste zone) geselecteerd. U kunt ook de instelwielen <6> en <5> gebruiken om het AF-punt te selecteren. Met het instelwiel <6> beweegt u horizontaal in de AF-punten en met het instelwiel <5> verticaal. scherp op het onderwerp. 4 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
Handmatige focus U kunt de opname vergroten en handmatig nauwkeurig scherpstellen. 1 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . Draai de focusring van het objectief om ruw scherp te stellen. het vergrotingskader. 2 Verplaats Gebruik <9> om het vergrotingskader Vergrotingskader te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen. Wanneer u <9> volledig indrukt, wordt het vergrotingskader weer naar het midden van het beeld verplaatst. de opname.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt met hoge ISO-snelheden, kan er ruis (lichte puntjes, strepen, enzovoort) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen maken bij hoge temperaturen kan ruis en onregelmatige kleuren op de opname veroorzaken. Als u lange tijd constant Live view-opnamen maakt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk minder wordt. Schakel Live view-opname uit wanneer u geen opnamen maakt.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Live view-opname Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live view-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Als de lichtbron in het beeld verandert, kan het beeldscherm gaan flikkeren. Als dit het geval is, stopt u met het maken van Live viewopnamen en gaat u hiermee verder bij de lichtbron die u daadwerkelijk gaat gebruiken.
8 Movie-opnamen U kunt movie-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live viewopnamen/movie-opnamen op te zetten. De opname-indeling voor movies is MOV. Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Voor het opnemen van movies moet u een kaart met een hoge capaciteit en een hoge lees-/schrijfsnelheid gebruiken zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Compressie methode (pag. 233) CF-kaart SD-kaart IPB 10 MB/sec. of sneller 6 MB/sec. of sneller All-I (I-only) 30 MB/sec.
k Movie-opnamen Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus is ingesteld op , of , schakelt de camera over op automatische belichting die geschikt is voor de lichtomstandigheden. De belichtingscontrole is dezelfde voor alle opnamemodi. het programmakeuzewiel in 1 Stel op , of . de schakelaar voor Live view2 Stel opnamen/movie-opnamen in op . De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. scherp op het onderwerp.
k Movie-opnamen AE met sluitervoorkeur Wanneer de opnamemodus is ingesteld op , kunt u de sluitertijd handmatig instellen voor movie-opname. De ISO-snelheid en het diafragma worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . de schakelaar voor Live view2 Stel opnamen/movie-opnamen in op . de gewenste sluitertijd in. 3 Stel Terwijl u op het LCD-scherm kijkt, Sluitertijd draait u aan het instelwiel <6>.
k Movie-opnamen AE met diafragmavoorkeur Wanneer de opnamemodus is ingesteld op , kunt u het diafragma handmatig instellen voor movie-opname. De ISO-snelheid en de sluitertijd worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . de schakelaar voor Live view2 Stel opnamen/movie-opnamen in op . het gewenste diafragma in. 3 Stel Terwijl u op het LCD-scherm kijkt, draait u aan het instelwiel <6>.
k Movie-opnamen ISO-snelheid in modus A In modus A wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en 12800. ISO-snelheid in de modi d, s, f en F De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en 12800. Indien u onder [z2: ISO-snelheidsinst.] (pag. 128) in [ISOsnelh.bereik] de instelling [Maximum] instelt op [25600/H] in de modus d, f of F, wordt het automatische ISO-bereik verhoogd tot H (gelijk aan ISO 25600).
k Movie-opnamen Opmerkingen voor automatische belichting, AE met sluiterprioriteit en AE met diafragmaprioriteit U kunt de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) door op de knop te drukken (behalve in de modus A, pag. 173). Als u de AEvergrendeling hebt toegepast tijdens movie-opnamen, kunt u deze annuleren door op de knop te drukken.
k Movie-opnamen Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movie-opnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor movie-opnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. het programmakeuzewiel in 1 Stel op . de schakelaar voor Live view2 Stel opnamen/movie-opnamen in op . de ISO-snelheid in. 3 Stel Druk op de knop . Het scherm ISO-snelheid wordt geopend op het LCD-scherm.
k Movie-opnamen De ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Met [Auto] (A) wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en 12800. U kunt de ISO-snelheid handmatig tussen ISO 100 en 12800 instellen met stappen van 1/3-stop. Wanneer u onder [z2: ISOsnelheidsinst.] in [ISO-snelh.bereik] de instelling [Maximum] instelt op [25600/H], wordt de maximale ISO-snelheid voor handmatige instelling van de ISO-snelheid verhoogd tot H (gelijk aan ISO 25600).
k Movie-opnamen Opname-informatie Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Movie-opnamen Opmerkingen over movie-opnamen De camera kan niet ononderbroken automatisch scherpstellen zoals een camcorder. Tijdens het opnemen van movies kan de scherpstelling er tijdelijk flink naast liggen of kan de belichting tijdelijk worden gewijzigd. Richt het objectief tijdens het maken van movie-opnamen niet direct op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de camera beschadigen. Zelfs als bij [51: Opn.functie+kaart/map sel.] de functie [Opn.
k Movie-opnamen Opmerkingen over movie-opnamen Luisteren naar geluid tijdens movie-opname is mogelijk door een externe stereohoofdtelefoon (afzonderlijk verkrijgbaar) met een ministekker van 3,5 mm aan te sluiten op de aansluiting voor hoofdtelefoons op de camera (pag. 19). U kunt de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 188) gebruiken om de movie-opname te starten en te stoppen indien de transportmodus is ingesteld op of .
k Movie-opnamen Foto's maken Tijdens het maken van movie-opnamen kunt u nog altijd foto's maken door de ontspanknop volledig in te drukken. Foto's maken tijdens movie-opnamen Als u tijdens movie-opnamen een foto maakt, staat de movieopname gedurende circa 1 seconde stil. De gemaakte foto wordt op de kaart opgeslagen en de movie-opname wordt automatisch hervat wanneer de Live view-opname wordt weergegeven. De movie en foto worden op de kaart opgeslagen als afzonderlijke bestanden. Als [Opn.
k Movie-opnamen AEB kan niet worden gebruikt. Zelfs wanneer er een externe Speedlite wordt gebruikt, zal deze niet flitsen. Het is mogelijk om continu foto's te maken tijdens movie-opname. Maar de vastgelegde opnamen worden niet weergegeven op het scherm. Movie-opname kan worden stopgezet afhankelijk van de opnamekwaliteit van de foto's, het aantal opnamen tijdens movieopname, prestatie van de kaart, enzovoort. Indien [z5: Movie-opname knop] is ingesteld op [V/ ], kunt u geen foto's maken.
Instellingen voor de opnamefunctie Instellingen f / R / B / i / S / A Indien u op de knop , , , of drukt terwijl de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, verschijnt het scherm met instellingen op het LCD-scherm en kunt u het instelwiel <6> of <5> gebruiken om de bijbehorende functie in te stellen. Wanneer f is ingesteld, kunt u op de knop drukken om de AFgebiedselectiemodus en het AF-punt te selecteren. De procedure is hetzelfde als bij opnamen maken met de zoeker.
3 Het movie-opnameformaat instellen Met [z4: Movie-opn.formaat] kunt u het movieformaat, framesnelheid per seconde en de compressiemethode instellen. De framesnelheid wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [53: Videosysteem]. In de modus worden deze menuopties weergegeven onder [z2]. Beeldformaat A [1920x1080] : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. B [1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De beeldverhouding is 16:9.
3 Het movie-opnameformaat instellen Totale opnameduur voor movie en bestandsgrootte per minuut Movie-opnameformaat A Totale opnameduur (bij benadering) Bestandsgrootte (bij benadering) Kaart van 4 GB Kaart van 8 GB Kaart van 16 GB 654 X 16 minuten 32 minuten 1 uur 4 minuten 235 MB/min. 654 W 5 minuten 11 minuten 22 minuten 685 MB/min. 18 minuten 37 minuten 1 uur 14 minuten 205 MB/min. 87 X 87 W 6 minuten 12 minuten 25 minuten 610 MB/min.
3 Het movie-opnameformaat instellen Een stijging van de interne temperatuur van de camera kan ertoe leiden dat de movie-opname wordt gestopt voordat de maximumopnametijd die op de voorgaande pagina wordt weergegeven (pag. 247), is verstreken. Zelfs als [Opnamefunctie] is ingesteld op [Auto. kaartwissel], kan de kaart niet automatisch worden gewisseld tijdens de movie-opname. Full HD 1080 Full HD 1080 duidt op compatibiliteit met High-Definition met 1080 verticale pixels (scanlijnen).
3 De geluidsopname instellen U kunt movies opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde monomicrofoon of een in de handel verkrijgbare stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Stel de geluidsopname in met [z4: Geluidsopname]. In de modus wordt deze instelling weergegeven onder [z2]. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau [Automatisch] : Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling functioneert automatisch in reactie op het geluidsniveau.
3 De geluidsopname instellen De microfoon gebruiken De ingebouwde microfoon neemt geluid in mono op. Opname in stereogeluid is mogelijk door een externe stereomicrofoon (in de winkel verkrijgbaar) die is uitgerust met een ministereostekker (van 3,5 mm) aan te sluiten op de IN-aansluiting voor externe microfoons op de camera (pag. 19). Wanneer er een externe microfoon wordt aangesloten, schakelt de geluidsopname automatisch over op de externe microfoon.
3 Stille bediening Deze functie is handig wanneer u de ISO-snelheid, het geluidsopnameniveau, enzovoort, tijdens een movie-opname wilt instellen zonder geluid te maken. Wanneer [z5: Stille bediening] is ingesteld op [h insch.], kunt u het touch pad gebruiken op de binnenste ring van het snelinstelwiel. In de modus wordt deze functie weergegeven onder [z3]. U tikt gewoon op de boven-, onder-, linker-, of rechterkant van voor stille bediening.
3 De tijdcode instellen De tijdcode is een tijdreferentie die automatisch wordt opgenomen om de videobeelden en het geluid te synchroniseren tijdens movie-opname. De tijdcode wordt altijd opgenomen en wel met de volgende eenheden: uren, minuten, seconden en frames. De tijdcode wordt voornamelijk gebruikt tijdens het bewerken van de movie. U stelt de tijdcode in met [z5: Tijdcode]. In de modus wordt deze functie weergegeven onder [z3]. Count up [Tijdens opn.
3 De tijdcode instellen Movie opn. teller U kunt selecteren wat u wilt weergeven op het movie-opnamescherm. [Opn.tijd] : Geeft de verstreken tijd aan vanaf het begin van de movie-opname. [Tijdcode] : Geeft de tijdcode aan tijdens de movie-opname. Foto's maken tijdens movie-opname zal resulteren in een afwijking tussen de werkelijke tijd en de tijdcode. Ongeacht de instelling bij [Movie opn. teller] zal de tijdcode altijd worden opgeslagen in het moviebestand. Movie afs.
3 De tijdcode instellen HDMI Tijdcode U kunt de tijdcode toevoegen aan een movie die is uitgevoerd via HDMI (pag. 246). [Aan]: Tijdcode wordt toegevoegd aan de HDMI-uitvoer. [Uit]: Tijdcode wordt niet toegevoegd aan de HDMI-uitvoer. Opnameopdracht Als u een movie opneemt die via HDMI is opgenomen op een extern opnameapparaat, kunt u de start/stop-opties van de camera synchroniseren met de opnameopties van het externe opnameapparaat.
3 De tijdcode instellen Drop frame Indien de instelling voor framesnelheid is ingesteld op 6 (29,97 fps) of 8 (59,94 fps), veroorzaakt het frame-aantal van de tijdcode een afwijking tussen de werkelijke tijd en de tijdcode. Deze afwijking kan automatisch worden gecorrigeerd. Deze correctiefunctie heet 'drop frame'. [Inschakelen]: De afwijking wordt automatisch gecorrigeerd door tijdcodenummers over te slaan (DF: drop frame). [Uitschakelen]: De afwijking wordt niet gecorrigeerd (NDF: non-drop frame).
3 Menufunctie-instellingen [z4] Menu Wanneer de schakelaar voor Live viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , worden de tabbladen [z4] en [z5] voor movie-opname weergegeven. Dit zijn de menuopties. In de modus worden [z2] en [z3] weergegeven. AF-modus De AF-modi werken hetzelfde als beschreven op pagina 209 - 215. U kunt [Live-modus], [u Live-modus] of [Quick-modus] selecteren. Voortdurend scherpstellen op een bewegend onderwerp is niet mogelijk.
3 Menufunctie-instellingen Stille LV-opnameN Deze functie is van toepassing op het maken van foto's. Raadpleeg pagina 208 voor meer informatie. MeettimerN U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (AE-vergrendelingstijd). [z5] Menu Tijdcode U kunt de tijdcode instellen. Zie pagina 239-242 voor meer informatie. Stille bediening Wanneer [h insch.
3 Menufunctie-instellingen HDMI-uitg. + LCD Dit is om HDMI-uitvoer op een extern opnameapparaat op te nemen. [Geen spieg.] is standaard ingeschakeld. Als u [Spiegeling] inschakelt, kan de movie die wordt opgenomen en wordt weergegeven op het LCD-scherm ook worden weergegeven via HDMI. Opmerking: movies die via HDMI worden weergegeven, bevatten geen opname-informatie en geen gemaskeerd opnamegebied (uitvoer zonder overlay met informatie op het scherm). Als [Geen spieg.
3 Menufunctie-instellingen Door op de knop te drukken, kunt u de informatie die wordt weergegeven op het scherm wijzigen. U kunt een tijdcode toevoegen aan de HDMI-uitvoer (pag. 241). [52] Menu HDMI-framesnelheid U kunt de framerate van de HDMI-uitvoer instellen op [Auto], [24p], of [60i/50i]. Wanneer u een movie via HDMI opneemt op een normaal verkrijgbaar extern opnameapparaat dient u de framerate af te stemmen op die van het externe opnameapparaat.
Aandachtspunten voor movie-opnamen Witte en rode waarschuwingspictogrammen voor interne temperatuur Indien de interne temperatuur van de camera stijgt vanwege langdurig filmen of een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt het witte pictogram . Wanneer u filmt terwijl dit pictogram wordt weergegeven, wordt de beeldkwaliteit van de movie bijna niet beïnvloed. Maar als u overschakelt op fotograferen, zal de beeldkwaliteit van de foto's afnemen.
Aandachtspunten voor movie-opnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de movie-opname automatisch Indicator gestopt.
9 Opnamen weergeven Dit hoofdstuk bevat informatie over hoe u foto's en movies kunt weergeven en wissen, opnamen kunt weergeven op een tv-scherm en over andere aan weergave gerelateerde functies. Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt, met een computer zijn bewerkt of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd, worden mogelijk niet correct weergegeven op de camera.
x Opnamen weergeven Weergave van één opname 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . De laatst gemaakte of laatst weergegeven opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Wilt u de opnamen in chronologische volgorde weergeven, dan draait u het instelwiel rechtsom. Telkens als u op de knop drukt, wordt het weergaveformaat gewijzigd.
x Opnamen weergeven de opnameweergave. 3 Beëindig Druk op de knop om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer opnamen te kunnen maken. 3 Rasterweergave In de weergave van één opname en de weergave van twee opnamen (pag. 259) kunt u het raster over de opnameweergave heen leggen. Bij [33: Weergaveraster] kunt u [3x3 l], [6x4 m] of [3x3+diag n] selecteren. Deze functie is handig om de kanteling en de compositie van de opname te checken.
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeldinformatie voor foto's AF-fijnafstelling Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie Diafragma Beveilig beelden Classificatie Mapnummer - bestandsnummer Kaart Histogram (helderheid/RGB) Sluitertijd Beeldstijl/Instellingen Meetmethode Opnamemodus ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Witbalans Opnamekwaliteit Nummer van de opname/totaalaantal opgeslagen opnamen Kleurtemperatuur wanneer
is ingesteld Eye-Fi-overdracht Kleurruimte Opnamed
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeldinformatie voor movies Opnametijd, weergavetijd/tijdcode Weergave Sluitertijd Diafragma Opnamemodus Moviebestandsgrootte Movie-opnameformaat Framesnelheid Compressiemethode Overbelichtingswaarschuwing Wanneer [33: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen], knipperen de overbelichte gedeelten. Voor meer detail in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u opnieuw een opname.
B: Weergave met opname-informatie Het histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en -gradatie. De histogramweergave kan worden gewisseld met [33: Histogram]. Weergave van de [Helderheid] Voorbeeldhistogrammen Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling van het helderheidsniveau van de opname.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) In de indexweergave kunt u snel naar opnamen zoeken, waarbij u vier of negen opnamen per scherm te zien krijgt. 1 Druk op de knop . Druk tijdens het weergeven van opnamen op de knop . [6u] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Draai het instelwiel <6> linksom. Er verschijnt een index van vier opnamen.
x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de geselecteerde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer [Spring met 6] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de sprongmethode te selecteren en druk op <0>.
u Vergrote weergave Opnamen kunnen op het LCD-scherm 1,5x tot 10x worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot de opname. Opnamen kunnen tijdens de weergave worden uitvergroot (weergave van één opname), tijdens de weergave direct na de opname en wanneer de camera gereed is voor opname. Druk op de knop . De vergrote weergave wordt geactiveerd. Het vergrotingsgebied en [6u] worden rechtsonder op het scherm weergegeven.
u Vergrote weergave 3 Instellingen voor vergroting Wanneer u op het tabblad [33] de optie [Vergroting (ca.)] selecteert, kunt u het punt van waaruit wordt vergroot en het startpunt voor de vergrote weergave instellen. 1x (geen vergroting) Het beeld wordt niet uitvergroot. De vergrote weergave start vanuit de weergave van één opname. 2x, 4x, 8x, 10x (vergroot vanuit centrum) De vergrote weergave start vanuit het midden van het beeld, op de ingestelde vergroting.
X Beelden vergelijken (weergave van twee opnamen) U kunt twee opnamen naast elkaar op het LCD-scherm weergeven. 1 Stel de weergave van twee opnamen in. Druk tijdens de opnameweergave op de knop . Er worden twee opnamen weergegeven. De momenteel geselecteerde opname is gemarkeerd met een blauw kader. de opnamen die u met 2 Selecteer elkaar wilt vergelijken. Als u op <0> drukt, gaat het blauwe kader van het ene beeld naar het andere. Draai aan het instelwiel <5> om een opname te selecteren.
b De opname draaien U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer [Beeld roteren] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt draaien. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 255). de opname.
Classificaties instellen U kunt opnamen en movies classificeren met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet Classificatie. Classificaties instellen met de knop 1 Selecteer een opname of een movie. Draai tijdens de opnameweergave aan het instelwiel <5> om de foto of movie te selecteren die u wilt classificeren. U kunt ook een foto of movie selecteren in de indexweergave (pag. 255). de opname of movie.
Classificaties instellen een opname of een movie. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de opname of movie te selecteren die u wilt classificeren. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een foto of movie selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel <6> rechtsom. de opname of movie. 3 Classificeer Wanneer u op <0> drukt, wordt het pictogram [s] uitgeschakeld.
Q Snel instellen tijdens weergave U kunt tijdens de weergave op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [K: Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [R: RAW-beeldverwerking] (alleen RAW-beelden), [S: Wijzig formaat] (alleen JPEG-beelden), [ : Overbelichtingswaarschuwing], [ :AF-puntweergave], [e: Spring met 6]. Voor movies kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. 1 Druk op de knop .
Q Snel instellen tijdens weergave Als u een opname wilt roteren, stelt u [51: Auto. roteren] in op [AanzD]. Als [51: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] aan de opname toegevoegd, maar wordt de opname niet door de camera gedraaid bij afspelen. Wanneer u op de knop drukt tijdens de indexweergave, wordt er overgeschakeld op de weergave van één opname en verschijnt het scherm Snel instellen.
k Genieten van movies U kunt movies op de volgende drie manieren afspelen: Afspelen op een tv (pag. 274 en 277) Gebruik de meegeleverde AV-kabel of een HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op een tv aan te sluiten. U kunt de movies en foto's dan op uw tv bekijken. Als u over een HD-televisie beschikt en uw camera met een HDMI-kabel aansluit, kunt u movies in Full HD (Full High-Definition: 1920x1080) en HD (High-Definition: 1280x720) bekijken met een hogere beeldkwaliteit.
k Genieten van movies Afspelen en bewerken op een computer (pag. 394). De moviebestanden die zich op de kaart bevinden, kunnen naar een computer worden overgebracht en dan worden afgespeeld met ImageBrowser EX. Om een movie vloeiend af te spelen op een pc, hebt u een krachtige computer nodig. Raadpleeg de gebruikershandleiding (pdf) van ImageBrowser EX voor informatie over de vereisten die van toepassing zijn op computerhardware.
k Movies afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om opnamen weer te geven. een movie. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de movie te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram <1s> linksboven op het scherm aan dat het een movie betreft. In de indexweergave geeft de perforatie links van de opname aan dat het een movie betreft. Movies kunnen niet worden weergegeven in de indexweergave.
k Movies afspelen Functie Beschrijving van weergave 2 Afsluiten Hiermee keert u terug naar de weergave van één opname. 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Pas de vertragingssnelheid aan door aan het instelwiel <5> te draaien. De vertragingssnelheid wordt rechtsboven weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het voorgaande beeld weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van de movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie bewerken in tussenstappen van 1 seconde. 1 Selecteer [X] in het movieweergavescherm. Het paneel voor moviebewerking wordt onder aan het scherm weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd. Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. Kantel <9> naar links of rechts om het vorige of volgende beeld te bekijken.
X De eerste en laatste beelden van de movie bewerken de movie op. 4 Sla Selecteer [W] en druk vervolgens op <0>. Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe movie op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Om het bestand op te slaan en het originele moviebestand te overschrijven, selecteert u [Overschrijven]. Druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm en druk op <0> om de bewerkte movie op te slaan en terug te keren naar het movieweergavescherm.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen die zich op de kaart bevinden, weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt 2 Selecteer afspelen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) Optie Beschrijving van weergave jAlle bldn Alle foto's en movies op de geheugenkaart worden weergegeven. iDatum De foto's en movies die zijn vastgelegd op de geselecteerde opnamedatum, worden weergegeven. nMap De foto's en movies in de geselecteerde map worden weergegeven. kMovies Alleen de movies op de geheugenkaart worden weergegeven. zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) de diavoorstelling. 4 Start Draai aan het instelwiel <5> om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling af. 5 Sluit Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>.
Opnamen op de tv bekijken U kunt de foto's en movies ook weergeven op een tv. Pas het geluidsvolume van de movie aan op de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. Op bepaalde televisies worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Opnamen bekijken op een HD-tv (High-Definition) Hiervoor hebt u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig.
Opnamen op de tv bekijken op de knop . 5 Druk De opname wordt op het tv-scherm weergegeven. (Het LCD-scherm van de camera blijft leeg.) De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie van de tv. U kunt het weergaveformaat wijzigen door op de knop te drukken. Zie pagina 267 als u movies wilt weergeven. Het is niet mogelijk om een movie gelijktijdig weer te geven via de - en -aansluiting. Sluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera.
Opnamen op de tv bekijken de camera aan op een tv. 2 Sluit Gebruik een HDMI-kabel om de camera aan te sluiten op de tv. De invoer van de tv wordt automatisch overgeschakeld op de HDMI-poort waarop de camera is aangesloten. op de knop op de camera. 3 Druk Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen af te spelen. een opname of een movie. 4 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren.
Opnamen op de tv bekijken Opnamen bekijken op een niet-HD-tv (High-Definition) 1 Sluit de meegeleverde AV-kabel aan op de camera. Sluit de stekker met het logo naar de achterzijde van de camera gericht aan op de -aansluiting. (rood) (wit) (geel) de AV-kabel aan op de tv. 2 Sluit Sluit de AV-kabel aan op de video IN-aansluiting en op de audio INaansluiting van de tv. de tv in en verander de 3 Schakel video-invoer van de tv in de aangesloten poort.
K Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden verwijderd. 3 Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer beelden] en druk vervolgens op <0>. De opnamen worden weergegeven. Opnamebeveiligingspictogram de opname.
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer het menu [31: Beveilig beelden] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart].
a Opnamen kopiëren Opnamen die zich op een geheugenkaart bevinden, kunnen naar een andere geheugenkaart worden gekopieerd. 3 Afzonderlijke opnamen kopiëren 1 Selecteer [Beeldkopie]. Selecteer [Beeldkopie] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Sel.Beeld]. 2 Selecteer Controleer de kopieerbron en de capaciteit van de kaart. Draai aan het instelwiel <5> om [Sel.Beeld] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
a Opnamen kopiëren Totaalaantal geselecteerde opnamen de opnamen die u wilt 4 Selecteer kopiëren. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het pictogram wordt linksboven in het scherm weergegeven. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel <6> rechtsom.
a Opnamen kopiëren [OK]. 8 Selecteer Controleer de kopieerbron en de gegevens op de kaart. Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het kopiëren gaat van start en de voortgang wordt weergegeven. Als het kopiëren voltooid is, wordt het resultaat weergegeven. Selecteer [OK] om terug te keren naar het scherm van stap 2. 3 Alle opnamen in een map of op een kaart kopiëren U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk kopiëren.
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde opnamen (pag. 278) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een RAW+JPEG-afbeelding verwijdert, wordt zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding verwijderd.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op <0>. De opnamen worden weergegeven. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel <6> rechtsom. de opnamen die u wilt wissen. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>.
De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen 3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen De helderheid van het LCD-scherm wordt automatisch aangepast voor een optimale weergave. U kunt het helderheidsniveau van de automatische aanpassing instellen (lichter of donkerder) of de helderheid handmatig aanpassen. 1 Selecteer [LCD-helderheid]. Selecteer [LCD-helderheid] op het tabblad [52] en druk vervolgens op <0>. [Auto] of [Handmatig].
De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen 3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch gedraaid, zodat ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm van de camera of op de pc worden weergegeven. De instelling van deze functie kan worden veranderd. 1 Selecteer [Auto. roteren]. Selecteer [Auto. roteren] op het tabblad [51] en druk vervolgens op <0>. de optie Auto. roteren in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
10 Opnamen naverwerken U kunt RAW-opnamen met de camera verwerken en het formaat van JPEG-opnamen wijzigen (verkleinen). Het pictogram M rechtsboven de paginatitel geeft aan dat de functie kan worden gebruikt wanneer het programmakeuzewiel is ingesteld op . * De functie kan niet worden gebruikt in de modus . Opnamen die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk niet correct verwerkt door de camera.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN U kunt 1-bestanden verwerken met de camera en ze opslaan als JPEG-bestanden. Ook al verandert het RAW-bestand zelf niet, u kunt het RAW-bestand toch verwerken voor verschillende omstandigheden om er vervolgens diverse JPEG-bestanden van te maken. 41- en 61-bestanden kunnen niet worden verwerkt met de camera. Gebruik Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 394) om die bestanden te verwerken. 1 Selecteer [RAW-beeldverwerking].
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Het instellingenscherm weergeven Druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven. Draai aan het instelwiel <5> of <6> om de instelling te wijzigen. Druk op <0> om terug te keren naar het scherm van stap 3. de opname op. 4 Sla Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand, en selecteer [OK].
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN RAW-beeldverwerkingsopties Helderheid aanpassen U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3-stop. Het effect van de instelling is zichtbaar in de weergegeven opname. Witbalans (pag. 139) U kunt de witbalans selecteren. Selecteer [P] en draai het aan instelwiel <6> om de kleurtemperatuur in te stellen op het instellingenscherm. Het effect van de instelling is zichtbaar in de weergegeven opname. Beeldstijl (pag.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Kleurruimte (pag. 160) U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het LCD-scherm van de camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal de opname er niet heel anders uitzien, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld. Correctie helderheid randen (pag. 149) Indien [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het effect niet goed te zien is, drukt u op de knop om het beeld te vergroten en bekijkt u de hoeken van het beeld.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Chromatische correctie Wanneer deze optie is ingesteld op [Inschakelen], kan lensaberratie (kleurranden langs de randen van een opname) worden gecorrigeerd. Indien [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Indien het moeilijk is om het effect te zien, drukt u op de knop om het beeld te vergroten. (Druk op de knop om terug te keren naar de normale weergave.
S Wijzig formaat U kunt het formaat van een opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3/4/a/b-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG c- en RAW-bestanden kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer [Wijzig formaat] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. De opnamen worden weergegeven. een opname.
S Wijzig formaat Opties voor wijziging formaat op basis van het originele beeldformaat Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Origineel beeldformaat 3 4 a b c k k k k k k k k k 4 a k b Beeldformaten Het beeldformaat dat wordt weergegeven in stap 3 op de voorgaande pagina, bijvoorbeeld [**M ****x****], heeft een beeldverhouding van 3:2. Het beeldformaat volgens de beeldverhoudingen wordt weergegeven in de onderstaande tabel.
11 Sensorreiniging De voorzijde van de beeldsensor (low-pass-filter) beschikt over een zelfreinigende sensor die automatisch stof verwijdert. Ook kunnen stofwisdata aan de opname worden toegevoegd, zodat achtergebleven stofdeeltjes automatisch kunnen worden verwijderd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 394).
f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, verwijdert de zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op elk gewenst moment activeren of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. [Reinig nuf].
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal gewoonlijk ervoor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 394) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Neem een effen wit object, bijvoorbeeld een vel papier.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. De foto wordt in de modus AE met diafragmavoorkeur gemaakt met een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>.
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor moet u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Wanneer u dit wel doet, wordt de stroomvoorziening onderbroken en gaat de sluiter dicht. De sluitergordijnen en de beeldsensor kunnen dan beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • De batterij verwijderen/plaatsen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje.
12 Opnamen afdrukken en overbrengen naar een computer Afdrukken (pag. 304) U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor rechtstreeks afdrukken. Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 311) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort.
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor rechtstreeks afdrukken kan volledig via het LCD-scherm van de camera worden uitgevoerd. De camera op een printer aansluiten 1 Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. camera op een printer 3 De aansluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge de opname weer. 6 Geef Druk op de knop . De opname wordt weergegeven en het pictogram dat in de linkerbovenhoek van het scherm verschijnt, geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. U kunt movies niet afdrukken. De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel.
wAfdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Bepaalde instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Pictogram aangesloten printer 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCDscherm het pictogram wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt afdrukken. op <0>.
wAfdrukken Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm met papiertypen wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
wAfdrukken de afdrukeffecten in. 4 Stel Geef de instellingen op, indien Afdrukeffect gewenst. Als u geen afdrukeffecten wilt instellen, gaat u naar stap 5. De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Als het pictogram naast helder wordt weergegeven, kunt u het afdrukeffect aanpassen (pag. 308).
wAfdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Geef de instellingen op, indien gewenst. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Kies de gewenste instelling en druk vervolgens op <0>. het aantal exemplaren in. 6 Stel Geef de instellingen op, indien gewenst. Selecteer [R] en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. met afdrukken. 7 Begin Selecteer [Print] en druk vervolgens op <0>.
wAfdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect zoals beschreven bij stap 4 op pagina 306. Druk op de knop wanneer naast het pictogram duidelijk wordt weergegeven. Vervolgens kunt u het afdrukeffect aanpassen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hier stelt u de helderheid van de opname in. Levels aanp.
wAfdrukken De opname bijsnijden Kantelcorrectie U kunt de opname bijsnijden en alleen het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel de opties voor bijsnijden in vlak voordat u gaat afdrukken. Als u bijsnijden instelt en vervolgens de afdrukinstellingen, moet u bijsnijden mogelijk opnieuw instellen vóór het afdrukken. 1 Selecteer [Afstellen] in het scherm met afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
wAfdrukken Afhankelijk van de printer wordt het bijgesneden gedeelte van de opname mogelijk niet afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de camera. Op een tv-scherm wordt het bijsnijdkader mogelijk niet correct weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) U kunt het afdruktype instellen en aangeven of ook de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen 1 Selecteer [Printopties]. Selecteer [Printopties] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Stel in]. 2 Selecteer Selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K Standaard Er wordt één opname afgedrukt per vel. L Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. K L Beide Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname afgedrukt. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop . Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) Printopties Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de afdruktaak toe. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel <6> rechtsom. Druk op de knop om de afdruktaak op de kaart op te slaan.
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Bereid het afdrukken voor. Zie pagina 302. Volg de procedure 'De camera op een printer aansluiten' tot stap 5. 2 Selecteer [Printopties] op het tabblad [31]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is aangesloten en afdrukken mogelijk is. 4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 304). Stel indien nodig de afdrukeffecten (pag. 306) in.
d Opnamen overbrengen naar een computer U kunt de camera op een pc aansluiten en opnamen die zich op de kaart bevinden vanuit de camera naar de pc overbrengen. Dit wordt een rechtstreekse beeldoverdracht genoemd. De procedure voor rechtstreekse beeldoverdracht kan volledig via het LCD-scherm van de camera worden uitgevoerd. De opnamen die naar de computer worden verzonden, worden in de map [Pictures/Afbeeldingen] of [My Pictures/Mijn afbeeldingen] opgeslagen en in submappen geordend op opnamedatum.
d Opnamen overbrengen naar een computer de aan-uitschakelaar van de 3 Zet camera op <1>. Wanneer op de pc een scherm verschijnt waarin u het programma kunt selecteren, selecteert u [EOS Utility]. Het scherm EOS Utility wordt op de pc weergegeven. Gebruik EOS Utility niet wanneer het scherm EOS Utility wordt weergegeven. Als er een ander scherm dan het hoofdvenster van EOS Utility wordt weergegeven, wordt [Directe overdracht] uit stap 5 op pagina 318 niet weergegeven.
d Opnamen overbrengen naar een computer 3 Opnamen selecteren voor overdracht Sel.beeld 1 Selecteer [Beeldoverdracht]. Selecteer [Beeldoverdracht] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. [Beeldsel./overdr.]. 2 Selecteer Selecteer [Beeldsel./overdr.] en druk op <0>. [Sel.beeld]. 3 Selecteer Selecteer [Sel.beeld] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt overbrengen. 4 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>.
d Opnamen overbrengen naar een computer het beeld. 5 Verzend Controleer of het hoofdvenster van EOS Utility op het computerscherm wordt weergegeven. Selecteer [Directe overdracht] en druk op <0>. Wanneer u op het bevestigingsscherm [OK] selecteert, worden de beelden naar de pc overgebracht. Ook beelden die met [Sel.n] en [Alle bldn] zijn geselecteerd, kunnen op deze manier worden overgebracht. Sel.n Selecteer [Sel.n] en vervolgens [Mapbeelden niet overgebr.].
13 De camera aanpassen aan uw voorkeuren U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. U kunt de huidige camera-instellingen ook opslaan onder de standen , en van het programmakeuzewiel. De functies die worden uitgelegd in dit hoofdstuk, kunnen worden ingesteld en gebruikt in de volgende opnamemodi: d/s/f/a/F.
3 Persoonlijke voorkeuzeN A LVopnamen C.Fn1: Exposure (Belichting) Belichtingsniveauverhogingen ISO-stappen pag. 321 Bracketing automatisch annuleren Bracketingvolgorde Aantal bracketed opnamen Veiligheidsshift pag. 322 pag. 323 k Movieopnamen k k k In a k (Foto, met reeksopnamen met witbalans ingesteld) k k k C.Fn2: Display/Operation (Weergave/bediening) Waarschuwingen z in zoeker Weergave LV-opnamegebied pag. 324 Wielrichting bij tv/AV Multifunctievergrendeling pag.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN Op het tabblad [8] kunt u een aantal camerafuncties aan uw opnamevoorkeuren aanpassen. Instellingen die afwijken van de standaardinstelling worden blauw weergegeven. C.Fn1: Exposure (Belichting) Belichtingsniveauverhogingen 1/3: 1/3-stop 1/2: 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscompensatie, enzovoort. Dit is effectief als u de belichting wilt regelen in grotere stappen dan 1/3 stop.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN Bracketingvolgorde De volgorde van de opnamereeks voor AEB en WB-BKT kan worden gewijzigd.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN Veiligheidsshift OFF: Uitschakelen Tv/Av: Sluitertijd/diafragma Dit werkt in de modi AE met sluitervoork. (s) en AE met diafragmavoork. (f). Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd zodat een standaardbelichting kan worden gebruikt.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn2: Display/Operation (Weergave/bediening) Waarschuwingen z in zoeker Wanneer een van de volgende functies is ingesteld, wordt het pictogram rechtsonder in de zoeker (pag. 23) weergegeven. Selecteer de functie waarvoor u het waarschuwingspictogram wilt weergeven, druk op <0> om er een bij te zetten en selecteer [OK]. Als monochroom V ingest. Wanneer de beeldstijl is ingesteld op [Monochroom] (pag. 133), wordt het waarschuwingspictogram weergegeven.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN Wielrichting bij tv/AV Normaal Omgekeerde richting U kunt de richting omkeren waarin u het instelwiel moet draaien om de sluitertijd en het diafragma in te stellen. In de opnamemodus is de draairichting van de instelwielen <6> en <5> omgekeerd. In de andere opnamemodi is alleen de draairichting van het instelwiel <6> omgekeerd. De draairichting van het instelwiel <5> is gelijk aan die voor de modus en het instellen van de belichtingscompensatie.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn3: Others (Overig) Voeg bijsnijdinformatie toe Als u bijsnijdinformatie opgeeft, worden op de Live view-opname verticale lijnen voor de ingestelde aspectratio weergegeven. Dit biedt u de mogelijkheid om de compositie te bepalen zoals bij middelgrote en grote movieformaten (6x6 cm, 4x5 inch, enzovoort). Wanneer u een opname maakt, wordt de aspectratio aan de opname toegevoegd, zodat u deze kunt bijsnijden met de meegeleverde software.
82: Aangepaste bediening U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen of instelwielen. 1 Selecteer [82: Aangepaste bediening]. Selecteer [Aangepaste bediening] op het tabblad [82] en druk vervolgens op <0>. Het scherm Aangepaste bediening wordt weergegeven. een knop of instelwiel. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een knop of instelwiel te selecteren en druk op <0>. De naam van de knop of het wiel van de camera en de toewijsbare functies worden weergegeven.
82: Aangepaste bediening Toewijsbare functies voor knoppen/wielen op de camera Functie Pagina k*1 k*1 k k k k AE-vergrendeling (vasthouden) k k FE-vergrendeling k k k k Meten en AF-start 330 k AF-stop AF Naar ingestelde AF-functie gaan 331 ONE SHOT z AI SERVO Naar ingesteld AF-punt gaan 332 Directe AF-puntselectie k Start meten 332 AE-vergrendeling k AE-vergrendeling (bij ingedrukte knop) Belichting ISO-snelheid instellen (knop vasthouden, ISO-snelheid instellen ( draaien) ti
82: Aangepaste bediening * k k k k*2 k*2 k k k*3 k*3 k k k k k k k k k*4 k k k k*5 k*5 k* k*5 5 k k k k k k k k k k k k k k k * De AF-stopknop ( k k ) is alleen aanwezig op IS-superteleobjectieven.
82: Aangepaste bediening : Meten en AF-start Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, worden de meting en de AF uitgevoerd. *1: Als u de functie [Meten en AF-start] aan de knoppen
en toewijst en de functie toevoegt om naar het ingesteld AF-punt over te schakelen, schakelt u direct over naar het ingestelde AF-punt. Druk op de knop in stap 3 op pagina 327 om deze functie in te schakelen. Selecteer [Ingesteld AF-punt] in het selectiescherm [AF-startpunt].
82: Aangepaste bediening : AF-stop De AF stopt wanneer u de knop die aan deze functie is toegewezen ingedrukt houdt. Dit is handig wanneer u de focus wilt vergrendelen tijdens AI Servo AF. : Naar ingestelde AF-functie gaan Wanneer u AF-gebiedselectiemodus (pag. 72), Trackinggevoeligheid (pag. 92), Versnellen/vertragen tracking (pag. 93), AF-punt automatische schakeling (pag. 94), AI Servo 1e beeldvoorkeur (pag. 96) en AI Servo 2e beeldvoorkeur (pag.
82: Aangepaste bediening : Naar ingesteld AF-punt gaan Wanneer u tijdens een meting op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, gaat de camera naar het AF-punt dat is ingesteld op pagina 330. *3: Wanneer u bij stap 3 op pagina 327 op de knop drukt, kunt u [Alleen bij vasthouden schakelen] of [Elke keer schak. bij drk. knop] selecteren. : Directe AF-puntselectie Tijdens een meting kunt u een AF-punt rechtstreeks met het instelwiel <5> of <9> selecteren, zonder op de knop te drukken.
82: Aangepaste bediening : AE-vergrendeling (vasthouden) Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, kunt u de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling). De AE-vergrendeling blijft actief totdat u nogmaals op de knop drukt. Dit is handig wanneer u de opname op meerdere gebieden wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling.
82: Aangepaste bediening : Directe inst. beeldkwaliteit Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, schakelt u meteen over op de ingestelde opnamekwaliteit. De opnamekwaliteit knippert op het LCD-paneel wanneer de camera van opnamekwaliteit verandert. Na de opname wordt de instelling Directe inst. beeldkwaliteit geannuleerd en wordt de camera weer ingesteld op de voorgaande opnamekwaliteit.
82: Aangepaste bediening : Scherpte-dieptecontrole Wanneer u op de knop voor scherptedieptecontrole drukt, wordt het diafragma verkleind en kunt u de scherptediepte controleren (pag. 167). : Beeldstabilisatie starten Als de IS-schakelaar op het objectief is ingesteld op <1>, wordt de Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief geactiveerd wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen.
82: Aangepaste bediening : Menuweergave Wanneer u op <0> drukt, wordt het menu op het LCD-scherm weergegeven. : Beeldweergave Wanneer u op <0> drukt, worden de opnamen weergegeven. : Vergroten/verkleinen (SET indrukken, draaien) Druk op <0> om de opnamen die zich op de kaart bevinden uit te vergroten. Zie pag. 257 voor meer aanwijzingen. Wanneer u scherpstelt in de Live-modus, de Quick-modus of handmatig scherpstelt (pag.
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer [My Menu instellingen] op het tabblad [9] en druk vervolgens op <0>. [Register in My Menu]. 2 Selecteer Selecteer [Register in My Menu] en druk op <0>. de gewenste items vast. 3 Leg Selecteer het item dat u wilt vastleggen en druk op <0>.
w Aangepaste opnamemodi instellenN U kunt de huidige camera-instellingen, zoals de opnamemodus, menufuncties en persoonlijke voorkeuzen, onder de stand , en van het programmakeuzewiel instellen als aangepaste opnamemodi. 1 Selecteer [Aangep. opnamemodus (C1-C3)]. Selecteer [Aangep. opnamemodus (C1-C3)] op het tabblad [54] en druk vervolgens op <0>. [Registreer instellingen]. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om [Registreer instellingen] te selecteren en druk op <0>.
w Aangepaste opnamemodi instellenN Vastgelegde instellingen Opnamefuncties Opnamemodus + belichtingsinstelling, ISO-snelheid, AF-modus, AF-gebiedselectiemodus, AF-punt, Meetmethode, Transportmodus, Waarde belichtingscompensatie, Waarde flitsbelichtingscompensatie Menufuncties [z1] Beeldkwaliteit, Kijktijd, Pieptoon, Ontspan sluiter zonder kaart, Lensafwijkingscorrectie (Helderheid randen, Chromatische correctie), Externe Speedlite besturing, Spiegel opklappen [z2] Belichtingscompensatie/AEB, ISO-snelhe
w Aangepaste opnamemodi instellenN [x2] Diavoorstelling, Spring met 6 [x3] Overbel. waarsch., AF-puntweergave, Weergaveraster, Histogramweergave, Movie afs. teller, Vergroting (ca.) [51] Bestandsnr., Auto. roteren, Eye-Fi-instellingen [52] Uitschakelen, LCD-helderheid, Raster in zoeker, HDMI-framesnelheid [53] Sensorreiniging (Auto.
14 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort.
B-knopfuncties Als u op de knop drukt wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, kunt u [Geeft camera-inst. weer], [Digitale horizon] (pag. 60) en [Geeft opname-inst. weer] (pag. 343) weergeven. Op het tabblad [53] kunt u met [Weergaveopties z-knop] aangeven welke opties moeten worden weergegeven wanneer u op de knop drukt. Selecteer de gewenste optie en druk op <0> om er een bij te zetten. Nadat u de selectie hebt gemaakt, selecteert u [OK] en drukt u vervolgens op <0>.
B-knopfuncties Opname-instellingen Witbalanscorrectie Sluitertijd Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Diafragma AE-vergrendeling Flitsbelichtingscompensatie ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Aangepaste bediening Beeldstijl AF-modus Pictogram Snel instellen Batterijniveau Witbalans Eye-Fi-overdrachtsstatus Meetmethode Flitser gereed/FE-vergrendeling/ High-speed synchronisatie Transportmodus Opnamekwaliteit Maximumaantal opnamen Resterende opnamen (bij meerdere opnamen) Kaartindicator Pictogram kaa
3 De batterijgegevens controleren U kunt de status van de batterij controleren op het LCD-scherm. Elke LP-E6/LP-E6N-batterij heeft een uniek serienummer en u kunt meerdere batterijen registreren in de camera. Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de resterende capaciteit en de gebruiksgeschiedenis van de geregistreerde batterij controleren. Selecteer [Accu-info]. Selecteer [Accu-info] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. Het scherm met de batterijgegevens wordt weergegeven.
3 De batterijgegevens controleren De batterij registreren in de camera U kunt maximaal zes LP-E6/LP-E6N-batterijen registreren in de camera. Als u meerdere batterijen wilt registreren in de camera, voert u voor elke batterij de onderstaande procedure uit. 1 Druk op de knop . Druk, terwijl het scherm Accu-info wordt weergegeven, op de knop . Het scherm met de batterijgeschiedenis wordt weergegeven. Als de batterij nog niet is geregistreerd, wordt deze grijs weergegeven. [Registreer].
3 De batterijgegevens controleren Een etiket met het serienummer op de batterij plakken Het is handig om een etiket met het serienummer op alle geregistreerde LP-E6-/LP-E6N-batterijen te plakken. 1 Serienummer Schrijf het serienummer op een etiket. Schrijf het serienummer op het scherm met de batterijgeschiedenis over op een etiket (in de handel verkrijgbaar) van ongeveer 25 x 15 mm. 7c40 0300 de batterij uit de camera en 2 Haal plak het etiket op de batterij. Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
3 De batterijgegevens controleren De resterende capaciteit van een geregistreerde batterij controleren U kunt nagaan wat de resterende capaciteit van een batterij is (zelfs wanneer deze zich niet in de camera bevindt) en wanneer de batterij voor het laatst is gebruikt. Serienummer Datum laatste gebruik Resterende capaciteit Zoek het serienummer op. Zoek het etiket met het gewenste serienummer en kijk bij hetzelfde serienummer op het scherm met de batterijgeschiedenis.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E6 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft u het resterende batterijniveau niet in de gaten te houden. 1 Sluit de stekker van de DCkoppeling aan. Plaats de stekker van de DCkoppeling in de aansluiting op de AC-adapter. het netsnoer aan. 2 Sluit Sluit het netsnoer aan zoals in de afbeelding wordt weergegeven. Verwijder na gebruik van de camera het netsnoer uit het stopcontact.
De batterij voor datum/tijd vervangen De batterij voor datum/tijd (reservebatterij) houdt de datum en tijd van de camera bij. Deze batterij heeft een levensduur van ongeveer 5 jaar. Als de datum en tijd worden gereset wanneer de camera wordt ingeschakeld, volgt u de procedure hieronder om de reservebatterij te vervangen door een nieuwe CR1616-lithiumbatterij. De datum/tijd-instelling gaat verloren, waardoor u de correcte datum en tijd opnieuw moet instellen (pag. 36). 1 Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fikaart kunt u opnamen automatisch overbrengen naar een pc of uploaden naar een online service via een draadloos LAN. De opnameoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de Eye-Fi-kaart of neem contact op met de fabrikant van de kaart voor informatie over het configureren en gebruiken van de EyeFi-kaart en het oplossen van eventuele problemen met beeldoverdracht.
Eye-Fi-kaarten gebruiken de instelling 5 Controleer [Toegangspunt SSID:]. Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk op de knop om het menu af te sluiten. de opname.
Beschikbare functies per opnamemodus o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen : niet in te stellen/uitgeschakeld A Foto's d s f a Alle instellingen voor opnamekwaliteit zijn selecteerbaar k k k k k k Automatisch ingesteld/ Auto ISO o Functie ISO-snelheid Handmatig Beeldstijl Automatische selectie Movies k z*1 k o Behalve a k k k k k kIn a kIn a k k k k k Modus A: D D Handmatige selectie k k k k k k k k k k k k Vooraf ingesteld k k k k k k Handmatig k k k k k k Inst
Beschikbare functies per opnamemodus Functie AF-puntselectie AF Automatisch A Foto's d s f a o k k k k k Handmatig k k k k k AF-hulplicht o Handmatige focus (MF) k AF-configuratietool Meetmethode Belichting k k k k k o Externe Speedlite k AE-vergrendeling*3 k k k Bel.correctie k k k AEB k k k k Met f (behalve A) In d, s, f, F k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k Stille enkele opname k k k k k k k Stille continue opname k k k k k k k Q (10 sec.
Menu-instellingen Voor opnamen met de zoeker en Live view-opnamen z: Opname 1 (rood) Beeldkwaliteit Pagina 1 / 41 / 61 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten Pieptoon Inschak. / Uitschak. 121 55 - Ontspan sluiter zonder Inschak. / Uitschak. kaart 32 Lensafwijkingscorrectie Helderheid randen: Inschak. / Uitschak. Chromatische afw.: Inschakelen / Uitschakelen 149 Externe Speedlite besturing Flitsen / E-TTL II meting / Flitssync.
Menu-instellingen z: Opname 2 (rood) Pagina Bel.corr./AEB Tussenstappen van 1/3 stops, ongeveer 5 stops (AEB ongeveer 3 stops) 171 172 ISO-snelheidsinst. ISO-snelheid / ISO-snelheidsbereik / Auto ISObereik / Minimale sluitertijd 126 tot 130 Auto Lighting Optimizer Deactiveren / Zwak / Standaard / Hoog (Auto optimalisatie Uitschakelen bij handmatige belichting helderheid) 144 Witbalans Q/W/E/R/Y/U/D/O/P (ca. 2.500 - 10.
Menu-instellingen z: Opname 4* (rood) Pagina Live view-opname. Inschakelen / Uitschakelen 205 AF-modus Live-modus / u Live-modus / Quick-modus 209 Rasterweergave Uit / 3x3 l / 6x4 m / 3x3+diag n 205 Aspect ratio 3:2 / 4:3 / 16:9 / 1:1 206 Bel.simulatie Inschakelen / Tijdens e / Uitschakelen 207 Stille LV-opname Modus 1 / Modus 2 / Uitschakelen 208 Meettimer 4 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min. 208 * In de modus vindt u deze menuopties onder [z2].
Menu-instellingen 2: AF3 (paars) Pagina USM-obj., elektronische MF Inschakelen na One-Shot AF / Uitschakelen na One-Shot AF / Uitschakelen in AF-modus 98 AF-hulplicht Inschakelen / Uitschakelen / Alleen IR AF-hulplicht 99 Ontspanvoor. One-Shot Ontspanvoorkeur / Scherpstelvoorkeur AF 99 2: AF4 (paars) Objectiefsturing bij AF onmogelijk Continu scherpstellen / Stop scherpstellen 100 Selecteerbaar AF-punt 61 punten / Alleen kruisv.
Menu-instellingen 3: Weergave 1 (blauw) Pagina Beveilig beelden Opnamen beveiligen tegen wissen 278 Beeld roteren Verticale opnamen roteren 260 Wis beelden Opnamen wissen 283 Printopties Aangeven welke opnamen moeten worden afgedrukt (DPOF) 311 Beeldkopie Opnamen kopiëren tussen kaarten 280 RAW-beeldverwerking 1-bestanden verwerken 288 3: Weergave 2 (blauw) Wijzig formaat Het aantal pixels van de opname reduceren 293 Classificatie [OFF] / l / m / n / o / p 261 Diavoorstelling Bes
Menu-instellingen 5: Instellingen 1 (geel) Pagina Opn.functie+kaart/ map sel. [Opn.functie] Standaard / Auto. kaartwissel / 118 Apart opslaan / Opsl. nr meerdere 120 [Opn./weerg.] [Weergave] f / g 152 [Map] Een map maken en selecteren Bestandnr. Continu / Auto. reset / Handm. reset 156 Bestandsnaam Code voorinst. / Gebr.inst. 1 / Gebr.inst. 2 154 Auto.
Menu-instellingen 5: Instellingen 3 (geel) Pagina Videosysteem NTSC / PAL 233 277 Accu-info Voeding / Resterende cap. / Sluiterteller / Laadprestatie / batterijregistratie / batterijgeschiedenis 344 tot 347 Auto. reiniging: Inschak. / Uitschak. Sensorreiniging Reinig nu 296 Reinig handmatig 299 Weergaveopties z-knop Geeft camera-inst. weer / Digitale horizon/ Geeft opname-inst.
Menu-instellingen Voor movie-opnamen z: Opname 4*1 (Movie) (rood) Pagina AF-modus Live-modus / u Live-modus / Quick-modus 243 Rasterweergave Uit / 3x3 l / 6x4 m / 3x3+diag n 243 Movie-opn.formaat 1920x1080 (6 / 5 / 4) (W / X) 1280x720 (8 / 7) (W / X) 640x480 (6 / 5) (X) 233 Geluidsopname: Automatisch / Handmatig / Uitschakelen Geluidsopname*2 Opnameniveau 236 Windfilter: Uitschakelen / Inschakelen Stille LV-opname Modus 1 / Modus 2 / Uitschakelen 244 Meettimer 4 sec. / 16 sec. / 30 sec.
Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT 90EX 270EX II Dioptrische aanpassingslenzen Eg 320EX 430EX II 600EX-RT/ Macro Ring Lite Macro Twin Lite MR-14EX II MT-24EX 600EX Standaardaccessoires Niet-beslaand oculair Eg Oogschelp Eg Brede draagriem Hoekzoeker C Batterij LP-E6*1 CR1616lithiumbatterij Batterijoplader voor datum/tijd LC-E6 of LC-E6E Handriem E2 Batterijgreep BG-E11 Oplaadkabel voor in de auto CB-570 Batterijoplader voor in de auto CBC-E6 AC-adapter DC-koppeling Batterijmagazijn Batterijmagazijn
Systeemschema GPS-ontvanger Hoofdtelefoon Afstandsbediening GP-E2 RC-6 AfstandsDraadloze Afstandsbediening met bediening afstandsbediening LC-5 timer TC-80N3 RS-80N3 Externe microfoon EF-objectieven HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST (1,3 m) Wireless File Transmitter WFT-E7 Tv/video EOS EOS Software Solution Disk Instruction Manuals Disk Toegangspunt draadloos LAN Interfacekabel IFC-200U (1,9 m) Adapter draadloos LAN Interfacekabel IFC-500U (4,7 m) Ethernetpoort USB-poort Com
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst het gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De batterij laadt niet op. Indien de resterende capaciteit van de batterij (pag. 344) 94% of hoger is, wordt de batterij niet opgeladen. Laad alleen echte Canon-batterijen op van het type LP-E6/LP-E6N. Het lampje van de oplader knippert snel.
Problemen oplossen De lees-/schrijfindicator blijft knipperen, zelfs wanneer de aan-uitschakelaar op <2> staat. Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op de kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijfindicator een paar seconden aan/knipperen. Wanneer de opname is voltooid, wordt de camera automatisch uitgeschakeld. De batterij raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij (pag. 28). Mogelijk presteert de batterij niet meer helemaal naar behoren.
Problemen oplossen De zoeker is donker. Plaats een opgeladen batterij in de camera (pag. 28). Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. De kaart is niet correct geplaatst (pag. 31). Als u een SD-kaart gebruikt, zet u het schuifje voor schrijfbeveiliging op de stand voor schrijven/wissen (pag. 31). Vervang de kaart als deze vol is of wis overbodige opnamen om ruimte vrij te maken (pag. 31 en 283).
Problemen oplossen Er zijn minder AF-punten. Het aantal bruikbare AF-punten en -patronen kan variëren, afhankelijk van het gebruikte objectief. De objectieven zijn per categorie onderverdeeld in acht groepen, van A tot H. Ga na tot welke groep uw objectief behoort. Een objectief uit groep F tot H levert minder bruikbare AF-punten op (pag. 79). Het AF-punt knippert.
Problemen oplossen Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) kan niet worden ingesteld. Als [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen], kan Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) niet worden ingesteld. Als [z3: [Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Uitschakelen], kan Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) wel worden ingesteld (pag. 148). Ik stel een kleinere belichtingscompensatie in, maar de opname is toch licht.
Problemen oplossen De flitser werkt altijd op vol vermogen. Als u een andere flitser gebruikt dan een Speedlite uit de EX-serie, werkt de flitser altijd op vol vermogen (pag. 191). Wanneer de flitsvoorkeuze [Flits meetmethode] is ingesteld op [TTL (automatische flits)], werkt de flitser altijd op vol vermogen (pag. 198). De flitsbelichtingscompensatie kan niet worden ingesteld.
Problemen oplossen De movie-opname wordt automatisch beëindigd. Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de movie-opname mogelijk automatisch beëindigd. Wanneer de compressiemethode is ingesteld op [IPB], gebruikt u een CF-kaart met een lees-/schrijfsnelheid van minstens 10 MB per seconde of een SD-kaart met een lees-/schrijfsnelheid van minstens 6 MB per seconde.
Problemen oplossen De belichting verandert tijdens movie-opnamen. Als u de sluitertijd of het diafragma tijdens movie-opnamen wijzigt, worden de wijzigingen in de belichting mogelijk opgenomen. Gebruik van de zoomlens tijdens movie-opnamen kan leiden tot wijzigingen in de belichting, ongeacht of het maximale diafragma van het objectief al dan niet wordt gewijzigd. Als gevolg daarvan worden wijzigingen in de belichting mogelijk opgenomen. Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens movie-opnamen.
Problemen oplossen Er kan geen tijdcode worden toegevoegd terwijl er wordt uitgezonden via HDMI. Als framerate van de opnamekwaliteit is ingesteld op een waarde die niet goed functioneert in combinatie met de NTSC/PAL-framerate, wordt de tijdcode niet toegevoegd aan de HDMI-uitvoer. Het beeld van de HDMI-uitvoer is tijdelijk gepauzeerd. Wanneer het opnemen is voltooid, wordt de HDMI-uitvoer gepauzeerd (framestop). Als het schrijven naar de kaart is voltooid, wordt de movie weer normaal afgespeeld.
Problemen oplossen Het eerste teken van de bestandsnaam is een onderstrepingsteken ('_'). Stel de kleurruimte in op sRGB. Als Adobe RGB is ingesteld, is het eerste teken een onderstrepingsteken (pag. 160). Het vierde teken in de bestandsnaam wijzigt. Ga naar [51: Bestandsnaam] en selecteer de unieke bestandsnaam van de camera of de bestandsnaam die is vermeld onder Gebruikersinstelling 1 (pag. 154). De bestandsnummering begint niet met 0001.
Problemen oplossen De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk. Indien het LCD-scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het schoon te maken. Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm trager reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal. [Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven. [Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergeven wanneer de Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst.
Problemen oplossen De movie-opname bevat momenten dat deze stilstaat. Als er tijdens movie-opnamen met automatische belichting een aanzienlijke verandering in de belichting is, wordt de opname kort onderbroken tot de belichting zich stabiliseert. Wanneer deze situatie zich voordoet, gebruikt u de opnamemodus (pag. 225). Er worden geen opnamen weergegeven op het tv-scherm. Gebruik de stereo-AV-kabel die bij de camera is geleverd (pag. 277).
Problemen oplossen Ik kan het beeldformaat niet wijzigen. Het beeldformaat van c JPEG-opnamen en 1/41/61opnamen kan niet met de camera worden gewijzigd (pag. 293). Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. Als u [Reinig nuf] hebt geselecteerd, maakt de sluiter een geluid maar wordt er geen opname gemaakt (pag. 296). Automatische sensorreiniging werkt niet.
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Maatregelen Nr. 01 02 Foutbericht en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. Reinig de elektrische contactpunten op de camera en het objectief of gebruik een objectief van Canon (pag 15 en 18). Geen toegang tot kaart*. Herplaats/vervang kaart* of formatteer kaart* met deze camera.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Digitale single-lens AF/AE-spiegelreflexcamera CF-kaart (Type I, compatibel met UDMA mode 7), SDgeheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-geheugenkaart Grootte beeldsensor: Circa 36 x 24 mm Compatibele objectieven: Canon EF-objectieven (met uitzondering van EF-S- en EF-M-objectieven) (de 35 mm-equivalente brandpuntsafstand wordt op het objectief weergegeven) Objectiefbevestiging: EF-vatting van Canon • Beeldsensor Type: Effectieve pixels: Beeldverhouding: Stofwisfunct
Specificaties Ruisreductie: Automatische helderheidscorrectie: Lichte tonen prioriteit: Lensafwijkingscorrectie: Van toepassing op lange belichtingstijden en opnamen met een hoge ISO-snelheid Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Beschikbaar Helderheid randen, Chromatische correctie • Zoeker Type: Dekking: Vergroting: Gezichtspunt: Ingebouwde dioptrische aanpassing: Matglas: AF-statusindicator: Rasterweergave: Digitale horizon: Pentaprisma met vast oogniveau Verticaal/horizontaal circa
Specificaties AF-fijnafstelling: AF-hulplicht: AF-fijnafstelling (Alles even veel, Per lens afstellen) geactiveerd door de externe Speedlite voor EOS-camera's • Belichting Meetmethoden: TTL-meting met volledige diafragmaopening en 63 zones Meervlaksmeting (koppelbaar aan elk AF-punt) Deelmeting (circa 6,2% van de zoeker in het midden) Spotmeting (circa 1,5% van de zoeker in het midden) Gemiddelde meting met nadruk op midden Meetbereik: BW 1 - 20 (bij 23 °C met EF 50mm f/1.
Specificaties • Sluiter Type: Sluitertijden: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/8000 tot 30 seconden, bulb (Totale sluitertijdbereik. Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.), X-synchronisatie bij 1/200 sec. • Transportsysteem Transportmodi: Continue opname snelheid: Max. opnamereeks: Enkelbeeld, Continue opnamen met hoge snelheid, Continue opnamen met lage snelheid, Stille enkele opname, Stille continue opname, Zelfontspanner (10 sec.)/ afstandsbediening, Zelfontspanner (2 sec.
Specificaties • Live view-opnamen Beeldverhoudinginstellingen: 3:2, 4:3, 16:9, 1:1 Scherpstelmodi: Live-modus, Live-modus met gezichtsherkenning (contrastdetectie), Quick-modus (faseverschildetectie), Handmatige focus (vergroting van circa 5x/10x mogelijk) Helderheidsbereik: EV 1 - 18 (met contrastdetectie, bij 23 °C, ISO 100) Meetmethoden: Meervlaksmeting met de beeldsensor Meetbereik: BW 0 - 20 (bij 23 °C met EF 50mm f/1.
Specificaties Meetbereik: Belichtingscontrole: BW 0 - 20 (bij 23 °C met EF 50mm f/1.4 USM-objectief, ISO 100) 1. Automatische belichting, 2. AE met sluitervoorkeur, 3. AE met diafragmavoorkeur, 4. Handmatige belichting * Bij 1, 2 en 3 zijn belichtingscompensatie en AE-vergrendeling mogelijk (behalve in de modus Automatisch/scène).
Specificaties Rasterweergave: Zoomvergroting: Navigatiemethoden: Beeld roteren: Classificaties: Movieweergave: Diavoorstelling: Opnamebeveiliging: Opnamen kopiëren: Drie typen Circa 1,5x - 10x, startpunt en positie voor uitvergroting instelbaar Enkele opname, opnamesprong met 10 of 100 beelden, op opnamedatum, op map, op movies, op foto's, op classificatie Mogelijk Beschikbaar Ingeschakeld (LCD-scherm, video/audio OUT, HDMI OUT), ingebouwde luidspreker Alle beelden, op datum, op map, movies, foto's of op
Specificaties IN-aansluiting externe microfoon: Aansluiting hoofdtelefoon: Aansluiting afstandsbediening: Draadloze afstandsbediening: Eye-Fi-kaart: Ministereostekker van 3,5 mm Ministereostekker van 3,5 mm Compatibel met afstandsbediening van het N3-type Afstandsbediening RC-6 Compatibel • Voeding Batterij: Batterij LP-E6/LP-E6N (1 stuk) * Wisselstroom via de voedingsadapterset ACK-E6. * Als batterijgreep BG-E11 is bevestigd, kunnen AA/LR6batterijen worden gebruikt.
Specificaties • Batterijoplader LC-E6 Compatibele batterij: Batterij LP-E6/LP-E6N Oplaadtijd: Circa 2 uur en 30 min. Nominaal ingangsvermogen: 100-240 V AC (50/60 Hz) Nominaal uitgangsvermogen: 8,4 V DC / 1,2 A Bereik bedrijfstemperatuur: 5 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): Circa 69,0 x 33,0 x 93,0 mm Gewicht: Circa 130 g • Batterijoplader LC-E6E Compatibele batterij: Batterij LP-E6/LP-E6N Lengte netsnoer: Circa 1 m Oplaadtijd: Circa 2 uur en 30 min.
Specificaties Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testnormen van Canon en de testcriteria en richtlijnen van CIPA (Camera & Imaging Products Association). Bovenstaande afmetingen, maximale diameter, lengte en gewicht zijn gebaseerd op CIPA-richtlijnen (alleen met uitzondering van gewicht voor camerabehuizing). De specificaties en de vormgeving van het product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn.
Veiligheidsmaatregelen Onderstaande voorzorgsmaatregelen dienen om schade of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen. Verdiep u in de voorzorgsmaatregelen voordat u het product gebruikt en volg deze op. Als u defecten, problemen of schade aan het product opmerkt, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center of de leverancier bij wie u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: Volg de onderstaande waarschuwingen. Anders kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn.
Veiligheidsmaatregelen Wanneer de camera of accessoires niet worden gebruikt, dient u de batterij te verwijderen en de stekker uit het apparaat te halen voordat u het opbergt. Zo voorkomt u elektrische schokken, warmteontwikkeling, brand en corrosie. Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, mag u deze niet aanraken.
Veiligheidsmaatregelen de onderstaande waarschuwingen. Anders bestaat het Waarschuwingen: Volg risico op lichamelijk letsel of schade aan eigendommen. Zorg dat u het product niet gebruikt of laat liggen in een auto die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. Het product kan heet worden en brandwonden veroorzaken. Dit kan ook leiden tot lekkage van de batterij of explosie, waardoor de prestaties afnemen of de levensduur van het product wordt verkort.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
15 Verkorte softwarehandleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de software op de bij de camera geleverde EOS Solution Disk (cd-rom) en wordt uitgelegd hoe de software kan worden geïnstalleerd op een pc. Ook wordt uitgelegd hoe u de pdf-bestanden op de EOS Software Instruction Manuals Disk (cd-rom) kunt bekijken.
Verkorte softwarehandleiding EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX EOS Solution Disk Deze cd bevat de volgende software voor EOS-camera's. Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in a EOS Utility Communicatiesoftware voor de camera en de computer Opnamen (foto’s/movies) die met de camera zijn gemaakt, downloaden naar uw computer. De camera instellen vanaf uw computer. Foto's op afstand maken door de camera op uw computer aan te sluiten.
Verkorte softwarehandleiding De software installeren in Windows Compatibele besturingssystemen 1 Windows 7 Windows Vista Windows XP Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders wordt de software niet juist geïnstalleerd. Bij het downloaden en installeren van ImageBrowser EX volgt u onderstaande stappen zoals met andere EOS-software op de EOS Solution Disk. U hebt verbinding met internet nodig.
Verkorte softwarehandleiding De software installeren op de Macintosh Compatibele besturingssystemen 1 MAC OS X 10.6 - 10.7 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders wordt de software niet juist geïnstalleerd. Bij het downloaden en installeren van ImageBrowser EX volgt u onderstaande stappen zoals met andere EOS-software op de EOS Solution Disk. U hebt verbinding met internet nodig.
Verkorte softwarehandleiding [WINDOWS] EOS Software Instruction Manuals Disk XXX EOS Software Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA 1 . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Plaats de EOS Software Instruction Manuals Disk (cd) in het cd-romstation van de computer. 2 Open de cd.
Index 10-sec. of 2 sec. vertraging ..........115 1280x720 ......................................233 1920x1080 ....................................233 1-beeld AF ......................................70 640x480 ........................................233 A A ..........................................64, 220 A/V OUT ...............................265, 277 Aangepaste bediening ............50, 327 Aangepaste opnamemodus..........338 AC-adapterset...............................348 Adobe RGB.....................
Index B B (Bulb) .................................174, 220 Batterij.................................28, 30, 35 Batterijgreep............................35, 362 Correctie helderheid randen......... 149 Creatieve foto ............... 131, 175, 179 D Bekijken op tv........................265, 274 Datum/tijd ....................................... 36 Batterij voor datum/tijd vervangen ................................ 349 DC-koppeling................................ 348 Belichtingscompensatie .............
Index Flitsbelichtingscompensatie .....190 Flitsbesturing ............................193 Flitssynchronisatiesnelheid ......191 Handmatig flitsen......................195 Persoonlijke voorkeuze ............198 Sluitersynchronisatie (1e/2e gordijn) ..........................196 Flitsers van een ander merk .........191 Flitserschoen ................................190 Flitsmodus ....................................195 Focusbevestigingslampje ...............64 HDR ............................................
Index M Probleem ..............................33, 54 Kabel.........................3, 274, 277, 362 M (Handmatige belichting) ... 168, 225 Kijktijd..............................................55 Map maken/selecteren ................. 152 Klein (opnamekwaliteit).........123, 293 Maximaal diafragma ....................... 85 Kleurruimte....................................160 Maximale opnamereeks ....... 123, 125 Kleurtemperatuur ..................139, 141 Maximumaantal opnamen ...
Index Microfoon..........................220, 237 Movie-opnameformaat .............233 Movie-opnameknop................. 244 Opnamen met automatische belichting ..................................220 Opnamen met handmatige belichting ..................................225 Opnameopdracht..................... 241 Opnametijd ...............................234 Rasterweergave .......................243 Snel instellen ............................232 Stille bediening .........................238 Stille opname......
Index Opnamen met afstandsbediening ........................ 187 Opnameniveau............................. 236 Opnamerichting vastleggen ......... 103 Opnamesprong ............................ 256 Opsl. nr meerdere ........................ 119 Overbelichtingswaarschuwing...... 253 P Ruisreductie lange belichtingstijd ................................ 146 S Scherpstellen 9 AF Scherpstellen kruismeting ........ 74, 78 Scherpte ....................................... 135 Scherptedieptecontrole..............
Index T Taal .................................................38 Temperatuurwaarschuwing...217, 247 Tijdcode ................................239, 241 Tonen prioriteit ..............................148 Uitschakelen .............................. 55 Volautomatisch (Automatisch/scène) ...................... 64 Volume (movieweergave)............. 268 W Toningeffect (monochroom) ..........136 Waarschuwing detailverlies.......... 253 Touch pad ...............................46, 238 Waarschuwingspictogram .
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. INSTRUCTIEHANDLEIDING De beschrijvingen in deze Instructiehandleiding zijn in oktober 2014 geactualiseerd.