Operation Manual

68
In de basismodi <2> (Portret), <3> (Landschap), <4> (Close-up)
en <5> (Sport) kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de
lichtomstandigheden of het type scène overeenkomen. In de meeste
situaties voldoet [Stand. inst.], maar als de instellingen aan de
lichtomstandigheden of het type scène zijn aangepast, zal de opname
nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet.
Voor Live view-opnamen moet u bij het instellen van zowel [Opname
via licht of scènetype] als [Opname via sfeerselectie] (pag. 65) eerst
[Opname via licht of scènetype] instellen. Hierdoor wordt het
gemakkelijker om het resultaat op het LCD-scherm te bekijken.
1
Stel het programmakeuzewiel op
een van de volgende modi in:
<2>, <3>, <4> of <5>.
2
Geef het Live view-beeld weer.
Als het Live view-beeld wordt
weergegeven, kunt u het resultaat
zien.
Druk op de knop <A> om naar Live
view-opnamen over te schakelen.
Opname via licht of scènetype
Licht of scène
A 7 C 2 3 4 5 6
(1) Stand. inst.
k k k k
(2) Daglicht
k k k k
(3) Schaduw
k k k k
(4) Bewolkt
k k k k
(5) Kunstlicht
k k k
(6) TL-licht
k k k
(7) Zonsondergang
k k k k