User manual

Table Of Contents
263
Instellingen voor de opnamefunctie
In de modi <d> <s> <f> <a> <F> kunt u de AF-methode,
Transportmodus, Meetmethode, Bijsnijden/aspect ratio, Kaart voor
opslaan/weergeven en beeldkwaliteit, Witbalans, Beeldstijl en Auto
Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) instellen.
In de modus <A> kunnen alleen de vetgedrukte functies
worden ingesteld.
1
Druk op de knop <Q> (7).
De instelbare functies worden
weergegeven.
2
Selecteer een functie en stel deze in.
Gebruik <9> om een functie te
selecteren.
De instelling van de geselecteerde functie
wordt op het scherm weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> of
<5> om de instelling te kiezen.
Stel de kwaliteit voor RAW-opnamen
in door op <0> te drukken.
Selecteer de kaart voor het opslaan/
weergeven van opnamen, witbalans-
shift/witbalansbracketing of
Beeldstijlparameters door op de knop
<B> te drukken.
Als u Automatische witbalans wilt
instellen, selecteert u [Q]en drukt u
vervolgens op <0>.
Druk op <0> om de instelling te
voltooien en ga terug naar de Live
View-modus.
Q Quick Control
Als [Bijsn./aspectratio] is ingesteld, kan [Opnamegebied] (pag. 154) kan
niet worden ingesteld.