Operation Manual

79
Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 80).
1
Druk op de knop <Z>. (9)
X [ISO-snelheid] wordt weergegeven.
2
Stel de ISO-snelheid in.
Druk op de toets <
U
> of draai aan het
instelwiel <
6
> om de gewenste ISO-snelheid
te selecteren en druk vervolgens op <
0
>.
U kunt de ISO-snelheid ook in de zoeker instellen
door aan het instelwiel <
6
> te draaien.
Als u [
AUTO
] selecteert, wordt de ISO-
snelheid automatisch ingesteld (pag. 80).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
* Bij hoge ISO-snelheden kunnen opnamen er korreliger uitzien.
Z: De ISO-snelheid wijzigenN
ISO-snelheid Opnamesituatie (Geen flits) Flitsbereik
100 - 400 Zonnig, buiten
Hoe hoger de ISO-snelheid,
hoe groter het flitsbereik zal
zijn (pag. 90).
400 - 1600 Bewolkt of 's avonds
1600 - 6400, H Donker, binnen of 's avonds
Als onder [
7
Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)
] de optie [
2: ISO vergroten
] is
ingesteld op [
1: Aan
], kan '
H
' (gelijk aan ISO 12800) ook worden ingesteld (pag. 252).
Als onder [7 Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [6: Lichte tonen
prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], kunnen ISO 100 en 'H'
(equivalent aan ISO 12800) niet worden ingesteld (pag. 254).
Opnamen bij hoge temperaturen kunnen er korreliger uitzien. Lange belichtings-
tijden kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis
(strepen, lichte puntjes, enzovoort) op de opname zichtbaar zijn.