User manual

Table Of Contents
Instellingen voor de opnamefunctie
296
In de modi <d>, <s>, <f>, <a> en <F> kunnen de opties voor
AF-methode, Transportmodus, Movie-opnameformaat,
Opnameniveau (alleen handmatig instellen), Opnemen/afspelen,
kaart en beeldkwaliteit (foto's), Witbalans, Beeldstijl en Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) worden ingesteld.
In de modus <A> kunnen alleen de vetgedrukte functies worden
ingesteld.
1
Druk op de knop <Q> (7).
De instelbare functies worden
weergegeven.
2
Selecteer een functie en stel deze in.
Gebruik <9> om een functie te
selecteren.
De instelling van de geselecteerde
functie wordt op het scherm
weergegeven.
Draai aan het instelwiel <
6
> of <
5
>
om de instelling te kiezen.
Druk op <0> als u de beeldkwaliteit
op RAW wilt instellen.
Selecteer de kaart voor het opslaan/
weergeven van opnamen, witbalans-
shift/witbalansbracketing of
Beeldstijlparameters door op de knop
<
B
> te drukken.
Als u Automatische witbalans wilt
instellen, selecteert u [
Q
]en drukt u
vervolgens op <
0
>.
Als u op <0> drukt, keert de camera
terug naar het maken van movie-
opnamen.
Q Quick Control
Als u op de knop <Q> drukt voordat u de time-lapse-movie-opnamen start
(pag. 306), wordt het opnameniveau niet weergegeven.