CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. CEL-SR1UA282 © CANON INC.
Inleiding De EOS 600D is een hoogwaardige digitale spiegelreflexcamera met een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor met circa 18,0 effectieve megapixels, DIGIC 4, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 9 AF-punten, continu-opnamen met circa 3,7 frames per seconde, Live view-opnamen en filmopnamen in Full High-Definition (Full HD). De camera reageert uiterst snel bij alle opnamesituaties, biedt tal van geavanceerde opnamefuncties en nog veel meer.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het hoofdinstelwiel. : De pijltjestoetsen . <0> : De instelknop. 0, 9, 7, 8 : Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende functie respectievelijk 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft nadat u de knop loslaat.
Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoudsoverzicht Opnamen maken Automatisch opnamen maken Î pag. 49 - 63 (Basismodi) Continu-opnamen maken Î pag. 88 (i Continue opname) Een opname van uzelf maken in een groep Î pag. 89 (j Zelfontspanner) De actie bevriezen De actie onscherp maken Î pag. 94 (s AE met sluitervoorkeur) De achtergrond onscherp maken Î pag. 56 (C Automatisch/creatief) De achtergrond scherp houden pag. 96 (f AE met diafragmavoorkeur) De helderheid van de opname aanpassen (belichting) Î pag.
Veel opnamen maken Î pag. 76 (7a, 8a, b, c) Scherpstellen Het scherpstelpunt wijzigen Î pag. 85 (S AF-puntselectie) Opnamen maken van een bewegend onderwerp Î pag. 62 en 84 (AI Servo AF) Weergave De opnamen bekijken op de camera Î pag. 71 (x Weergave) Snel opnamen zoeken Î pag. 202 (H Indexweergave) pag. 203 (I Door beelden navigeren) Opnamen classificeren Î pag. 206 (Classificaties) Voorkomen dat belangrijke opnamen Î pag.
Functie-index Voeding Beeldkwaliteit Batterij • Opladen Î pag. 26 • Plaatsen/verwijderen Î pag. 28 • Batterijniveau Î pag. 33 Stopcontact Î pag. 260 Automatisch uitschakelen Î pag. 32 Kaart Plaatsen/verwijderen Formatteren Ontspan sluiter zonder kaart Î pag. 29 Î pag. 45 Î pag. 166 Objectief Bevestigen/verwijderen Î pag. 36 In-/uitzoomen Î pag. 37 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Î pag. 38 Basisinstellingen Dioptrische aanpassing Î pag. 39 Taal Î pag. 35 Datum/tijd Î pag. 34 Pieptoon Î pag.
Functie-index Spiegel opklappen Automatische scherptediepte AE Meetmethode Afstandsbediening Î pag. 122 Î pag. 101 Î pag. 102 Î pag. 261 Belichtingsaanpassingen Belichtingscorrectie Î pag. 103 AEB Î pag. 105 Belichtingsvergrendeling Î pag. 107 Flitser Ingebouwde flitser • Flitsbelichtingscorrectie • Flitsbelichtingsvergrendeling Externe flitser Flitsbesturing • Draadloze flitser Î pag. 90 Î pag. 104 Î pag. 108 Î pag. 263 Î pag. 180 Î pag.
Inhoud Inleiding 2 Controlelijst onderdelen..................................................................................... 3 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt .................... 4 Hoofdstukken .................................................................................................... 5 Inhoudsoverzicht ............................................................................................... 6 Functie-index .................................................
Inhoud 3 Creatieve opnamen 73 d: AE-programma ...........................................................................................74 De opnamekwaliteit instellen............................................................................76 Z: De ISO-snelheid wijzigen .........................................................................79 A De optimale opnamekenmerken voor het onderwerp selecteren (Beeldstijl) ....81 E: De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen........................
Inhoud 6 Filmopnamen 7 Handige functies 8 Draadloze flitsfotografie 9 Opnamen weergeven 12 141 k Filmopnamen........................................................................................... 142 Instellingen voor de opnamefunctie............................................................... 149 Het filmopnameformaat instellen ................................................................... 150 Digitale zoom voor films gebruiken.........................................................
Inhoud k Films afspelen..........................................................................................212 X De eerste en laatste beelden van een film bewerken ...............................214 Diavoorstelling (automatische weergave) ......................................................215 Opnamen op de tv bekijken ...........................................................................218 K Opnamen beveiligen ................................................................................
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Verkorte handleiding Plaats de batterij. (pag. 28) 1 Zie pagina 26 voor meer informatie over het opladen van de batterij. Plaats een kaart. (pag. 29) 2 3 Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Witte markering Rode markering Bevestig het objectief. (pag. 36) Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera. 4 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op .
Verkorte handleiding 6 Klap het LCD-scherm uit. 7 Stel scherp op het onderwerp. 8 Maak de opname. (pag. 40) 9 Bekijk de opname. (pag. 166) (pag. 31) Zie pagina 34 als het LCD-scherm het scherm met datum/tijd-instelling weergeeft. (pag. 40) Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Indien noodzakelijk komt de ingebouwde flitser automatisch tevoorschijn.
Namen van onderdelen De vetgedrukte onderdelen worden vermeld in het gedeelte tot 'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'. Aan-uitschakelaar (pag. 32) Programmakeuzewiel (pag. 22) Ingebouwde flitser/AF-hulplicht (pag. 90/86) Weergaveknop (pag. 47, 152, 167, 179) EF-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 36) EF-S-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 36) Knop voor ISO-snelheid (pag. 79) Contactpunten voor flitssynchronisatie Flitserschoen (pag.
Namen van onderdelen Oogschelp (pag. 262) Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 39) Knop voor Live view-/ filmopnamen (pag. 124/142) Zoekeroculair Knop voor AE-vergrendeling/FEvergrendeling/index/verkleinen (pag. 107/108/202/204, 243) Infoknop (pag. 47, 71, 126, 146, 175) Knop voor AF-puntselectie/ vergroten (pag. 85/204, 243) Menuknop (pag. 43) Luidspreker (pag. 212) LCD-scherm (pag. 31, 43, 167) Klepje van kaartsleuf (pag. 29) Aansluitpunt DC-snoer (pag.
Namen van onderdelen Weergave met opname-instellingen (in creatieve modi, pag. 22) Sluitertijd Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscorrectie (pag. 103) AEB-bereik (pag. 105) Diafragma c Instelwijzer (pag. 93) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 109) ISO-snelheid (pag. 79) Opnamemodus Lichte tonen prioriteit (pag. 254) Beeldstijl (pag. 81) AF-modus (pag. 83) X 1-beeld AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF g Handmatige focus y Flitsbelichtingscorrectie (pag.
Namen van onderdelen Zoekerinformatie Spotmetingscirkel Indicator voor AF-puntactivatie < > AF-punten Matglas ISO-snelheid <2> Witbalanscorrectie Belichtingsvergrendeling/ AEB wordt uitgevoerd Focusbevestigingslampje Max.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Op het programmakeuzewiel vindt u de basismodi, de creatieve modi en de filmmodus. Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen vast te leggen. d : AE-programma (pag. 74) s : AE met sluitervoorkeur (pag. 94) f : AE met diafragmavoorkeur (pag. 96) a : Handmatige belichting (pag. 99) 8: Automatische scherptediepte AE (pag. 101) Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken.
Namen van onderdelen Objectief Objectief zonder focusafstandsschaal Focusring (pag. 87, 138) Focusinstellingsknop (pag. 36) Zoomring (pag. 37) Bevestigingspunt zonnekap (pag. 294) Zoompositiemarkering (pag. 37) Filteraansluiting (voorkant objectief) (pag. 294) Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 38) Contactpunten (pag. 15) Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 36) Objectief met focusafstandsschaal Bevestigingspunt zonnekap (pag. 294) Focusinstellingsknop (pag.
Namen van onderdelen Batterijoplader LC-E8 Oplader voor batterij LP-E8 (pag. 26). Stekker Batterijcompartiment Oplaadlampje Lampje 'volledig opgeladen' BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact.
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook aan de riem bevestigd (pag. 262).
De batterij opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de batterij. de batterij. 2 Plaats Plaats de batterij op de juiste manier in de oplader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E8 de batterij op. 3 Laad Voor LC-E8 Klap de contactpunten van de batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit het stopcontact. Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
De batterij plaatsen en verwijderen De batterij plaatsen Plaats een volledig opgeladen batterij LP-E8 in de camera. 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de batterij. 2 Plaats Steek het uiteinde met de batterijcontacten in de camera. Schuif de batterij in de camera totdat de batterij vastzit. 3 SluitDrukhetopklepje. het klepje totdat het dichtklikt. De batterij verwijderen Open het klepje en verwijder de batterij.
De kaart plaatsen en verwijderen De kaart (afzonderlijk verkrijgbaar) kan een SD-, SDHC- of SDXCgeheugenkaart zijn. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat zodat schrijven/wissen mogelijk is. De kaart plaatsen 1 Schuifje voor schrijfbeveiliging Open het klepje. Schuif het klepje in de richting van de pijlen om het te openen. de kaart.
De kaart plaatsen en verwijderen De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicator Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje. Sluit het klepje als 'Opslaan...' wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder Duw de kaart voorzichtig in de camera en laat de kaart vervolgens los. De kaart steekt uit de camera. Trek de kaart recht uit de camera en sluit het klepje.
Het LCD-scherm gebruiken Nadat u het LCD-scherm hebt uitgeklapt, kunt u menufuncties instellen, Live view-opnamen gebruiken, films opnemen en opnamen en films weergeven. U kunt de richting en hoek van het LCD-scherm wijzigen. 1 Klap het LCD-scherm uit. het LCD-scherm. 2 Draai Wanneer het LCD-scherm is 180° 90° 175° uitgeklapt, kunt u het scherm naar boven of beneden draaien of naar voren draaien zodat het naar het onderwerp toe is gericht. De hoek is slechts bij benadering aangegeven.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum-/ tijdinstelling wordt weergegeven, raadpleeg dan pagina 34 voor het instellen van de datum en tijd. <1> : De camera is ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. De zelfreinigende sensor Wanneer u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd.
De camera inschakelen z Het batterijniveau controleren Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het batterijniveau een van de volgende vier niveaus: z : De batterij is vol. x : Batterijniveau is laag, maar voor nu nog voldoende. c : De batterij is bijna leeg. (knippert) n : De batterij moet worden opgeladen.
3 De datum en tijd instellen Als u de camera voor de eerste keer inschakelt of als de datum- en tijdinstellingen zijn gereset, wordt het instelscherm Datum/tijd weergegeven. Volg stap 3 en 4 om de datum en tijd in te stellen. Houd er rekening mee dat de datum en tijd die aan opnamen worden toegevoegd, worden gebaseerd op de ingestelde datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt. 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. Selecteer op het tabblad [6] de 2 optie [TaalK]. Druk op de toets om het tabblad [6] te selecteren. Druk op de toets om [TaalK] te selecteren (het vierde item van boven) en druk op <0>. de gewenste taal in. 3 StelDruk op de toets om de gewenste taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De interfacetaal wordt gewijzigd.
Een objectief bevestigen en verwijderen Een objectief bevestigen 1 Witte markering Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief. 2 Bevestig Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera. Draai het objectief in de richting van de pijl totdat het vastklikt.
Een objectief bevestigen en verwijderen In- en uitzoomen Om in of uit te zoomen draait u de zoomring op het objectief met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling enigszins verloren gaan. Het objectief verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijl. Draai het objectief totdat dit niet meer verder kan en koppel het objectief los.
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Wanneer u de ingebouwde Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het IS-objectief gebruikt, wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd om scherpere opnamen te krijgen. In de hier uitgelegde procedure wordt het EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS II-objectief als voorbeeld gebruikt. * IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie). 1 Zet de IS-schakelaar op <1>. Zet ook de aan-uitschakelaar van de camera op <1>. de ontspanknop half in.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts totdat de negen AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt aanbevolen om de dioptrische aanpassingslens E te gebruiken (10 typen, afzonderlijk verkrijgbaar). De camera vasthouden Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker weergegeven (0). Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het LCD-scherm uitgeschakeld (pag. 179).
Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Snel instellen genoemd. 1 Druk op de knop . X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (7). de gewenste functie in. 2 StelDruk op de toets om de in te stellen functie te selecteren. X De geselecteerde functie en Uitleg (pag. 48) worden weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> om de instelling te wijzigen.
Q Snel instellen voor opnamefuncties Instelbare functies in het scherm Snel instellen Diafragma (pag. 96) Witbalanscorrectie* (pag. 119) Sluitertijd (pag. 94) Lichte tonen prioriteit* (pag. 254) Opnamemodus* (pag. 22) Belichtingscorrectie/AEBinstelling (pag. 103 en 105) ISO-snelheid (pag. 79) Flitsbelichtingscorrectie (pag. 104) Beeldstijl (pag. 81) Ingebouwde flitser Opnamekwaliteit (pag. 76) AF-modus (pag. 83) Witbalans (pag. 117) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag.
3 Menugebruik In de menu's kunt u verschillende functies instellen, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop op de achterkant van de camera, de pijltjestoetsen en de knop <0> op de achterzijde van de camera om de menu's in te stellen. Knop Knop <0> LCD-scherm Pijltjestoetsen Menuscherm In de basismodi, filmmodus en creatieve modi worden andere tabbladen en menuopties weergegeven.
3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Druk op de toets om een menutabblad te selecteren. het gewenste item. 3 Selecteer Druk op de toets om het item te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling. 4 Selecteer Druk op de toets of om de gewenste instelling te selecteren. (Voor het selecteren van bepaalde instellingen dient u op de toets of te drukken.
3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen indien nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert. 1 Selecteer [Formatteren].
3 De kaart formatteren Gebruik [Formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 287). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Wisselen van scherm op het LCD-scherm Op het LCD-scherm kunnen de opname-instellingen, het menuscherm, opnamen, enzovoort worden weergegeven. Opname-instellingen Wanneer u de camera inschakelt, worden de opname-instellingen weergegeven. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het LCD-scherm uitgeschakeld. Wanneer u de ontspanknop loslaat, wordt het LCD-scherm weer ingeschakeld. Het LCD-scherm kan ook worden uitgeschakeld met de knop . Druk nogmaals op de knop om het LCD-scherm in te schakelen.
Uitleg De Uitleg geeft een eenvoudige beschrijving van de betreffende functie of optie. Deze wordt weergegeven als u de opnamemodus wijzigt of het scherm Snel instellen gebruikt om een opnamefunctie, Live viewopname, filmopname of weergave in te stellen. Als u een functie of optie selecteert in het scherm Snel instellen, wordt de Uitlegbeschrijving weergegeven. De Uitleg wordt uitgeschakeld als u verdergaat met een bewerking.
2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten en hoe u opnamen kunt weergeven. In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 64 en 268).
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Het is een volautomatische modus. Zelfs met bewegende onderwerpen blijft de camera automatisch scherpstellen op het onderwerp (pag. 53). 1 AF-punt Stel het programmakeuzewiel in op . een AF-punt op het 2 Richt onderwerp. Bij het scherpstellen worden alle AF-punten gebruikt. Meestal wordt er op het dichtstbijzijnde object scherpgesteld.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. X De opname wordt circa 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Als de ingebouwde flitser automatisch tevoorschijn is gekomen, kunt u deze met uw vingers weer naar binnen drukken. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) De flitser komt bij daglicht tevoorschijn. Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser tevoorschijn komen om donkere schaduwen op het onderwerp lichter te maken. Bij weinig licht flitst de ingebouwde flitser meerdere keren. Als u de ontspanknop half indrukt, flitst de flitser mogelijk meerdere keren, zodat er beter automatisch kan worden scherpgesteld. Dit wordt het AF-hulplicht genoemd. Het heeft een effectief bereik van circa 4 meter.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. In de modus (Automatisch/scène) drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp. De scherpstelling wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en daarna de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) A Live view-opname Met Live view-opname kunt u opnamen maken terwijl u het beeld bekijkt op het LCD-scherm. Raadpleeg pagina 123 voor meer informatie. 1 Geef het Live view-beeld op het LCD-scherm weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 2 StelRicht het middelste AF-punt < > op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
7 De flitser uitschakelen Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Deze modus is ook geschikt om sfeer vast te leggen, bijvoorbeeld in situaties met kaarslicht. Opnametips Voorkom beweging van de camera als de nummerweergave in de zoeker knippert. Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de sluitertijd in de zoeker. Houd de camera stabiel of gebruik een statief.
C Creatieve automatische opnamen In tegenstelling tot de modus Automatisch/scène waarin de camera alles instelt, kunt u in de modus Automatisch/creatief de scherptediepte, transportmodus en flits eenvoudig wijzigen. U kunt bovendien de sfeer selecteren die u in uw opnamen wilt vastleggen. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto (Automatisch/creatief). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop .
C Creatieve automatische opnamen (1) Sluitertijd Diafragma ISO-snelheid (2) (3) Batterijniveau Opnamekwaliteit Maximumaantal opnamen U kunt op de knop drukken om het volgende in te stellen: (1) Opname via sfeerselectie U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen. Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste sfeer te selecteren. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Raadpleeg pagina 65 voor meer informatie.
C Creatieve automatische opnamen (3) Transportmodus/Flitsen Wanneer u op <0> drukt, worden de instellingenschermen voor transportmodus of flitsen weergegeven. Kies de gewenste instelling en druk op <0> om de instelling door te voeren en naar het scherm Snel instellen terug te keren. Transportmodus: Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> voor de gewenste instelling. Enkelbeeld : Een opname tegelijk maken.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen, donkere achtergrond. Gebruik een teleobjectief.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's, opnamen in de avond of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld dan met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u hiervoor de modus <4> (Close-up). Gebruik een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Bloemen en dergelijke steken tegen een eenvoudige achtergrond beter af. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) voor het fotograferen van een bewegend onderwerp, bijvoorbeeld een rennend kind of een rijdende auto. Opnametips Gebruik een teleobjectief. Het gebruik van een teleobjectief wordt aanbevolen, omdat u hiermee op grote afstand kunt fotograferen. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
6 's Avonds portretfoto's maken Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u 's avonds iemand wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende belichting in de achtergrond wilt hebben. Opnametips Gebruik een groothoekobjectief en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. De persoon moet zich binnen 5 meter van de camera bevinden.
Q Snel instellen Voorbeeld: Portretmodus Wanneer in de basismodi het scherm met de opname-instellingen wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken om het scherm Snel instellen weer te geven. In de onderstaande tabel worden de functies vermeld die in de diverse basismodi met het scherm Snel instellen kunnen worden ingesteld. 1 Stel het programmakeuzewiel in op een basismodus. 2 Druk op de knop . (7) X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. 3 Stel de functie in.
Opname via sfeerselectie U kunt de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken, behalve wanneer de basismodus (Automatisch/scène) of <7> (Flitser uit) is ingesteld.
Opname via sfeerselectie het sfeereffect in. 4 StelDruk op de toets om de effectenbalk te selecteren. [Effect] wordt dan onder in het scherm weergegeven. Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste effect te selecteren. de opname. 5 Maak Druk op de ontspanknop om een opname te maken terwijl het Live view-beeld wordt weergegeven. Druk op de knop om de Live view-modus te verlaten en weer via de zoeker te fotograferen.
Opname via sfeerselectie Sfeerinstellingen (1) Standaard Standaardopnamekenmerken voor de respectieve opnamemodus. Let op: <2> heeft opnamekenmerken die voor portretfoto's zijn geoptimaliseerd en <3> is geoptimaliseerd voor landschapsfoto's. Elke sfeer is een aanpassing van de opnamekenmerken van de respectieve opnamemodus. (2) Levendig Het onderwerp wordt scherp en levendig weergegeven. Met deze sfeerinstelling ziet de foto er indrukwekkender uit dan met de instelling [Standaard].
Opname via licht of scènetype In de basismodi <2> (Portret), <3> (Landschap), <4> (Close-up) en <5> (Sport) kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het type scène overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [Stand. inst.], maar als de instellingen aan de lichtomstandigheden of het type scène zijn aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet.
Opname via licht of scènetype in het scherm Snel 3 Selecteer instellen het type licht of scène. Druk op de knop (7). Druk op de toets om [Stand. inst.] te selecteren (weergegeven in het voorbeeldscherm). Onder in het scherm wordt [Opname via licht of scènetype] weergegeven. Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste type licht of scène te selecteren. X Op het LCD-scherm wordt weergegeven hoe de opname er met het geselecteerde type licht of scène zal uitzien. de opname.
Opname via licht of scènetype Instellingen voor het type licht of scène (1) Stand. inst. Dit is de standaardinstelling. (2) Daglicht Voor onderwerpen in zonlicht. Hiermee zien blauwe luchten en groene gebieden zoals bomen en struiken er natuurlijker uit en worden lichtgekleurde bloemen beter weergegeven. (3) Schaduw Voor onderwerpen in de schaduw. Geschikt voor huidskleurtinten die mogelijk te blauwachtig worden weergegeven en voor lichtgekleurde bloemen.
x Opnamen weergeven Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt weergeven. Zie pagina 201 voor meer informatie over de weergaveprocedure. 1 Geef de opname weer. Als u op de knop drukt, wordt de laatstgemaakte opname weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u opnamen vanaf de laatste opname wilt weergeven, drukt u op de toets . Als u opnamen vanaf de eerste opname (de oudste) wilt weergeven, drukt u op de toets .
3 Creatieve opnamen Om mislukte opnamen te voorkomen, worden in de basismodi de meeste functies automatisch ingesteld. Deze kunnen niet worden gewijzigd. In de modus (AE-programma) kunt u diverse functies instellen en creatievere opnamen maken. In de modus stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in om een standaardbelichting te verkrijgen. Het verschil tussen de basismodi en wordt uitgelegd op pagina 268.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AEprogramma. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op het onderwerp. 2 StelKijkscherp door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Opnametips Wijzig de ISO-snelheid of gebruik de ingebouwde flitser. Als u de belichting op het omgevingslicht en het onderwerp wilt afstemmen, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (pag. 79) of de ingebouwde flitser gebruiken (pag. 90). In de modus gaat de ingebouwde flitser niet automatisch af. Bij weinig licht drukt u daarom op de flitsknop om de ingebouwde flitser omhoog te klappen. U kunt het programma aanpassen.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien instellingen voor de opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c, 1, 1+73. 1 Aantal pixels Maximumaantal opnamen Selecteer [Kwaliteit]. Selecteer op het tabblad [1] de optie [Kwaliteit] en druk vervolgens op <0>. X [Kwaliteit] wordt weergegeven. de opnamekwaliteit.
3 De opnamekwaliteit instellen Veelgestelde vragen Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat past waarop ik wil afdrukken. Raadpleeg het diagram links bij het Papierformaat kiezen van de opnamekwaliteit. Als u de A2 (42 x 59,4 cm) opname wilt bijsnijden, wordt het 73 aanbevolen om een hogere kwaliteit 83 A3 (42 x 29,7 cm) (meer pixels) te selecteren, zoals 73, 1 74 1+73 83, 1 of 1+73. 84 7a b is geschikt voor het weergeven van 8a b opnamen in een digitale fotolijst.
3 De opnamekwaliteit instellen Informatie over 1 1-opnamen zijn onbewerkte opnamegegevens die nog moeten worden omgezet in 73 of andere typen afbeeldingen. Hoewel voor het weergeven van 1-opnamen op de computer software als Digital Photo Professional nodig is (meegeleverd, pag. 305), kunnen op 1opnamen erg eenvoudig bewerkingen worden toegepast die bij andere soorten opnamen niet mogelijk zijn. 1 is geschikt als u de opname zelf nauwkeurig wilt bewerken of opnamen van een belangrijk onderwerp wilt maken.
Z: De ISO-snelheid wijzigenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 80). 1 Druk op de knop . (9) X [ISO-snelheid] wordt weergegeven. in. 2 StelDrukdeopISO-snelheid de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Z: De ISO-snelheid wijzigenN ISO [AUTO] Als u de ISO-snelheid instelt op [AUTO], wordt de werkelijk in te stellen ISO-snelheid weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-snelheid automatisch aan de opnamemodus aangepast.
A De optimale opnamekenmerken voor het onderwerp selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi kunt u geen beeldstijl selecteren. 1 Druk op de knop . X [Beeldstijl] wordt weergegeven. een beeldstijl. 2 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om een beeldstijl te selecteren en druk vervolgens op <0>.
A De optimale opnamekenmerken voor het onderwerp selecterenN R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. S Neutraal Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken. Voor natuurlijke kleuren en ingetogen opnamen. U Natuurlijk Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken.
E: De AF-modus wijzigenN U kunt de AF-modus (autofocus) selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt automatisch de geschiktste AF-modus ingesteld. 1 Zet op het objectief de focusinstellingsknop op . op de knop . 2 Druk X [AF-modus] wordt weergegeven. de AF-modus. 3 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste AF-modus te selecteren en druk vervolgens op <0>. scherp op het onderwerp.
E: De AF-modus wijzigenN Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje in de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie 'Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld' (pag. 87). Als [1 Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon als er op het onderwerp is scherpgesteld.
S Het AF-punt selecterenN In de basismodi stelt de camera automatisch scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp. Daarom wordt er mogelijk niet altijd op het beoogde onderwerp scherpgesteld. In de modi , , en kunt u het AF-punt selecteren en dat gebruiken om scherp te stellen op het beoogde onderwerp. 1 Druk op de knop . (9) X Het geselecteerde AF-punt wordt op het LCD-scherm en in de zoeker weergegeven. het AF-punt. 2 Selecteer Druk op de toets om het AFpunt te selecteren.
S Het AF-punt selecterenN Opnametips Als u van dichtbij een portret wilt maken, gebruikt u 1-beeld AF en stelt u scherp op de ogen. Als u eerst op de ogen scherpstelt, kunt u de compositie vervolgens opnieuw bepalen terwijl het gezicht scherp blijft. Als het moeilijk is om scherp te stellen, kunt u het beste het middelste AF-punt selecteren en gebruiken. Van de negen AF-punten is het middelste het gevoeligste.
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (het focusbevestigingslampje van de zoeker knippert dan).
i Continue opnameN U kunt maximaal ongeveer 3,7 opnamen per seconde maken. Deze functie kunt u bijvoorbeeld gebruiken als een kind naar u toe rent en u de verschillende gezichtsuitdrukkingen wilt vastleggen. 1 Druk op de knop . . 2 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om Continue opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. de opname. 3 Maak De camera maakt voortdurend opnamen terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Opnametips Stel ook de AF-modus (pag.
j De zelfontspanner gebruiken 1 Druk op de knop . de zelfontspanner. 2 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste zelfontspanner te selecteren en druk vervolgens op <0>. Q : Zelfontspanner:10 sec U kunt ook de afstandsbediening gebruiken. (pag. 261) l : Zelfontspanner: 2 secN (pag. 122) q : Zelfontspanner:10 sec en continu-opnamen Druk op de toets om het aantal continu-opnamen in te stellen (2 - 10) dat u met de zelfontspanner wilt maken. de opname.
D De ingebouwde flitser gebruiken Als u binnenshuis bent of te maken hebt met weinig licht of tegenlicht, kunt u de ingebouwde flitser omhoog klappen en op de ontspanknop drukken om opnamen met de flitser te maken. In de modus wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde en 1/200 seconde om bewegingsonscherpte te voorkomen. 1 Druk op de knop . In de creatieve modi kunt u altijd op de knop drukken om opnamen met de flitser te maken.
D De ingebouwde flitser gebruiken Opnametips Verhoog de ISO-snelheid als het onderwerp ver weg is (pag. 79). Door de ISO-snelheid te verhogen, kunt u het flitsbereik vergroten. Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht. Verlaag de ISO-snelheid als de belichtingsinstelling in de zoeker knippert. Verwijder de zonnekap van het objectief en bewaar een afstand tot het onderwerp van minstens 1 meter.
4 Opnamefuncties voor gevorderden Dit hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 3. U leest in dit hoofdstuk op welke manieren u nog meer creatief kunt fotograferen. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de modi en <8> op het programmakeuzewiel kunt gebruiken. Alle functies die in hoofdstuk 3 zijn besproken, kunnen ook worden gebruikt met de modi , en . Zie pagina 268 voor informatie over welke functies in de diverse opnamemodi kunnen worden gebruikt.
s: Actiefoto's Met de modus (automatische belichting met sluitervoorkeur) op het programmakeuzewiel kunt u de actie bevriezen of onscherp maken. * staat voor Time value (tijdwaarde). Onscherp gemaakte beweging (lange sluitertijd: 1/30 seconde) 1 Bevroren actie (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Stel het programmakeuzewiel in op . gewenste sluitertijd in. 2 StelZiede'Opnametips' voor advies over het instellen van de sluitertijd.
s: Actiefoto's Opnametips Een actie of bewegend onderwerp bevriezen. Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/4000 en 1/500 seconde. Een rennend kind of dier onscherp maken, zodat de indruk wordt gewekt dat het onderwerp snel beweegt. Gebruik een gemiddelde sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/250 en 1/30 seconde. Volg het bewegende onderwerp met de zoeker en druk de ontspanknop in om de opname te maken.
f: De scherptediepte wijzigen Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het programmakeuzewiel in op (automatische belichting met diafragmavoorkeur). Zo kunt u de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aanpassen. * staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de diafragmaopening binnen het objectief. Onscherpe achtergrond (met een laag f-getal van het diafragma: f/5.
f: De scherptediepte wijzigen Opnametips Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt, kan er bewegingsonscherpte optreden wanneer u opnamen maakt bij weinig licht. Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer. In omstandigheden met weinig licht kan de sluitertijd maar liefst 30 seconden bedragen. Verhoog in zo'n geval de ISO-snelheid en houd de camera stil of gebruik een statief.
f: De scherptediepte wijzigen D De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200 seconde en 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde langere sluitertijd.
a: Handmatige belichting U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen. Terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker kijkt, kunt u de belichting naar wens instellen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor Manual (handmatig). 1 <6> + <6> Markering standaardbelichting Markering actuele belichtingsniveau Stel het programmakeuzewiel in op . 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 79). de sluitertijd en het diafragma in.
a: Handmatige belichting I De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het handmatig ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). De flitssynchronisatietijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 1/200 seconde en 30 seconden en op bulb. BULB: Bulb-belichting Bij bulb-belichting blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
8: Automatische scherptediepte AE Er wordt automatisch scherpgesteld op objecten op de voorgrond en op de achtergrond. Alle AF-punten functioneren om het onderwerp waar te nemen en het diafragma dat voor de benodigde scherptediepte vereist is, wordt automatisch ingesteld. * <8> staat voor 'Auto-Depth of field' (automatische scherptediepte). In deze modus wordt de scherptediepte automatisch ingesteld. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. scherp op het onderwerp.
q De meetmethode wijzigenN Er zijn vier meetmethoden beschikbaar om de helderheid van het onderwerp te meten. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Meetmethode]. Op het tabblad [2] selecteert u [Meetmethode] en drukt u vervolgens op <0>. de meetmethode in. 2 StelSelecteer de gewenste meetmethode en druk op <0>.
Belichtingscorrectie instellenN O Belichtingscorrectie instellen Stel de belichtingscorrectie in wanneer de belichting (zonder flitser) anders uitvalt dan gewenst. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van ). U kunt de belichtingscorrectie instellen op maximaal ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Belichtingscorrectie instellenN y Flitsbelichtingscorrectie Stel de flitsbelichtingscorrectie in wanneer de belichting van het onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de flitsbelichtingscorrectie instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop. 1 Druk op de knop . (7) X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (pag. 41). [y]. 2 Selecteer Druk op de toets om [y*] te selecteren. X [Flitsbelichtingscomp.] wordt onderin weergegeven.
3 Belichtingstrapje (AEB)N Met deze functie gaat belichtingscorrectie een stap verder, doordat de belichting over drie opnamen automatisch wordt gevarieerd (maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop), zoals hieronder is weergegeven. Vervolgens kunt u de beste belichting kiezen. Dit heet AEB (Auto Exposure Bracketing, belichtingstrapje). Standaardbelichting Donkerdere belichting (kortere belichting) 1 Helderdere belichting (langere belichting) Selecteer [Bel.corr./AEB].
3 Belichtingstrapje (AEB)N AEB annuleren Volg stap 1 en 2 als u de AEB-waarde niet wilt weergeven. De AEB-instelling wordt ook automatisch geannuleerd als de aanuitschakelaar op <2> wordt gezet, als de flitser weer gebruiksklaar is, enzovoort. Opnametips Gebruik van AEB bij continue opname: Als continue opname (pag.
A De belichting vergrendelenN Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's met dezelfde belichtingsinstelling wilt nemen, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. Belichtingsvergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
A De flitsbelichting vergrendelenN Als het onderwerp zich aan de rand van het beeld bevindt en u de flitser gebruikt, kan het onderwerp te licht of te donker worden. Dit is onder meer afhankelijk van de achtergrond. In deze situatie dient u de flitsbelichtingsvergrendeling te gebruiken. Nadat u de juiste flitsbelichting voor het onderwerp hebt ingesteld, kunt u een nieuwe compositie maken (het onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname maken.
3 De helderheid en het contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie uitgevoerd wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 302).
3 De donkere hoeken van de opname corrigeren Als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens zijn de vier hoeken van de opname mogelijk donkerder. Dit verschijnsel wordt lichtafval of vignettering genoemd en kan automatisch worden gecorrigeerd. De standaardinstelling is [Inschakelen]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie uitgevoerd wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 302).
3 De donkere hoeken van de opname corrigeren Correctiegegevens voor het objectief De camera beschikt al over gegevens voor de correctie helderheid randen voor ongeveer 25 objectieven. Als u bij stap 2 [Inschakelen] selecteert, worden de correctiegegevens voor de helderheid van de randen automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgenomen. U kunt met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 302) controleren voor welke objectieven de camera correctiegegevens bevat.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 114 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Druk op de knop . een beeldstijl. 2 Selecteer Selecteer een beeldstijl en druk vervolgens op . X Het scherm Detail-inst. wordt weergegeven. een parameter.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN Parameterinstellingen en -effecten Scherpte Hiermee kunt u de scherpte van de opname aanpassen. Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met E. Hoe dichter de markering zich bij E bevindt, hoe zachter de opname. Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met F. Hoe dichter de markering zich bij F bevindt, hoe scherper de opname.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN V Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt beeldstijlen maken met andere parameterinstellingen, zoals scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 302) op de camera is vastgelegd. 1 Druk op de knop . [Gebruiker].
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Selecteer een parameter, bijvoorbeeld [Scherpte], en druk vervolgens op <0>. de parameter in. 6 StelDruk op de toets om de parameter naar wens aan te passen en druk vervolgens op <0>. Zie 'Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeuren' op pagina 112-114 voor meer informatie. Druk op de knop om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.
B: Aanpassen aan de lichtbronN De functie waarmee de kleurtoon zodanig kan worden aangepast dat een wit object in de opname ook daadwerkelijk wit lijkt, wordt witbalans (WB) genoemd. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. op de knop .
B: Aanpassen aan de lichtbronN [Handmatige 2 Selecteer witbalans]. Selecteer op het tabblad [2] de optie [Handmatige witbalans] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor handmatige selectie van de witbalans wordt weergegeven. de witbalansgegevens. 3 Importeer Selecteer de opname die u bij stap 1 hebt gemaakt en druk op <0>. X In het dialoogvenster dat wordt weergegeven, selecteert u [OK]. De gegevens worden geïmporteerd.
2 De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB SHIFT/BKT].
2 De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN Witbalanstrapje Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurbalans op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit wordt een witbalanstrapje genoemd (WB-BKT). Witbalanstrapjes zijn mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansvariatie in.
3 Het bereik van reproduceerbare kleuren instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt sRGB automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 StelSelecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
Spiegel opklappen om bewegingsonscherpte te verminderenN De camerabeweging die door de reflexspiegelactie wordt veroorzaakt, kan foto's die zijn genomen met een superteleobjectief of een macro-objectief (close-up) onscherp maken. In dit geval kan het nuttig zijn de spiegel op te klappen. U kunt het opklappen van de spiegel inschakelen door de optie [8: Spiegel opklappen] in te stellen op [1: Activeren] in het menu [7 Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] (pag. 255).
5 Opnamen maken met het LCDscherm (Live view-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Live view-opnamen zijn geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. In het Live view-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk te maken opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp. 2 StelWanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-modus (pag. 131 - 137). de opname. 3 Maak Druk de ontspanknop helemaal in.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live view-opname inschakelen Stel [Live view-opname.] in op [Inschakelen]. De functie [Live view-opname.] wordt in de basismodi onder [2] en in de creatieve modi onder [z] weergegeven.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Het informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Simulatie van de definitieve opname Bij de simulatie van de definitieve opname worden de effecten van de beeldstijl, witbalans, enzovoort in het Live view-beeld zichtbaar gemaakt, zodat u weet hoe de daadwerkelijke opname eruit gaat zien. Tijdens het maken van opnamen worden automatisch de hieronder vermelde functie-instellingen in de Live view-opname weergegeven.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor Live view-opnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm in creatieve modi wordt weergegeven, kunt u de AF-modus, transportmodus, de witbalans, de beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), de opnamekwaliteit en de instellingen voor de ingebouwde flitser instellen.
z Menufunctie-instellingen De onderstaande menuopties worden weergegeven. De Live view-menuopties worden in de basismodi onder [2] en in de creatieve modi onder [z] weergegeven. Live view-opname. U kunt Live view-opname. instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen]. AF-modus U kunt [Live-modus] (pag. 131), [u Live-modus] (pag. 132) of [Quick-modus] (pag. 136) selecteren. Rasterweergave Met [Raster 1l] of [Raster 2m] kunt u rasterlijnen weergeven.
z Menufunctie-instellingen Kwaliteit 3 1 Beeldverhouding en aantal pixels 3:2 4:3 16:9 1:1 4608 x 3456 5184 x 2912* 3456 x 3456 5184 x 3456 (18,0 megapixels) (16,0 megapixels) (15,1 megapixels) (11,9 megapixels) 4 3456 x 2304 3072 x 2304 3456 x 1944 2304 x 2304 (8,0 megapixels) (7,0 megapixels) (6,7 megapixels) (5,3 megapixels) a 2592 x 1728 2304 x 1728 2592 x 1456* 1728 x 1728 (4,5 megapixels) (4,0 megapixels) (3,8 megapixels) (3,0 megapixels) b 1920 x 1280 1696 x 1280* 1920 x 1080 1280 x 1280
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen De AF-modus selecteren De beschikbare AF-modi zijn [Live-modus], [u Live-modus] (met gezichtsherkenning, pag. 132) en [Quick-modus] (pag. 136). Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, zet u de focusinstellingsknop op het objectief op , vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 138). Selecteer de AF-modus. Selecteer [AF-modus] op het tabblad [z] (tabblad [2] in de basismodi). Selecteer de gewenste AF-modus en druk op <0>.
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. X Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. X Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 124).
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen op het onderwerp. 2 StelDrukscherp de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het gezicht dat door het kader
wordt bedekt. X Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. X Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Als er geen gezicht kan worden herkend, wordt het AF-punt < > weergegeven en wordt scherpgesteld op het midden. de opname.
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen Opmerkingen over de Live-modus en de u Live-modus (met gezichtsherkenning) Automatisch scherpstellen Het duurt iets langer om scherp te stellen. Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens en na de automatische scherpstelling kan de helderheid van de opname veranderen.
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld: Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Een lichtbron waarvan de helderheid, de kleur en het patroon steeds veranderen. Avondopnamen of opnamen bij fel licht. Opnamen bij TL-licht of wanneer het beeld flikkert. Hele kleine onderwerpen.
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen Quick-modus: f De speciale AF-sensor wordt gebruikt om in de modus 1-beeld AF (pag. 83) op dezelfde manier scherp te stellen als bij het maken van opnamen door de zoeker. Hoewel u snel kunt scherpstellen op het gewenste gebied, wordt het Live view-beeld tijdens het automatisch scherpstellen even onderbroken. AF-punt 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven.
De AF-modus (automatische scherpstelling) wijzigen scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. X Het Live view-beeld wordt uitgeschakeld, de reflexspiegel wordt neergeklapt en er wordt automatisch scherpgesteld. X Wanneer het scherpstellen is gelukt, wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld groen en wordt het Live view-beeld opnieuw weergegeven. X Als er niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje en gaat het knipperen. de opname.
MF: Handmatig scherpstellen U kunt de opname vergroten en handmatig nauwkeurig scherpstellen. 1 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . Draai aan de focusring van het objectief om ruw scherp te stellen. het vergrotingskader. 2 Verplaats Druk op de toets om het Vergrotingskader vergrotingskader naar de positie waarop u wilt scherpstellen te verplaatsen. Druk op de knop <0> of om het vergrotingskader weer naar het midden te verplaatsen. het beeld. 3 Vergroot Druk op de knop .
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Witte en rode waarschuwingspictogrammen voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van Live view-opnamen of een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een wit pictogram . Als u doorgaat met maken van opnamen terwijl dit pictogram wordt weergegeven, kan de beeldkwaliteit van de foto's verslechteren.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Aandachtspunten bij opnameresultaten Als u lange tijd doorlopend opnamen met de Live view-functie maakt, kan de temperatuur binnen de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk minder wordt. Schakel Live view-opname uit wanneer u geen opnamen maakt. Als u met een lange sluitertijd wilt werken, schakelt u Live view-opname tijdelijk uit en wacht u enkele minuten totdat u een opname maakt. Zo voorkomt u dat de opnamekwaliteit afneemt.
6 Filmopnamen Stel het programmakeuzewiel in op om filmopnamen te maken. De opname-indeling voor films is MOV. Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Voor filmopnamen moet u een SD-geheugenkaart met een hoge capaciteit en van snelheidsklasse 6 ' ' of hoger gebruiken. Als u voor het opnemen van films een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, kan het zijn dat de film niet goed wordt opgeslagen.
k Filmopnamen U wordt aangeraden de camera op een televisie aan te sluiten als u opgenomen films wilt afspelen (pag. 218 en 221). Opnamen maken met automatische belichting 1 Stel het programmakeuzewiel in op . X De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCDscherm. op het onderwerp. 2 StelStelscherp voordat u een filmopname maakt automatisch of handmatig scherp (pag. 131 - 138). Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-modus. met opnemen.
k Filmopnamen Richt het objectief tijdens het filmen niet rechtstreeks op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de camera beschadigen. Aandachtspunten voor filmopnamen vindt u op pagina 163 en 164. Lees indien nodig ook de aandachtspunten voor Live viewopnamen op pagina 139 en 140. De ISO-snelheid, de sluitertijd en het diafragma worden automatisch ingesteld. U kunt de automatische belichting vergrendelen door op de knop te drukken (pag. 107).
k Filmopnamen Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor filmopnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor filmopnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . X De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. [Movie-belicht.]. 2 Selecteer Druk op de knop en selecteer op het tabblad [n] [Movie-belicht.]. Druk vervolgens op <0>. [Handmatig].
k Filmopnamen scherp en start de 6 Stel filmopname. De procedure is dezelfde als stap 2 en 3 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 142). Belichtingsvergrendeling en belichtingscorrectie kunnen niet worden ingesteld. Het wordt afgeraden om tijdens de filmopname de sluitertijd of het diafragma aan te passen omdat de wijzigingen in de belichting worden opgenomen.
k Filmopnamen Het informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Filmopnamen Opmerkingen voor zowel opnemen met automatische als met handmatige belichting Telkens wanneer u een film opneemt, wordt er een filmbestand gemaakt. Het weergaveoppervlak van de opname is circa 99%. Het geluid wordt door de ingebouwde monomicrofoon van de camera opgenomen (pag. 142).
k Filmopnamen Foto's maken Tijdens het maken van filmopnamen kunt u nog altijd foto's maken door de ontspanknop volledig in te drukken. Foto's maken in de modus Als u tijdens filmopnamen een foto maakt, staat de filmopname gedurende circa 1 seconde stil. De gemaakte foto wordt op de kaart opgeslagen en de filmopname wordt automatisch hervat wanneer de Live view-opname wordt weergegeven. De film en foto worden op de kaart opgeslagen als afzonderlijke bestanden.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor filmopnamen. Q Snel instellen Terwijl het beeld wordt weergegeven op het LCD-scherm kunt u de knop indrukken om de AF-modus, witbalans, beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), opnamekwaliteit (voor foto's), het filmopnameformaat, de digitale zoom voor films en videofoto's in te stellen. 1 Druk op de knop .
3 Het filmopnameformaat instellen Met [Movie-opn.formaat] op het tabblad [o] kunt u het opnameformaat van de film [****x****] en de framesnelheid [9] (aantal opgenomen frames per seconde) selecteren. De 9 (framesnelheid) schakelt automatisch over, afhankelijk van de instelling van [6 Videosysteem]. Beeldformaat [1920x1080] : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). [1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). [640x480] : SD-opnamekwaliteit (Standard Definition). De beeldverhouding is 4:3.
3 Het filmopnameformaat instellen Totale opnameduur voor film en bestandsgrootte per minuut Vanwege beperkingen van het bestandssysteem stopt de filmopname automatisch wanneer een enkele filmclip een bestandsgrootte van 4 GB bereikt. Het duurt circa 11 minuten bij [1920x1080] en [1280x720] of circa 46 minuten bij [640x480] om een bestandsgrootte van 4 GB te bereiken. U kunt verder gaan met het opnemen van de film door op de knop te drukken. (Er wordt een nieuw filmbestand gemaakt.
3 Digitale zoom voor films gebruiken Als het beeldformaat is ingesteld op [1920x1080] (Full HD) kunt u opnamen maken met circa 3x tot 10x digitale zoom. 1 Selecteer [1920x1080 9]. Stel op het tabblad [o] de optie [Movie-opn.formaat] in op [1920x1080 9] door aan het instelwiel <6> te draaien. de digitale zoom in. 2 StelDruk op de toets om [ ] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop om het menu te verlaten en terug te keren naar filmopnamen. digitale zoom.
3 Videofoto's maken Met de functie voor videofoto's kunt u gemakkelijk een kort filmpje maken. Een videofoto is een korte filmclip van 2, 4 of 8 seconden. Een verzameling videofoto's wordt een videofotoalbum genoemd en kan op de kaart worden opgeslagen als een afzonderlijk filmbestand. Door in elke videofoto de scène of hoek te veranderen, kunt u dynamische korte filmpjes maken. Een videofotoalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 156 en 213).
3 Videofoto's maken Een videofotoalbum maken de eerste videofoto. 3 Maak Druk op de knop om de Opnameduur opname te maken. X De blauwe balkjes die de opnameduur aangeven, lopen langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. X Zodra het LCD-scherm is uitgeschakeld en de lees-/schrijfindicator niet meer knippert, wordt het bevestigingsscherm weergegeven. de opname op als videofotoalbum.
3 Videofoto's maken Opties in stap 4 en 5 Optie Beschrijving Sla op als album (stap 4) De filmclip wordt opgeslagen als de eerste videofoto van het videofotoalbum. Voeg toe aan album (stap 5) De zojuist opgenomen videofoto wordt toegevoegd aan het album dat net daarvoor is opgenomen. W Sla op als nieuw album (stap 5) Er wordt een nieuw videofotoalbum gemaakt en de filmclip wordt opgeslagen als de eerste videofoto. Het nieuwe album is een afzonderlijk bestand van het eerder opgenomen album.
3 Videofoto's maken U kunt aan een album alleen videofoto's van dezelfde lengte (circa 2, 4 of 8 seconden) toevoegen. Als u het opnemen van een videofoto afbreekt voordat de ingestelde opnameduur is verstreken, wordt de videofoto toegevoegd aan het voorgaande album. Voor de volgende videofoto's wordt een nieuw album gemaakt. Als u tijdens het maken van videofoto's een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videofoto's. • Het [Movie-opn.formaat] (pag.
3 Menufunctie-instellingen De menuopties die worden weergegeven op de tabbladen [n], [o] en [Z] worden hieronder toegelicht. Tabblad [n] Movie-belicht. Gewoonlijk stelt u dit in op [Auto]. Wanneer u deze optie instelt op [Handmatig], kunt u de ISOsnelheid, de sluitertijd en het diafragma voor filmopnamen handmatig instellen (pag. 144). AF-modus De AF-modi werken hetzelfde als beschreven op pagina 131 - 137. U kunt [Live-modus], [u Live-modus] of [Quick-modus] selecteren.
3 Menufunctie-instellingen kSluiter/AE vergrendelknop U kunt de functie die aan het half indrukken van de ontspanknop en de belichtingsvergrendelknop is toegewezen, wijzigen. • AF/AE vergrendel: Normale functie. Druk de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen. Druk op de knop voor belichtingsvergrendeling. • AE vergrendel/AF: Druk de ontspanknop half in voor belichtingsvergrendeling. Voor automatische scherpstelling drukt u op de knop .
3 Menufunctie-instellingen Afst.bediening U kunt de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 261) gebruiken om de filmopname te starten en te stoppen. Zet de ontgrendelmodusschakelaar op <2> en druk dan op de verzendknop. Als u de schakelaar hebt ingesteld op (onmiddellijk opnemen), wordt het maken van foto's ingeschakeld. kLichte tonen prioriteit Als [Inschakelen] wordt ingesteld, worden de details in lichte tinten verbeterd.
3 Menufunctie-instellingen Tabblad [o] Geluidsopname Niveaumeter Normaliter neemt de ingebouwde microfoon geluid in mono op. Opname in stereogeluid is mogelijk door een externe microfoon met een ministereostekker (diameter van 3,5 mm) aan te sluiten op de IN-aansluiting voor externe microfoons op de camera (pag. 18). Wanneer er een externe microfoon wordt aangesloten, schakelt de geluidsopname automatisch over op de externe microfoon.
3 Menufunctie-instellingen [Windfilter] Indien deze optie is ingesteld op [Inschakelen], wordt geluid dat wordt veroorzaakt door wind, verminderd. Hierdoor kan het echter voorkomen dat zachte geluiden ook worden verminderd. Wanneer u opneemt op locaties waar geen wind is, stelt u deze instelling in op [Uitschakelen] zodat de geluidsopname natuurlijker klinkt. De geluidsvolumebalans tussen L (links) en R (rechts) kan niet worden aangepast.
3 Menufunctie-instellingen Tabblad [Z] Bel.correctie Belichtingscorrectie kan worden ingesteld op ±5 stops voor foto's, maar bij belichtingscorrectie voor films is dit beperkt tot slechts ±3 stops. Voor foto's kan de flitsbelichtingscorrectie worden verlengd tot ±5 stops. Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) De Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) kan worden ingesteld zoals beschreven op pagina 109.
Witte en rode waarschuwingspictogrammen voor interne temperatuur Indien de interne temperatuur van de camera stijgt vanwege langdurig filmen of een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt het witte pictogram . Wanneer u filmt terwijl dit pictogram wordt weergegeven, wordt de beeldkwaliteit van de film niet beïnvloed. Maar als u overschakelt op fotograferen, zal de beeldkwaliteit van de foto's afnemen. Stop met het maken van foto's en laat de camera enige tijd afkoelen.
Aandachtspunten voor filmopnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens filmopnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de filmopname automatisch Indicator gestopt.
7 Handige functies De pieptoon uitzetten (pag. 166) Kaartwaarschuwing (pag. 166) De kijktijd instellen (pag. 166) De tijd voor automatisch uitschakelen instellen (pag. 167) De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (pag. 167) Een map maken en selecteren (pag. 168) Methoden voor bestandsnummering (pag. 170) Copyrightinformatie instellen (pag. 172) Verticale opnamen automatisch roteren (pag. 174) Camera-instellingen controleren (pag. 175) De standaardinstellingen van de camera herstellen (pag.
Handige functies 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon afgaat zodra er is scherpgesteld of bij het gebruik van de zelfontspanner. Selecteer op het tabblad [1] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. 3 Kaartwaarschuwing Hiermee voorkomt u dat u opnamen maakt zonder dat er een kaart in de camera is geplaatst. Selecteer op het tabblad [1] [Ontspan sluiter zonder kaart] en druk op <0>.
Handige functies 3 De tijd voor automatisch uitschakelen instellen Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze gedurende een bepaalde ingestelde tijd niet is gebruikt. U kunt deze tijdsduur zelf aan de hand van een aantal opties instellen. Na een automatische uitschakeling kunt u de camera weer activeren door de ontspanknop half in te drukken of door op een van de volgende knoppen te drukken: , , , , enz.
Handige functies 3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Dit is niet verplicht, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>. [Maak map]. 2 Selecteer Selecteer [Maak map] en druk vervolgens op <0>. een nieuwe map. 3 Maak Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>.
Handige functies Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Open het scherm Selecteer map, selecteer een map en druk op <0>. X De map waarin de opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'. Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummer 0001-9999).
Handige functies 3 Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens worden de bestanden in een map opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer wordt op de computer in de volgende notatie weergegeven: IMG_0001.JPG. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Handige functies [Auto. reset]: de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001 wanneer u de kaart vervangt of een map maakt. Wanneer de kaart wordt vervangen of er een nieuwe map wordt gemaakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Handige functies 3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [7] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt 2 Selecteer instellen. Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. X Het tekstinvoerscherm wordt geopend.
Handige functies Tekstinvoerprocedure Het invoergebied wijzigen: Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen: Druk op de toets om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren: Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de toets of draai aan het instelwiel <6> om een teken te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren. Een teken verwijderen: Druk op de knop om een teken te verwijderen.
Handige functies 3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch gedraaid, zodat ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm van de camera of op de pc worden weergegeven. De instelling van deze functie kan worden veranderd. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer een instelling en druk vervolgens op <0>.
Handige functies C Camera-instellingen controleren Als de opname-instellingen (pag. 47) worden weergegeven, kunt u op de knop drukken om de belangrijkste functie-instellingen van de camera weer te geven. Instellingenscherm Resterende capaciteit van kaart Kleurruimte (pag. 121) Witbalanscorrectie (pag. 119)/ Witbalanstrapje (pag. 120) Live view-opnamen (pag. 123) Rode-ogenreductie (pag. 91) Automatische beeldrotatie (pag. 174) Datum/tijd (pag. 34) Pieptoon (pag. 166) Automatisch uitschakelen (pag.
Handige functies 3 De standaardinstellingen van de camera herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet op de standaardinstellingen. Deze optie is beschikbaar in de creatieve modi. 1 Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer op het tabblad [7] de optie [Wis instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Wis alle camera2 Selecteer instellingen]. Selecteer [Wis alle camerainstellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK].
Handige functies Opname-instellingen AF-modus AF-puntselectie Transportmodus ISO-snelheid ISO auto 1-beeld AF Automatische selectie u (Enkelbeeld) q (Meervlaks meting) AUTO (automatisch) Max.: 3200 Bel.corr./AEB Geannuleerd Func.inst. interne flitser Norm.flits. Meetmethode Flitsbelichtings0 (Nul) comp.
Handige functies Instellingen voor Live view-opnamen Live view-opname. Inschakelen AF-modus Live-modus Rasterweergave Uit Aspect ratio 3:2 Meettimer 16 sec. Instellingen voor filmopnamen Movie-belicht. AF-modus AF met ontspanknop tijdens k kSluiter/AE vergrendelknop Afst.bediening Uitschakelen AF/AE vergrendel Uitschakelen kLichte tonen prioriteit Movie-opn.formaat Geluidsopname Meettimer Rasterweergave Videofoto 1920x1080 Automatisch 16 sec. Uit Uitschakelen Bel.
Handige functies 3 Het LCD-scherm in-/uitschakelen De weergave met opname-instellingen (pag. 47) kan worden in- of uitgeschakeld door de ontspanknop half in te drukken. Selecteer op het tabblad [6] de optie [LCD uit/ aankn.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer een instelling en druk vervolgens op <0>. [Ontspanknop] : Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het LCDscherm uitgeschakeld.
3 De flitser instellenN De instellingen voor de ingebouwde flitser en de externe Speedlite kunnen via het menu van de camera worden ingesteld. U kunt de functie-instellingen van de externe Speedlite alleen via het menu van de camera instellen als de bevestigde Speedlite uit de EX-serie met deze functie compatibel is. De instellingsprocedure is hetzelfde als voor het instellen van een menufunctie van de camera. Selecteer [Flitsbesturing].
3 De flitser instellenN [Func.inst. interne flitser] en [Func.inst. externe flitser] Met [Func.inst. interne flitser] en [Func.inst. externe flitser] kunt u de functies in de onderstaande tabel, instellen. De functies die bij [Func.inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. Selecteer [Func.inst. interne flitser] of [Func.inst. externe flitser]. X De functies van de flitser worden weergegeven.
3 De flitser instellenN Sluiter sync. Stel deze optie normaliter in op [1e-gordijn] zodat er direct na de belichting wordt geflitst. Als [2e-gordijn] wordt ingesteld, wordt er vlak voor het einde van de belichting geflitst. Wanneer dit wordt gecombineerd met een lange synchronisatietijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds. Bij 2egordijnsynchronisatie wordt er voorgeflitst wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
3 De flitser instellenN Wis flitser instellingen Druk wanneer het scherm [Func.inst. interne flitser] of [Func.inst. externe flitser] wordt weergegeven op de knop om het scherm weer te geven waarin de flitsinstellingen kunnen worden gewist. Wanneer u [OK] selecteert, worden de instellingen voor de flitser gewist. De persoonlijke voorkeuze voor de externe Speedlite instellen De persoonlijke voorkeuze-instellingen die bij [C.Fn-inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model.
f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, verwijdert de zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op ieder gewenst moment activeren of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>. [Reinig nuf].
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 302) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Neem een effen wit object (bijvoorbeeld een vel papier).
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. X De foto wordt in de diafragmavoorkeuzemodus gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. X Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [6] en druk vervolgens op <0>.
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • Het klepje van het batterijcompartiment openen. • Het klepje van de kaartsleuf openen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje.
8 Draadloze flitsfotografie U kunt de ingebouwde flitser gebruiken voor draadloos flitsen. De ingebouwde flitser op de camera kan functioneren als een mastereenheid met Canon Speedlites die een draadloze slavefunctie bevatten en de Speedlite(s) zo draadloos kan laten flitsen. De automatische uitschakelfunctie van de slave annuleren Als u de automatische uitschakelfunctie van de slave wilt annuleren, drukt u op de knop op de camera.
Draadloze flitser gebruikenN Instellen en plaatsen van slave Raadpleeg de instructiehandleiding van uw Speedlite (slave) en stel de slave als volgt in. Alle andere dan de onderstaande instellingen voor de besturing van de slave worden ingesteld met de camera. Overige typen Canon Speedlite-slaves kunnen worden gebruikt en samen worden bediend. (1) Stel de Speedlite in als slave. (2) Stel het transmissiekanaal van de Speedlite in op hetzelfde kanaal als dat op de camera.
Automatische draadloze flitsopnamen Hieronder volgt een toelichting van een eenvoudige, basismanier voor volautomatisch draadloos flitsen. Volautomatisch opnamen maken met één externe Speedlite Stap 1 t/m 4 en stap 6 zijn van toepassing op alle opnamen met draadloze flitser. Deze stappen worden daarom overgeslagen in de overige draadloze flitsinstellingen die op de pagina's hierna worden beschreven. 1 Druk op de knop om de ingebouwde flitser omhoog te klappen.
Automatische draadloze flitsopnamen [Func.inst. interne 4 Selecteer flitser]. Selecteer [Func.inst. interne flitser] en druk vervolgens op <0>. [EasyWireless]. 5 Selecteer Selecteer bij [Interne flitser] de optie [EasyWireless] en druk vervolgens op <0>. in. 6 StelStel[Kanaal] het kanaal (1-4) in op hetzelfde als dat van de slave. de opname. 7 Maak U kunt de camera instellen en de opname maken op dezelfde manier zoals u dat bij normale flitsopnamen zou doen. draadloos flitsen. 8 Beëindig Voor [Func.
Automatische draadloze flitsopnamen Volautomatisch opnamen maken met meerdere externe Speedlites U kunt meerdere slaves laten flitsen alsof het een enkele Speedlite is. Dit is handig wanneer u een grote flitsoutput nodig hebt. Basisinstellingen: Flitsmodus : E-TTL II E-TTL II meting : Evaluatief Interne flitser : EasyWireless Kanaal : (hetzelfde als slaves) Alle slaves hebben bij het flitsen dezelfde output om zo een standaardbelichting te verkrijgen.
Aangepaste draadloze flitsopnamen Volautomatisch opnamen maken met één externe Speedlite en ingebouwde flitser Dit is een beschrijving van volautomatisch fotograferen met een draadloze flitser met één externe Speedlite en de ingebouwde flitser. U kunt de flitsverhouding tussen de externe Speedlite en de ingebouwde flitser wijzigen om de manier waarop schaduwen op het onderwerp vallen aan te passen.
Aangepaste draadloze flitsopnamen Volautomatisch opnamen maken met meerdere externe Speedlites Het is mogelijk om meerdere Speedlite-slaves als één flitseenheid te behandelen of te verdelen over slavegroepen waarvoor een flitsverhouding kan worden ingesteld. De basisinstellingen worden hieronder weergegeven. Door de instelling voor [Flitsgroep] te veranderen, kunt u opnamen maken met verschillende draadloze flitsinstellingen en meerdere Speedlites.
Aangepaste draadloze flitsopnamen [1 (A:B)] Meerdere slaves in meerdere groepen A B 1 Verdeel de slaves in groep A en groep B en wijzig de flitsverhouding om het gewenste belichtingseffect te verkrijgen. Raadpleeg de instructiehandleiding van uw Speedlite voor het instellen van één slave-id op A (groep A) en de andere slave-id van een slave op B (groep B) en plaats ze zoals in de afbeelding wordt weergegeven. Selecteer [Draadloze func.].
Aangepaste draadloze flitsopnamen Volautomatisch fotograferen met de ingebouwde flitser en meerdere externe Speedlites De ingebouwde flitser kan ook worden toegevoegd aan het draadloze flitssysteem zoals beschreven op pagina 195 - 196. De basisinstellingen worden hieronder weergegeven. Door de instelling voor [Flitsgroep] te veranderen, kunt u fotograferen met verschillende draadloze flitsinstellingen van meerdere Speedlites, aangevuld door de ingebouwde flitser.
Overige instellingen Flitsbelichtingscorrectie Als [Flitsmodus] is ingesteld op [E-TTL II], kan de flitsbelichtingscorrectie worden ingesteld. Welke instellingen voor de flitsbelichtingscorrectie (zie hieronder) kunnen worden ingesteld, is afhankelijk van de instellingen voor [Draadloze func.] en [Flitsgroep]. [Flitsbel. comp] De flitsbelichtingscorrectie wordt toegepast op de ingebouwde flitser en alle externe Speedlites. [2 bel.comp.
Overige instellingen De flitsoutput handmatig instellen voor draadloos flitsen Als [Flitsmodus] is ingesteld op [Manual flash], kan de flitsoutput handmatig worden ingesteld. Welke flitsoutputinstellingen ([1 flitsoutput], [Fl.verm. gr. A] enzovoort) kunnen worden ingesteld, is afhankelijk van de instelling voor [Draadloze func.] (zie hieronder). [Draadloze func.: 0] [Flitsgroep: Alle1]: De flitsoutput van de handmatige flits wordt op alle externe Speedlites toegepast.
9 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden de functies voor het bekijken van foto's en films uitgelegd, waarbij dit onderwerp uitgebreider aan bod komt dan in hoofdstuk 2 'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'. Hier vindt u informatie over hoe u foto's en films op de camera kunt weergeven en wissen en op de tv kunt bekijken.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4 of 9 opnamen op 1 scherm worden weergegeven. 1 Geef de opname weer. Als u op de knop drukt, wordt de laatstgemaakte opname weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Druk op de knop . X Er verschijnt een index van 4 opnamen. De momenteel geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een blauwe rand.
x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) Bij de weergave van afzonderlijke opnamen kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de geselecteerde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer [Spring met 6] op het tabblad [4] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Druk op de toets om de gewenste sprongmethode te selecteren en druk vervolgens op <0>.
u/y Vergrote weergave Opnamen kunnen op het LCD-scherm 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. Druk tijdens de opnameweergave op de knop . X De opname wordt vergroot. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de opname verder vergroot tot de maximale vergroting is bereikt. Druk op de knop om de vergroting te reduceren. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de vergroting verder verkleind totdat het normale formaat van de opname is bereikt.
b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Roteren]. Selecteer [Roteren] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Druk op de toets om de opname te selecteren die u wilt draaien. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 202). de opname. 3 Draai Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt naar rechts gedraaid: 90° → 270° → 0° Als u nog een opname wilt draaien, herhaalt u stap 2 en 3.
3 Classificaties instellen U kunt opnamen en films classificeren met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer [Classificatie] op het tabblad [4] en druk vervolgens op <0>. een opname of een film. 2 Selecteer Druk op de toets om een opname of film te selecteren voor classificatie. U kunt drie opnamen weergeven door op de knop te drukken. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . de opname of film.
3 Classificaties instellen Het volledige aantal voor classificatie kan worden weergegeven tot 999. Als er 1000 opnamen of meer zijn voor een classificatie, wordt [###] weergegeven. Het voordeel van classificaties Met [4 Spring met 6] kunt u alleen de geclassificeerde opnamen en films weergeven. Met [4 Diavoorstelling] kunt u alleen de geclassificeerde opnamen en films afspelen. Met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 302) kunt u alleen de geclassificeerde opnamen en films selecteren.
Q Snel instellen tijdens weergave U kunt tijdens de weergave op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [ Beveilig beelden], [b Roteren], [9 Classificatie], [U Creatieve filters], [S Wijzig formaat (alleen JPEG-bestanden)] en [e Spring met 6]. Voor films kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. 1 Druk op de knop . Druk tijdens de opnameweergave op de knop .
Q Snel instellen tijdens weergave Wanneer u op de knop drukt tijdens de indexweergave, wordt er overgeschakeld op de weergave van één opname en worden de pictogrammen voor Snel instellen weergegeven. Druk nogmaals op de knop om terug te keren naar de indexweergave. Voor opnamen die zijn gemaakt met een andere camera, kan het aantal instelbare functies beperkt zijn.
k Genieten van films U kunt films in principe op de volgende drie manieren afspelen: Afspelen op een tv (pag. 218 en 221) Gebruik de meegeleverde AV-kabel of een HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op een tv aan te sluiten. U kunt de films en foto's dan op uw tv bekijken. Als u over een HD-televisie beschikt en uw camera met een HDMI-kabel aansluit, kunt u films in Full HD (Full High-Definition: 1920x1080) en HD (High-Definition: 1280x720) bekijken met een hogere beeldkwaliteit.
k Genieten van films Afspelen en bewerken op een computer (Raadpleeg de instructiehandleiding (pdf) voor ZoomBrowser EX/ImageBrowser, pag. 305.) De filmbestanden op de kaart kunnen worden overgezet op een computer en worden afgespeeld of bewerkt met ZoomBrowser EX/ImageBrowser (meegeleverde software, pag. 302). U kunt bovendien een enkel frame uit de film halen en opslaan als foto. Om een film vloeiend af te spelen op een computer, is een hoogwaardige computer nodig.
k Films afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om opnamen weer te geven. een film. 2 Selecteer Druk op de toets om een film te selecteren. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram <1s>, dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een film is. Als de film een videofoto is, wordt < s> weergegeven. U kunt op de knop drukken om de weergave met opnameinformatie te wijzigen (pag. 227). In de indexweergave geeft de perforatie links van de opname aan dat het een film is.
k Films afspelen Functie Beschrijving van weergave 2 Afsluiten Hiermee keert u terug naar de weergave van één opname. 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Pas de vertragingssnelheid aan door op de toets te drukken. De vertragingssnelheid wordt rechtsboven weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de film weergegeven. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt één beeld eerder weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van enn film bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een film bewerken in tussenstappen van 1 seconde. [X] in het filmweergavescherm. 1 Selecteer X Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. aan welk deel moet worden verwijderd. 2 GeefSelecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. Druk op de toets om de vorige of volgende frames te zien. Als u de knop ingedrukt houdt, worden de beelden vooruitgespoeld.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad [4] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt afspelen. 2 Selecteer Druk op de toets om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op <0>. [Alle bldn/Movies/Foto's] Druk op de toets om een van de volgende opties te selecteren: [jAlle bldn/kMovies/zFoto's].
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [Stel in] naar wens in. 3 StelDruk op de toets om [Stel in] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Stel de [Weergaveduur] (foto's), [Herhalen], [Overgangseffect] en [Achtergrondmuziek] in. De selectieprocedure voor achtergrondmuziek wordt toegelicht op de volgende pagina. Druk na het selecteren van de instellingen op de knop .
3 Diavoorstelling (automatische weergave) 4 StartDrukdeopdiavoorstelling. de toets om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. diavoorstelling. 5 StopAls ude de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . De achtergrondmuziek selecteren Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan] en druk dan op <0>.
Opnamen op de tv bekijken U kunt de foto's en films ook weergeven op een tv. Pas het geluidsvolume van de film aan op de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. Op bepaalde televisies worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Opnamen bekijken op een HD-tv (High-Definition) Hiervoor hebt u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig.
Opnamen op de tv bekijken op de knop . 5 Druk X De opname wordt weergegeven op de tv (er wordt niets weergegeven op het LCD-scherm van de camera). De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie van de tv. U kunt het weergaveformaat wijzigen door op de knop te drukken. Zie pagina 212 als u films wilt weergeven. Sluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
Opnamen op de tv bekijken op de knop op de 3 Druk camera. X Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen af te spelen. een opname of een film. 4 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren. Fotoweergavemenu op Enter op de 5 Druk afstandsbediening. Filmweergavemenu : Terug : 9-beeldindex : Movie afspelen : Diavoorstelling : Opn.
Opnamen op de tv bekijken Opnamen bekijken op een tv zonder HD (High-Definition) 1 Sluit de meegeleverde AV-kabel aan op de camera. Sluit de stekker aan op de < q>-aansluiting met het -logo naar de achterzijde van de camera gericht. (rood) (wit) (geel) aan op de tv. 2 SluitSluitdedeAV-kabel AV-kabel aan op de video INaansluiting en op de audio INaansluiting van de tv. de tv aan en verander de 3 Zet video-invoer van de tv in de aangesloten poort. de aan-uitschakelaar van de 4 Zet camera op <1>.
K Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden verwijderd. 3 Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met beveiligingsinstellingen wordt weergegeven. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer beelden] en druk vervolgens op <0>. Wisbeveiligingspictogram de opname.
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [3 Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 45), worden ook de beveiligde opnamen verwijderd.
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen (pag. 222) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een 1+73-afbeelding verwijdert, wordt zowel de 1- als de 73-afbeelding verwijderd.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . de opnamen die u wilt 3 Selecteer wissen. Druk op de toets om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op de toets . X Er verschijnt een in de linkerbovenhoek.
C Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een opname gemaakt in een creatieve modus Waarde belichtingscorrectie Waarde flitsbelichtingscorrectie Diafragma Beveiligen Classificatie Mapnummer bestandsnummer Histogram (Helderheid/RGB) Sluitertijd Beeldstijl/Instellingen Meetmethode Opnamemodus ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Witbalans Opnamekwaliteit Nummer van de opname/ Totaalaantal opgeslagen opnamen Eye-Fi-overdracht Kleurruimte Opnamedatum en -tijd Witbalanscorrectie Bestandsgrootte * Bi
C Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een opname gemaakt in een basismodus Sfeer en sfeereffecten Opnamemodus Licht of scène * Bij opnamen die zijn gemaakt in basismodi kan het zijn dat de weergegeven informatie verschilt, afhankelijk van de opnamemodus. * Foto's die zijn gemaakt in de modus geven [Achtergrond wazig] weer.
C Weergave met opname-informatie Overbelichtingswaarschuwing Wanneer de opname-informatie wordt weergegeven, gaan overbelichte gedeelten van de opname knipperen. Voor meer detail in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscorrectie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw. Het histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en gradatie.
10 Opnamen naverwerken Nadat u opnamen hebt gemaakt, kunt u creatieve filters toepassen of het beeldformaat wijzigen (het aantal pixels reduceren). Het is wellicht niet mogelijk om opnamen te verwerken die zijn gemaakt met een andere camera. Wanneer de camera is aangesloten op een pc via de -aansluiting, kunt u geen opnamen verwerken zoals wordt beschreven in dit hoofdstuk.
U Creatieve filters U kunt de volgende creatieve filters toepassen op een opname en deze opslaan als een nieuw bestand: Korrelig Z/W, Soft focus, Fisheyeeffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. 1 Selecteer [Creatieve filters]. Selecteer [Creatieve filters] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. een opname. 2 Selecteer Selecteer de opname waarop u het filter wilt toepassen.
U Creatieve filters de opname op. 5 SlaSelecteer [OK] om de opname op te slaan. Maak een aantekening van de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK]. Als u het filter op nog een opname wilt toepassen, herhaalt u stap 2 t/m 5. Als u de functie wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop . Bij 1 of 1+73-opnamen wordt het creatieve filter toegepast op de opname 1 en wordt de opname opgeslagen als JPEG-bestand.
U Creatieve filters Creatieve filters Korrelig Z/W Maakt het beeld korrelig en zwart-wit. Door het contrast aan te passen, kunt u het zwart-witeffect veranderen. Soft focus Geeft het beeld een zachte uitstraling. Door de scherpte aan te passen, bepaalt u de zachtheid van het beeld. Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-objectief. De opname krijgt een tonvormige vervorming. Afhankelijk van het niveau van dit filtereffect, verandert het bijgesneden gedeelte langs de rand van de opname.
S Wijzig formaat U kunt het formaat van een opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3/4/a/b-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG c- en RAW-opnamen kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer [Wijzig formaat] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. een opname.
S Wijzig formaat Opties voor wijziging formaat op basis van het originele beeldformaat Origineel beeldformaat 3 Beschikbare instellingen voor wijziging formaat 4 a b k k k k k k k k k 4 a c k b c Beeldformaten Het beeldformaat [8,0 M 3456x2304] dat wordt weergegeven in stap 3 (pag. 233) heeft een beeldverhouding van 3:2. Het beeldformaat volgens de beeldverhoudingen wordt weergegeven in de onderstaande tabel.
11 Opnamen afdrukken Afdrukken (pag. 236) U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor rechtstreeks afdrukken. Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 245) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort.
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor rechtstreeks afdrukken wordt helemaal uitgevoerd via het LCD-scherm van de camera. De camera op een printer aansluiten 1 Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. de camera aan op een 3 Sluit printer. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge weer. 6 GeefDrukdeopopname de knop . X De opname wordt weergegeven en het pictogram dat in de linkerbovenhoek van het scherm verschijnt, geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. U kunt films niet afdrukken. De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel. Als u bij stap 5 een lange pieptoon hoort, is er een probleem met de printer.
wAfdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. Pictogram aangesloten printer 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCDscherm het pictogram wordt weergegeven. Druk op de toets om de opname te selecteren die u wilt afdrukken. op <0>. 2 Druk X Het scherm met afdrukinstellingen wordt weergegeven.
wAfdrukken Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
wAfdrukken de afdrukeffecten in. 4 StelGeef de gewenste instellingen op. Ga naar stap 5 als u geen afdrukeffecten wilt instellen. De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie in de rechterbovenhoek (omcirkeld in de schermafbeelding) en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Als het pictogram naast helder wordt weergegeven, kunt u het afdrukeffect aanpassen (pag. 242).
wAfdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Geef de gewenste instellingen op. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Kies de gewenste instelling en druk vervolgens op <0>. het aantal exemplaren in. 6 StelGeef de gewenste instellingen op. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. met afdrukken. 7 Begin Selecteer [Print] en druk vervolgens op <0>.
wAfdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect zoals beschreven bij stap 4 op pagina 240. Wanneer het pictogram duidelijk wordt weergegeven naast , kunt u op de knop drukken om het afdrukeffect aan te passen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hier stelt u de helderheid van de opname in. Levels aanp.
wAfdrukken De opname bijsnijden Kantelcorrectie U kunt de opname bijsnijden en alleen het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Snijd de opname bij vlak voordat u deze afdrukt. Als u bijsnijdt en vervolgens de afdrukinstellingen instelt, is het mogelijk dat u opnieuw moet bijsnijden. 1 Selecteer [Afstellen] in het scherm met afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
wAfdrukken Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de camera. Op een tv-scherm wordt het bijsnijdkader mogelijk niet correct weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen 1 Selecteer [Printopties]. Selecteer [Printopties] op het tabblad [3] en druk vervolgens op <0>. [Stel in]. 2 Selecteer Selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K L K L Standaard Er wordt één opname afgedrukt per vel. Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. Beide Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname afgedrukt. 4 Verlaat de instelling. Druk op de knop <7>. X Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdrukopties opgeven Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de afdruktaak toe. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk na voltooiing van de afdruktaak op de knop om de afdruktaak op de kaart op te slaan.
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Bereid het afdrukken voor. Zie pagina 236. Volg de procedure 'De camera op een printer aansluiten' tot stap 5. 2 Selecteer [Printopties] op het tabblad [3]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is aangesloten en afdrukken mogelijk is. 4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 238). Stel de afdrukeffecten (pag. 240) naar wens in. 5 Selecteer [OK].
12 De camera aanpassen aan uw voorkeuren Cre ati e U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer op het tabblad [7] de optie [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en druk vervolgens op <0>. Nummer van persoonlijke voorkeuze het nummer van de 2 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de toets om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling. 3 Wijzig Druk op de toets om de instelling (het nummer) te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN Persoonlijke voorkeuzen C.FnI: Belichting 1 Belichtingsniveauverhogingen 2 ISO vergroten 3 Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus A LV-opnamen k pag. 252 k k C.FnII: Beeld 4 Ruisreductie lange sluitertijd 5 Hoge ISO-ruisreductie 6 Lichte tonen prioriteit pag. 253 pag. 254 k k k C.FnIII: Autofocus/transport 7 AF-hulplicht 8 Spiegel opklappen pag.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.FnI: Belichting, C.FnII: Beeld, C.FnIII: Autofocus/ transport en C.FnIV: Bediening/overig C.FnI: Belichting C.Fn-1 Belichtingsniveauverhogingen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscorrectie, enzovoort.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN 2: 1/200 sec. (vast) De flitssynchronisatiesnelheid wordt vast ingesteld op 1/200 sec. Hiermee kunt u onscherpe opnamen effectiever voorkomen dan met instelling 1. De achtergrond kan echter wel donkerder worden dan met instelling 1. Als 1 of 2 is ingesteld, kan snelle synchronisatie niet met een externe Speedlite worden gebruikt. C.FnII: Beeld C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-5 Hoge ISO-ruisreductie Vermindert de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISOsnelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in schaduwpartijen verder gereduceerd. Wijzig de instelling zodat deze aansluit op het ruisniveau. 0: Standaard 1: Zwak 2: Sterk 3: Deactiveren Bij instelling 2 neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.FnIII: Autofocus/transport C.Fn-7 AF-hulplicht Het AF-hulplicht kan door de ingebouwde flitser van de camera of door een externe Speedlite voor EOS-camera's worden geactiveerd. 0: Inschakelen Indien nodig wordt het AF-hulplicht wordt ingeschakeld door de ingebouwde filter of externe Speedlite. 1: Uitschakelen Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld. 2: Alleen externe flitser Als er een externe Speedlite is bevestigd, activeert deze indien nodig het AF-hulplicht.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.FnIV: Bediening/overig C.Fn-9 Sluiter/AE-vergrendelknop 0: AF/AE-vergrendeling 1: AE-vergrendeling/AF Dit is handig wanneer u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten. Druk op de knop om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om de automatische belichting te vergrendelen. 2: AF/AF-vergrendeling, geen AE In de modus AI Servo AF kunt u op de knop te drukken om het automatisch scherpstellen tijdelijk te stoppen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-11 LCD-display bij inschakelen 0: Display aan Als de camera wordt ingeschakeld, worden de opname-instellingen weergegeven (pag. 47). 1: Vorige status display Als u op de knop hebt gedrukt en de camera hebt uitgeschakeld terwijl het LCD-scherm was uitgeschakeld, worden de opnameinstellingen niet weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt. Hierdoor spaart u de batterij.
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer [My Menu instellingen] op het tabblad [9] en druk vervolgens op <0>. [Register in My Menu]. 2 Selecteer Selecteer [Register in My Menu] en druk op <0>. de gewenste items vast. 3 LegSelecteer het item dat u wilt vastleggen en druk op <0>.
13 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E8 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft u het resterende batterijniveau niet in de gaten te houden. 1 Sluit het netsnoer aan. Sluit het netsnoer aan zoals afgebeeld in de illustratie. Verwijder na gebruik van de camera het netsnoer uit het stopcontact. aan. 2 SluitSluitdedeDC-koppeling stekker op de DC-koppeling aan. de DC-koppeling.
Opnamen maken met de afstandsbediening Afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar) Met deze afstandsbediening kunt u draadloos opnamen maken op maximaal 5 meter afstand van de camera. U kunt de opname direct maken of na een vertraging van twee seconden. Sensor van afstandsbediening Stel de zelfontspanner in op (pag. 89). Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening op de camera en druk op de verzendknop. X De camera stelt vervolgens automatisch scherp.
Opnamen maken met de afstandsbediening F Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt met een snoer van circa 60 cm geleverd. Wanneer de afstandsbediening RS-60E3 op de hiervoor bestemde aansluiting op de camera is aangesloten, kan de afstandsbediening worden gebruikt om de ontspanknop half en helemaal in te drukken.
Externe Speedlites EOS-Speedlites uit de EX-serie Deze Speedlites functioneren als een ingebouwde flitser, zodat ze gemakkelijk kunnen worden bediend. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera is bevestigd, wordt de automatische flitsbediening praktisch volledig door de camera geregeld. Dit is dus een hoogwaardige flitser die extern wordt bevestigd en de rol van de ingebouwde flitser overneemt.
Externe Speedlites Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische TTL- of A-TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op (handmatige belichting) of (AE met diafragmavoorkeur) en pas de diafragma-instelling aan voordat u de opname maakt.
Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fikaart kunt u opnamen automatisch overbrengen naar een pc of uploaden naar een online service via een draadloos LAN. De opnameoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over het configureren en gebruiken van de Eye-Fi-kaart en het oplossen van eventuele problemen met de opnameoverdracht, raadpleegt u de instructiehandleiding bij de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Eye-Fi-kaarten gebruiken de instelling 5 Controleer [Toegangspunt SSID:]. Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk drie keer op de knop om het menu af te sluiten. de opname. 6 Maak X De opname wordt overgebracht en Pictogram voor de overdrachtsstatus het pictogram verandert van grijs (Niet verbonden) in een van de onderstaande pictogrammen.
Eye-Fi-kaarten gebruiken Aandachtspunten bij het gebruik van Eye-Fi-kaarten Als 'J' wordt weergegeven, is er een fout opgetreden bij het ophalen van de kaartinformatie. Schakel de camera uit en weer in. Zelfs als [Eye-Fi trans.] is ingesteld op [Uit], zendt de kaart wellicht nog steeds een signaal uit. In ziekenhuizen, op vliegvelden en op andere plaatsen waar draadloze gegevensoverdracht verboden is, dient u de Eye-Fi-kaart uit de camera te verwijderen.
Tabel met beschikbare functies voor opnamemodi o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Programmakeuzewiel Alle selecteerbare instellingen voor opnamekwaliteit Basismodi : niet in te stellen Creatieve modi k A 7 C 2 3 4 5 6 d s f a 8 k z*1 k k k k k k k k k k k k k k Auto / ISO auto o o o o o o o o k k k k k k k k k k k k*2 k k k k k k k k k k k o o o o o o o o k k k k k k Vooraf ingesteld Witbalans Handmatig k k k k k k k k k k k k Correctie/ Opnametrapje Auto L
Tabel met beschikbare functies voor opnamemodi Basismodi Programmakeuzewiel Creatieve modi Meervlaksmeting o o o o o o o o k k k k Meetmethode Selectie meetk k k k methode k k Programmakeuze k Belichtingscorrectie k k k k k k k k k Belichtingsvergrendeling k k k k Scherptedieptecontrole k k k k k k k k k k k k k k k k Transport j (10 seconden) k k k k k k k k k k k k k Belichting AEB Enkelbeeld k k k k k k k Continue opname k l (2 seconden) q (continu) k A 7 C 2 3 4 5 6 d s
3 Menu-instellingen Voor opnamen met de zoeker en Live view-opnamen 1 Opname 1 (Rood) Pagina Kwaliteit 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c / 1+73 / 1 76 Pieptoon Inschakelen / Uitschakelen 166 Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen / Uitschakelen 166 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 166 Correctie helderheid randen Inschakelen / Uitschakelen 110 R.ogen Aan / Uit Uitschakelen / Inschakelen 91 Flitsbesturing Flitsen / E-TTL II meting / Func.inst.
3 Menu-instellingen y Opname 3 (Rood) Pagina Stofwisdata Verzamelt gegevens waarmee stofvlekken kunnen worden verwijderd 185 ISO auto Max.: 400 / Max. 800 / Max. 1600 / Max.: 3200 / Max.: 6400 80 Live view-opname. Inschakelen / Uitschakelen 125 AF-modus Live-modus / u Live-modus / Quick-modus 131 Rasterweergave Uit / Raster 1l / Raster 2m 129 Aspect ratio 3:2 / 4:3 / 16:9 / 1:1 129 Meettimer 4 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min.
3 Menu-instellingen 5 Instellingen 1 (Geel) Pagina Uitschakelen 30 sec. / 1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min. / 15 min. / Uit 167 Auto. roteren AanPD / AanD / Uit 174 Formatteren Gegevens op de kaart initialiseren en wissen 45 Bestandnr. Continu / Auto. reset / Handm. reset 170 Selecteer map Een map maken en selecteren 168 Schermkleur De kleur van het scherm met opnameinstellingen selecteren 179 Eye-Fi instellingen* Eye-Fi trans.
3 Menu-instellingen k Voor filmopnamen n Film 1 (Rood) Pagina Movie-belicht. Auto / Handmatig 157 AF-modus Live-modus / u Live-modus / Quick-modus 157 AF met ontspanknop tijdens k Uitschakelen / Inschakelen 157 kSluiter/AE vergrendelknop AF/AE vergrendel / AE vergrendel/AF / AF/AF vergr. geen AE vergr. / AE/AF, geen AE vergrendel 158 Afst.bediening Uitschakelen / Inschakelen 159 kLichte tonen prioriteit Uitschakelen / Inschakelen 159 Movie-opn.
3 Menu-instellingen Z Film 3 (Rood) Pagina Bel.
3 Menu-instellingen 4 Weergave 2 (Blauw) Pagina Histogram Helderheid / RGB 228 Spring met 6 1 beeld / 10 beelden / 100 beelden / Datum / Map / Movies / Foto's / Classificatie 203 Diavoorstelling Beschrijving van weergave / Weergaveduur / Herhalen / Overgangseffect / Achtergrondmuziek 215 Classificatie [OFF] / l / m / n / o / p 206 Bas versterken Uitschakelen / Inschakelen 213 Ctrl over HDMI Uitschakelen / Inschakelen 219 5 Instellingen 1 (Geel) Uitschakelen 30 sec. / 1 min. / 2 min.
Systeemschema ST-E2 270EX II Oculairverlengstuk EP-EX15ll Rubberframe Ef 320EX 430EX II 580EX II Macro Ring Lite Macro Twin Lite MR-14EX MT-24EX Standaardaccessoires Oogschelp Ef Dioptrische aanpassingslenzen E-serie Brede draagriem EW-100DB lll Hoekzoeker C Semi-harde cameratas EH19-L AC-adapterset ACK-E8 Batterij LP-E8 Batterijoplader LC-E8 of LC-E8E Handriem E2 DC-koppeling DR-E8 Batterijgreep BG-E8 276 Batterijmagazijn BGM-E8L voor twee LP-E8-batterijen Batterijmagazijn BGM-E8A voor A
Systeemschema Afstandsbediening Afstandsbediening RC-6 RS-60E3 EF-objectieven EF-S-objectieven Externe microfoon HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Tv/video Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST (1,3 m) EOS Solution Disk EOS Software Instruction Manuals Disk Met PictBridge compatibele printer Interfacekabel (1,3 m) Interfacekabel IFC-200U/500U (1,9 m/4,7 m) Computer USB-poort SD-/SDHC-/SDXCgeheugenkaart Windows 7 Windows Vista Windows XP Mac OS X Kaartlezer Kaartsleuf * De lengte van alle kabels is circa.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De batterij laadt niet op. Laad alleen originele LP-E8-batterijen van Canon op. Het lampje van de batterijoplader knippert. Als er een probleem is met de batterijoplader, wordt het opladen beëindigd en gaat het oplaadlampje oranje knipperen.
Problemen oplossen De batterij raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij (pag. 26). De prestaties van de oplaadbare batterij nemen na verloop van tijd af. Koop een nieuwe batterij. Als u lange tijd achtereen Live view-opnamen of filmopnamen maakt (pag. 123 en 141), neemt het aantal mogelijke opnamen af. Als u de ontspanknop gedurende langere tijd ingedrukt houdt of vaak alleen de AF gebruikt zonder opnamen te maken, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
Problemen oplossen De kaart kan niet worden gebruikt. Zie pagina 30 of 287 als er een kaartfout wordt weergegeven. De bestandsnummering begint niet bij 0001. Als er op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het opnamenummer niet begint bij 0001 (pag. 170). De opname is niet scherp. Stel de modusschakelaar op het objectief in op (pag. 36). Druk voorzichtig op de ontspanknop om bewegingsonscherpte te voorkomen (pag. 39 en 40).
Problemen oplossen De maximale opnamereeks is lager bij continu-opnamen. Stel onder [7 Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [5: Hoge ISO-ruisreductie] in op [Standaard], [Zwak] of [Uitschakelen]. Als u de optie [Sterk] instelt, is de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk kleiner (pag. 254). Als u opnamen maakt van een onderwerp met fijne details (bijvoorbeeld een grasveld), is het bestand groter en de daadwerkelijke maximale opnamereeks mogelijk kleiner dan wordt vermeld op pagina 76.
Problemen oplossen Wanneer ik de modus gebruik in combinatie met de flitser, neemt de sluitertijd toe. Als u avondopnamen maakt wanneer de achtergrond donker is, wordt de sluitertijd automatisch langer (opname met trage synchronisatie) om zowel het onderwerp als de achtergrond goed te kunnen belichten. Als u geen lange sluitertijd wilt gebruiken, stelt u [3: Flitssynchronisatiesnelheid in AVmodus] onder [7 Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] op 1 of 2 (pag. 252).
Problemen oplossen De sluiter maakt bij Live view-opnamen twee opnamegeluiden. Als u de flitser gebruikt, maakt de sluiter bij iedere opname twee geluiden (pag. 125). Tijdens Live view- en filmopname wordt een wit of rood pictogram weergegeven. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is. Als het witte pictogram wordt weergegeven, kan de beeldkwaliteit van foto's afnemen.
Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk. Indien het LCD-scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het schoon te maken. Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal. Een gedeelte van de opname knippert zwart. Dit is de overbelichtingswaarschuwing (pag. 228).
Problemen oplossen Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens filmopnamen. Als u de camera snel naar links of rechts beweegt of een bewegend voorwerp opneemt, kan het beeld er vervormd uitzien. Er worden geen opnamen weergegeven op het tv-scherm. Controleer of de stekker van de AV-kabel of HDMI-kabel helemaal in de aansluiting is gestoken (pag. 218 en 221). Stel het video-uitvoersysteem (NTSC/PAL) in op hetzelfde videosysteem als de tv (pag. 221). De kaartlezer herkent de kaart niet.
Problemen oplossen De bestandsnaam begint met 'MVI_'. Het is een filmbestand (pag. 171). De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. De juiste datum en tijd zijn nog niet ingesteld (pag. 34). De datum en tijd staan niet op de opname. De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven. De datum en tijd worden in plaats daarvan opgeslagen in de opnamegegevens als opname-informatie.
Foutcodes Foutnr. Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Maatregelen Nr. 01 02 Foutbericht en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. Î Maak de elektrische contactpunten op de camera en het objectief schoon en gebruik een objectief van Canon (pag 15 en 18). Geen toegang tot kaart. Herplaats/vervang kaart of formatteer kaart met deze camera.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele objectieven: Objectiefbevestiging: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-geheugenkaart Circa 22,3 x 14,9 mm Canon EF-objectieven (inclusief EF-S-objectieven) (voor deze objectieven geldt dat de 35 mm-equivalente brandpuntsafstand met circa 1,6 moet worden vermenigvuldigd) EF-vatting van Canon • Beeldsensor Type: Effectieve pixels: Beeldverhouding: Stofwisfunctie: CMOS-s
Specificaties • Zoeker Type: Dekking: Vergroting: Gezichtspunt: Ingebouwde dioptrische aanpassing: Matglas: Spiegel: Scherptedieptecontrole: Pentaspiegel met vast oogniveau Verticaal/horizontaal circa 95% (met gezichtspunt van circa 19 mm) Circa 0,85x (-1 m-1 met 50 mm-objectief bij oneindig) Circa 19 mm (vanaf het midden van de oculairlens bij -1 m-1) Circa -3,0 - +1,0 m-1 (dpt) Vast, precisiemat Snel terugklappend Beschikbaar • Automatische scherpstelling Type: AF-punten: Meetbereik: Scherpstelmodi: AF
Specificaties • Sluiter Type: Sluitertijden: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/4000 sec. tot 1/60 sec. (Modus Automatisch/scène), X-synchronisatie bij 1/200 sec. 1/4000 sec. tot 30 sec., bulb (totale sluitertijdbereik. Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.) • Flitser Ingebouwde flitser: Intrekbare, automatische flitser Richtgetal: circa 13 meter (bij ISO 100) Flitsbereik: circa beeldhoek 17 mm-objectief recycletijd circa 3 sec.
Specificaties • Filmopnamen Filmcompressie: MPEG-4 AVC/H.264 Variabele (gemiddelde) bitsnelheid Opname-indeling audio: Lineaire PCM Opname-indeling: MOV Formaat en framesnelheid van opname: 1920x1080 (Full HD) : 30p/25p/24p 1280x720 (HD) : 60p/50p 640x480 (SD) : 30p/25p * 30p: 29,97 frames per seconde, 25p: 25,00 frames per seconde, 24p: 23,976 frames per seconde, 60p: 59,94 frames per seconde, 50p: 50,00 frames per seconde Bestandsgrootte: 1920x1080 (30p/25p/24p) : circa 330 MB/min.
Specificaties • Weergave Weergaveformaten voor opnamen: Enkele opname, enkele opname met informatie (basisinformatie, opname-informatie, histogram), 4-beeldindex, 9-beeldindex, opname roteren mogelijk Zoomvergroting: Circa 1,5x - 10x Navigatiemethoden: Enkele opname, opnamesprong met 10 of 100 beelden, op opnamedatum, op map, op films, op foto's, op classificatie Overbelichtingswaarschuwing: Overbelichte gedeelten knipperen Filmweergave: Ingeschakeld (LCD-scherm, video/audio OUT, HDMI OUT) ingebouwde luids
Specificaties • Voeding Batterij: Batterij LP-E8 (1 stuk) * Wisselstroom via de AC-adapterset ACK-E8 * Als batterijgreep BG-E8 is bevestigd, kunnen AA/LR6batterijen worden gebruikt Levensduur batterij: Bij het maken van opnamen met de zoeker: (Gebaseerd op testcriteria Circa 440 opnamen bij 23 °C, circa 400 opnamen bij 0 °C van de CIPA) Bij Live view-opname: Circa 180 opnamen bij 23 °C, circa 150 opnamen bij 0 °C Filmopnametijd Circa 1 uur 40 minuten bij 23 °C. Circa 1 uur en 20 minuten.
Specificaties • Batterijoplader LC-E8E Compatibele batterij: Batterij LP-E8 Oplaadtijd: Circa 2 uur (bij 23 °C) Nominaal ingangsvermogen: 100-240 V AC (50/60 Hz) Nominaal uitgangsvermogen: 8,4 V DC / 720 mA Bedrijfstemperatuur: 6 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): Circa 69 x 28 x 87,5 mm Gewicht: Circa 82 g • EF-S 18-55mm f/3.5-5.
Specificaties Gewicht: Zonnekap: Objectiefkoker: Circa 195 g EW-60C (afzonderlijk verkrijgbaar) LP814 (afzonderlijk verkrijgbaar) • EF-S 18-135mm f/3.5-5.
Alle bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op de testnormen van Canon en de testcriteria en richtlijnen van CIPA (Camera & Imaging Products Association). Bovenstaande afmetingen, maximale diameter, lengte en gewicht zijn gebaseerd op CIPA-richtlijnen (alleen met uitzondering van gewicht voor camerabehuizing). De specificaties en de vormgeving van het product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Veiligheidsmaatregelen Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken. Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen • Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen: - Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze handleiding worden genoemd.
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom. • Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken. • Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie (en EER). Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/ EC), de richtlijn 2006/66/EC betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES 1. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES — Deze handleiding bevat belangrijke informatie over veiligheid en bedieningsinstructies voor batterijopladers LC-E8 & LC-E8E. 2. Lees voordat u de oplader in gebruik neemt, eerst alle instructies en opmerkingen over (1) de oplader, (2) de batterij en (3) het product met gebruik van de batterij. 3. WAARSCHUWING — Laad alleen batterij LP-E8 op om het risico op letsel te verkleinen.
14 Verkorte softwarehandleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de software op de bij de camera geleverde EOS Solution Disk (cd-rom) en wordt uitgelegd hoe de software kan worden geïnstalleerd op een pc. Ook wordt uitgelegd hoe u de pdf-bestanden op de EOS Software Instruction Manuals Disk (cd-rom) kunt bekijken.
Verkorte softwarehandleiding EOS Solution Disk XXX EOS Solution Disk Deze cd bevat de volgende software voor EOS-camera's. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in Communicatiesoftware voor de camera en de computer a EOS Utility Opnamen (foto’s/films) die met de camera zijn gemaakt, downloaden naar uw computer. De camera instellen vanaf uw computer. Foto's op afstand maken door de camera op uw computer aan te sluiten.
Verkorte softwarehandleiding De software installeren Compatibele besturingssystemen Windows 7 1 Windows Vista Windows XP Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. 3 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten.
Verkorte softwarehandleiding De software installeren Compatibele besturingssystemen MAC OS X 10.5 - 10.6 (Intel-processor vereist) 1 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het cdrompictogram en dubbelklik vervolgens op [Canon EOS Digital Installer/Installatieprogramma Canon EOS Digital]. 3 Klik op [Install/Installeren] om de installatie te starten.
Verkorte softwarehandleiding [WINDOWS] EOS Software Instruction Manuals Disk XXX EOS Software Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA 1 . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Plaats de EOS Software Instruction Manuals Disk (cd) in het cd-romstation van de computer. 2 Open de cd.
15 Verkorte handleiding en index van de instructiehandleiding Menugebruik - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Opnamekwaliteit - - - - - - - - - - - - - - - - - - A Beeldstijl - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Q Het scherm Snel instellen - - - - - - - - - Namen van onderdelen - - - - - - - - - - - - - Basismodi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - D De ingebouwde flitser gebruiken - - - - - Creatieve modi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - d: AE-programma - - - - - - - - - - - - - -
Verkorte handleiding Menugebruik Knop Knop <0> LCDscherm pijltjestoetsen 1. Druk op de knop om het menu weer te geven. 2. Druk op de toets om een tabblad te selecteren en druk vervolgens op de toets om het gewenste item te selecteren. 3. Druk op <0> om de instelling weer te geven. 4. Nadat u het item hebt ingesteld, drukt u op <0>.
Verkorte handleiding Opnamekwaliteit Selecteer [1 Kwaliteit] en druk op <0>. Druk op de toets om de kwaliteit te selecteren en druk vervolgens op <0>. Opnamekwaliteit Vastgelegde pixels Maximumaantal opnamen A BeeldstijlN Druk op de knop . Druk op de toets om de beeldstijl te selecteren en druk vervolgens op <0>. Stijl D Automatisch P Standaard Q Portret R Landschap V Monochroom Omschrijving De kleurtonen worden geoptimaliseerd voor de situatie. Levendige kleuren en scherpe opnamen.
Verkorte handleiding Q Snel instellen Druk op de knop . Het scherm Snel instellen wordt weergegeven.
Verkorte handleiding Namen van onderdelen Aan-uitschakelaar Knop voor ISO-snelheid Programmakeuzewiel Flitsknop <6> Hoofdinstelwiel Ontspanknop Focusinstellingsknop Knop voor Live view-/filmopnamen Knop voor AE-vergrendeling Knop voor AF-puntselectie pijltjestoetsen Lees-/ schrijfindicator Knop voor diafragma/ belichtingscorrectie <0> Instelknop 311
Verkorte handleiding Weergave met opname-instellingen Sluitertijd Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Witbalans Beeldstijl Diafragma ISO-snelheid Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Instelling ingebouwde flitser AF-modus Opnamekwaliteit Pictogram Snel instellen Batterijniveau zxcn Vol Leeg Zoekerinformatie Maximumaantal opnamen Meetmethode Transportmodus Indicator voor AF-puntactivatie <•> Spotmetingscirkel AF-punten Belichtingsvergrendeling Flitser gereed Flitsbelichting
Verkorte handleiding Basismodi Ba sismodi Alle opname-instellingen worden automatisch ingesteld. U hoeft alleen de ontspanknop in te drukken; de camera doet de rest. A Automatisch/scène 3 Landschap 7 Flitser uit 4 Close-up C Automatisch/creatief 5 Sport 2 Portret 6 Nacht portret Wanneer u op de knop drukt, wordt het scherm Snel instellen weergegeven.
Verkorte handleiding Crea ti e Creatieve modi ve mo di U kunt de camera-instellingen naar wens aanpassen om verschillende opnamen te maken. d: AE-programma De camera stelt de sluitertijd en diafragmawaarde automatisch hetzelfde in als in de modus . Stel het programmakeuzewiel in op . s: AE met sluitervoorkeur Stel het programmakeuzewiel in op . Stel het instelwiel <6> in op de gewenste sluitertijd en stel scherp op het onderwerp. Het diafragma wordt automatisch ingesteld.
Verkorte handleiding E: AF-modusN Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . Druk op de knop . Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de AF-modus te selecteren en druk vervolgens op <0>. X (1-beeld AF): Voor niet-bewegende onderwerpen 9 (AI Focus AF): De AF-modus wisselt automatisch Z (AI Servo AF): Voor bewegende onderwerpen S AF-puntN Druk op de knop . Druk op de toets om het AF-punt te selecteren.
Verkorte handleiding Z: ISO-snelheidN Druk op de knop . Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer [AUTO] is geselecteerd, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de huidige ISO-snelheid weergegeven. i TransportmodusN Druk op de knop . Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de transportmodus te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Verkorte handleiding A Live view-opname Druk op de knop om het Live view-beeld weer te geven. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken. De instellingen voor Live view-opname staan in de basismodi op het tabblad [2] en in de creatieve modi op het tabblad [z].
Verkorte handleiding k Filmopnamen Stel het programmakeuzewiel in op . Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Druk op de knop om een filmopname te starten. Druk nogmaals op om de filmopname te stoppen.
Verkorte handleiding Opnamen weergeven y u y Index u Vergroten S Opname selecteren x Afspelen C opname-informatie L Wissen 319
Index 1280x720 ......................................150 1920x1080 ....................................150 1e-gordijnsynchronisatie...............182 2e-gordijnsynchronisatie...............182 640x480 ........................................150 9 punts AF automatische selectie ....85 A A/V OUT ...............................210, 221 AC-adapterset...............................260 Accessoires ......................................3 Achtergrondmuziek.......................
Index Contactpunten voor flitssynchronisatie............................18 Continu..........................................170 Continue opname............................88 Contrast ........................................113 Copyrightinfo.................................172 Correctie helderheid randen .........110 Creatieve filters .............................230 Creatieve modi................................22 D Datum/tijd........................................34 DC-koppeling ........................
Index Focusinstellingsknop ........36, 87, 138 Focusvergrendeling ........................53 Formatteren ....................................45 Formatteren (kaart initialiseren)......45 Foutcodes .....................................287 Framesnelheid ..............................150 Full HD (Full High-Definition).....150, 210 G Geheugenkaart ...................15, 29, 45 Gemiddeld (opnamekwaliteit).....76, 234 Gemiddelde meting met nadruk op midden .....................................
Index Lees-/schrijfindicator .......................30 Lichte tonen prioriteit.............159, 254 Live view-opnamen .................54, 123 Beeldverhouding.......................129 Handmatige focus...............87, 138 Informatiedisplay ......................126 Live-modus (AF) .......................131 Live-modus met gezichtsherkenning (AF)...........132 Maximumaantal opnamen ........125 Meettimer..................................130 Quick-modus (AF) ....................136 Rasterweergave ..........
Index Opname via sfeerselectie ...............65 Opnamegebied ...............................37 Opnamekwaliteit .............................76 Opnamemodus ...............................22 A-DEP (Automatische scherptediepte AE)...................101 Av (AE met diafragmavoorkeur)......96 M (Handmatige belichting) .........99 P (AE-programma) .....................74 Tv (AE met sluitervoorkeur)........94 A (Automatisch/scène) ............50 7 (Flitser uit) ............................
Index Software....................................3, 301 Speelgoedcamera-effect ...............232 Spiegel opklappen ................122, 255 Sport ...............................................62 Spotmeting ....................................102 sRGB ............................................121 Standaardinstellingen herstellen ...176 Standaardmodi................................22 Statiefbevestigingspunt ...................19 Stof op opnamen voorkomen ....................184, 185, 187 Stofwisdata....
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. CEL-SR1UA282 © CANON INC.