Operation Manual

115
U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap],
de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens
vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3].
U kunt beeldstijlen maken met andere parameterinstellingen, zoals
scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een
beeldstijl die met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 302) op
de camera is vastgelegd.
1
Druk op de knop <XA>.
2
Selecteer [Gebruiker].
Selecteer [Gebruiker *] en druk
vervolgens op de knop <C>.
X Het scherm Detail-inst. wordt
weergegeven.
3
Druk op <0>.
Als [Beeldstijl] is geselecteerd,
drukt u op <0>.
4
Selecteer de basisbeeldstijl.
Druk op de knop <V> om de
basisbeeldstijl te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Als u de parameters wilt aanpassen
van een beeldstijl die met de EOS
Utility (meegeleverde software) op
de camera is vastgelegd, selecteert
u hier de beeldstijl.
A
Favoriete opnamekenmerken vastleggen
N