User manual

Table Of Contents
189
3 Correctie van helderheid randen en chromatische aberratie
1
Selecteer de instelling.
Controleer of [Correctiegegevens
beschikbaar] wordt weergegeven
voor de gebruikte lens.
Selecteer [Chromatische afw.] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschakelen] en druk
vervolgens op <0>.
2
Maak de opname.
De opname wordt vastgelegd met de
gecorrigeerde chromatische afwijking.
De camera beschikt al over gegevens voor correctie helderheid randen
en correctie chromatische aberratie voor ongeveer 30 lenzen. Als u
[Inschakelen] selecteert, worden de correctie helderheid randen en de
chromatische correctie automatisch toegepast voor elke lens waarvoor
correctiegegevens in de camera zijn opgenomen.
U kunt in EOS Utility (de meegeleverde software voor de EOS) bekijken
van welke lenzen correctiegegevens zijn opgeslagen in de camera.
U kunt ook correctiegegevens voor niet-geregistreerde lenzen
vastleggen. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer
informatie.
Voor lenzen met correctiegegevens is het niet nodig de
correctiegegevens op de camera te registreren.
Chromatische correctie
Correctiegegevens voor de lens