User manual

Table Of Contents
139
3 Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN
Wanneer [ Wis alle] onder in het scherm wordt weergegeven en u op
de knop <L> drukt, worden alle aanpassingen voor [Alles even veel]
en [Per lens afstellen] gewist.
Alle AF-fijnafstellingen ongedaan maken
Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van een
zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling gecorrigeerd ten
opzichte van de aanpassingen die zijn gemaakt voor de groothoek- en telestand.
Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand wordt aangepast, wordt automatisch
een correctie doorgevoerd voor het middenbereik.
Algemene aandachtspunten bij AF-fijnafstelling
Het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling kan enigszins
afwijken afhankelijk van de onderwerpomstandigheden, de helderheid,
de zoompositie en andere opnameomstandigheden. Daarom kan het
voorkomen dat de camera nog niet op de gewenste positie scherpstelt,
zelfs wanneer u AF-fijnafstelling gebruikt.
Hoe groot de aanpassing is die met één stap wordt bereikt, is afhankelijk
van het maximale diafragma van de lens. Blijf herhaaldelijk aanpassen,
fotograferen en de scherpstelling controleren om het scherpstelpunt van
de AF verder aan te passen.
De aanpassing wordt niet toegepast op AF tijdens Live View-opnamen of
movie-opname.
Wanneer u alle camera-instellingen wist (pag. 70), blijven deze aanpassingen
bewaard. De instelling zelf krijgt dan echter de waarde [
Uitschakelen
].
Opmerkingen bij AF-fijnafstelling
Het is het beste om de aanpassing uit te voeren op de plaats van
opname. Dat komt de precisie van de aanpassing ten goede.
Het is aan te bevelen om bij het fijnafstellen van de AF een statief te
gebruiken.
Voor het doorvoeren van aanpassingen wordt fotograferen met
opnamekwaliteit 73 aangeraden.