User manual

111
Afdrukinstellingen
U kunt de opname bijsnijden en alleen
een vergrote versie van het bijgesneden
gedeelte printen, net alsof de compositie
opnieuw is bepaald.
Stel het bijsnijden in vlak voordat u de
opname print.
Als u de printinstellingen
wijzigt nadat u het bijsnijden hebt
ingesteld, moet u het bijsnijden wellicht
opnieuw instellen voordat u kunt printen.
1
Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2
Stel de grootte, positie en aspect ratio van het
bijsnijdkader in.
Het gedeelte van de opname dat binnen het bijsnijdkader valt,
wordt geprint. U kunt de aspect ratio van het bijsnijdkader
wijzigen met [
Papier inst.
].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Draai aan het instelwiel <
6
> om de grootte van het
bijsnijdkader te wijzigen. De vergroting van de opname neemt toe
naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Met <
9
> kunt u het kader verticaal of horizontaal over de
opname schuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste
gebied binnen het kader wordt weergegeven.
De stand van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop <
B
> drukt, wisselt het bijsnijdkader
van verticaal naar horizontaal en omgekeerd. Op deze wijze kunt
u van een horizontale opname een verticale print maken.
3
Druk op <0> om het bijsnijden te beëindigen.
Het scherm met printinstellingen verschijnt weer.
U kunt de bijgesneden opname linksboven in het scherm met
printinstellingen bekijken.
De opname bijsnijden