User manual

209
De beschikbare AF-modi zijn [Live-modus], [u Live-modus]
(met gezichtsherkenning, pag. 210) en [Quick-modus] (pag. 214).
Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de focusinstellingsknop op het
objectief in op <
MF
>, vergroot u de opname en stelt u handmatig scherp (pag. 216).
Selecteer de AF-modus.
Selecteer [AF-modus] op het tabblad
[z4]. In de modus <A> wordt dit
weergegeven onder [z2].
Wanneer de Live view-opname wordt
weergegeven, drukt u op de knop
<
o
> om de AF-modus te
selecteren in het weergegeven scherm.
De beeldsensor wordt gebruikt om scherp te stellen. Hoewel
automatisch scherpstellen tijdens weergave van het Live view-beeld
mogelijk is, duurt dat in deze modus langer dan in de Quick-modus.
Scherpstellen is in deze modus ook lastiger dan in de Quick-modus.
1
Geef het Live view-beeld weer.
Druk op de knop <0>.
Het Live view-beeld wordt op het
LCD-scherm weergegeven.
Het AF-punt < > wordt weergegeven.
2
Verplaats het AF-punt.
U kunt <
9
> gebruiken om het AF-punt
te verplaatsen naar de plek waarop u
wilt scherpstellen. (U kunt niet tot aan
de randen van de foto gaan.)
Wanneer u <9> volledig indrukt,
wordt het AF-punt weer naar het
midden van het beeld verplaatst.
Automatisch scherpstellen
De AF-modus selecteren
Live-modus: d
AF-punt