User manual

103
3 AF-functies aanpassenN
U kunt de AF-gebiedselectiemodus en het handmatig geselecteerde
AF-punt afzonderlijk instellen voor verticaal en horizontaal fotograferen.
: Gelijk voor vertic./horiz.
Voor zowel verticaal als horizontaal
fotograferen worden dezelfde AF-
gebiedselectiemodus en hetzelfde
handmatig geselecteerde AF-punt (of
dezelfde handmatig geselecteerde zone)
gebruikt.
: Verschillende AF-punten
De AF-gebiedselectiemodus en het handmatig geselecteerde AF-punt
(of de handmatig geselecteerde zone) kunnen afzonderlijk worden
ingesteld voor elke camerarichting (1. Horizontaal, 2. Verticaal met de
cameragreep aan de bovenkant, 3. Verticaal met de cameragreep aan
de onderkant). Dit kan handig zijn wanneer u bijvoorbeeld het goede
AF-punt wilt blijven gebruiken ongeacht de richting van de camera.
Wanneer u de AF-gebiedselectiemodus en het AF-punt (of de zone bij
Zone-AF) handmatig voor elk van de drie camerarichtingen selecteert,
worden deze voor de betreffende richting ingesteld. Wanneer u de
camerarichting wijzigt, schakelt de camera over naar de AF-
gebiedselectiemodus en het handmatig geselecteerde AF-punt
(of de handmatig geselecteerde zone) die voor de betreffende richting
is ingesteld.
AF-punt op basis van richting
Als u de standaardinstellingen van de camera herstelt (pag. 56), is de
instelling [Gelijk voor vertic./horiz.]. Ook worden uw instellingen voor
de drie camerarichtingen verwijderd. Deze worden alle drie teruggezet
op Eén-punts AF (handmatige selectie) met het middelste AF-punt
geselecteerd.
Als u dit instelt en later een objectief van een andere AF-groep aansluit
(pag. 79-85, met name groep H), wordt deze instelling mogelijk gewist.