User manual
232
Indien u op de knop <
o
>, <
n
>, <
m
>, <
S
> of <
b
>
drukt terwijl de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, verschijnt
het scherm met instellingen op het LCD-scherm en kunt u het instelwiel
<
6
> of <
5
> gebruiken om de bijbehorende functie in te stellen.
Wanneer
f
is ingesteld, kunt u op de knop <
S
> drukken om de AF-
gebiedselectiemodus en het AF-punt te selecteren. De procedure is hetzelfde als
bij opnamen maken met de zoeker. Tijdens opname met handmatige belichting
(pag. 225), kunt u op de knop <
m
> drukken om de ISO-snelheid in te stellen.
De volgende opties kunnen niet worden ingesteld: <q> Meetmethode,
<y> Flitsbelichtingscompensatie, <w> HDR-modus en <P>
Meerdere opnames.
Terwijl de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, kunt u op
de knop <Q> drukken om het volgende in te stellen: Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), kaartselectie, opnamefunctie,
opnamekwaliteit (foto's), movie-opnameformaat en
geluidsopnameniveau (met [Geluidsopname: Handmatig]).
1 Druk op de knop <Q>.
De instelbare functies worden weergegeven.
2 Selecteer een functie en stel deze in.
Gebruik <9> om een functie te selecteren.
De instelling van de geselecteerde functie wordt onderaan weergegeven.
Draai aan het instelwiel <
5
> of <
6
> om de instelling te kiezen.
Druk op <
0
> om de kaartselectie of opnamefunctie in te stellen en draai
vervolgens aan het instelwiel <
5
> of <
6
> om de functie in te stellen.
Instellingen voor de opnamefunctie
Instellingen f / R / B / i / S / A
Q Snel instellen
Tijdens het opnemen van movies kunt u de volgende opties instellen:
sluitertijd, diafragma, ISO-snelheid, belichtingscompensatie en
geluidsopnameniveau. (Instelbare functies kunnen verschillen afhankelijk
van de opnamemodus en de instelling bij [Geluidsopname].)