User manual

31
Smartphones met NFC-ondersteuning kunnen worden verbonden door ze
tegen de camera te drukken.
De handelingsstroom is als volgt.
(1) Schakel de camera en de smartphone in.
(2) Schakel de NFC-functie in op de camera en de smartphone.
(3) Houd de smartphone tegen de camera om de verbinding tot stand
te brengen.
Zie pagina 24 voor de NFC-instelling van de camera.
Voor informatie over de Wi-Fi-instelling en de NFC-instelling voor de
smartphone en de antennepositie voor NFC raadpleegt u de handleiding
voor de smartphone.
1
Schakel de NFC-functie in op
de camera en de smartphone
(pag. 24)
.
2
Houd een smartphone tegen
de camera.
Als de downloadsite van Camera
Connect wordt weergegeven op de
smartphone, installeert u Camera
Connect
(pag. 26).
Als er een opname op de camera wordt
weergegeven, drukt u op de knop <
3
>
om het afspelen te beëindigen.
Houd het symbool
P
op de smartphone
tegen hetzelfde symbool op de camera.
Wanneer op het LCD-scherm van de
camera het bericht verschijnt dat er
verbinding tot stand is gebracht
, kunt
u de smartphone weg van de camera
bewegen.
Camera Connect wordt gestart op de
smartphone en brengt verbinding
tot stand.
Verbinden met een smartphone met NFC-
ondersteuning