User manual

Table Of Contents
Scherpstellen met AF (AF-methode)
272
AF-bediening
Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname
veranderen.
Als de lichtbron tijdens de weergave van het Live View-beeld
verandert, kan het beeldscherm flikkeren en kan er mogelijk moeilijk
worden scherpgesteld. Als dit gebeurt, sluit u Live View-opname af
en stelt u eerst automatisch scherp bij de huidige lichtbron.
Opmerkingen bij AF
De grootte van het AF-punt is afhankelijk van de instelling van
[z4: Bijsn./aspectratio].
Bij movie-opnamen wordt het AF-punt groter weergegeven als
[Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen].
Als het niet mogelijk is om automatisch scherp te stellen, zet u de
scherpstelmodusknop op de lens op <MF> en stelt u handmatig scherp
(pag. 275).
Als u wilt scherpstellen op een onderwerp dat zich meer naar de rand
van het beeld bevindt, richt u het middelste AF-punt op het onderwerp,
stelt u scherp, draait u de lens weer bij voor de oorspronkelijke
compositie en maakt u de opname.
De externe Speedlite activeert het AF-hulplicht niet. Maar als een
Speedlite uit de EX-serie wordt gebruikt (afzonderlijk verkrijgbaar) die is
uitgerust met een ledlamp, zal de ledlamp waar nodig worden
ingeschakeld als AF-hulplicht.