Operation Manual

A Een beeldstijl aanpassenN
170
Parameterinstellingen en -effecten
*1: Hiermee wordt aangegeven dat de fijnheid van de contouren wordt benadrukt.
Hoe lager het getal, hoe fijner de contouren kunnen worden benadrukt.
*2: Hiermee wordt ingesteld hoeveel de contour wordt benadrukt op basis van het
verschil in contrast tussen het onderwerp en de omgeving. Hoe lager het getal,
hoe meer de contouren worden benadrukt wanneer het contrastverschil laag
is. Ruis bij hoge ISO-snelheden is over het algemeen echter beter zichtbaar
als het getal lager is.
g
Scherpte
A Sterkte
0: minder scherpe
contouren
7: scherpe contouren
B Details*
1
1: Fijn 5: Grof
C Drempel*
2
1: Laag 5: Hoog
h Contrast -4: laag contract +4: hoog contrast
i Verzadiging -4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging
j Kleurtoon -4: roodachtige huidskleur +4: geelachtige huidskleur