EOS 5D Mark IV (WG) Wi-Fi-functie (draadloze communicatiefunctie) Instructiehandleiding NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING
Inleiding Wat u met de Wi-Fi-functies (draadloze communicatie) kunt doen (1) Communiceren met een smartphone (CANON iMAGE GATEWAY) (2) Opnamen opslaan op Canon Connect Station (6) Opnamen naar een webservice versturen (3) De camera op afstand bedienen met EOS Utility (5) Beelden overbrengen naar een FTP-server (4) Opnamen printen met een Wi-Fiprinter 2
Inleiding (1) q Communiceren met een smartphone (pag. 29, 59, 83) Sluit de camera draadloos aan op een smartphone of tablet en gebruik de toepassing Camera Connect om de camera op afstand te bedienen of om opnamen die op de camera zijn opgeslagen, te bekijken. In deze handleiding en op het LCD-scherm van de camera wordt met de term ‘smartphone’ verwezen naar smartphones en tablets. Smartphones met NFC*-ondersteuning kunnen worden verbonden door ze tegen de camera te drukken.
Inleiding Gemakkelijke verbinding met de NFC-functie Deze camera kan gemakkelijk worden verbonden met een smartphone met NFC-ondersteuning of Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van de NFC-functie. Zie pagina 24 voor meer informatie. Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste instellingen van de draadloze communicatiefuncties bij gebruik van de camera.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt In deze handleiding worden ‘draadloos’ en ‘Wireless LAN’ gebruikt als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze communicatiefuncties van Canon. De term ‘access point’ verwijst naar Wireless LAN-terminals (access point voor Wireless LAN, routers voor Wireless LAN, enzovoort) die verbinding met Wireless LAN faciliteren. Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het Hoofdinstelwiel. <5> : Het Snelinstelwiel.
De structuur van deze handleiding Deze handleiding bestaat uit de volgende vijf delen: ‘Aan de slag’, ‘Gemakkelijke verbinding’, ‘Geavanceerde verbinding’, ‘Bij verbinding’, ‘Referentie’. Nadat u de verbinding hebt voorbereid in ‘Aan de slag’, volgt u het onderstaande diagram en raadpleegt u de overeenkomstige pagina’s die u nodig hebt. Aan de slag (pag. 13) In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft en hoe de basisbediening werkt.
Hoofdstukken Inleiding 2 Aan de slag 1 Voorbereiding en basisbediening 2 3 4 5 Gemakkelijke verbinding met een smartphone 29 Gemakkelijke verbinding met Connect Station 39 Gemakkelijke verbinding met EOS Utility 43 Gemakkelijke verbinding met een printer 49 6 7 Een Wi-Fi-access point gebruiken 59 Verbinden met een FTP-server 75 8 9 10 11 12 13 Communiceren met een smartphone 83 De camera op afstand bedienen met EOS Utility 99 14 15 Problemen oplossen 147 Referentie 169 15 Gemak
Inhoudsopgave Inleiding 2 Wat u met de Wi-Fi-functies (draadloze communicatie) kunt doen .... 2 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ... 5 De structuur van deze handleiding................................................... 6 Hoofdstukken ................................................................................... 7 Aan de slag 13 Stroomdiagram voor de bediening .................................................
Inhoudsopgave 4 Gemakkelijke verbinding met EOS Utility 43 Verbinden met [Gemakkelijke verbinding] ................................... 44 5 Gemakkelijke verbinding met een printer 49 Verbinden met [Gemakkelijke verbinding] ................................... 50 Geavanceerde verbinding 53 Stroomdiagram voor het gebruik van de Wireless LAN-functie (Geavanceerde verbinding) ............................................................ 54 Voorbereiding voor webservices.................................
Inhoudsopgave 9 De camera op afstand bedienen met EOS Utility 99 EOS Utility gebruiken ................................................................... 100 10 Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer 103 Printen .......................................................................................... 104 Afdrukinstellingen ......................................................................... 107 11 Opnamen overbrengen naar een FTP-server 113 Opnamen afzonderlijk overbrengen ..............
Inhoudsopgave Referentie 14 Problemen oplossen 145 147 Reageren op foutmeldingen.......................................................... 148 Problemen oplossen .....................................................................165 Opmerkingen over de draadloze functie ....................................... 166 Beveiliging..................................................................................... 167 Netwerkinstellingen controleren....................................................
Aan de slag 13
Stroomdiagram voor de bediening In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) en hoe de basisbediening van de draadloze functies werkt. Volg de procedures hieronder. Geef een bijnaam op. (pag. 16) Stel een bijnaam in voor de camera. De standaard bijnaam (de cameranaam) kan worden gebruikt. U kunt pas de draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd. Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen].
1 Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een bijnaam opgeeft (ten behoeve van identificatie) die noodzakelijk is voor het gebruik van de draadloze functies en de basisbediening van de camera.
Een bijnaam opgeven Stel eerst een bijnaam voor de camera in (ten behoeve van identificatie). Wanneer de camera draadloos op een ander apparaat is aangesloten, wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. U kunt pas de draadloze functies instellen als u een bijnaam hebt ingevoerd. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Druk op de knop , selecteer [Communicatie-instellingen] op het tabblad [54] en druk op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. 3 Selecteer [Bijnaam].
Een bijnaam opgeven een bijnaam in. 4 Voer Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u de volgende pagina. Wanneer u de standaard bijnaam (de cameranaam) gebruikt, gaat u verder naar stap 5. Anders kunt u 1 tot 10 willekeurige tekens gebruiken. de instelling. 5 Verlaat Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop . Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster en druk op <0> om terug te keren naar het menuscherm.
Een bijnaam opgeven Het virtuele toetsenbord gebruiken Het invoergebied wijzigen Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen Gebruik <5> of <9> in het bovenste gebied om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren Gebruik in het onderste gedeelte <5> of <9> om een teken te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren. Met [*/*] rechtsboven in het scherm kunt u zien hoeveel tekens u hebt ingevoerd en hoeveel u er nog kunt invoeren.
Basisbediening en -instellingen De basisbediening voor het gebruik van de draadloze functies van de camera wordt hier beschreven. Volg de procedures hieronder. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Druk op de knop , selecteer [Communicatie-instellingen] op het tabblad [54] en druk op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. 3 Selecteer [Wi-Fi/NFC]. [Inschakelen]. 4 Selecteer Als er geen bijnaam (ten behoeve van identificatie) is opgegeven, wordt een registratiescherm weergegeven.
Basisbediening en -instellingen 5 Selecteer [Wi-Fi-functie]. de Wi-Fi-functie waarmee 6 Selecteer u verbinding wilt maken. Gebruik <5> of <9> om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als u de verbindingsinstellingen niet hebt vastgelegd, wordt het instelscherm weergegeven. Als u de verbindingsinstellingen al hebt vastgelegd, wordt het scherm voor opnieuw verbinden weergegeven (pag. 136). Zie voor andere verbindingsinstellingen “Gemakkelijke verbinding” (pag.
Basisbediening en -instellingen [Wi-Fi/NFC] Stel in of u de draadloze functies wilt [Inschakelen] of [Uitschakelen]. U kunt ook instellen of u de NFC-functie wilt inschakelen of uitschakelen. Stel dit in op [Inschakelen] om de selectie van [Wi-Fi-functie], [Beelden n. smartphone verz.] en [Wis instellingen] mogelijk te maken.
Basisbediening en -instellingen Als opnamen met meervoudige belichting of time-lapse-movie is ingesteld, kunt u [54: Communicatie-instellingen] niet selecteren. Aandachtspunten bij interfacekabelverbindingen Als een Wireless LAN-verbinding actief is, kunt u de camera niet gebruiken door deze te verbinden met Connect Station, een computer, een Wireless File Transmitter of een ander apparaat met een kabel. Verbreek de verbinding voordat u een kabel aansluit.
Basisbediening en -instellingen Status draadloze verbinding De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het LCD-scherm en het LCD-paneel van de camera.
NFC-functie Als u een smartphone met NFC-functie of Connect Station gebruikt, kunt u het volgende doen: Houd een smartphone tegen de camera om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 31). Tijdens het afspelen van opnamen op de camera kunt u een smartphone tegen de camera houden om een vastgelegde opname naar de smartphone te verzenden (pag. 87). Houd de camera dicht bij Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) om deze gemakkelijk draadloos met elkaar te verbinden (pag. 40).
NFC-functie [X] toe aan [NFC4 Voeg verbindingen toest.]. Deze optie wordt weergegeven wanneer [Wi-Fi/NFC] is ingesteld op [Inschakelen]. Druk op de knop om [X] toe te voegen of te verwijderen. Voeg [X] toe en druk vervolgens op <0>. Als er geen bijnaam (ten behoeve van identificatie) is opgegeven, wordt een registratiescherm weergegeven (pag. 16). Als u draadloze communicatie tot stand brengt met de NFC-functie, raadpleegt u de volgende pagina’s.
Voorbereiding voor smartphones Om [q] (Verbinden met smartphone) te gebruiken, hebt u een smartphone met iOS of Android nodig. Daarnaast moet de toepassing Camera Connect (gratis) op de smartphone zijn geïnstalleerd. U kunt Camera Connect downloaden uit de App Store of van Google Play. Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
Gemakkelijke verbinding 27
Stroomdiagram voor het gebruik van de draadloze functie (Gemakkelijke verbinding) q D l Smartphone EOS Utility Printer Connect Station Instellingen Een bijnaam opgeven voor de camera (pag. 16) EOS Utility installeren op een computer Gebruik Verbinding Camera Connect installeren op een smartphone (pag. 26) Connect Station instellen Een compatibele printer instellen (pag. 49) Bestemmingsinstellingen opgeven in de camera (pag. 31, 34) (pag. 44) (pag. 50) Verbinding maken via NFC (pag.
2 Gemakkelijke verbinding met een smartphone Door te communiceren met een smartphone, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone. • Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone verbindt via Wi-Fi.
Verbindingsmethode Als de smartphone NFC ondersteunt: Zie pagina 31. U kunt gemakkelijk verbinding maken via de NFC-functie. Als de smartphone NFC niet ondersteunt: Zie pagina 34. Breng een verbinding tot stand door [Gemakkelijke verbinding] te selecteren. Smartphones die zijn voorzien van het symbool P, bieden ondersteuning voor NFC. Bepaalde smartphones met NFCondersteuning, zijn niet voorzien van het symbool P.
Verbinden met een smartphone met NFCondersteuning Smartphones met NFC-ondersteuning kunnen worden verbonden door ze tegen de camera te drukken. De handelingsstroom is als volgt. (1) Schakel de camera en de smartphone in. (2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone. (3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot stand te brengen. Zie pagina 24 voor de NFC-instelling van de camera.
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning verbinding met de camera. 3 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera. Wanneer u verbinding maakt met dezelfde smartphone, wordt dit scherm niet opnieuw weergegeven. Druk op de knop om het aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 7 op pagina 96 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen.
Verbinden met een smartphone met NFC-ondersteuning Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 25) doornemen. Let goed op dat u de smartphone of de camera niet laat vallen wanneer u ze tegen elkaar houdt. Duw de smartphone niet met kracht tegen de camera. Hierdoor kunnen er krassen op de camera of de smartphone terechtkomen. Als u de smartphone slechts vlak bij het symbool houdt, wordt er mogelijk geen verbinding tot stand gebracht.
Verbinden met [Gemakkelijke verbinding] De camera en een smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via Wi-Fi. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de smartphone voor meer informatie. Handelingen op de smartphone-1 1 Installeer Camera Connect op de smartphone (pag. 26). Handelingen op de camera-1 [Communicatie2 Selecteer instellingen].
Verbinden met [Gemakkelijke verbinding] [Gemakkelijke 6 Selecteer verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. Handelingen op de smartphone-2 Scherm van smartphone (voorbeeld) Scherm van camera SSID (netwerknaam) vanuit de smartphone 7 Maak verbinding met de camera. Schakel de Wi-Fi-functie van de smartphone in en selecteer de SSID (netwerknaam) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinden met [Gemakkelijke verbinding] Camera Connect op de 8 Start smartphone. Wanneer het scherm [Wachten op verbinding] op het LCD-scherm van de camera verschijnt, start u Camera Connect op de smartphone. de camera waarmee 9 Selecteer u verbinding wilt maken op de smartphone. Selecteer en tik op camera waarmee u verbinding wilt maken bij [Cameras/Camera’s] in Camera Connect.
Verbinden met [Gemakkelijke verbinding] Handelingen op de camera-2 verbinding met de camera. 10 Maak Wanneer de verbinding tot stand is De apparaatnaam is ingesteld op Camera Connect gebracht, verschijnt het hier links weergegeven scherm op het LCDscherm van de camera. Druk op de knop om het aantal weer te geven opnamen te selecteren. Zie stap 7 op pagina 96 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen. Selecteer [OK] en druk op <0>.
3 Gemakkelijke verbinding met Connect Station Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) is een apparaat waarmee u foto’s en movies kunt importeren om ze te bekijken op uw tv-toestel, smartphone, enzovoort of om ze via een netwerk te delen. U kunt foto’s en movies makkelijk op Connect Station opslaan door deze camera tegen Connect Station te houden.
Opnamen opslaan In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een draadloze verbinding tussen de camera en Connect Station (afzonderlijk verkrijgbaar) tot stand kunt brengen. Als u opnamen op een andere manier wilt opslaan, raadpleegt u de instructiehandleiding voor Connect Station. Stel de camera van tevoren in op gebruik van de NFC-functie (pag. 24). de NFC-functie in op de 1 Schakel camera (pag. 24). de camera tegen Connect 2 Houd Station.
Opnamen opslaan Zo nodig kunt u ook “Aandachtspunten bij de NFC-functie” (pag. 25) doornemen. Tijdens het opslaan van beelden kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Laat de camera niet op Connect Station vallen en duw de camera niet met kracht tegen Connect Station. De interne vaste schijf van Connect Station zou hierdoor beschadigd kunnen raken.
4 Gemakkelijke verbinding met EOS Utility In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een computer verbindt via Wi-Fi. Installeer EOS Utility op de computer voordat u een verbinding tot stand brengt. Om verbinding te maken met een Wi-Fi-access point of handmatig verbinding te maken in de camera access point modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 53). Wanneer u een oudere versie van de software gebruikt, kunnen bepaalde instellingen uitgeschakeld zijn.
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] De camera en een computer kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via Wi-Fi. Om een verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de computer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de computer voor meer informatie. De configuratieprocedure is als volgt, met Windows 8.1 hier als voorbeeld gebruikt. Handelingen op de computer-1 1 Installeer EOS Utility op de computer.
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] [Wi-Fi-functie]. 4 Selecteer Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fifunctie] (pag. 20). Als een scherm voor het instellen van een bijnaam (ten behoeve van herkenning) verschijnt, geeft u een bijnaam op (pag. 16). Selecteer [D] (Afstandsbediening 5 (EOS Utility)). [Gemakkelijke 6 Selecteer verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan.
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] Handelingen op de computer-2 Scherm van computer (voorbeeld) vanuit de computer 7 Maak verbinding met de camera. Selecteer in de draadloze instellingen van de computer de SSID (netwerknaam) die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] Handelingen op de camera-2 [OK]. 8 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0>. Het volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt. Handelingen op de computer-3 9 Start EOS Utility op de computer. in EOS Utility op [Pairing 10 Klik over Wi-Fi/LAN/Koppelen via Wi-Fi/LAN]. Als een bericht wordt weergegeven met betrekking tot de firewall, selecteert u [Yes/Ja].
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] Handelingen op de camera-3 verbinding met de camera. 12 Maak Wanneer de camera de computer detecteert waarop u in stap 11 op [Connect/Verbinden] hebt geklikt, wordt het scherm links weergegeven. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het scherm [DWi-Fi aan] verschijnt. Als u wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop . De instellingen voor verbinding met EOS Utility zijn nu geconfigureerd.
5 Gemakkelijke verbinding met een printer In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera rechtstreeks met een printer verbindt via Wi-Fi. Een verbinding is mogelijk met draadloze printers die ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN). Om verbinding te maken met een Wi-Fi-access point of handmatig verbinding te maken in de camera access point modus, raadpleegt u “Geavanceerde verbinding” (pag. 53).
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] De camera en een printer kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via Wi-Fi. Om verbinding tot stand te brengen, moet u een aantal handelingen op de printer uitvoeren. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie].
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] [Gemakkelijke 5 Selecteer verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. SSID (netwerknaam) de Wi-Fi-instellingen van de 6 Stel printer in om een verbinding tussen de camera en de printer tot stand te kunnen brengen. Encryptiesleutel (wachtwoord) Selecteer in het Wi-Fiinstellingenmenu van de printer de SSID (netwerknaam) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven.
Verbinding maken met [Gemakkelijke verbinding] de printer waarmee 7 Selecteer u verbinding wilt maken. Wanneer er een lijst met printers wordt weergegeven, selecteert u de gewenste printer en drukt u op <0>. Sommige printers kunnen een pieptoon laten horen. Wanneer er 16 of meer printers worden gedetecteerd of het zoeken meer dan 3 minuten duurt, kunt u [Zoek opnieuw] selecteren. Wanneer een verbinding tot stand is gebracht, wordt er een opname op de kaart weergegeven.
Geavanceerde verbinding 53
Stroomdiagram voor het gebruik van de Wireless LAN-functie (Geavanceerde verbinding) q D l Smartphone EOS Utility Printer Instellingen Bijnaam vastleggen (pag. 16) Camera Connect installeren op een smartphone (pag. 26) EOS Utility installeren op een computer Elk apparaat verbinden met een Wi-Fi-access point* Gebruik Verbinding De camera verbinden met een Wi-Fi-access point (pag. 59) De camera verbinden met elk apparaat (pag. 64) (pag. 68) (pag.
r w FTP-server Webservice Bijnaam vastleggen (pag. 16) Een computer instellen als een FTP-server (pag. 58) • Registreren bij CANON iMAGE GATEWAY (pag. 56) • Webservices vastleggen op de camera (pag. 57) Elk apparaat verbinden met een Wi-Fi-access point* De camera verbinden met een Wi-Fi-access point (pag. 59) De camera verbinden met elk apparaat (pag. 75) Opnamen overbrengen (pag. 113) Opnamen opslaan en delen (pag.
Voorbereiding voor webservices Aanmelden als lid van CANON iMAGE GATEWAY Als u opnamen naar webservices wilt kunnen sturen, dient u lid te worden van CANON iMAGE GATEWAY (gratis). Wanneer u CANON iMAGE GATEWAY-lid bent, kunt u de gemaakte foto’s in online albums publiceren en van een reeks services gebruikmaken. Deze website fungeert ook als platform voor het delen van opnamen op geregistreerde webservices.
Voorbereiding voor webservices Instellingen voor het gebruik van webservices configureren Start EOS Utility op de computer, meld u aan bij CANON iMAGE GATEWAY en configureer de instellingen op de camera voor toegang tot webservices. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Raadpleeg de Camera-instructiehandleiding om te weten te komen hoe u de EOS Utility instructiehandleiding kunt verkrijgen.
Voorbereiding van een FTP-server Als u de optie [r] (Beelden naar FTP-server verzenden) wilt gebruiken, dient een van de volgende besturingssystemen te zijn geïnstalleerd op uw computer. Daarnaast dient de computer van te voren te zijn ingesteld als een FTP-server. • Windows 8, Windows 8 Pro, Windows 8.1, Windows 8.
6 Een Wi-Fi-access point gebruiken In dit gedeelte wordt voornamelijk uitgelegd hoe u een verbinding tot stand brengt met behulp van een Wi-Fi-access point.
Het type access point controleren Controleer ten eerste of het access point ondersteuning biedt voor WPS*, waarmee u een gemakkelijke verbinding tussen Wi-Fi-apparaten tot stand kunt brengen. Als u niet weet of het gebruikte access point WPS-compatibel is, raadpleegt u de instructiehandleiding of andere documentatie die bij het access point hoort. * Wi-Fi Protected Setup Als WPS wordt ondersteund De volgende twee verbindingsmethoden zijn beschikbaar.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. In de PBC-modus (Push Button Connection) kunt u de camera met het access point verbinden door eenvoudig op de WPS-knop van het access point te drukken. Als er meerdere access points in de buurt actief zijn, kan het lastiger zijn om een verbinding tot stand te brengen. Probeer in dat geval verbinding te maken via [WPS (PIN-modus)].
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) een item. 4 Selecteer Gebruik <5> of <9> om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u [w] (Uploaden naar webservice) selecteert, wordt er een selectiescherm voor webservices weergegeven. Selecteer een webservice en druk op <0>. Afhankelijk van de geselecteerde webservice wordt het scherm [Verzenden naar] weergegeven. Selecteer een bestemming (pag. 74). [Selecteer een 5 Selecteer netwerk].
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) [WPS (PBC-modus)]. 7 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. verbinding met het access 8 Maak point. Druk op de WPS-knop van het access point. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Selecteer [OK] en druk op <0> om verbinding met het access point te maken.
Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven. Communiceren met een smartphone Stap 8 op pagina 36. De camera op afstand bedienen met EOS Utility Stap 8 op pagina 47. Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer Stap 7 op pagina 52.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Deze verbindingsmodus is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. Bij de verbindingsmethode met PINcode (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om verbinding tot stand te brengen. Zelfs als er in de omgeving meerdere access points actief zijn, kan er met dit gedeelde identificatienummer een relatief betrouwbare verbinding tot stand worden gebracht.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) een item. 4 Selecteer Gebruik <5> of <9> om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer u [w] (Uploaden naar webservice) selecteert, wordt er een selectiescherm voor webservices weergegeven. Selecteer een webservice en druk op <0>. Afhankelijk van de geselecteerde webservice wordt het scherm [Verzenden naar] weergegeven. Selecteer een bestemming (pag. 74). [Selecteer een netwerk].
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) bij het access point de 8 Geef PIN-code op. Voer bij het access point de 8-cijferige PIN-code in die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Voor instructies over het instellen van een PIN-code bij het access point raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Selecteer [OK] nadat de PIN-code is ingevoerd en druk op <0>. verbinding met het access 9 Maak point.
Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Handmatig verbinding maken met een netwerk Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst met actieve access points in de buurt. Het access point selecteren 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie].
Handmatig verbinding maken met een netwerk [Selecteer een 5 Selecteer netwerk]. Deze optie wordt weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd in stap 4. Ga naar stap 6 wanneer u [r] of [w] selecteert. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. (1) (2) (3) een access point. 6 Selecteer Gebruik <5> <9> om het access point waarmee u verbinding wilt maken te selecteren in een lijst met actieve access points.
Handmatig verbinding maken met een netwerk De encryptiesleutel voor het access point invoeren Stel de encryptiesleutel (wachtwoord) in die voor het access point is gespecificeerd. Voor informatie over de gespecificeerde encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. De schermen die in stap 7 t/m 9 hieronder zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het access point. Als het scherm [Inst.
Handmatig verbinding maken met een netwerk Het IP-adres instellen [Autom. instellen]. 10 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm voor de Wi-Fifunctie weer te geven die u in stap 4 hebt geselecteerd (pag. 73). Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 174.
Handmatig verbinding maken met een netwerk Instellingen voor de Wi-Fi-functie opgeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de schermen voor de Wi-Fi-functie instelt. Lees de pagina waarop de geselecteerde Wi-Fi-functie wordt beschreven.
Handmatig verbinding maken met een netwerk Scherm Verzenden naar Wanneer [w] wordt geselecteerd in [Wi-Fi-functie], wordt mogelijk een scherm weergegeven om een bestemming te selecteren afhankelijk van het type of de instellingen van de webservice die u selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie.
7 Verbinden met een FTP-server Door een FTP-server aan te sluiten, kunt u opnamen overbrengen van de camera naar een computer. Met FTP-overdracht kunt u opnamen automatisch overbrengen naar de FTP-server terwijl u opnamen maakt, of kunt u opnamen in batches overbrengen. De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op hoofdstuk 6.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren Deze instructies bouwen voort op hoofdstuk 6. Stel de computer in om deze te verbinden als een FTP-server voordat u een verbinding instelt (pag. 58). 1 Selecteer een FTP-modus. Selecteer [FTPS] als u beveiliging voor FTP-overdracht wilt instellen met een hoofdcertificaat. Voor de instellingen van het hoofdcertificaat ziet u pagina 79. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. [Adres instelling].
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren het poortnummer in. 4 Stel De waarde voor [Poortnummer instellen] moet gewoonlijk 00021 zijn. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. de passieve modus in. 5 Stel Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. Indien de foutmelding 41 (“Kan niet verbinden met FTP server”) wordt weergegeven in stap 9, kan de fout mogelijk worden opgelost door [Passieve modus] in te stellen op [Gebr.].
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren de doelmap. 8 Selecteer Selecteer [Rootmap] om opnamen op te slaan in de hoofdmap zoals opgegeven in de FTPserverinstellingen (pag. 124). Selecteer [Selecteer map] om een doelmap te specificeren in de hoofdmap. Indien er geen map bestaat, wordt deze automatisch gemaakt. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. [OK]. 9 Selecteer Druk op <0>. Het scherm [rWi-Fi aan] verschijnt.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren Een hoofdcertificaat voor FTPS importeren Als de FTP-modus is ingesteld op [FTPS] bij het configureren van de verbindingsinstellingen, moet u hetzelfde hoofdcertificaat als voor de FTP-server importeren op de camera. Plaats een kaart waarop het hoofdcertificaatbestand staat in de camera en voer de volgende handeling uit. U kunt alleen een hoofdcertificaat met de bestandsnaam “root.cer”, “root.crt” of “root.
Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren 3 Selecteer [Rootcertif. ins.]. [Rootcertif. laden 4 Selecteer van kaart]. [OK]. 5 Selecteer Het hoofdcertificaat is geïmporteerd. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster om terug te keren naar het scherm [Rootcertif. ins.]. Selecteer [Verwijder rootcertificaat] op het scherm van stap 4 om het hoofdcertificaat te verwijderen dat is geïmporteerd op de camera. Selecteer [Details rootcertif.
Bij verbinding 81
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera kunt gebruiken nadat een verbinding tot stand is gebracht. Raadpleeg desgewenst de volgende pagina’s. Communiceren met een smartphone De camera met een smartphone bedienen ............................pag. 84 Opnamen naar een smartphone versturen.............................pag. 87 Opnamen voor weergave specificeren ...................................pag. 94 De camera op afstand bedienen met EOS Utility EOS Utility gebruiken.................................
8 Communiceren met een smartphone Door te communiceren met een smartphone, kunt u het volgende doen: • Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. • Bedien de camera om opnamen te maken of camerainstellingen te wijzigen met behulp van een smartphone. • Verstuur beelden naar een smartphone vanaf de camera.
De camera met een smartphone bedienen Met een smartphone waarop Camera Connect is geïnstalleerd, kunt u opnamen bekijken die op de camera zijn opgeslagen of opnamen op afstand maken enzovoort. Het hoofdvenster van Camera Connect Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van Camera Connect. Raak het scherm aan om de bedieningsprocedures te leren. [Images on camera/Opnamen op camera] Opnamen op de camera kunnen worden bekeken.
De camera met een smartphone bedienen De verbinding verbreken U kunt de verbinding op een van de volgende manieren verbreken. Tik op het Camera Connectscherm van de smartphone op [t]. Selecteer op het scherm [qWi-Fi aan] van de camera de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [qWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u het tabblad [54] 9 [Communicatieinstellingen] 9 [Ingebouwde draadloze inst.] 9 [Wi-Fi-functie]. Selecteer [Verbr., afs.
De camera met een smartphone bedienen Als de draadloze verbinding wordt verbroken terwijl een movie wordt opgenomen met opnamen maken op afstand, reageert de camera als volgt: • Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is ingesteld op , kunt u gewoon doorgaan met filmen. • Als de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is ingesteld op , wordt het filmen gestopt.
Opnamen naar een smartphone versturen Bedien de camera om opnamen naar een smartphone te verzenden. De volgende drie verzendmethoden zijn beschikbaar: (1) Maak tijdens het afspelen van een opname verbinding met een smartphone met behulp van de NFC-functie. (2) Selecteer tijdens een draadloze verbinding de optie [Beelden n. smartphone verz.] in het cameramenu (pag. 88). (3) Verzend tijdens een draadloze verbinding opnamen vanuit het scherm Snel instellen bij het afspelen (pag. 90).
Opnamen naar een smartphone versturen een smartphone tegen 3 Houd de camera. Houd het symbool P op de smartphone tegen hetzelfde symbool op de camera. Als de downloadsite van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone, installeert u Camera Connect (pag. 26). Wanneer op het LCD-scherm van de camera het bericht verschijnt dat een verbinding tot stand is gebracht, kunt u de smartphone weg van de camera bewegen. de opnamen die u wilt 4 Selecteer overbrengen.
Opnamen naar een smartphone versturen [Ingebouwde 3 Selecteer draadloze inst.]. [Beelden n. 4 Selecteer smartphone verz.]. Selecteer [Beelden n. smartphone verz.] op het scherm [Ingebouwde draadloze inst.] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt 5 Selecteer overbrengen. U kunt opnamen selecteren en verzenden. Voor meer informatie over het verzenden van opnamen, zie pagina 91.
Opnamen naar een smartphone versturen (3) Snel instellen tijdens weergave Verzend opnamen vanuit het scherm Snel instellen tijdens weergave terwijl de camera draadloos is aangesloten op een smartphone. 1 Sluit de camera draadloos aan op een smartphone. Zie pagina 29 of 59 voor verbindingsmethoden. de opname af en druk op de 2 Speel knop . 3 Selecteer [q]. de opnamen die u wilt 4 Selecteer overbrengen. U kunt opnamen selecteren en verzenden.
Opnamen naar een smartphone versturen Afzonderlijke opnamen overbrengen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een opname die u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de indexweergave. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opname wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.
Opnamen naar een smartphone versturen de opnamen die u wilt 3 Selecteer overbrengen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en voeg [X] toe. Druk op <0> om [X] toe te voegen of te verwijderen. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u opnamen selecteren in de weergave van drie opnamen. Nadat u alle opnamen die u wilt overbrengen hebt geselecteerd, drukt u op de knop . [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel dit naar wens is.
Opnamen naar een smartphone versturen Beeldoverdracht beëindigen Om de beeldoverdracht te beëindigen, drukt u op de knop op het scherm voor beeldoverdracht. Als u een verbinding met de NFC-functie tot stand hebt gebracht tijdens het afspelen van een opname, wordt het scherm voor het verbreken van de verbinding weergegeven. Selecteer [OK] om de verbinding te verbreken. Als u opnamen hebt verzonden met het menu of Quick Control, wordt het vorige scherm opnieuw weergegeven.
Opnamen voor weergave specificeren U kunt op de camera instellen welke opnamen er op de smartphone worden weergegeven. Opnamen kunnen zowel tijdens het instellen van de verbinding als na beëindiging van de verbinding worden gespecificeerd. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie].
Opnamen voor weergave specificeren [q]. 4 Selecteer Als het scherm [qWi-Fi aan] wordt weergegeven, selecteert u [Verbr., afs.]. [Bekijk/wijzig 5 Selecteer instellingen]. 6 Selecteer [Weerg. beelden]. Als [Weerg. beelden] is ingesteld op een andere instelling dan [Alle beelden], is het niet mogelijk opnamen te maken. Controleer de instellingen van weer te geven opnamen voordat u opnieuw verbinding maakt met een smartphone.
Opnamen voor weergave specificeren een item. 7 Selecteer Selecteer [OK] en druk op <0> om het instellingenscherm weer te geven. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke opnamen kunnen worden weergegeven. Dit kan tot negen dagen terug. Selecteer een item en druk op <0>. Wanneer [Afgel. dgn gem.
Opnamen voor weergave specificeren [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Eerste opname Laatste opname Selecteer de eerste en laatste weer te geven opname van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd. 1 Gebruik <5> of <9> om het eerste beeldbestand te selecteren. 2 Druk op <0> om het opnameselectiescherm weer te geven. Draai aan het instelwiel <5> om een opname te selecteren. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de indexweergave.
9 De camera op afstand bedienen met EOS Utility Met EOS Utility en een draadloos netwerk kunt u de camera op afstand bedienen. Behalve dat u zo op afstand opnamen kunt maken, zijn er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar wanneer draadloze communicatie wordt gebruikt in plaats van een interfacekabel.
Met EOS Utility Raadpleeg de EOS Utility Instructiehandleiding (dvd-rom) voor instructies voor EOS Utility. Naast het maken van opnamen op afstand zijn er nog diverse andere camerafuncties beschikbaar.
Met EOS Utility De verbinding verbreken Selecteer op het scherm [DWi-Fi aan] de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [DWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u het tabblad [54] 9 [Communicatieinstellingen] 9 [Ingebouwde draadloze inst.] 9 [Wi-Fi-functie]. Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de verbinding te verbreken.
10 Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer U kunt opnamen afdrukken door de camera draadloos te verbinden met een printer die compatibel is met PictBridge (Wireless LAN).
Printen Afzonderlijke opnamen printen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en printen. 1 Selecteer een opname die u wilt printen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de indexweergave. [Beeld printen]. 2 Selecteer Het scherm met printinstellingen wordt weergegeven. de opname af.
Printen Opties opgeven bij printen U kunt bij het printen de gewenste opties opgeven. 1 Druk op <0>. [Printopties]. 2 Selecteer Het scherm [Printopties] wordt weergegeven. de gewenste printopties in. 3 Stel Raadpleeg voor meer informatie over de instellingsprocedure het gedeelte “Digital Print Order Format (DPOF)” in de instructiehandleiding voor de camera. Als de printopties zijn voltooid voordat u de verbinding tot stand bracht, gaat u verder naar stap 4. [Print].
Printen de verbinding. 7 Verbreek Druk op de knop om terug te keren naar het scherm van stap 1. Druk nogmaals op de knop , om het bevestigingsvenster weer te geven. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0> om de verbinding te verbreken. Het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt weer. Tijdens de verbinding met een printer kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. U kunt movies niet afdrukken.
Afdrukinstellingen Geef desgewenst instellingen op voor het afdrukken. De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 109). Hiermee schakelt u het afdrukken van datum of bestandsnummer in of uit (pag. 110). Hiermee stelt u het aantal af te drukken exemplaren in (pag. 110).
Afdrukinstellingen Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm met papier type wordt weergegeven. Y De papier type instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
Afdrukinstellingen De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren) De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Afdrukeffect Omschrijving EAan Printen met de standaardkleuren van de printer. De Exifinformatie van de opname wordt gebruikt voor het maken van automatische correcties. EUit Er wordt geen automatische correctie toegepast.
Afdrukinstellingen Het afdrukken van de datum en het bestandsnummer instellen Selecteer [I] en druk vervolgens op <0>. Stel de printinstellingen naar wens in en druk vervolgens op <0>. Het aantal exemplaren instellen Selecteer [R] en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. Bij de instelling [Stand.] voor afdrukeffecten en andere opties worden de standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant zijn ingesteld.
Afdrukinstellingen De opname bijsnijden U kunt de opname bijsnijden en alleen een vergrote versie van het bijgesneden gedeelte printen, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in vlak voordat u de opname print. Als u de printinstellingen wijzigt nadat u het bijsnijden hebt ingesteld, moet u het bijsnijden wellicht opnieuw instellen voordat u kunt printen. 1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en aspect ratio van het bijsnijdkader in.
Afdrukinstellingen Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt geprint zoals u hebt opgegeven. De geprinte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Printerproblemen oplossen Als het printen niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost (geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd, gebruik dan de knoppen op de printer om het printen te hervatten.
11 Opnamen overbrengen naar een FTP-server Met de beeldoverdracht naar een FTP-server kunt u opnamen automatisch overbrengen naar de FTPserver terwijl u opnamen maakt, of kunt u opnamen na het maken in batches overbrengen.
Opnamen afzonderlijk overbrengen Automatische beeldoverdracht na elke opname Een opname kan direct nadat deze is gemaakt, automatisch worden overgebracht naar de FTP-server. U kunt ook als normaal opnamen blijven maken terwijl andere opnamen worden overgebracht. Plaats een kaart in de camera voordat u opnamen gaat maken. Indien u opnamen maakt zonder deze op te slaan, kunnen deze niet worden overgebracht. Automatische overdracht van movies wordt niet ondersteund.
Opnamen afzonderlijk overbrengen [Autom. overbr.]. 3 Selecteer Selecteer [Inschak.]. de opname. 4 Maak Verbind de camera vooraf met een FTP-server (pag. 75). De gemaakte opname wordt overgebracht naar de FTP-server. Opnamen kunnen niet worden gewist tijdens de beeldoverdracht. De volgende menu-items kunnen niet worden geselecteerd tijdens beeldoverdracht.
Opnamen afzonderlijk overbrengen De huidige opname overbrengen Geef een opname weer en druk op <0> om deze over te brengen. U kunt ook als normaal opnamen blijven maken terwijl andere opnamen worden overgebracht. 1 Selecteer [Overbrengen met SET]. Selecteer in stap 3 op pagina 115 de optie [Overbrengen met SET]. Selecteer [Inschak.]. de opname. 2 Selecteer Verbind de camera vooraf met een FTP-server (pag. 75). Druk op de camera op de knop .
Opnamen afzonderlijk overbrengen Specifieke formaten of typen opnamen selecteren voor overdracht U kunt selecteren welke opnamen worden overgebracht wanneer u opnamen in verschillende formaten maakt en deze gelijktijdig vastlegt op een CF-kaart en SD-kaart, of wanneer u opnamen maakt in de beeldkwaliteit RAW+JPEG. 1 Selecteer [Overbr. type/form.]. Selecteer in stap 3 op pagina 115 de optie [Overbr. type/form.]. het formaat of het type 2 Selecteer opnamen voor overdracht.
Opnamen afzonderlijk overbrengen Opnamen automatisch opnieuw overbrengen als de overdracht is mislukt Als de overdracht mislukt, knipperen de pictogrammen van de Wi-Fi-functie op het LCD-paneel en het LCD-scherm (pag. 23). Druk in dat geval op de knop , selecteer [Communicatie-instellingen] op het tabblad [54] en druk vervolgens op <0>. Wanneer het scherm uit de afbeelding links wordt weergegeven, controleer dan het foutcodenummer en raadpleeg pagina 148 om de oorzaak van het probleem te verhelpen.
Batchoverdracht Na opname kunt u handmatig meerdere opnamen selecteren en deze tegelijk overbrengen. U kunt ook onverzonden opnamen of opnamen waarbij overdracht eerder is mislukt, overbrengen. U kunt ook als normaal opnamen blijven maken terwijl andere opnamen worden overgebracht. U kunt geen opnamen overbrengen tijdens movie-opnamen. Opnamen selecteren die moeten worden overgebracht Opnamen selecteren 1 Selecteer [Beeldoverdracht]. Verbind de camera vooraf met een FTP-server (pag. 75).
Batchoverdracht opnamen om over te 4 Selecteer brengen. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>. Draai aan het instelwiel <5> om de [X] linksboven op het scherm weer te geven en druk op <0>. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel rechtsom.
Batchoverdracht U kunt ook opgenomen movies overbrengen. U kunt echter geen opnamen overbrengen tijdens movie-opnamen. Stel dit in op en breng vervolgens de opnamen over. Als [Sel.beeld] is geselecteerd, krijgt u de overdrachtsgeschiedenis linksboven op het scherm te zien: Geen vinkje: niet geselecteerd. X: geselecteerd voor overdracht. l: overdracht mislukt. k: overdracht voltooid. De procedures voor [RAW+JPEG-overbr.] (pag.
Batchoverdracht RAW+JPEG-opnamen overbrengen Bij RAW+JPEG-opnamen kunt u aangeven welke opname u wilt overbrengen. Selecteer bij stap 2 op pagina 119 de optie [RAW+JPEG-overbr.] en selecteer de opname die u wilt overbrengen: [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG]. De instelling [RAW+JPEG-overbr.] schakelt synchroon met de instelling [RAW+JPEG-overb.] onder [54: Communicatie-instellingen] 9 [FTP-overdrachtsinst.] 9 [Overbr. type/form.] (pag. 117).
Opnamen met onderschrift overbrengen Wanneer u [Overbrengen met onderschrift] selecteert, kunt u vóór de overdracht een vastgelegd onderschrift toevoegen aan elke opname. Dit is bijvoorbeeld handig als u de ontvanger op de hoogte wilt stellen van het aantal afdrukken dat u wilt hebben. Het onderschrift kan ook worden toegevoegd aan opnamen die zijn opgeslagen op de camera. Onderschriften die zijn toegevoegd aan opnamen kunt u bekijken door de gebruikersopmerkingen in de Exif-informatie te controleren.
Overgebrachte opnamen weergeven Opnamen die zijn overgebracht naar de FTP-server, worden opgeslagen in de volgende map, zoals opgegeven in de instellingen voor de FTP-server. Doelmappen voor de FTP-server Volgens de standaardinstellingen van de FTP-server worden opnamen of submappen met opnamen opgeslagen in [C drive] 9 map [Inetpub] 9 map [ftproot].
De verbinding verbreken Selecteer op het scherm [rWi-Fi aan] de optie [Verbr., afs.]. Als het scherm [rWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u dit in de volgende volgorde: tabblad [54] 9 [Communicatie-instellingen] 9 [Ingebouwde draadloze inst.] 9 [Wi-Fi-functie]. Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster om de verbinding te verbreken.
Instellingen voor de FTP-server wijzigen Wijzig de FTP-serverinstellingen die op de camera zijn opgegeven. Als u instellingen wilt wijzigen, verbreekt u eerst de verbinding. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie]. 3 Selecteer Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fifunctie].
Instellingen voor de FTP-server wijzigen 6 Selecteer [Wijzig inst.]. [FTP server]. 7 Selecteer Het scherm voor het wijzigen van de FTP-serverinstellingen verschijnt. [Doelserver] Wijzig het adres en het poortnummer van de doelserver. [Loginwachtwoord] Wijzig de loginnaam en het loginwachtwoord. [Doelmap] Geef een map op die als de doelmap moet worden gebruikt.
Instellingen voor de FTP-server wijzigen [Overschr. zelfde file] Wanneer [Overschr. zelfde file] is ingesteld op [Uitschak.] Als er al een bestand met dezelfde naam in de doelmap op de FTP-server staat, wordt het nieuwe bestand opgeslagen met een extensie die bestaat uit een onderstrepingsteken en een nummer, bijvoorbeeld IMG_0003_1.JPG.
12 Opnamen naar een webservice versturen U kunt diverse webservices op de camera registreren en daar opnamen naartoe sturen.
Opnamen naar een webservice versturen U kunt opnamen met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te versturen. Afzonderlijke opnamen overbrengen U kunt opnamen afzonderlijk selecteren en verzenden. 1 Selecteer een opname die u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Opnamen naar een webservice versturen Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Met <9> kunt u omhoog en omlaag scrollen door het scherm. Meerdere opnamen overbrengen U kunt meerdere opnamen tegelijk selecteren en verzenden. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat voor de te verzenden opnamen wilt kiezen, selecteert u [Beeldf. wijz.] en drukt u op <0>.
Opnamen naar een webservice versturen [Beeldf. wijz.]. 4 Selecteer Stel dit naar wens is. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Beeldf. wijz.] niet weergegeven. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat en druk vervolgens op <0>. [Verzend.]. 5 Selecteer De geselecteerde opnamen worden verzonden. Selecteer op het scherm voor het voltooien van de opnameverzending [OK] om de verbinding te verbreken en terug te keren naar het scherm waarop u een webservice kunt selecteren.
Opnamen naar een webservice versturen Tijdens de verbinding met een webservice kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. RAW-opnamen kunnen niet worden verzonden. Wanneer u een opname naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt. U kunt dergelijke fouten controleren op de CANON iMAGE GATEWAY-site.
13 Opnieuw verbinding maken en instellingen toevoegen of wijzigen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de camera opnieuw verbindt met het apparaat waarvoor u een verbinding tot stand hebt gebracht en hoe u meerdere verbindingsinstellingen kunt vastleggen, hoe u de verbindingsinstellingen kunt controleren of wijzigen, hoe u de instellingen kunt annuleren, hoe u de instellingen voor de draadloze functie kunt wissen enzovoort.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een Wi-Fi-functie waarvoor de verbindingsinstellingen al zijn vastgelegd. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie]. 3 Selecteer Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fifunctie] (pag. 20). de Wi-Fi-functie waarmee 4 Selecteer u verbinding wilt maken.
Opnieuw verbinding maken 6 Bedien het verbonden apparaat. q Smartphone Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en start Camera Connect. Als de bestemmingsinstelling van de smartphone is gewijzigd, herstelt u deze om verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde access point als de camera. D EOS Utility Start EOS Utility op de computer.
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen U kunt maximaal drie verbindingsinstellingen voor elke Wi-Fi-functie vastleggen. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde draadloze 2 Selecteer inst.]. [Wi-Fi-functie]. 3 Selecteer Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fifunctie] (pag. 20). de Wi-Fi-functie 4 Selecteer waarmee u verbinding wilt maken.
Instellingen voor meerdere verbindingen vastleggen 5 Selecteer [Kies instell.]. [SET* (niet 6 Selecteer geconfigureerd)]. Het scherm met verbindingsinstellingen wordt weergegeven. Volg de weergegeven instructies om de verbindingsinstellingen te voltooien. Wanneer u verbinding maakt met een smartphone kunt u naast de verbindingsinstellingen die met de NFC-functie worden toegevoegd, nog maximaal drie verbindingsinstellingen vastleggen. Als u instellingen wilt verwijderen, raadpleegt u pag. 142.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u controleren, wijzigen en verwijderen. Als u instellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de verbinding. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie].
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen [Bekijk/wijzig 5 Selecteer instellingen]. Selecteer de verbindingsbestemming op het scherm [Kies instell.], selecteer [Bekijk/wijzig instellingen] en druk vervolgens op <0>. of wijzig de instellingen. 6 Controleer Selecteer een item en druk op <0>. Controleer of wijzig vervolgens de instellingen op het getoonde scherm. [Wijzig inst.] Wijzig de instellingen. Wanneer u [Wijzig inst.
Verbindingsinstellingen controleren, wijzigen of verwijderen Instellingen verwijderen Selecteer [Verwijder instellingen] in stap 5 op pagina 141 om verbindingsinstellingen te verwijderen die op de camera zijn opgeslagen. 1 Selecteer [Verwijder instellingen]. de instellingen die 2 Selecteer u wilt verwijderen. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster om de instelling te verwijderen.
Ingebouwde draadloze communicatieinstellingen wissen Alle ingebouwde draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat anderen met informatie van de instellingen aan de haal gaan wanneer u de camera uitleent. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wis instellingen].
Scherm Info bekijken Op het scherm [Info bekijken] kunt u de inhoud van de foutmelding en het MAC-adres controleren. 1 Selecteer [Communicatieinstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Communicatie-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Ingebouwde 2 Selecteer draadloze inst.]. [Wi-Fi-functie]. 3 Selecteer Stel [Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie] (pag. 20). op de knop . 4 Druk Het scherm [Info bekijken] wordt weergegeven.
Referentie 145
14 Problemen oplossen Bij gebruik van de camera in ad-hocmodus in combinatie met bepaalde typen computers kan de overdrachtssnelheid zeer traag worden. Voor meer informatie neemt u contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Reageren op foutmeldingen Wanneer zich een verbindingsfout voordoet, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (pag. 144). Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan] en druk op <0>. Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan. 11 (pag. 149) 12 (pag.
Reageren op foutmeldingen 11: Verb.doel niet gevonden Controleer in het geval van [q] of Camera Connect wordt uitgevoerd. Maak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 36). Kijk in het geval van [l] of de printer is ingeschakeld. Schakel de printer in. Kijk in het geval van [D] of EOS Utility wordt uitgevoerd. Start EOS Utility en breng de verbinding opnieuw tot stand (pag. 46).
Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen (pag. 174). Controleren op de DHCP-server Is de DHCP-server ingeschakeld? Schakel de DHCP-server in.
Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (pag. 168 en 174). Controleren op de DNS-server Is de DNS-server ingeschakeld? Schakel de DNS-server in.
Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk Controleren op de camera Gebruikt een ander apparaat in het cameranetwerk hetzelfde IP-adres als de camera? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen. Als het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een DHCP-server is ingesteld op [Handm.
Reageren op foutmeldingen Controleren op de proxyserver Is de proxyserver ingeschakeld? Schakel de proxyserver in. Werkt de proxyserver correct? Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of deze goed werkt als proxyserver. Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres en poortnummer van de proxyserver en voer deze in op de camera.
Reageren op foutmeldingen 41: Kan niet verbinden met FTP-server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de FTP-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de FTP-server? Configureer het IP-adres op de camera zodanig dat het overeenkomt met het werkelijke IP-adres van de FTP-server (pag. 76).
Reageren op foutmeldingen Controleren op de FTP-server Werkt de FTP-server correct? Configureer de computer zodanig dat die correct kan werken als FTP-server. Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres en poortnummer van de FTP-server en voer deze in op de camera. Is de FTP-server ingeschakeld? Schakel de FTP-server in. De server is wellicht automatisch uitgeschakeld vanwege energiebesparing.
Reageren op foutmeldingen Controleren in het hele netwerk Heeft uw netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat dienst doet als gateway? Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres van de netwerkgateway en voer dit in op de camera (pag. 168 en 174). Controleer of het gateway-adres correct is ingevoerd op alle netwerkapparaten, inclusief de camera.
Reageren op foutmeldingen 45: Kan niet inloggen op FTP-server. Foutcode ontvangen van server. Controleren op de camera Is op de camera de [Loginnaam] correct ingevoerd? Controleer de loginnaam voor aanmelding bij de FTP-server. Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd. Controleer of u de correcte loginnaam hebt ingesteld op de camera (pag. 77).
Reageren op foutmeldingen 46: Voor de datasessie, fout-code ontv. van FTP server Controleren op de FTP-server De verbinding is verbroken door de FTP-server. Start de FTP-server opnieuw op. Heeft de gebruiker voldoende lees-, schrijf- en logboekrechten voor de FTP-server? Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server zodat de gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek.
Reageren op foutmeldingen 61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 166). Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access point hetzelfde? Controleer de SSID van het access point en stel de SSID op de camera overeenkomstig in (pag. 70).
Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 60).
Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 166). De draadloze verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access point lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het access point is opgegeven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden. 69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Reageren op foutmeldingen 121: Onvoldoende vrije ruimte op server De doelwebserver beschikt over onvoldoende vrije ruimte. Verwijder overbodige afbeeldingen van de webserver, controleer de beschikbare ruimte op de webserver en probeer vervolgens de gegevens opnieuw te verzenden. 122: Maak verbinding met een computer en corrigeer de instellingen voor de webservice met de EOS-software. Het is mogelijk niet gelukt om de webservice in te stellen.
Reageren op foutmeldingen 125: Controleer de netwerkinstellingen Is er verbinding met het netwerk? Controleer de verbindingsstatus van het netwerk. 126: Kon geen verbinding maken met server Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY of de belasting is tijdelijk geconcentreerd. Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice. 127: Er is een fout opgetreden Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander probleem voorgedaan dan foutmelding 121 t/m 126.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Kan geen opnamen overbrengen naar een FTP-server. Als u vastgelegde opnamen wilt overbrengen naar een FTP-server, stelt u de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen in op . Wanneer de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen is ingesteld op , kunnen opnamen niet worden overgebracht.
Opmerkingen over de draadloze functie Als de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van de draadloze functies, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Installatielocatie van de antenne voor het access point Bij gebruik binnenshuis installeert u het apparaat in de ruimte waar u de camera gebruikt. Plaats het apparaat op een plek waar geen mensen of voorwerpen tussen het apparaat en de camera kunnen komen.
Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen Wireless LAN-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de -toets. Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, wordt weergegeven, samen met het subnetmasker, de gateway en de DNS-serverinformatie. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op . Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling ***.***.***.***.
15 Referentie 169
Onderschriften maken en registreren Voor het maken en registreren van onderschriften op de camera, zoals beschreven in “Opnamen met onderschrift overbrengen” (pag. 123) voert u de volgende stappen uit. Gebruik voor het maken en registreren van onderschriften een computer waarop EOS Utility is geïnstalleerd. Raadpleeg pagina 43 of 59 om het gebruik van EOS Utility via een LAN in te schakelen. 1 Start EOS Utility en selecteer [Camera settings/Camerainstellingen].
Onderschriften maken en registreren het onderschrift of de 3 Voer onderschriften in. Gebruik maximaal 31 tekens (in ASCII-indeling). Selecteer [Load settings/ Instellingen laden] om gegevens op te vragen van onderschriften die zijn opgeslagen op de camera. de onderschriften op 4 Registreer de camera. Selecteer [Apply to camera/ Toepassen op de camera] om de nieuwe onderschriften op de camera te registreren.
Het netwerk handmatig instellen U kunt de netwerkinstellingen voor de Camera access point modus handmatig instellen. [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] kunnen worden ingesteld op de schermen die worden weergegeven. 1 Selecteer [Handmatige verbinding]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. een SSID (netwerknaam) in. 2 Voer Voer de gewenste tekens in met het virtuele toetsenbord (pag. 18). Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop .
Het netwerk handmatig instellen de gewenste encryptie4 Selecteer instelling. Voor encryptie selecteert u [AES]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Wanneer [AES] is geselecteerd, wordt het virtuele toetsenbord (pag. 18) weergegeven. Voer een willekeurige encryptiesleutel van acht tekens in en druk op de knop om de sleutel in te stellen. De ingestelde SSID en encryptiesleutel worden weergegeven. Zie “Gemakkelijke verbinding” (pag. 27) voor daaropvolgende handelingen.
Het IP-adres handmatig instellen Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden weergegeven, variëren afhankelijk van de geselecteerde Wi-Fi-functie. 1 Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [OK] en druk op <0> om naar het volgende scherm te gaan. het item dat u wilt 2 Selecteer instellen. Selecteer een item en druk op <0>. Het invoerscherm voor cijfers wordt weergegeven. Als u een gateway wilt gebruiken, selecteert u [Gebr.], vervolgens [Adres] en drukt u op <0>.
Het IP-adres handmatig instellen [OK]. 4 Selecteer Wanneer u alle nodige items hebt ingesteld, selecteert u [OK] en drukt u op <0>. Het instellingenscherm voor de Wi-Fi-functie wordt weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag. 168) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Specificaties 9Draadloze communicatie Compatibiliteit met standaarden: Overdrachtsmethode: IEEE 802.11b/g/n DS-SS-modulatie (IEEE 802.11b) OFDM-modulatie (IEEE 802.
Handelsmerken Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het Wi-Fi CERTIFIED-logo en het Wi-Fi Protected Setup-symbool zijn handelsmerken van de Wi-Fi Alliance. De afkorting WPS in de instellingenschermen van de camera en in deze handleiding staat voor Wi-Fi Protected Setup.
Index A Aanraakbediening...........................19 Access point ...................................60 Encryptie ....................................60 FTPS .............................................. 76 FTP-server ..................................... 75 I Batchoverdracht............................119 Instellingen ................................... 140 Controleren .............................. 141 Namen wijzigen ....................... 141 registreren................................
Index Opnamen weergeven......................84 W Opnieuw overbrengen...................118 Wi-Fi-printer............................ 49, 103 Opnieuw verbinding maken ..........136 WPS (Wi-Fi Protected Setup)......... 60 PBC-modus................................ 61 PIN-modus ................................. 65 Overbrengen met SET ..................116 Overdracht na opname .................119 Overdracht van afzonderlijke beelden .........................................114 Overdrachtsgeschiedenis ..
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Postbus 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door Canon Europa N.V. CEL-SW7NA280 180 © CANON INC.