User manual

Table Of Contents
413
U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen of instelwielen.
1
Selecteer [83: Aangepaste
bediening].
Selecteer [Aangepaste bediening]
op het tabblad [83] en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm Aangepaste bediening
voor de selectie van
bedieningsknoppen en instelwilen
wordt weergegeven.
2
Selecteer een knop of instelwiel.
Selecteer een knop of instelwiel en
druk vervolgens <0>.
De naam van de knop of het wiel van
de camera en de toewijsbare functies
worden weergegeven.
3
Wijs een functie toe.
Selecteer een functie en druk
vervolgens op <0>.
Zodra het pictogram [z]
linksonder verschijnt, kunt u op de
knop <B> drukken en andere,
verwante opties instellen.
4
Verlaat de instelling.
Wanneer u op <0> drukt om de
instelling af te sluiten, verschijnt het
scherm uit stap 2 weer.
Druk op de knop <M> om de
instelling te sluiten.
83: Aangepaste bedieningN
Wanneer het scherm uit stap 2 wordt weergegeven, kunt u de instellingen
voor Aangepaste bediening terugzetten op de standaardinstellingen door
op de knop <L> te drukken. Zelfs wanneer u [84: Wis persoonlijke
voorkeuze (C.Fn)] selecteert, worden de instellingen voor
[83: Aangepaste bediening] niet geannuleerd.