User manual

Table Of Contents
149
U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien
JPEG-instellingen voor opnamekwaliteit: 73, 83, 7K, 8K, 75,
85, 7a, 8a, b en c. Er zijn drie RAW-instellingen voor
opnamekwaliteit: 1, 41 en 61 (pag. 152).
1
Selecteer [Beeldkwalit.].
Selecteer op het tabblad [z1] de
optie [Beeldkwalit.] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer de opnamekwaliteit.
Draai het instelwiel <6> om een
RAW-instelling te selecteren. Draai
het instelwiel <5> om een JPEG-
kwaliteit te selecteren.
Het nummer '**M (megapixels)
****
x
****' in de rechterbovenhoek
geeft het aantal vastgelegde pixels
aan en [***] is het aantal mogelijke
opnamen (weergegeven tot 9999).
Druk op <0> om de instelling vast
te leggen.
Selecteer in [51: Opn.functie+kaart/
map sel.], als [Opnamefunctie] is
ingesteld op [Apart opslaan] de CF-
kaart [f] of SD-kaart [g] en druk op
<0>.
Selecteer de gewenste
opnamekwaliteit en druk op <0>.
3 De opnamekwaliteit instellen
Standaard/Auto. kaartwissel/
Opsl. nr meerdere
Apart opslaan