User manual
107
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN
4
Maak de aanpassing.
Draai aan het instelwiel <5> om de
aanpassing door te voeren. Het
instelbare bereik is ±20 stappen.
Door een instelling in de richting van "–: "
te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer
naar voren ten opzichte van het standaard
scherpstelpunt.
Door een instelling in de richting van "+: "
te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer
naar achteren ten opzichte van het
standaard scherpstelpunt.
Druk na het doorvoeren van de
aanpassing op <0>.
Draai aan het instelwiel <5> om
[Alles even veel] te selecteren en
druk vervolgens op <0>. Het menu
wordt weer weergegeven.
5
Controleer het resultaat van de
aanpassing.
Maak een opname en geef deze weer
(pag. 250) om het resultaat van de
aanpassing te controleren.
Wanneer de resulterende opname
wordt scherpgesteld voor het gewenste
punt, maakt u de aanpassing naar de
"+: "-kant. Wanneer de resulterende
opname wordt scherpgesteld achter
het gewenste punt, maakt u de
aanpassing naar de "–: "-kant.
Voer de aanpassing indien nodig
nogmaals uit.
Als [
Alles even veel
] wordt geselecteerd, is aanpassing van de automatische
scherpstelling niet mogelijk voor de groothoekstand en telestand van zoomlenzen.