User manual

Table Of Contents
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN
138
4
Maak de aanpassing.
Selecteer voor een zoomlens de
groothoekstand (W) of de telestand (T).
Wanneer u op <
0
> drukt, wordt het
paarse kader uitgeschakeld en is het
mogelijk om de aanpassing te doen.
Stel de mate van aanpassing in en
druk vervolgens op <0>. Het
instelbare bereik is ±20 stappen.
Door een instelling in de richting van '-: '
te kiezen, brengt u het scherpstelpunt
meer naar voren ten opzichte van het
standaard scherpstelpunt.
Door een instelling in de richting van '+: '
te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer
naar achteren ten opzichte van het
standaard scherpstelpunt.
Herhaal voor een zoomlens deze
procedure en voer de aanpassing in voor
de groothoekstand (W) en de telestand (T).
Nadat u klaar bent met het
doorvoeren van de aanpassing, drukt
u op de knop <M> om terug te
keren naar het scherm uit stap 1.
Selecteer [Per lens afstellen] en
druk vervolgens op <0>.
5
Controleer het resultaat van de aanpassing.
Maak een opname en geef deze weer
(pag. 320) om het resultaat van de
aanpassing te controleren.
Wanneer de resulterende opname wordt
scherpgesteld vóór het gewenste punt,
maakt u de aanpassing naar de '+: '-
richting. Wanneer wordt scherpgesteld
achter het gewenste punt, maakt u de
aanpassing naar de '-: '-richting.
Voer de aanpassing indien nodig
nogmaals uit.
Lens met een vaste brandpuntsafstand
Zoomlens