User manual

309
wAfdrukken
U kunt de opname bijsnijden en alleen
het bijgesneden gedeelte afdrukken, net
alsof de compositie opnieuw is bepaald.
Stel de opties voor bijsnijden in vlak
voordat u gaat afdrukken.
Als u
bijsnijden instelt en vervolgens de
afdrukinstellingen, moet u bijsnijden mogelijk
opnieuw instellen vóór het afdrukken.
1
Selecteer [
Afstellen
] in het scherm met afdrukinstellingen.
2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt.
De beeldverhouding van het bijsnijdkader kunt u wijzigen met [
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Draai aan het instelwiel <
6
> om de grootte van het bijsnijdkader te wijzigen.
De vergroting van de opname neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Met <
9
> kunt u het kader verticaal of horizontaal over de opname
schuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste gebied binnen
het kader wordt weergegeven.
Het kader draaien
Wanneer u op de knop <
B
> drukt, wisselt het bijsnijdkader van
verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Zo kunt u een verticale
afdruk maken van een horizontale opname.
Opnamekanteling corrigeren
Door aan het instelwiel <
5
> te draaien kunt u de kantelhoek ongeveer
10 graden aanpassen in stappen van 0,5 graden. Wanneer u de
opnamekanteling aanpast, wordt het pictogram <
O
> op het scherm blauw.
3 Druk op <0> om de optie voor bijsnijden af te sluiten.
Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
U kunt de bijgesneden opname bekijken in de linkerbovenhoek
van het scherm met afdrukinstellingen.
De opname bijsnijden
Kantelcorrectie