CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. CEL-ST1TA280 © CANON INC.
Inleiding De EOS 650D is een hoogwaardige digitale spiegelreflexcamera met een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor met circa 18,00 effectieve megapixels, DIGIC 5, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 9 AF-punten, continu-opnamen met circa 5 frames per seconde, Live view-opnamen en filmopnamen in Full High-Definition (Full HD). De camera reageert uiterst snel bij alle opnamesituaties en biedt tal van geavanceerde opnamefuncties.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het hoofdinstelwiel. : De pijltjestoetsen . <0> : De instelknop. 0, 9, 7, 8 : Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende functie respectievelijk 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft nadat u de knop loslaat.
Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoudsoverzicht Opnamen maken Automatisch opnamen maken Î pag. 57 - 74 (Basismodi) Continu-opnamen maken Î pag. 101 (i Continue opname) Een opname van uzelf maken in een groep Î pag. 103 (j Zelfontspanner) De actie bevriezen De actie onscherp maken Î pag. 108 (s AE met sluitervoorkeur) De achtergrond onscherp maken De achtergrond scherp houden Î pag. 64 (C Automatisch/creatief) Î pag. 110 (f AE met diafragmavoorkeur) De helderheid van de opname aanpassen (belichting) Î pag.
Veel opnamen maken Î pag. 86 (7a, 8a, b, c) Scherpstellen Het scherpstelpunt wijzigen Î pag. 97 (S AF-puntselectie) Opnamen maken van een bewegend onderwerp Î pag. 70 en 96 (AI Servo AF) Weergave De opnamen bekijken op de camera Î pag. 82 (x Weergave) Snel opnamen zoeken Î pag. 238 (H Indexweergave) Î pag. 239 (I Door beelden navigeren) Opnamen classificeren Î pag. 244 (Classificaties) Voorkomen dat belangrijke opnamen Î pag.
Functie-index Voeding Batterij • Opladen • Plaatsen/verwijderen • Batterijniveau Stopcontact Automatisch uitschakelen Beeldkwaliteit Î pag. 28 Î pag. 30 Î pag. 35 Î pag. 302 Î pag. 34 Kaart Plaatsen/verwijderen Î pag. 31 Formatteren Î pag. 48 Ontspan sluiter zonder kaart Î pag. 200 Objectief Bevestigen/verwijderen Î pag. 39 In-/uitzoomen Î pag. 40 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Î pag. 41 Î pag. 42 Î pag. 38 Î pag. 36 Î pag. 200 LCD-scherm Het LCD-scherm gebruiken Î pag. 33 LCD auto uit/aan Î pag.
Functie-index Afstandsbediening Snel instellen Î pag. 303 Î pag. 44 Belichtingsaanpassingen Belichtingscompensatie Î pag. 117 AEB Î pag. 119 Belichtingsvergrendeling Î pag. 121 Flitser Ingebouwde flitser • Flitsbelichtingscompensatie • FE-vergrendeling Externe flitser Flitsbesturing • Draadloze flitser Î pag. 104 Î pag. 118 Î pag. 122 Î pag. 305 Î pag. 214 Î pag. 225 Live view-opname Live view-opnamen Î pag. 143 Methoden voor automatisch scherpstellen (AF) Î pag. 153 Continue AF Î pag.
Inhoud Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ... 4 Hoofdstukken ................................................................................... 5 Inhoudsoverzicht .............................................................................. 6 Functie-index....................................................................................
Inhoud 2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen 57 A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) ........... 58 A Volautomatische technieken (Automatisch/scène)...................61 7 De flitser uitschakelen............................................................... 63 C Creatieve automatische opnamen ............................................64 2 Portretfoto's maken ....................................................................67 3 Landschapsfoto's maken ..................
Inhoud 4 Opnamefuncties voor gevorderden 107 s: De beweging van het onderwerp vastleggen........................ 108 f: De scherptediepte wijzigen .................................................. 110 Scherptedieptecontrole...............................................................112 a: Handmatige belichting ........................................................... 113 q De meetmethode wijzigen .......................................................115 Belichtingscompensatie instellen ..........
Inhoud 6 Filmopnamen 169 k Filmopnamen .......................................................................... 170 Opnamen maken met automatische belichting .......................... 170 Opnamen maken met handmatige belichting............................. 173 Foto's maken.............................................................................. 178 Instellingen voor de opnamefunctie .............................................. 180 Het filmopnameformaat instellen ...............................
Inhoud 8 Draadloze flitsfotografie 225 Draadloze flitser gebruiken........................................................... 226 Automatische draadloze flitsopnamen ......................................... 227 Aangepaste draadloze flitsopnamen ............................................ 230 Overige instellingen ...................................................................... 234 9 Opnamen weergeven 237 H I Snel opnamen zoeken.......................................................
Inhoud 12 De camera aanpassen aan uw voorkeuren 291 Persoonlijke voorkeuzen instellen.................................................292 Persoonlijke voorkeuze-instellingen.............................................. 294 C.Fn I: Belichting ........................................................................ 294 C.Fn II: Beeld .............................................................................295 C.Fn III: Autofocus/transport ...................................................... 296 C.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een droge doek als er waterspatten op de camera zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen. Dode pixels hebben altijd dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Verkorte handleiding Plaats de batterij (pag. 30). 1 Zie pagina 28 voor meer informatie over het opladen van de batterij. Plaats een kaart (pag. 31). 2 3 Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Witte markering Rode markering Bevestig het objectief (pag. 39). Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera. 4 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op (pag. 39).
Verkorte handleiding 6 Klap het LCD-scherm uit (pag. 33). 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 43). 8 Maak de opname (pag. 43). 9 Bekijk de opname (pag. 200). Zie pagina 36 als op het LCDscherm de schermen voor het instellen van de tijdzone en de datum/tijd worden weergegeven. Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Indien nodig komt de ingebouwde flitser automatisch te voorschijn.
Namen van onderdelen De vetgedrukte onderdelen worden vermeld in het gedeelte tot 'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'. Ingebouwde flitser/AF-hulplicht (pag. 104/98) EF-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 39) Programmakeuzewiel (pag. 24) Aan-uitschakelaar (pag. 34) Microfoon (pag. 170) Contactpunten voor flitssynchronisatie Flitserschoen (pag. 305) Knop voor ISOsnelheid (pag. 90) EF-S-objectiefbevestigingsmarkering (pag. 39) <6> Hoofdinstelwiel Flitsknop (pag.
Namen van onderdelen Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 42) Schermuitschakelingssensor (pag. 50, 213) Knop voor Live view-/ filmopnamen (pag. 144/170) Zoekeroculair Knop voor AE-vergrendeling/ FE-vergrendeling/ index/verkleinen (pag. 121/122/238/240, 283) Oogschelp (pag. 304) Infoknop (pag. 50, 82, 146, 175, 209) Knop voor AF-puntselectie/ vergroten (pag. 97/240, 283) Menuknop (pag. 46) Luidspreker (pag. 250) LCD-scherm/ aanraakscherm (pag.
Namen van onderdelen Opname-instellingen (in creatieve modi, pag. 24) Sluitertijd Indicator belichtingsniveau Waarde belichtingscompensatie (pag. 117) AEB-bereik (pag. 119) Opnamemodus Beeldstijl (pag. 93) Automatisch scherpstellen (pag. 95) X 1-beeld AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF a Handmatige focus Pictogram Snel instellen (pag. 44) Batterijniveau (pag. 35) zxcn Witbalans (pag. 135) Q Auto W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunstlicht U Wit TL licht I Flitser O Custom Eye-Fi-overdrachtstatus (pag.
Namen van onderdelen Zoekerinformatie Spotmetingscirkel Indicator voor AF-puntactivatie <•> Matglas AF-punten ISO-snelheid Witbalanscorrectie Belichtingsvergrendeling/ AEB wordt uitgevoerd Focusbevestigingslampje Max.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Het programmakeuzewiel bevat de basismodi en creatieve modi. Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen vast te leggen. d : AE-programma (pag. 84) s : AE met sluitervoorkeur (pag. 108) f : AE met diafragmavoorkeur (pag. 110) a : Handmatige belichting (pag. 113) Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène.
Namen van onderdelen Objectief Objectief zonder focusafstandsschaal Focusring (pag. 100, 164) Focusinstellingsknop (pag. 39) Zoomring (pag. 40) Bevestigingspunt zonnekap (pag. 338) Zoompositiemarkering (pag. 40) Filteraansluiting (voorkant objectief) (pag. 338) Schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) (pag. 41) Contactpunten (pag. 17) Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 39) Objectief met focusafstandsschaal Bevestigingspunt zonnekap (pag. 338) Focusinstellingsknop (pag.
Namen van onderdelen Batterijoplader LC-E8 Oplader voor batterij LP-E8 (pag. 28). Stekker Batterijcompartiment Oplaadlampje Lampje 'volledig opgeladen' BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact.
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook aan de riem bevestigd (pag. 304).
De batterij opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de batterij. de batterij. 2 Plaats Plaats de batterij op de juiste manier in de oplader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E8 de batterij op. 3 Laad Voor LC-E8 Klap de contactpunten van de batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit het stopcontact. Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
De batterij plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen batterij LP-E8 in de camera. De batterij plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de batterij. 2 Plaats Steek het uiteinde met de batterijcontacten in de camera. Schuif de batterij in de camera totdat de batterij vastzit. 3 SluitDrukhetopklepje. het klepje totdat het dichtklikt. De batterij verwijderen Open het klepje en verwijder de batterij.
De kaart plaatsen en verwijderen De kaart (afzonderlijk verkrijgbaar) kan een SD-, SDHC- of SDXCgeheugenkaart zijn. SDHC- en SDXC-kaarten met UHS-I kunnen ook worden gebruikt. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat zodat schrijven/wissen mogelijk is. De kaart plaatsen 1 Schuifje voor schrijfbeveiliging Open het klepje. Schuif het klepje in de richting van de pijlen om het te openen. de kaart.
De kaart plaatsen en verwijderen De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicator Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje. Sluit het klepje als [Opslaan...] wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder Druk de kaart voorzichtig in de camera en laat vervolgens los om de kaart uit te werpen. Trek de kaart recht uit de camera en sluit het klepje.
Het LCD-scherm gebruiken Nadat u het LCD-scherm hebt uitgeklapt, kunt u menufuncties instellen, Live view-opnamen gebruiken, films opnemen en opnamen en films weergeven. U kunt de richting en hoek van het LCD-scherm wijzigen. 1 Klap het LCD-scherm uit. het LCD-scherm. 2 Draai Wanneer het LCD-scherm is 180° 90° 175° uitgeklapt, kunt u het scherm naar boven of beneden draaien of naar voren draaien zodat het naar het onderwerp toe is gericht. De hoek is slechts bij benadering aangegeven.
De camera inschakelen Als na het inschakelen van de camera de schermen voor het instellen van de tijdzone en de datum/tijd worden weergegeven, raadpleeg dan pagina 36 voor het instellen van de tijdzone en de datum en tijd. : De camera is ingeschakeld. U kunt films opnemen (pag. 169). <1> : De camera is ingeschakeld. U kunt foto's maken. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt.
De camera inschakelen zHet batterijniveau controleren Wanneer de camera wordt ingeschakeld, heeft het batterijniveau een van de volgende vier niveaus. z : De batterij is vol. x : Batterijniveau is laag, maar de camera kan nog worden gebruikt. c : De batterij is bijna leeg. (knippert) n : Laad de batterij op.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Als u de camera voor de eerste keer inschakelt of als de tijdzone en datum- en tijdinstellingen opnieuw zijn ingesteld, worden de instelschermen Tijdzone en Datum/tijd weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. U kunt ook de tijdzone van uw huidige adres instellen. Als u vervolgens naar een andere tijdzone reist, hoeft u alleen de tijdzone van uw bestemming in te stellen om ervoor te zorgen dat de juiste datum/tijd wordt vastgelegd.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen de datum en de tijd in. 3 StelDruk op de toets om het getal van de datum of tijd te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de toets om het getal in te stellen en druk vervolgens op <0>. (Hiermee gaat u terug naar .) in. 4 StelSteldedezomertijd zomertijd in als dit nodig is. Druk op de toets om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de toets om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de toets om het tabblad [52] te selecteren. Druk op de toets om [TaalK] te selecteren (het zesde item van boven) en druk op <0>. de gewenste taal in. 3 StelDruk op de toets om de gewenste taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. X De interfacetaal wordt gewijzigd.
Een objectief bevestigen en verwijderen Een objectief bevestigen 1 Witte markering Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief. 2 Bevestig Plaats de witte of rode markering op het objectief op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera. Draai het objectief in de richting van de pijl totdat het vastklikt.
Een objectief bevestigen en verwijderen In- en uitzoomen Om in of uit te zoomen draait u de zoomring op het objectief met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling enigszins verloren gaan. Het objectief verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijl. Draai het objectief totdat dit niet meer verder kan en koppel het objectief los.
Objectieven met Image Stabilizer (beeldstabilisatie) Wanneer u de ingebouwde Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het IS-objectief gebruikt, wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd om scherpere opnamen te krijgen. In de hier uitgelegde procedure wordt het EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS II-objectief als voorbeeld gebruikt. * IS betekent Image Stabilizer (beeldstabilisatie). 1 Zet de IS-schakelaar op <1>. Zet de aan-uitschakelaar van de camera ook op <1>. de ontspanknop half in.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts totdat de negen AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt aanbevolen om dioptrische aanpassingslenzen E-serie te gebruiken (10 typen, afzonderlijk verkrijgbaar). De camera vasthouden Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om bewegingsonscherpte te minimaliseren.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker weergegeven (0). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Snel instellen genoemd. 1 Druk op de knop . X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (7). de gewenste functie in. 2 StelDruk op de toets om een functie te selecteren. X De geselecteerde functie en Uitleg (pag. 52) worden weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> om de instelling te wijzigen. Basismodi Creatieve modi de opname.
Q Snel instellen voor opnamefuncties Voorbeeld van het scherm Snel instellen Witbalanscorrectie (pag. 137) Diafragma (pag. 110) Sluitertijd (pag. 108) Lichte tonen prioriteit* (pag. 295) Opnamemodus* (pag. 24) Belichtingscompensatie/ AEB-instelling (pag. 117, 119) ISO-snelheid (pag. 90) Flitsbelichtingscompensatie (pag. 118) Beeldstijl (pag. 93) Witbalans (pag. 135) Instellingen ingebouwde flitser AF-gebruik (pag. 95) Terug Opnamekwaliteit (pag. 86) Transportmodus (pag.
3 Menugebruik In de menu's kunt u verschillende functies instellen, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop , de pijltjestoetsen en de knop <0> op de achterzijde van de camera om de menu's in te stellen. Knop Knop <0> LCD-scherm Pijltjestoetsen Menuscherm De weergegeven menutabbladen en menu-items kunnen per opnamemodus verschillen.
3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Druk op de toets om een menutabblad te selecteren. Het tabblad [z3] verwijst bijvoorbeeld naar het scherm dat wordt weergegeven als het tabblad z (Opnamen) met drie puntjes [ ] wordt geselecteerd. het gewenste item. 3 Selecteer Druk op de toets om het item te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling.
3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen indien nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
3 De kaart formatteren Gebruik [Kaart formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 331). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Wisselen van scherm op het LCD-scherm Op het LCD-scherm kunnen de opname-instellingen, het menuscherm, opnamen, enzovoort worden weergegeven. Opname-instellingen Wanneer u de camera inschakelt, worden de opname-instellingen weergegeven. Als u met uw oog in de buurt van het zoekeroculair komt, schakelt de schermuitschakelingssensor (pag. 21, 213) het LCD-scherm automatisch uit om te voorkomen dat u door het scherm wordt verblind.
Wisselen van scherm op het LCD-scherm Met de optie [52: LCD auto uit] kunt u voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt uitgeschakeld (pag. 213). Zelfs als het menuscherm of de opname wordt weergegeven, kunt u onmiddellijk opnamen maken door de ontspanknop in te drukken. Als u door het zoekeroculair kijkt met een zonnebril op, wordt het LCDscherm mogelijk niet automatisch uitgeschakeld. Als dit gebeurt, kunt u op de knop drukken om het LCD-scherm uit te schakelen.
Uitleg De Uitleg geeft een eenvoudige beschrijving van de betreffende functie of optie. Deze wordt weergegeven als u de opnamemodus wijzigt of het scherm Snel instellen gebruikt om een opnamefunctie in te stellen, bij Live view-opnamen en filmopnamen, of tijdens de weergave. Als u een functie of optie selecteert in het scherm Snel instellen, wordt de Uitlegbeschrijving weergegeven. De Uitleg wordt uitgeschakeld als u op de beschrijving tikt of verdergaat met de bewerking.
d Bediening via het aanraakscherm Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Tikken Snel instellen (voorbeeldscherm) Gebruik uw vinger om op het LCDscherm te tikken (kort aanraken). U kunt menu's, pictogrammen, enzovoort op het LCD-scherm selecteren door erop te tikken. De pictogrammen waar u op kunt tikken, worden in een kader weergegeven (behalve het menuscherm). Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen.
d Bediening via het aanraakscherm Slepen Menuscherm (voorbeeldscherm) Sleep uw vinger over het LCDscherm.
d Bediening via het aanraakscherm 3 Instellingen voor aanraakbediening 1 Selecteer de optie [Aanraakbediening]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Aanraakbediening] en druk vervolgens op <0>. de aanraakbediening in. 2 StelSelecteer [Activeren]. Als u de aanraakbediening instelt op [Deactiveren], wordt de bediening via het aanraakscherm uitgeschakeld.
2 Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten en hoe u opnamen kunt weergeven. In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 75 en 310). Bovendien kunnen de belangrijkste opnameinstellingen niet worden gewijzigd, zodat slechte opnamen als gevolg van foutieve handelingen worden voorkomen.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan door te meten of het onderwerp beweegt of niet (pag. 61). 1 AF-punt Stel het programmakeuzewiel in op . een AF-punt op het 2 Richt onderwerp. Bij het scherpstellen worden alle AF-punten gebruikt. Meestal wordt er op het dichtstbijzijnde object scherpgesteld.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. X De opname wordt gedurende 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Als de ingebouwde flitser automatisch tevoorschijn is gekomen, kunt u deze met uw vingers weer naar binnen drukken. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) De flitser komt bij daglicht tevoorschijn. Bij een onderwerp met tegenlicht kan de flitser tevoorschijn komen om donkere schaduwen op het onderwerp lichter te maken. Als u de opname zonder flits wilt maken, stelt u de flitser in op Flitser uit (pag. 63). Op de flitsinstellingen na zijn de instellingen hetzelfde als in . De flitser is afgegaan en de resulterende opname is te helder. Vergroot de afstand tot het onderwerp en maak de opname.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. In de modus drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp. De scherpstelling wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en daarna de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) A Live view-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Zie pagina 143 voor meer informatie. 1 Geef het Live view-beeld op het LCD-scherm weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 2 StelDruk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
7 De flitser uitschakelen De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Deze modus is ook geschikt om sfeer vast te leggen, bijvoorbeeld in situaties met kaarslicht. Opnametips Voorkom beweging van de camera als de nummerweergave in de zoeker knippert. Bij weinig licht, wanneer de kans op bewegingsonscherpte groter is, knippert de sluitertijd in de zoeker.
C Creatieve automatische opnamen In de modus kunt u op eenvoudige wijze de scherptediepte, transportmodus en flitser wijzigen. U kunt bovendien de sfeer selecteren die u in uw opnamen wilt vastleggen. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto (Automatisch/creatief). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop . (7) 2 Druk X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de gewenste functie in.
C Creatieve automatische opnamen Sluitertijd Diafragma ISO-snelheid (1) (2) (3) (4) Batterijniveau Opnamekwaliteit Maximumaantal opnamen U kunt op de knop drukken om het volgende in te stellen: (1) Sfeeropnamen U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen. Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste sfeer te selecteren. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Zie pagina 76 voor meer informatie.
C Creatieve automatische opnamen (3) Transportmodus: draai aan het instelwiel <6> om de gewenste instelling te kiezen. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Enkelbeeld: Een opname tegelijk maken. Continue opname: Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continu opnamen gemaakt. U kunt maximaal ongeveer 5 opnamen per seconde maken. Zelfontsp.: 10sec/Afstandsbed.: De opname wordt 10 seconden na het indrukken van de ontspanknop gemaakt.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen, donkere achtergrond. Gebruik een teleobjectief.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld dan met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u hiervoor de modus <4> (Close-up). Gebruik een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Bloemen en dergelijke steken tegen een eenvoudige achtergrond beter af. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) voor het fotograferen van een bewegend onderwerp, bijvoorbeeld een rennend kind of een rijdende auto. Opnametips Gebruik een teleobjectief. Het gebruik van een teleobjectief wordt aanbevolen, omdat u hiermee op grote afstand kunt fotograferen. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
6 's Avonds portretfoto's maken (met een statief) Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. Opnametips Gebruik een groothoekobjectief en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen. Controleer de helderheid van het onderwerp.
F 's Avonds opnamen uit de hand maken Normaal gesproken hebt u bij avondopnamen een statief nodig om uw camera stil te houden. Met de modus (Nachtopnamen uit hand) kunt u echter 's avonds opnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze modus worden voor elke foto vier opnamen achter elkaar gemaakt. Zo ontstaat een lichtere opname met weinig bewegingsonscherpte. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
G Opnamen met tegenlicht maken Als u een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden fotografeert, gebruikt u de modus (HDR-tegenlicht). Voor elke opname die u maakt, worden drie continu-opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het verlies van details in de lichte en donkere gebieden wordt zo verminderd in de definitieve opname. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
Aandachtspunten voor Als u opnamen maakt met de flitser en het onderwerp bevindt zich te dicht bij de camera, wordt de opname mogelijk te helder (overbelichting). Als u de flitser gebruikt bij het maken van avondopnamen met weinig licht of in gevallen waarin het onderwerp en de achtergrond allebei nabij genoeg zijn om te worden belicht door de flitser, sluiten de opnamen mogelijk niet goed op elkaar aan. Hierdoor kan een onscherpe opname ontstaan.
Q Snel instellen Wanneer in de basismodi het scherm met de opname-instellingen wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken om het scherm Snel instellen weer te geven. In de onderstaande tabel worden de functies vermeld die in de diverse basismodi met het scherm Snel instellen kunnen worden ingesteld. Voorbeeld: Portretmodus 1 Stel het programmakeuzewiel in op een basismodus. 2Druk op de knop . (7) X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. 3 Stel de functie in.
Opname via sfeerselectie U kunt de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken, behalve wanneer de basismodus , <7> of is ingesteld.
Opname via sfeerselectie het sfeereffect in. 4 StelDruk op de toets om de effectenbalk te selecteren. [Effect] wordt dan onder in het scherm weergegeven. Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste effect te selecteren. de opname. 5 Maak Druk op de ontspanknop om een opname te maken terwijl het Live view-beeld wordt weergegeven. Druk op de knop om de Live view-modus te verlaten en weer via de zoeker te fotograferen.
Opname via sfeerselectie Sfeerinstellingen Standaard Standaardopnamekenmerken voor de respectieve opnamemodus. Let op: <2> heeft opnamekenmerken die voor portretfoto's zijn geoptimaliseerd en <3> is geoptimaliseerd voor landschapsfoto's. Elke sfeer is een aanpassing van de opnamekenmerken van de respectieve opnamemodus. Levendig Het onderwerp wordt scherp en levendig weergegeven. Met deze sfeerinstelling ziet de foto er indrukwekkender uit dan met de instelling [ Standaard].
Opname via licht of scènetype In de basismodi <2>, <3>, <4> en <5> kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het type scène overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [ Stand. inst.], maar als de instellingen aan de lichtomstandigheden of het type scène zijn aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet. Voor Live view-opnamen moet u, als u zowel [Licht-/scèneopnamen] als [Sfeeropnamen] (pag. 76) instelt, eerst [Licht-/scèneopnamen] instellen.
Opname via licht of scènetype in het scherm Snel 3 Selecteer instellen het type licht of scène. Druk op de knop (7). Druk op de toets om [ Stand. inst.] te selecteren. [Licht-/scèneopnamen] wordt weergegeven op het scherm. Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om het gewenste type licht of scène te selecteren. X Op het LCD-scherm wordt weergegeven hoe de opname er met het geselecteerde type licht of scène zal uitzien. de opname.
Opname via licht of scènetype Instellingen voor het type licht of scène Stand. inst. Een standaardinstelling die geschikt is voor de meeste onderwerpen. Daglicht Voor onderwerpen in zonlicht. Hiermee zien blauwe luchten en groene gebieden zoals bomen en struiken er natuurlijker uit en worden lichtgekleurde bloemen beter weergegeven. Schaduw Voor onderwerpen in de schaduw. Geschikt voor huidskleurtinten die mogelijk te blauwachtig worden weergegeven en voor lichtgekleurde bloemen.
x Opnamen weergeven Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt weergeven. Zie pagina 237 voor meer informatie over de weergaveprocedure. 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . X De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u opnamen vanaf de laatste opname wilt weergeven, drukt u op de toets . Als u opnamen vanaf de eerste opname (de oudste) wilt weergeven, drukt u op de toets .
3 Creatieve opnamen Om mislukte opnamen te voorkomen, worden in de basismodi de meeste functies automatisch ingesteld. Deze kunnen niet worden gewijzigd. In de modus (AE-programma) kunt u diverse functies instellen en creatievere opnamen maken. In de modus stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in om een standaardbelichting te verkrijgen. Het verschil tussen de basismodi en wordt uitgelegd op pagina 310.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AEprogramma. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op het onderwerp. 2 StelKijkscherp door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Opnametips Wijzig de ISO-snelheid of gebruik de ingebouwde flitser. Als u de belichting op het omgevingslicht en het onderwerp wilt afstemmen, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (pag. 90) of de ingebouwde flitser gebruiken (pag. 104). In de modus gaat de ingebouwde flitser niet automatisch af. Bij weinig licht drukt u daarom op de flitsknop om de ingebouwde flitser omhoog te klappen. U kunt het programma aanpassen.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien instellingen voor de opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c, 1+73, 1. 1 Vastgelegde pixels (aantal pixels) Maximumaantal opnamen 86 Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. X [Beeldkwalit.] wordt weergegeven. de opnamekwaliteit.
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeldkwaliteit Vastgelegde pixels (megapixels) Bestands- MaximumMaximale grootte aantal opnamereeks (MB) opnamen Hoge kwaliteit Circa 17,9 (18 M) 6,4 1140 22 (30) 3,2 2240 2240 (2240) 74 Gemiddelde kwaliteit 84 Circa 8,0 (8 M) 3,4 2150 410 (2150) 1,7 4200 4200 (4200) 73 83 JPEG 7a 8a b Lage kwaliteit c 1+73 1 Hoge kwaliteit Circa 4,5 (4,5 M) 2,2 3350 3350 (3350) 1,1 6360 6360 (63
3 De opnamekwaliteit instellen Veelgestelde vragen Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat past waarop ik wil afdrukken. Raadpleeg het diagram links bij het Papierformaat kiezen van de opnamekwaliteit. Als u de A2 (42 x 59,4 cm) opname wilt bijsnijden, wordt het 73 aanbevolen om een hogere kwaliteit 83 A3 (42 x 29,7 cm) 1+73 (meer pixels) te selecteren, zoals 73, 74 1 83, 1+73 of 1. 84 7a b is geschikt voor het weergeven van 8a b opnamen in een digitale fotolijst.
3 De opnamekwaliteit instellen Informatie over 1 1-opnamen zijn onbewerkte opnamegegevens die nog moeten worden omgezet in 73 of andere typen afbeeldingen. Hoewel voor het weergeven van 1-opnamen op de computer software als Digital Photo Professional nodig is (meegeleverd, pag. 350), kunnen op 1opnamen erg eenvoudig bewerkingen worden toegepast die bij andere soorten opnamen niet mogelijk zijn. 1 is geschikt als u de opname zelf nauwkeurig wilt bewerken of opnamen van een belangrijk onderwerp wilt maken.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 91). 1 Druk op de knop . (9) X [ISO-snelheid] wordt weergegeven. in. 2 StelDrukdeopISO-snelheid de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid te selecteren en druk vervolgens op <0>.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn. Met ISO 12800 of 'H' (gelijk aan ISO 25600) neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af.
i: De ISO-snelheid wijzigenN Opnamemodus Instelling ISO-snelheid A / 7 / C / 3/ 4 / 5 / 6 / G Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400 2 ISO 100 F Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 12800 d/ s/ f/ a*1 Automatisch ingesteld tussen ISO 100 en 6400*2 Met flitser ISO 400*3*4*5 *1: Vast op ISO 400 voor bulb-belichting. *2: Afhankelijk van de ingestelde maximale ISO-snelheid. *3: Indien invulflitsen tot overbelichting leidt, wordt ISO 100 of een hogere ISOsnelheid ingesteld.
A Optimale opnamekenmerken voor het onderwerpN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi kunt u geen beeldstijl selecteren. 1 Druk op de knop . X [Beeldstijl] wordt weergegeven. een beeldstijl. 2 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste beeldstijl te selecteren. Druk vervolgens op <0>.
A Optimale opnamekenmerken voor het onderwerpN R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. S Neutraal Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken. Voor natuurlijke kleuren en ingetogen opnamen. U Natuurlijk Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken.
f: Het AF-gebruik wijzigenN U kunt het AF-gebruik (automatische scherpstelling) selecteren dat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt het optimale AF-gebruik automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Zet op het objectief de focusinstellingsknop op . op de knop . 2 Druk X [AF-gebruik] wordt weergegeven. het AF-gebruik.
f: Het AF-gebruik wijzigenN Als u niet kunt scherpstellen, gaat het focusbevestigingslampje in de zoeker knipperen. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie 'Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld' (pag. 100). Als de optie [z1: Pieptoon] is ingesteld op [Uitschakelen], hoort u geen pieptoon als er op het onderwerp is scherpgesteld.
S Het AF-punt selecterenN In de basismodi stelt de camera automatisch scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp. Daarom wordt er mogelijk niet altijd op het beoogde onderwerp scherpgesteld. In de modi , , en kunt u het AF-punt selecteren en dat gebruiken om scherp te stellen op het beoogde onderwerp. 1 Druk op de knop . (9) X Het geselecteerde AF-punt wordt op het LCD-scherm en in de zoeker weergegeven. het AF-punt. 2 Selecteer Druk op de toets om het AFpunt te selecteren.
S Het AF-punt selecterenN Opnametips Als u van dichtbij een portret wilt maken, gebruikt u 1-beeld AF en stelt u scherp op de ogen. Als u eerst op de ogen scherpstelt, kunt u de compositie vervolgens opnieuw bepalen terwijl het gezicht scherp blijft. Als het moeilijk is om scherp te stellen, kunt u het beste het middelste AF-punt selecteren en gebruiken. Van de negen AF-punten is het middelste het gevoeligste.
S Het AF-punt selecterenN AF-gebruik en maximaal diafragma van het objectief Bij een maximaal diafragma van f/5.6: U kunt met alle AF-punten scherpstellen op basis van kruismetingen (verticale en horizontale lijnen worden tegelijkertijd gedetecteerd). Bij bepaalde objectieven (zie hieronder) kunnen met de buitenste AF-punten alleen verticale of horizontale lijnen worden gedetecteerd (geen kruismetingen). Bij een maximaal diafragma van f/2.
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (het focusbevestigingslampje van de zoeker knippert dan).
i Continue opname U kunt maximaal circa 5 opnamen per seconde maken. Deze functie kunt u bijvoorbeeld gebruiken als een kind naar u toe rent en u de verschillende gezichtsuitdrukkingen wilt vastleggen. 1 Druk op de knop . . 2 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om continue opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. de opname. 3 Maak De camera maakt voortdurend opnamen terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Opnametips Stel ook het AF-gebruik (pag.
i Continue opname De maximale snelheid van circa 5 opnamen per seconde voor continuopnamen wordt bereikt* bij een sluitertijd van 1/500 seconde of sneller bij het maximale diafragma (afhankelijk van het objectief). De snelheid van continu-opnamen neemt mogelijk af door de sluitertijd, het diafragma, de omstandigheden van het onderwerp, de helderheid, het objectief, het gebruik van de flitser, enzovoort.
j De zelfontspanner gebruiken 1 Druk op de knop . de zelfontspanner. 2 Selecteer Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de zelfontspanner te selecteren en druk vervolgens op <0>. Q: Zelfontspanner:10 sec U kunt ook de afstandsbediening gebruiken (pag. 303). l: Zelfontspanner:2 sec (pag. 140) q: Zelfontspanner:10 sec en continu-opnamen Druk op de toets om het aantal opnamen in te stellen (2 - 10) dat u met de zelfontspanner wilt maken. de opname.
D De ingebouwde flitser gebruiken Als u binnenshuis bent of te maken hebt met weinig licht of tegenlicht, kunt u de ingebouwde flitser omhoog klappen en op de ontspanknop drukken om opnamen met de flitser te maken. In de modus wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde en 1/200 seconde om bewegingsonscherpte te voorkomen. 1 Druk op de knop . In de creatieve modi kunt u altijd op de knop drukken om opnamen met de flitser te maken.
D De ingebouwde flitser gebruiken Opnametips Verhoog de ISO-snelheid als het onderwerp ver weg is (pag. 90). Door de ISO-snelheid te verhogen, kunt u het flitsbereik vergroten. Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht. Verlaag de ISO-snelheid als de belichtingsinstelling in de zoeker knippert. Verwijder de zonnekap van het objectief en bewaar een afstand tot het onderwerp van minstens 1 meter.
4 Opnamefuncties voor gevorderden Dit hoofdstuk is een aanvulling op hoofdstuk 3. U leest in dit hoofdstuk op welke manieren u nog meer creatief kunt fotograferen. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de modi , en op het programmakeuzewiel kunt gebruiken. Alle functies die in hoofdstuk 3 zijn besproken, kunnen ook worden gebruikt met de modi , en . Zie pagina 310 voor informatie over welke functies in de diverse opnamemodi kunnen worden gebruikt.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Met de modus (automatische belichting met sluitervoorkeur) op het programmakeuzewiel kunt u de actie bevriezen of onscherp maken. * staat voor Time value (tijdwaarde). Onscherp gemaakte beweging (lange sluitertijd: 1/30 seconde) 1 Bevroren actie (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Stel het programmakeuzewiel in op . gewenste sluitertijd in. 2 StelZiede'Opnametips' voor advies over het instellen van de sluitertijd.
s: De beweging van het onderwerp vastleggen Opnametips Een snel bewegend onderwerp bevriezen Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/4000 en 1/500 seconde. Een rennend kind of dier onscherp maken om de indruk van beweging te wekken Gebruik een gemiddelde sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/250 en 1/30 seconde. Volg het bewegende onderwerp met de zoeker en druk de ontspanknop in om de opname te maken.
f: De scherptediepte wijzigen Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het programmakeuzewiel in op (automatische belichting met diafragmavoorkeur). Zo kunt u de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aanpassen. * staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Dit is de grootte van de diafragmaopening binnen het objectief. Onscherpe achtergrond (met een laag f-getal van het diafragma: f/5.
f: De scherptediepte wijzigen Opnametips Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of opnamen maakt bij weinig licht, kan er bewegingsonscherpte optreden. Bij een hoger f-getal van het diafragma is de sluitertijd langer. In omstandigheden met weinig licht kan de sluitertijd maar liefst 30 seconden bedragen. Verhoog in zo'n geval de ISO-snelheid en houd de camera stil of gebruik een statief.
f: De scherptediepte wijzigen D De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). De sluitertijd wordt automatisch ingesteld tussen 1/200 seconde en 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische flitser. De achtergrond wordt belicht met de automatisch ingestelde langere sluitertijd.
a: Handmatige belichting U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen. Terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker kijkt, kunt u de belichting naar wens instellen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor Manual (handmatig). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . de sluitertijd en het diafragma in.
a: Handmatige belichting Als u bij [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] het selectieteken voor [Uitsch. bij handm. bel.] verwijdert, kunt u deze instelling ook instellen in de modus (pag. 123). Wanneer ISO Auto is ingesteld, kunt u op de knop drukken om de ISO-snelheid te vergrendelen. Nadat u de compositie van de opname opnieuw hebt bepaald, kunt u aan de indicator voor het belichtingsniveau (pag.
q De meetmethode wijzigenN Er zijn vier meetmethoden beschikbaar om de helderheid van het onderwerp te meten. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Meetmethode]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Meetmethode] en druk vervolgens op <0>. de meetmethode in. 2 StelSelecteer de meetmethode en druk vervolgens op <0>. q Meervlaks meting Dit is een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht.
q De meetmethode wijzigenN e Centrum gew. gemiddeld De helderheid wordt in het midden van het beeld gemeten, waarna een gemiddelde voor de gehele opname wordt berekend. Deze meetmethode is voor gevorderde gebruikers. Meetbereik tijdens Live view-opnamen Met de instellingen q (meervlaks meting) en e (centrum gew. gemiddeld) is het meetbereik bijna hetzelfde als bij het maken van opnamen met de zoeker.
Belichtingscompensatie instellenN O Belichtingscompensatie instellen Stel de belichtingscompensatie in wanneer de belichting (zonder flitser) anders uitvalt dan gewenst. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van ). U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Belichtingscompensatie instellenN y Flitsbelichtingscompensatie Stel de flitsbelichtingscompensatie in wanneer de belichting van het onderwerp anders uitvalt dan gewenst. U kunt de belichtingscompensatie instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3. 1 Druk op de knop . (7) X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven (pag. 44). [y]. 2 Selecteer Druk op de toets om [y*] te selecteren. X [Flitsbelichtingscomp.] wordt onderin weergegeven.
3 Belichtingstrapje (AEB)N Met deze functie gaat belichtingscompensatie een stap verder, doordat de belichting over drie opnamen automatisch wordt gevarieerd (maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop), zoals hieronder is weergegeven. Vervolgens kunt u de beste belichting kiezen. Dit heet AEB (Auto Exposure Bracketing, belichtingstrapje). Standaardbelichting Donkerdere belichting (kortere belichting) 1 Helderdere belichting (langere belichting) Selecteer [Bel.comp/AEB].
3 Belichtingstrapje (AEB)N AEB annuleren Volg stap 1 en 2 als u de AEB-waarde niet wilt weergeven. De AEB-instelling wordt ook automatisch geannuleerd als de aanuitschakelaar op <2> wordt gezet, als de flitser weer gebruiksklaar is, enzovoort. Opnametips Gebruik van AEB bij het maken van continu-opnamen Als continue opname (pag.
A De belichting vergrendelenN Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's met dezelfde belichtingsinstelling wilt nemen, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AEvergrendeling. Belichtingsvergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
A De flitsbelichting vergrendelenN Als het onderwerp zich aan de rand van het beeld bevindt en u de flitser gebruikt, kan het onderwerp te licht of te donker worden. Dit is onder meer afhankelijk van de achtergrond. In deze situatie dient u de flitsbelichtingsvergrendeling te gebruiken. Nadat u de juiste flitsbelichting voor het onderwerp hebt ingesteld, kunt u een nieuwe compositie maken (het onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname maken.
3 De helderheid en het contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie uitgevoerd wanneer de opname is gemaakt. Voor RAW-opnamen kan dit worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 350).
3 Instellingen voor ruisreductieN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. Wijzig de instelling zodat deze aansluit op het ruisniveau. 1 Selecteer [Hoge ISOruisreductie].
3 Instellingen voor ruisreductieN Informatie over [Ruisond. bij meerd. opn.] De volgende functies kunnen niet worden ingesteld: AEB, witbalanstrapje, [z3: Ruisred. lange sluitertijd], 1+73/1. Als een van deze functies al is ingesteld, kunt u [Ruisond. bij meerd. opn.] niet instellen. Flitsopname is niet mogelijk. Het AF-hulplicht wordt ingeschakeld volgens de instelling die u op het tabblad [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] bij [4: AF-hulplicht] hebt ingesteld. U kunt [Ruisond. bij meerd. opn.
3 Instellingen voor ruisreductieN de optie in. 2 StelSelecteer de gewenste instelling en druk op <0>. X Het scherm met de instellingen wordt afgesloten en het menu wordt opnieuw weergegeven. [Automatisch] Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis veroorzaakt door lange belichting wordt gedetecteerd. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruit zien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere chromatische afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Deze lensafwijkingen kunnen beide worden gecorrigeerd. RAW-opnamen kunnen worden gecorrigeerd met Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 350).
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Chromatische correctie 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor het gebruikte objectief. Selecteer [Chromatische afw.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] wordt weergegeven, raadpleegt u 'Correctiegegevens voor het objectief' op de volgende pagina. de opname.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Correctiegegevens voor het objectief De camera beschikt al over gegevens voor correctie helderheid randen en chromatische correctie voor ongeveer 25 objectieven. Als u [Inschakelen] selecteert, worden de correctie helderheid randen en de chromatische correctie automatisch toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgenomen.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN U kunt de beeldstijl naar wens aanpassen door afzonderlijke parameters te wijzigen, bijvoorbeeld [Scherpte] en [Contrast]. Maak proefopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 132 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Druk op de knop . een beeldstijl. 2 Selecteer Selecteer een beeldstijl en druk vervolgens op . X Het scherm met detailinstellingen wordt weergegeven. een parameter.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN Parameterinstellingen en -effecten Scherpte Hiermee kunt u de scherpte van de opname aanpassen. Als u de opname minder scherp wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met E. Hoe dichter de markering zich bij E bevindt, hoe zachter de opname. Als u de opname scherper wilt maken, stelt u de scherpte in naar de kant met F. Hoe dichter de markering zich bij F bevindt, hoe scherper de opname.
A Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeurenN V Monochroom aanpassen Voor Monochroom kunt u naast [Scherpte] en [Contrast] (zoals op de vorige pagina is beschreven) ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt meerdere beeldstijlen maken met andere parameterinstellingen, zoals scherpte en contrast. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (meegeleverde software, pag. 350) op de camera is vastgelegd. 1 Druk op de knop . [Gebruiker*].
A Favoriete opnamekenmerken vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Selecteer een parameter, bijvoorbeeld [Scherpte], en druk vervolgens op <0>. de parameter in. 6 StelDruk op de toets om de parameter naar wens aan te passen en druk vervolgens op <0>. Zie 'Opnamekenmerken aanpassen aan uw voorkeuren' op pagina 130 - 132 voor meer informatie. Druk op de knop om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.
B: Aanpassen aan de lichtbronN De functie waarmee de kleurtoon zodanig kan worden aangepast dat een wit object in de opname ook daadwerkelijk wit lijkt, wordt witbalans (WB) genoemd. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. op de knop .
B: Aanpassen aan de lichtbronN [Handmatige 2 Selecteer witbalans]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Handmatige witbalans] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor handmatige selectie van de witbalans wordt weergegeven. de witbalansgegevens. 3 Importeer Selecteer de opname die u bij stap 1 hebt gemaakt en druk op <0>. X In het dialoogvenster dat wordt weergegeven selecteert u [OK]. De gegevens worden geïmporteerd.
u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik van kleurtemperatuurconversie- of kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.].
u De kleurtoon voor de lichtbron aanpassenN Witbalanstrapje Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurbalans op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber of magenta/groen. Dit wordt een witbalanstrapje (WB-BKT) genoemd. Witbalanstrapjes zijn mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansvariatie in.
3 Het bereik van reproduceerbare kleuren instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt sRGB automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 StelSelecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
Spiegel opklappen om bewegingsonscherpte te verminderenN De camerabeweging die door de reflexspiegelactie wordt veroorzaakt, kan foto's die zijn genomen met een superteleobjectief of een macroobjectief (close-up) onscherp maken. In dit geval kan het nuttig zijn de spiegel op te klappen. U kunt het opklappen van de spiegel inschakelen door de optie [5: Spiegel opklappen] in te stellen op [1: Activeren] in het menu [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] (pag. 296).
Spiegel opklappen om bewegingsonscherpte te verminderenN Bij zeer fel licht, bijvoorbeeld op het strand of tijdens het skiën op een zonnige dag, kunt u de opname het beste direct na het opklappen van de spiegel maken. Richt de camera niet direct op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de camera beschadigen.
5 Opnamen maken met het LCDscherm (Live view-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live view-opnamen'. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Op afstand Live view-opnamen maken Als u EOS Utility (meegeleverde software, pag.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCDscherm weergegeven. In de modus wordt het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, linksboven weergegeven (pag. 147). Continue AF (pag. 150) is standaard ingesteld. In het Live view-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk te maken opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live view-opname inschakelen Stel [A: Live view-opname.] in op [Inschakelen]. Levensduur batterij bij Live view-opnamen Temperatuur Opnameomstandigheden Geen flits 50% flits Bij 23 °C Circa 200 opnamen Circa 180 opnamen Bij 0 °C Circa 170 opnamen Circa 150 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E8-batterij en op de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Scènepictogrammen Tijdens het maken van Live view-opnamen in de modus wordt een pictogram weergegeven dat de scène vertegenwoordigt die is gedetecteerd door de camera. Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
A Opnamen maken met het LCD-scherm *5: Wordt weergegeven met een van de onderstaande objectieven: • EF 24mm f/2.8 IS USM • EF 28mm f/2.8 IS USM • EF 300mm f/2.8L IS II USM • EF 400mm f/2.8L IS II USM • EF 500mm f/4L IS II USM • EF 600mm f/4L IS II USM • EF-S 18-55mm f/3.5-5.6 IS II • EF-S 18-135mm f/3.5-5.6 IS STM • EF-S 55-250mm f/4-5.6 IS II • IS-objectieven die in 2012 of later op de markt worden gebracht.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor Live view-opnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm in een creatieve modus wordt weergegeven, kunt u een van de volgende functies instellen: AF-methode, transportmodus, opnamekwaliteit, functies voor de ingebouwde flits, witbalans, beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en meetmethode.
A Menufunctie-instellingen De onderstaande menuopties worden weergegeven. De instelbare functies in dit menuscherm worden alleen toegepast tijdens Live view-opnamen. Deze functies worden niet toegepast bij het maken van opnamen via de zoeker. Live view-opname. U kunt Live view-opname. instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen]. AF-methode U kunt [u+volgen] (pag. 153), [FlexiZone - Multi] (pag. 155), [FlexiZone - Single] (pag. 156) of [Quick-modus] (pag. 160) selecteren.
A Menufunctie-instellingen Aspect ratioN De beeldverhouding (aspect ratio) van de opname kan worden ingesteld op [3:2], [4:3], [16:9] of [1:1]. Het gebied rond het Live view-beeld wordt omgeven door een zwart masker wanneer de volgende beeldverhoudingen zijn ingesteld: [4:3] [16:9] [1:1]. De JPEG-opnamen worden samen met de ingestelde beeldverhouding opgeslagen. De RAW-opnamen worden altijd met beeldverhouding [3:2] opgeslagen.
A Menufunctie-instellingen MeettimerN U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de belichtingsvergrendeling). In de basismodi heeft de meettimer een vaste instelling van 16 sec. De Live view-opname stopt bij een van de volgende handelingen. Als u de Live view-opname wilt hervatten, drukt u nogmaals op de knop . • Wanneer u [z3: Stofwisdata], [53: Sensorreiniging], [54: Wis instellingen] of [54: z firmwarever.] selecteert.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. De volgende AF-methoden zijn beschikbaar: [u(gezicht)+volgen], [FlexiZone Multi] (pag. 155), [FlexiZone - Single] (pag. 156) en [Quick-modus] (pag. 160). AF-methoden, met uitzondering van de [Quick-modus], gebruiken de beeldsensor om automatisch scherp te stellen terwijl het Live view-beeld wordt weergegeven. Selecteer de AF-methode.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen Als er geen gezichten worden gedetecteerd of als u op het LCDscherm tikt maar geen gezicht of onderwerp selecteert, schakelt de camera over naar [FlexiZone - Multi] met automatische selectie (pag. 155). op het onderwerp. 3 StelDrukscherp de ontspanknop half in om scherp te stellen. X Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. X Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen Als [Continue AF] (pag. 150) of [Servo AF voor film] (pag. 191) is ingesteld op [Inschakelen] Als [u+volgen] of [FlexiZone - Multi] met automatische selectie is ingesteld en het onderwerp niet wordt gedetecteerd, wordt het AF-punt kort weergegeven in het midden van het beeld. Als u de ontspanknop half indrukt , stelt de camera scherp met de methode FlexiZone - Multi met automatische selectie.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. X Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. X Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-kader oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 144).
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen het AF-punt. 2 Verplaats Druk op de toets om het AFpunt te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen. (Het AFpunt kan niet naar de randen van het beeld worden verplaatst.) Druk op <0> of de knop om het AFpunt weer naar het midden te verplaatsen. U kunt ook op het LCD-scherm tikken om het AF-punt te verplaatsen. scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen Opmerkingen over [u+volgen], [FlexiZone - Multi] en [FlexiZone - Single] AF-gebruik Scherpstellen duurt langer dan met de [Quick-modus]. Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens en na de automatische scherpstelling kan de helderheid van de opname veranderen.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer lichte tinten of schaduwpartijen niet zichtbaar zijn. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort). Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen Quick-modus: f De speciale AF-sensor wordt gebruikt om bij 1-beeld AF (pag. 95) op dezelfde manier scherp te stellen als bij het maken van opnamen door de zoeker. U kunt negen AF-punten gebruiken om scherp te stellen (automatisch geselecteerd). U kunt ook één AF-punt selecteren om scherp te stellen en alleen het gebied scherp te stellen dat wordt gedekt door dat AF-punt (handmatig geselecteerd).
De AF-methode (automatische scherpstelling) wijzigen scherp op het onderwerp. 3 StelRicht het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. X Het Live view-beeld wordt uitgeschakeld, de reflexspiegel wordt neergeklapt en er wordt automatisch scherpgesteld. (Er is geen opname gemaakt.) X Wanneer het scherpstellen is gelukt, wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld groen en wordt het Live view-beeld opnieuw weergegeven.
x Opnamen maken met de Touch Shutter Door eenvoudigweg op het LCD-scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Dit werkt in alle opnamemodi. 1 Geef het Live view-beeld weer. Druk op de knop . X Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. de Touch Shutter in. 2 Schakel Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x].
x Opnamen maken met de Touch Shutter Zelfs als (continue opname) is ingesteld, wordt er slechts één opname gemaakt. De Touch Shutter werkt niet wanneer de weergave is vergroot. Wanneer bij [54: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] de optie [6: Sluiter/ AE-vergrendelknop] is ingesteld op [1: AE-vergrendel./AF] of [3: AE/ AF, geen AE], wordt er niet automatisch scherpgesteld. U kunt bovendien de Touch Shutter inschakelen door [Touch Shutter: Inschakelen] in te stellen op het tabblad [A].
MF: Handmatig scherpstellen U kunt de opname vergroten en nauwkeurig scherpstellen met handmatig scherpstellen. 1 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . Draai aan de focusring van het objectief om ruw scherp te stellen. weer. 2 GeefDrukhetopvergrotingskader de knop . X Het vergrotingskader wordt weergegeven. U kunt ook op [ ] tikken op het scherm om het beeld te vergroten. het vergrotingskader.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Als u langere tijd doorlopend Live View-opnamen maakt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de opnamekwaliteit mogelijk afneemt. Stop de Live view-opname wanneer u geen opnamen maakt.
Aandachtspunten bij het maken van Live view-opnamen Opnameresultaten Als u de foto in de vergrote weergave maakt, is het mogelijk dat de belichting niet naar wens is. Keer naar de normale weergave terug voordat u een foto maakt. In de vergrote weergave worden de sluitertijd en het diafragma oranje weergegeven. Zelfs als u de foto in de vergrote weergave maakt, wordt de opname in de normale weergave gemaakt. Als [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] (pag.
6 Filmopnamen U kunt filmopnamen maken door de aan-uitschakelaar op te zetten. De opname-indeling voor films is MOV. Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Voor filmopnamen moet u een SD-geheugenkaart met een hoge capaciteit en van snelheidsklasse 6 ' ' of hoger gebruiken. Als u voor het opnemen van films een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, kan het zijn dat de film niet goed wordt opgeslagen.
k Filmopnamen U wordt aangeraden de camera op een televisie aan te sluiten als u opgenomen films wilt afspelen (pag. 258 en 261). Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus niet is ingesteld op , schakelt de camera over naar automatische belichting die past bij de lichtomstandigheden van de situatie. 1 Zet de aan-uitschakelaar op . X De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCDscherm. de opnamemodus in.
k Filmopnamen Aandachtspunten voor filmopnamen vindt u op pagina 195 en 196. Lees indien nodig ook de aandachtspunten voor Live viewopnamen op pagina 165 en 166. In de basismodi zijn de opnameresultaten dezelfde als in de modus . Het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, wordt linksboven weergegeven (pag. 172). Instelbare menufuncties verschillen tussen basismodi en creatieve modi (pag. 318). In de opnamemodi en zijn de instellingen dezelfde als in de modus .
k Filmopnamen Scènepictogrammen Wanneer u een filmopname maakt in een basismodus, wordt een pictogram weergegeven dat de scène vertegenwoordigt die is gedetecteerd door de camera. Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
k Filmopnamen Opnamen maken met handmatige belichting In de modus kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISOsnelheid voor filmopname naar wens instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor filmopnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Zet de aan-uitschakelaar op . X De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCDscherm. het programmakeuzewiel in 2 Stel op . <6> + <6> de sluitertijd en het 3 Stel diafragma in.
k Filmopnamen en start de filmopname. 5 StelDescherp procedure is dezelfde als stap 3 en 4 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 170). ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Als u [AUTO] selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en 6400. U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen tussen ISO 100 en ISO 6400 (in volledige stappen). Als in [54: Persoonlijke voorkeuze(C.
k Filmopnamen Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Filmopnamen Opmerkingen over filmopnamen Richt het objectief tijdens het filmen niet rechtstreeks op de zon. De warmte van de zon kan de interne onderdelen van de camera beschadigen. Als is ingesteld en de ISO-snelheid of het diafragma tijdens de filmopname verandert, kan het zijn dat de witbalans ook verandert. Als u een film opneemt bij TL- of ledverlichting, kan de film flikkeren. Het wordt afgeraden om tijdens filmopname in- of uit te zoomen.
k Filmopnamen Simulatie van de definitieve opname De simulatie van de definitieve opname is een functie waarmee u de effecten op de opname kunt bekijken van bijvoorbeeld de beeldstijl of de witbalans. Tijdens het maken van filmopnamen worden de effecten van de hieronder vermelde instellingen automatisch in het filmbeeld weergegeven. Simulatie van definitieve filmopnamen Beeldstijl * Alle instellingen zoals scherpte, contrast, kleurverzadiging en kleurtoon worden weergegeven.
k Filmopnamen Foto's maken Tijdens het maken van filmopnamen kunt u nog altijd foto's maken door de ontspanknop volledig in te drukken. Foto's maken tijdens filmopnamen Als u tijdens filmopnamen een foto maakt, staat de filmopname gedurende circa 1 seconde stil. De gemaakte foto wordt op de kaart opgeslagen en de filmopname wordt automatisch hervat wanneer de Live view-opname wordt weergegeven. De film en foto worden op de kaart opgeslagen als afzonderlijke bestanden.
k Filmopnamen Als u de ontspanknop half indrukt om automatisch scherp te stellen tijdens filmopnamen, kan het volgende zich voordoen. • De scherpstelling kan er even flink naast zitten. • De helderheid van de filmopname wijkt af van de helderheid van de daadwerkelijke scène. • De filmopname ziet er kortstondig uit als een foto. • Tijdens het filmen wordt het geluid van het objectief opgenomen. Het geluid van het objectief wordt opgenomen.
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor filmopnamen. Q Snel instellen Wanneer u op de knop drukt terwijl de opname wordt weergegeven op het LCD-scherm, kunt u een van de volgende functies instellen: AF-methode, transportmodus, opnamekwaliteit (foto's), filmopnameformaat, videofoto's, witbalans, beeldstijl en Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). In de basismodi kunnen alleen de vetgedrukte functies worden ingesteld.
3 Het filmopnameformaat instellen Met de menuoptie [Z2: Movieopn.formaat] kunt u het opnameformaat van de film [****x****] en de framesnelheid [9] (aantal opgenomen frames per seconde) selecteren. De 9 (framesnelheid) schakelt automatisch over, afhankelijk van de instelling van [52: Videosysteem]. Beeldformaat A [1920x1080] : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. B [1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De beeldverhouding is 16:9.
3 Het filmopnameformaat instellen Totale opnameduur voor film en bestandsgrootte per minuut Filmopnameformaat Totale opnameduur (bij benadering) Kaart van 4 GB Kaart van 8 GB Kaart van 16 GB Bestandsgrootte (bij benadering) 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 11 min. 22 min. 44 min. 330 MB/min. 6 [1920x1080] 5 4 [1280x720] [640x480] 8 7 6 5 46 min. 1 uur 32 min. 3 uur 4 min. 82,5 MB/min.
3 Videofoto's maken Met de functie voor videofoto's kunt u gemakkelijk een kort filmpje maken. Een videofoto is een korte filmclip van circa 2, 4 of 8 seconden. Een verzameling videofoto's wordt een videofotoalbum genoemd en kan op de kaart worden opgeslagen als een afzonderlijk filmbestand. Door in elke videofoto de scène of hoek te veranderen, kunt u dynamische korte filmpjes maken. Een videofotoalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 188 en 251).
3 Videofoto's maken [Albuminstellingen]. 3 Selecteer Selecteer [Albuminstellingen] en druk vervolgens op <0>. Als u verder wilt gaan met opnamen voor een bestaand album, gaat u naar 'Toevoegen aan een bestaand album' (pag. 187). [Nieuw album maken]. 4 Selecteer Selecteer [Nieuw album maken] en druk vervolgens op <0>. de duur van de 5 Selecteer videofoto (Snapshotlengte). Druk op <0> en gebruik om de duur van de videofoto te selecteren. Druk vervolgens op <0>. [OK].
3 Videofoto's maken Een videofotoalbum maken de eerste videofoto. 7 Maak Druk op de knop . X De blauwe balk die de opnameduur aangeeft, loopt langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. X Zodra het LCD-scherm is uitgeschakeld en de lees-/schrijfindicator niet meer knippert, wordt het bevestigingsscherm weergegeven (pag. 186). de opname op als videofotoalbum. 8 SlaDruk de toets in om [JSla op als album] te selecteren en druk dan op <0>.
3 Videofoto's maken Opties in stap 8 en 9 Functie JSla op als album (stap 8) JVoeg toe aan album (stap 9) Beschrijving De filmclip wordt opgeslagen als de eerste videofoto van het videofotoalbum. De zojuist opgenomen videofoto wordt toegevoegd aan het album dat net daarvoor is opgenomen. Er wordt een nieuw videofotoalbum gemaakt en de filmclip W Sla op als nieuw album wordt opgeslagen als de eerste videofoto. Het nieuwe album (stap 9) is een afzonderlijk bestand van het eerder opgenomen album.
3 Videofoto's maken Toevoegen aan een bestaand album 1 Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 4 op pagina 184 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. een bestaand album. 2 Selecteer Druk op de toets om een album te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] in het dialoogvenster en druk op <0>. X Bepaalde videofoto-instellingen worden aangepast aan de instellingen van het bestaande album.
3 Videofoto's maken Waarschuwingen voor het maken van videofoto's U kunt aan een album alleen videofoto's met dezelfde lengte (circa 2, 4 of 8 seconden) toevoegen. Als u tijdens het maken van videofoto's een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videofoto's. • Het [Movie-opn.formaat] (pag. 181) wijzingen. • De instelling [Geluidsopname] wijzigen van [Automatisch] of [Handmatig] in [Uitschakelen] of van [Uitschakelen] in [Automatisch] of [Handmatig] (pag.
3 Videofoto's maken Achtergrondmuziek Muziek die op de geheugenkaart wordt opgenomen, mag uitsluitend worden gebruikt voor privégebruik. Pleeg geen inbreuk op het auteursrecht. U kunt achtergrondmuziek laten horen tijdens het afspelen van albums, normale films en diavoorstellingen op de camera (pag. 251, 254). Als u achtergrondmuziek wilt laten horen, moet u die eerst met behulp van EOS Utility (meegeleverde software) kopiëren naar de kaart.
3 Videofoto's maken het bewerkte album op. 3 SlaDruk op de knop om terug te keren naar het bewerkingspaneel onder aan het scherm. Druk op de toets om [W] (Opslaan) te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe film op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele filmbestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.
3 Menufunctie-instellingen voor film Wanneer u de aan-uitschakelaar instelt op , geven de tabbladen [Z1] en [Z2] functies weer die speciaal bedoeld zijn voor filmopnamen. Hieronder volgen de menuopties. [Z1]-menu [Z2]-menu AF-methode De AF-methoden werken hetzelfde als beschreven op pagina 153 159. U kunt [u+volgen], [FlexiZone - Multi] of [FlexiZone - Single] selecteren. Servo AF voor film De standaardinstelling is [Inschakelen].
3 Menufunctie-instellingen voor film • Als u wilt scherpstellen op een bepaald punt of wilt voorkomen dat er vóór of tijdens filmopnamen geluid van het objectief wordt opgenomen, kunt u Servo AF voor film tijdelijk stopzetten door een van de volgende handelingen uit te voeren. Wanneer u Servo AF voor film stopt, wordt het AF-punt grijs weergegeven. Wanneer u dezelfde handeling nogmaals uitvoert, wordt Servo AF voor film hervat. • Druk op de knop . • Tik op het pictogram [ ] linksonder op het scherm.
3 Menufunctie-instellingen voor film Rasterweergave Met [Raster 1l] of [Raster 2m] kunt u rasterlijnen weergeven om u te helpen de camera in verticale of horizontale stand recht te houden. MeettimerN U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de belichtingsvergrendeling). Movie-opn.formaat U kunt het filmopnameformaat instellen (beeldformaat en framesnelheid). Raadpleeg pagina 181 en 182 voor meer informatie.
3 Menufunctie-instellingen voor film [Windfilter] Wanneer deze functie is ingesteld op [Inschakelen], wordt het geluid dat wordt veroorzaakt door wind verminderd wanneer het buiten waait. Deze functie wordt alleen geactiveerd bij gebruik van de ingebouwde microfoon. Als deze functie is ingesteld op [Inschakelen], worden ook de lage bastonen verminderd. Stel deze functie dus in op [Uitschakelen] als er geen sprake is van wind.
Aandachtspunten voor filmopnamen Witte en rode waarschuwingspictogrammen voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van filmopnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een wit pictogram . Wanneer u filmt terwijl dit pictogram wordt weergegeven, wordt de beeldkwaliteit van de film nauwelijks beïnvloed. Maar als u overschakelt op fotograferen, zal de beeldkwaliteit van de foto's afnemen.
Aandachtspunten voor filmopnamen Opname Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens filmopnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de filmopname automatisch Indicator gestopt.
Aandachtspunten wanneer [Servo AF voor films] is ingesteld op [Inschakelen] Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of er vandaan beweegt. Een onderwerp dat zich op korte afstand voor de camera beweegt. Raadpleeg tevens 'Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld' op pagina 159. • Omdat Servo AF voor film meer batterijvermogen verbruikt, neemt het aantal mogelijke opnamen en de hoeveelheid mogelijke filmopnametijd af.
7 Handige functies De pieptoon uitzetten (pag. 200) Kaartwaarschuwing (pag. 200) De kijktijd instellen (pag. 200) De tijd voor automatisch uitschakelen instellen (pag. 201) De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (pag. 201) Een map maken en selecteren (pag. 202) Methoden voor bestandsnummering (pag. 204) Copyrightinformatie instellen (pag. 206) Verticale opnamen automatisch roteren (pag. 208) Camera-instellingen controleren (pag. 209) De standaardinstellingen van de camera herstellen (pag.
Handige functies 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon klinkt zodra er is scherpgesteld of bij het gebruik van de zelfontspanner en bij bediening via het aanraakscherm. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. Om de pieptoon alleen bij bediening via het aanraakscherm uit te zetten, selecteert u [Aanr. op ].
Handige functies 3 De tijd voor automatisch uitschakelen instellen Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze gedurende een bepaalde ingestelde tijd niet is gebruikt. U kunt deze tijdsduur zelf aan de hand van een aantal opties instellen. Na een automatische uitschakeling kunt u de camera weer inschakelen door de ontspanknop half in te drukken of door op een van de volgende knoppen te drukken: , , , , enz.
Handige functies 3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>. [Maak map]. 2 Selecteer Selecteer [Maak map] en druk vervolgens op <0>. een nieuwe map. 3 Maak Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>.
Handige functies Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in map Open het scherm Selecteer map, selecteer een map en druk op <0>. X De map waarin de opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'. Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummer 0001 - 9999).
Handige functies 3 Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens worden de bestanden in een map opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer wordt op de computer in de volgende notatie weergegeven: IMG_0001.JPG. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Handige functies [Auto. reset]: De bestandsnummering begint elke keer opnieuw bij 0001 nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Handige functies 3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt instellen. 2 Selecteer Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. X Het tekstinvoerscherm wordt geopend.
Handige functies Tekstinvoerprocedure Het invoergebied wijzigen: Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen. De cursor verplaatsen: Druk op de toets om de cursor te verplaatsen. Tekst invoeren: Druk terwijl de cursor in het onderste invoergebied staat op de toets of draai aan het instelwiel <6> om een teken te selecteren. Druk vervolgens op <0> om het in te voeren. De invoermodus wijzigen:* Selecteer [ ] rechtsonder in het onderste invoergebied.
Handige functies 3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch gedraaid, zodat ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm van de camera of op de pc worden weergegeven. U kunt de instelling voor deze functie wijzigen. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>.
Handige functies B Camera-instellingen controleren Als de opname-instellingen (pag. 50) worden weergegeven, kunt u op de knop drukken om de belangrijkste functie-instellingen van de camera weer te geven. Instellingenscherm Resterende capaciteit van kaart Kleurruimte (pag. 139) Witbalanscorrectie (pag. 137)/ Witbalanstrapje (pag. 138) Aanraakbediening (pag. 55) Rode-ogencorrectie (pag. 105) Automatische beeldrotatie (pag. 208) LCD auto uit (pag. 213) Datum/tijd (pag. 36) Zomertijd (pag.
Handige functies 3 De standaardinstellingen van de camera herstellenN De opname-instellingen en menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. Deze optie is beschikbaar in de creatieve modi. 1 Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Wis instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Wis alle camera2 Selecteer instellingen]. Selecteer [Wis alle camerainstellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK].
Handige functies Opname-instellingen AF-gebruik AF-puntselectie Transportmodus Meetmethode ISO-snelheid ISO auto 1-beeld AF Automatische selectie u (Enkelbeeld) q (Meervlaks meting) AUTO (automatisch) Max.: 6400 Bel.comp./AE Geannuleerd Funct.inst. int. flitser Flitsbelichtingscompensatie Norm. flits. 0 (Nul) Persoonlijke voorkeuzen Ongewijzigd Func.inst.
Handige functies Live view-opnamen Live view-opname. AF-methode Continue AF Touch Shutter Rasterweergave Aspect ratio Meettimer 212 Inschakelen u+volgen Activeren Deactiveren Uit 3:2 16 sec. Filmopnamen AF-methode Servo AF voor film AF met ontspanknop tijdens k Rasterweergave Meettimer Movie-opn.formaat Geluidsopname Videofoto u+volgen Activeren ONE SHOT Uit 16 sec.
Handige functies 3 Voorkomen dat het LCD-scherm automatisch wordt uitgeschakeld U kunt voorkomen dat de schermuitschakelingssensor de weergave met opname-instellingen op het LCD-scherm uitschakelt wanneer u met uw oog in de buurt van de zoeker komt. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD auto uit] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Deactiveren] en druk vervolgens op <0>.
3 De flitser instellenN De instellingen voor de ingebouwde flitser en de externe Speedlite kunnen via het menu van de camera worden ingesteld. U kunt de functie-instellingen van de externe Speedlite alleen via het menu van de camera instellen als een Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met deze functie, is bevestigd. De instellingsprocedure is hetzelfde als voor het instellen van een menufunctie van de camera. Selecteer [Flitsbesturing].
3 De flitser instellenN [Flitssynch.snelheid AV-modus] U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus Aperture priority AE (f). : Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt. : 1/200-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 De flitser instellenN [Func.inst. int. flitser] en [Func.inst. externe flitser] U kunt de functies in de onderstaande tabel instellen. De functies die bij [Func.inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. Selecteer [Func.inst. int. flitser] of [Func.inst. externe flitser]. X De functies van de flitser worden weergegeven. Met [Func.inst. int. flitser] kunnen de gemarkeerde functies worden geselecteerd en ingesteld.
3 De flitser instellenN Sluiter sync. Stel deze optie normaliter in op [1e-gordijn] zodat er direct na de belichting wordt geflitst. Als [2e gordijn] wordt ingesteld, wordt er vlak voordat de sluiter dichtgaat geflitst. Wanneer dit wordt gecombineerd met een lange sluitertijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds.
3 De flitser instellenN De persoonlijke voorkeuze voor de externe Speedlite instellen De persoonlijke voorkeuze-instellingen die bij [C.Fn-inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. 1 Geef de persoonlijke voorkeuze weer. Wanneer de camera klaar is om opnamen met een externe Speedlite te maken, selecteert u [C.Fn-inst. externe flitser]. Druk vervolgens op <0>. de persoonlijke voorkeuze in. 2 StelDruk op de toets om het functienummer te selecteren.
f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, verwijdert de zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter op ieder gewenst moment activeren of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Sensorreiniging] en druk vervolgens op <0>. [Reinig nuf].
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (meegeleverde software, pag. 350) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit object, zoals een vel papier.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 2030 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. X De foto wordt in de diafragmavoorkeuzemodus gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. X Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal het objectief van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Sensorreiniging] en druk vervolgens op <0>.
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • Het klepje van het batterijcompartiment openen. • Het klepje van de kaartsleuf openen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. Gebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje.
8 Draadloze flitsfotografie U kunt de ingebouwde flitser gebruiken voor draadloos flitsen. De ingebouwde flitser op de camera kan functioneren als een mastereenheid met Canon Speedlites die een draadloze slavefunctie bevatten en de Speedlite(s) zo draadloos kan laten flitsen. De automatische uitschakelfunctie van de slave annuleren Als u de automatische uitschakelfunctie van de slave wilt annuleren, drukt u op de knop op de camera.
Draadloze flitser gebruikenN Instellen en plaatsen van slave Raadpleeg de instructiehandleiding van uw Speedlite (slave) en stel de slave als volgt in. Alle andere dan de onderstaande instellingen voor de besturing van de slave worden ingesteld met de camera. Overige typen Canon Speedlite-slaves kunnen worden gebruikt en samen worden bediend. (1) Stel de Speedlite in als slave. (2) Stel het transmissiekanaal van de Speedlite in op hetzelfde kanaal als dat op de camera.
Automatische draadloze flitsopnamen De basisprincipes van het volautomatisch fotograferen met een draadloze flitser worden hieronder uitgelegd. Volautomatisch opnamen maken met één externe Speedlite Stap 1 t/m 4 en stap 6 zijn van toepassing op alle opnamen met draadloze flitser. Deze stappen worden daarom overgeslagen in de overige draadloze flitsinstellingen die op de pagina's hierna worden beschreven. 1 Druk op de knop om de ingebouwde flitser omhoog te klappen.
Automatische draadloze flitsopnamen [Func.inst. int. flitser]. 4 Selecteer Selecteer [Func.inst. int. flitser] en druk vervolgens op <0>. [EasyWireless]. 5 Selecteer Selecteer bij [Interne flitser] de optie [EasyWireless] en druk vervolgens op <0>. in. 6 StelStel[Kanaal] het transmissiekanaal (1-4) in op hetzelfde als dat van de slave. de opname. 7 Maak Stel de camera in en maak de opname zoals u zou doen bij normale opnamen. draadloos flitsen. 8 Beëindig Voor [Interne flitser] selecteert u [Norm.
Automatische draadloze flitsopnamen Volautomatisch opnamen maken met meerdere externe Speedlites U kunt meerdere slaves laten flitsen alsof het een enkele Speedlite is. Dit is handig wanneer u een grote flitsoutput nodig hebt. Basisinstellingen: Flitsmodus : E-TTL II E-TTL II meting : Evaluatief Interne flitser : EasyWireless Kanaal : (hetzelfde als slaves) Alle slaves hebben bij het flitsen dezelfde output om zo een standaardbelichting te verkrijgen.
Aangepaste draadloze flitsopnamen Volautomatisch opnamen maken met één externe Speedlite en ingebouwde flitser Dit gedeelte beschrijft volautomatisch fotograferen met een draadloze flitser met één externe Speedlite en de ingebouwde flitser. U kunt de flitsverhouding tussen de externe Speedlite en de ingebouwde flitser wijzigen om de manier waarop schaduwen op het onderwerp vallen aan te passen.
Aangepaste draadloze flitsopnamen Volautomatisch opnamen maken met meerdere externe Speedlites Het is mogelijk om meerdere Speedlite-slaves als één flitseenheid te behandelen of te verdelen over slavegroepen waarvoor een flitsverhouding kan worden ingesteld. De basisinstellingen worden hieronder weergegeven. Door de instelling voor [Flitsgroep] te veranderen, kunt u opnamen maken met verschillende draadloze flitsinstellingen en meerdere Speedlites.
Aangepaste draadloze flitsopnamen [1 (A:B)] Meerdere slaves in meerdere groepen Verdeel de slaves in groep A en groep B en wijzig de flitsverhouding om het gewenste belichtingseffect te verkrijgen. Raadpleeg de instructiehandleiding van uw Speedlite voor het instellen van één slave-id op A (groep A) en de andere A B slave-id van een slave op B (groep B) en plaats ze zoals in de afbeelding wordt weergegeven. 1 Selecteer [Draadloze func.]. Volg stap 2 op pagina 230 om [0] te selecteren en druk dan op <0>.
Aangepaste draadloze flitsopnamen Volautomatisch fotograferen met de ingebouwde flitser en meerdere externe Speedlites De ingebouwde flitser kan ook worden toegevoegd aan het draadloze flitssysteem zoals beschreven op pagina 231 - 232. De basisinstellingen worden hieronder weergegeven. Door de instelling voor [Flitsgroep] te veranderen, kunt u fotograferen met verschillende draadloze flitsinstellingen van meerdere Speedlites, aangevuld door de ingebouwde flitser.
Overige instellingen Flitsbelichtingscompensatie Als [Flitsmodus] is ingesteld op [E-TTL II], kan de flitsbelichtingscompensatie worden ingesteld. Welke instellingen voor de flitsbelichtingscompensatie (zie hieronder) kunnen worden ingesteld, is afhankelijk van de instellingen voor [Draadloze func.] en [Flitsgroep]. [Flitsbel. comp.] De flitsbelichtingscompensatie wordt toegepast op de ingebouwde flitser en alle externe Speedlites. [2bel.comp.
Overige instellingen De flitsoutput handmatig instellen voor draadloos flitsen Als [Flitsmodus] is ingesteld op [Manual flash], kan de flitsbelichtingscompensatie worden ingesteld. Welke flitsoutputinstellingen ([1 flitsoutput], [Fl.verm. gr. A] enzovoort) kunnen worden ingesteld, is afhankelijk van de instelling voor [Draadloze func.] (zie hieronder). [Draadloze func.0] [Flitsgroep: Alle1]: De flitsoutput van de handmatige flits wordt op alle externe Speedlites toegepast.
9 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden de functies voor het bekijken van foto's en video's uitgelegd, waarbij dit onderwerp uitgebreider aan bod komt dan in hoofdstuk 2 'Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen'. Hier vindt u informatie over hoe u foto's en films op de camera kunt weergeven en wissen en op de tv kunt bekijken.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4 of 9 opnamen op 1 scherm worden weergegeven. 1 Geef de opname weer. Als u op de knop drukt, wordt de laatstgemaakte opname weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Druk op de knop . X Er verschijnt een index van 4 opnamen. De momenteel geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een blauwe rand.
x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) Bij de weergave van afzonderlijke opnamen kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Spring met 6] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Druk op de toets om de gewenste sprongmethode te selecteren en druk vervolgens op <0>.
u/y Vergrote weergave Opnamen kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. Druk tijdens opnameweergave op de knop . X De opname wordt vergroot. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de opname verder vergroot tot de maximale vergroting is bereikt. Druk op de knop om de vergroting te verkleinen. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de vergroting verder verkleind totdat het normale formaat van de opname is bereikt.
d Opnamen weergeven met het aanraakscherm Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Druk op de knop om de opnamen weer te geven. Door opnamen bladeren Veeg met één vinger. Gebruik bij de weergave van afzonderlijke opnamen één vinger om de opname naar links of naar rechts te verplaatsen om een andere opname te zien. Veeg naar links om de volgende (nieuwere) opname te zien of naar rechts om de vorige (oudere) opname te zien.
d Opnamen weergeven met het aanraakscherm Opname verkleinen (indexweergave) Druk twee vingers tegen elkaar aan. Raak het scherm aan met twee uitgespreide vingers en breng uw vingers vervolgens samen op het scherm. Elke keer dat u uw vingers samenbrengt, verandert het scherm van de weergave van 1 opname naar een indexweergave met 4 opnamen en een indexweergave met 9 opnamen. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een blauwe rand.
b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beeld roteren] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Druk op de toets om de opname te selecteren die u wilt draaien. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 238). de opname. 3 Draai Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt naar rechts gedraaid: 90° → 270° → 0°.
3 Classificaties instellen U kunt opnamen en films classificeren met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Classificatie] en druk vervolgens op <0>. een opname of een film. 2 Selecteer Druk op de toets om een opname of film te selecteren voor classificatie. U kunt drie opnamen weergeven door op de knop te drukken.
3 Classificaties instellen Het totale aantal opnamen met een bepaalde classificatie dat kan worden weergegeven, is 999. Indien er meer dan 999 opnamen zijn met een bepaalde classificatie, wordt er [###] weergegeven voor die classificatie. Het voordeel van classificaties Met [x2: Spring met 6] kunt u alleen opnamen en films met een bepaalde classificatie weergeven. Met [x2: Diavoorstelling] kunt u alleen opnamen en films met een bepaalde classificatie afspelen.
Q Snel instellen tijdens weergave U kunt tijdens de weergave op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [ : Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [U: Creatieve filters], [S: Wijzig formaat] (alleen JPEG-bestanden) en [e: Spring met 6]. Voor films kunnen alleen de functies die hierboven vetgedrukt worden weergegeven worden ingesteld. 1 Druk op de knop . Druk tijdens de opnameweergave op de knop . X Het scherm Snel instellen wordt weergegeven.
Q Snel instellen tijdens weergave Wanneer u op de knop drukt tijdens de indexweergave, wordt er overgeschakeld naar de weergave van één opname en verschijnt het scherm Snel instellen. Druk nogmaals op de knop om terug te keren naar de indexweergave. Voor opnamen die zijn gemaakt met een andere camera, kan het aantal functies dat u kunt selecteren beperkt zijn.
k Genieten van films U kunt films op de volgende drie manieren afspelen: Afspelen op een tv (pag. 258 en 261) Gebruik de stereo-AV-kabel AVC-DC400ST (afzonderlijk verkrijgbaar) of de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op een tv aan te sluiten. U kunt de films en foto's dan op uw tv bekijken.
k Genieten van films Afspelen en bewerken op een computer (pag. 350) De filmbestanden op de kaart kunnen worden overgezet naar een computer en worden afgespeeld of bewerkt met ImageBrowser EX (meegeleverde software). Om een film vloeiend af te spelen op een computer, is een hoogwaardige computer nodig. Raadpleeg het pdf-bestand ImageBrowser EX Gebruikershandleiding voor meer informatie over de hardwarevereisten voor de computer voor ImageBrowser EX.
k Films afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om opnamen weer te geven. een film. 2 Selecteer Druk op de toets om een film te selecteren. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram , dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een film is. Als de film een videofoto is, wordt < > weergegeven. U kunt op de knop drukken om naar de weergave met opnameinformatie te schakelen (pag. 267). In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een film is.
k Films afspelen Filmweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Pas de vertragingssnelheid aan door op de toets te drukken. De vertragingssnelheid wordt rechtsboven in het scherm weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de film weergegeven. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van een film bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een film (behalve videofoto's) bewerken in tussenstappen van 1 seconde. 1 Selecteer [X] in het filmweergavescherm. X Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd. Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. Druk op de toets om de vorige of volgende frames te zien. Als u de knop ingedrukt houdt, worden de beelden vooruitgespoeld.
X De eerste en laatste beelden van een film bewerken de bewerkte film op. 4 SlaSelecteer [W] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe film op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Om het bestand op te slaan en het originele filmbestand te overschrijven, selecteert u [Overschrijven]. Druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm en druk vervolgens op <0> om de bewerkte film op te slaan en terug te keren naar het filmweergavescherm.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Diavoorstelling] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt 2 Selecteer afspelen. Druk op de toets om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) Optie Beschrijving van weergave jAlle bldn Alle foto's en films op de geheugenkaart worden weergegeven. iDatum De foto's en films die zijn vastgelegd op de geselecteerde opnamedatum, worden weergegeven. nMap De foto's en films in de geselecteerde map worden weergegeven. kMovies Alleen de films op de geheugenkaart worden weergegeven. zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [Overgangseffect] [Achtergrondmuziek] 4 StartDrukdeopdiavoorstelling. de toets om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. 5 StopAlsdeu dediavoorstelling. diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) De achtergrondmuziek selecteren 1 Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan] en druk dan op <0>. de achtergrondmuziek. 2 Selecteer Druk op de toets om de gewenste achtergrondmuziek te selecteren en druk vervolgens op <0>. U kunt ook meerdere tracks met achtergrondmuziek selecteren. de achtergrondmuziek af. 3 Speel Druk op de knop om naar een voorbeeld van de achtergrondmuziek te luisteren.
Opnamen op de tv bekijken U kunt de foto's en films ook weergeven op een tv. Pas het geluidsvolume van de film aan op de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Opnamen bekijken op een HD-tv (High-Definition) Hiervoor hebt u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) nodig.
Opnamen op de tv bekijken op de knop . 5 Druk X De opname wordt op het tv-scherm weergegeven. (Het LCD-scherm van de camera blijft leeg.) De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie van de tv. U kunt het weergaveformaat wijzigen door op de knop te drukken. Zie pagina 250 als u films wilt weergeven. De opnamen kunnen niet tegelijkertijd via zowel de aansluiting als de -aansluiting worden weergegeven. Sluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera.
Opnamen op de tv bekijken de camera aan op een tv. 2 SluitGebruik een HDMI-kabel om de camera aan te sluiten op de tv. X De invoer van de tv wordt automatisch overgeschakeld op de HDMI-poort waarop de camera is aangesloten. op de knop op de camera. 3 Druk X Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen af te spelen. een opname. 4 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren.
Opnamen op de tv bekijken Opnamen bekijken op een tv zonder HD (High-Definition) 1 Sluit de stereo-AV-kabel AVCDC400ST (afzonderlijk verkrijgbaar) aan op de camera. Sluit de stekker aan op de - aansluiting met het -logo naar de achterzijde van de camera gericht. aan op de tv. 2 SluitSluitdedeAV-kabel AV-kabel aan op de video (rood) (wit) AUDIO (geel) IN-aansluiting en op de audio INaansluiting van de tv. VIDEO de tv aan en verander de 3 Zet video-invoer van de tv in de aangesloten poort.
K Opnamen beveiligen Door opnamen te beveiligen, voorkomt u dat deze per ongeluk worden verwijderd. 3 Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Beveilig beelden] en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met beveiligingsinstellingen wordt weergegeven. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer beelden] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. Wisbeveiligingspictogram de opname.
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert in [x1: Beveilig beelden], worden alle opnamen in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 48), worden ook de beveiligde opnamen verwijderd.
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen (pag. 262) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een 1+73-afbeelding verwijdert, verwijdert u zowel de RAWals de JPEG-afbeelding.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis 2 Selecteer beelden]. Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . de opnamen die u wilt 3 Selecteer wissen. Druk op de toets om de opname die u wilt wissen te selecteren en druk vervolgens op <0>. X Er wordt linksboven in het scherm een vinkje weergegeven.
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een opname gemaakt in een creatieve modus Waarde belichtingscompensatie Waarde flitsbelichtingscompensatie Diafragma Beveilig beelden Classificatie Mapnummer bestandsnummer Histogram (Helderheid/RGB) Sluitertijd Beeldstijl/Instellingen Meetmethode Opnamemodus ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Witbalans Kleurruimte Opnamedatum en -tijd Opnamekwaliteit Nummer van de opname/ Totaalaantal opgeslagen opnamen Witbalanscorrectie Bestandsgrootte Eye-Fi-ov
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van een opname gemaakt in een basismodus Sfeer en sfeereffecten Opnamemodus Licht of scène * Bij opnamen die zijn gemaakt in een basismodus, kan het zijn dat de weergegeven informatie verschilt, afhankelijk van de opnamemodus. * Foto's die zijn gemaakt in de modus geven [Achtergrond wazig] weer. Voorbeeldfilm Opnametijd Weergave Sluitertijd Diafragma Opnamemodus Movieopn.
B: Weergave met opname-informatie Overbelichtingswaarschuwing Wanneer de opname-informatie wordt weergegeven, gaan overbelichte gedeelten van de opname knipperen. Voor meer detail in de overbelichte gedeelten stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw. Het histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en gradatie.
10 Opnamen naverwerken Nadat u opnamen hebt gemaakt, kunt u creatieve filters toepassen of het beeldformaat wijzigen (het aantal pixels reduceren). De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera. Wanneer de camera is aangesloten op een pc via de -aansluiting, kunt u geen opnamen verwerken zoals wordt beschreven in dit hoofdstuk.
U Creatieve filters U kunt de volgende creatieve filters toepassen op een opname en deze opslaan als een nieuw bestand: Korrelig Z/W, Soft focus, Fisheye-effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. 1 Selecteer [Creatieve filters]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Creatieve filters] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. een opname. 2 Selecteer Selecteer de opname waarop u het filter wilt toepassen.
U Creatieve filters de opname op. 5 SlaSelecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK]. Als u het filter op nog een opname wilt toepassen, herhaalt u stap 2 t/m 5. Druk op de knop om terug te keren naar het menu. Wanneer u 1+73- of 1-opnamen maakt, wordt het creatieve filter toegepast op de 1-opname en wordt de opname opgeslagen als JPEGbestand.
U Creatieve filters Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-objectief. De opname krijgt een tonvormige vervorming. Afhankelijk van het niveau van dit filtereffect, verandert het bijgesneden gedeelte langs de rand van de opname. Aangezien dit filtereffect er tevens voor zorgt dat het midden van het beeld wordt vergroot, kan de ogenschijnlijke resolutie in het midden slechter zijn afhankelijk van het aantal opgenomen pixels.
S Wijzig formaat U kunt het formaat van een opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3/4/a/b-opnamen mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG c- en RAW-opnamen kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Wijzig formaat] en druk vervolgens op <0>. X De opnamen worden weergegeven. een opname.
S Wijzig formaat Opties voor wijziging formaat op basis van het originele beeldformaat Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Origineel beeldformaat 3 4 a b c k k k k k k k k k 4 a k b c Beeldformaten Het beeldformaat dat wordt weergegeven bij stap 3 op de voorgaande pagina, zoals [***M ****x****], heeft een beeldverhouding van 3:2. Het beeldformaat volgens de beeldverhoudingen wordt weergegeven in de onderstaande tabel.
11 Opnamen afdrukken Afdrukken (pag. 276) U kunt de camera rechtstreeks aansluiten op een printer en de opnamen op de kaart afdrukken. De camera is compatibel met 'wPictBridge', de standaard voor rechtstreeks afdrukken. Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 285) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort.
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor rechtstreeks afdrukken kan volledig worden uitgevoerd via het LCD-scherm van de camera. De camera op een printer aansluiten 1 Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2>. de printer. 2 Installeer Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor meer informatie. de camera op de printer aan. 3 SluitGebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Het afdrukken voorbereiden wPictBridge weer. 6 GeefDrukdeopopname de knop . X De opname wordt weergegeven en het pictogram dat in de linkerbovenhoek van het scherm verschijnt, geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. U kunt films niet afdrukken. De camera kan niet worden gebruikt met printers die alleen compatibel zijn met CP Direct of Bubble Jet Direct. Gebruik alleen de meegeleverde interfacekabel. Als u bij stap 5 een lange pieptoon hoort, is er een probleem met de printer.
wAfdrukken De schermweergave en instellingsopties kunnen per printer verschillen. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Pictogram aangesloten printer 1 Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCDscherm het pictogram wordt weergegeven. Druk op de toets om de opname te selecteren die u wilt afdrukken. op <0>. 2 Druk X Het scherm met afdrukinstellingen wordt weergegeven.
wAfdrukken Q Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met papiersoorten wordt weergegeven. Y De papiersoort instellen Selecteer het type papier dat in de printer is geplaatst en druk vervolgens op <0>. X Het scherm voor de pagina-indeling wordt weergegeven. U De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling en druk vervolgens op <0>. X Het scherm met afdrukinstellingen verschijnt weer.
wAfdrukken de afdrukeffecten in 4 Stel (opnameoptimalisatie). Stel ze indien nodig in. Ga naar stap 5 als u geen afdrukeffecten wilt instellen. De schermweergave kan per printer verschillen. Selecteer de optie en druk vervolgens op <0>. Selecteer het gewenste afdrukeffect en druk vervolgens op <0>. Als het pictogram naast helder wordt weergegeven, kunt u het afdrukeffect aanpassen (pag. 282). Afdrukeffect Omschrijving EAan De opname wordt afgedrukt met de standaardkleuren van de printer.
wAfdrukken het afdrukken van de datum 5 Stel en het bestandsnummer in. Stel ze indien nodig in. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Kies de gewenste instelling en druk vervolgens op <0>. aantal exemplaren in. 6 StelStelhetdeze optie in, indien nodig. Selecteer en druk vervolgens op <0>. Stel het aantal exemplaren in en druk vervolgens op <0>. met afdrukken. 7 Begin Selecteer [Print] en druk vervolgens op <0>.
wAfdrukken e Afdrukeffecten aanpassen Selecteer het afdrukeffect zoals beschreven bij stap 4 op pagina 280. Wanneer het pictogram duidelijk wordt weergegeven naast , kunt u op de knop drukken. Vervolgens kunt u het afdrukeffect aanpassen. De selectie die u bij stap 4 hebt gemaakt, bepaalt wat u kunt aanpassen en wat er wordt weergegeven. Helderheid Hier stelt u de helderheid van de opname in. Levels aanp.
wAfdrukken De opname bijsnijden Kantelcorrectie U kunt de opname bijsnijden en alleen het bijgesneden gedeelte afdrukken, net alsof de compositie opnieuw is bepaald. Stel het bijsnijden in, vlak voordat u de opname afdrukt. Als u het bijsnijden instelt en vervolgens de afdrukinstellingen instelt, moet u wellicht opnieuw het bijsnijden instellen voordat u kunt afdrukken. 1 Selecteer [Afstellen] in het scherm met afdrukinstellingen. 2 Stel de grootte, positie en beeldverhouding in.
wAfdrukken Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden gedeelte van de opname niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Controleer de opname tijdens het bijsnijden op het LCD-scherm van de camera. Op een tv-scherm wordt het bijsnijdkader mogelijk niet correct weergegeven.
W Digital Print Order Format (DPOF) U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt. De afdrukinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden afgedrukt. (Ze kunnen niet voor elke opname afzonderlijk worden ingesteld.) De afdrukopties instellen 1 Selecteer [Printopties]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties] en druk vervolgens op <0>. [Stel in]. 2 Selecteer Selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K Standaard Er wordt één opname afgedrukt per vel. L Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. K L Beide Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname afgedrukt. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop <7>. X Het scherm met afdrukopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdrukopties opgeven Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de afdruktaak toe. Druk op de knop voor de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk op de knop om de afdruktaak op de kaart op te slaan.
W Rechtstreeks afdrukken met DPOF Met een PictBridge-printer kunt u opnamen eenvoudig met DPOF afdrukken. 1 Bereid het afdrukken voor. Zie pagina 276. Volg de procedure 'De camera op een printer aansluiten' tot stap 5. 2 Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Printopties]. 3 Selecteer [Print]. [Print] wordt alleen weergegeven als de camera op een printer is aangesloten en afdrukken mogelijk is. 4 Stel de optie [Papier inst.] in (pag. 278). Stel de afdrukeffecten (pag. 280) naar wens in.
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Wanneer u opnamen selecteert om te gebruiken in fotoboeken (maximaal 998 opnamen) en EOS Utility (meegeleverde software) gebruikt om ze over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen en om fotoboeken af te drukken op een printer. Eén opname tegelijk selecteren 1 Selecteer [Fotoboek instellen].
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk selecteren. Wanneer [x1: Fotoboek instellen] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart opgegeven. Als u de selectie van de opname wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart].
12 De camera aanpassen aan uw voorkeuren Creat iev e U kunt verschillende camerafuncties aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en druk vervolgens op <0>. Nummer van persoonlijke voorkeuze het nummer van de 2 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de toets om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling. 3 Wijzig Druk op de toets om de instelling (het nummer) te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN Persoonlijke voorkeuzen A LVopnamen C.Fn I: Belichting 1 Belichtingsniveauverhogingen 2 ISO vergroten kFilmopnamen k k k In a pag. 295 k k pag. 296 k (met f*) pag. 294 C.Fn II: Beeld 3 Lichte tonen prioriteit C.Fn III: Autofocus/transport 4 AF-hulplicht 5 Spiegel opklappen * Als u een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) met een ledlamp gebruikt, wordt de ledlamp zelfs in de c, o en d-modi ingeschakeld als AF-hulplicht. C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN De persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Beeld, C.Fn III: Autofocus/ transport en C.Fn IV: Bediening/overig C.Fn I: Belichting C.Fn-1 Belichtingsniveauverhogingen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscompensatie, enzovoort.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: Beeld C.Fn-3 Lichte tonen prioriteit 0: Uitschakelen 1: Inschakelen Verbetert de details in lichte tinten. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. Met instelling 1 wordt de Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 123) automatisch ingesteld op [Deactiveren] en kan de instelling niet worden gewijzigd.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III: Autofocus/transport C.Fn-4 AF-hulplicht De instellingen waarmee u kunt bepalen of het AF-hulplicht wel of niet wordt geactiveerd door de ingebouwde flitser van de camera of door een externe Speedlite voor EOS-camera's kunnen worden ingesteld. 0: Inschakelen Indien nodig wordt het AF-hulplicht wordt ingeschakeld door de ingebouwde filter of externe Speedlite. 1: Uitschakelen Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn IV: Bediening/overig C.Fn-6 Sluiter/AE-vergrendelknop 0: AF/AE-vergrendeling 1: AE-vergrendeling/AF Dit is handig wanneer u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten. Druk op de knop om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om de automatische belichting te vergrendelen. 2: AF/AF-vergrendeling, geen AE Tijdens het gebruik van AI Servo AF kunt u op de knop drukken om het automatisch scherpstellen tijdelijk te stoppen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn-7 Wijs SET-knop toe U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Druk op <0> wanneer de camera gereed is voor het maken van opnamen. 0: Normaal (uitgeschakeld) 1: Beeldkwaliteit Druk op <0> om het instellingenscherm voor beeldkwaliteit op het LCDscherm weer te geven. Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk op <0>. 2: Flitsbelichtingscompensatie Wanneer u op <0> drukt, wordt het scherm voor de flitsbelichtingscompensatie weergegeven.
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u tot zes menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. 1 Selecteer [My Menu instellingen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu instellingen] en druk vervolgens op <0>. [Register in My Menu]. 2 Selecteer Selecteer [Register in My Menu] en druk op <0>. de gewenste items vast. 3 LegSelecteer een item dat u wilt vastleggen en druk op <0>.
13 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Als u op het tabblad [54] de optie [Certificaatlogo weergeven] selecteert en op <0> drukt, wordt een aantal logo's van cameracertificaten weergegeven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de AC-adapterset ACK-E8 (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact en hoeft u het resterende batterijniveau niet in de gaten te houden. 1 Sluit het netsnoer aan. Sluit het netsnoer aan zoals afgebeeld in de illustratie. Verwijder na gebruik van de camera het netsnoer uit het stopcontact. aan. 2 SluitSluitdedeDC-koppeling stekker op de DC-koppeling aan. de DC-koppeling.
Opnamen maken met de afstandsbediening Afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar) Met deze afstandsbediening kunt u draadloos opnamen maken op maximaal circa 5 meter afstand van de camera. U kunt de opname direct maken of na een vertraging van twee seconden. Sensor van afstandsbediening Stel de zelfontspanner in op (pag. 103). Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening op de camera en druk op de verzendknop. X De camera stelt vervolgens automatisch scherp.
Opnamen maken met de afstandsbediening F Afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) De afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt met een snoer van circa 60 cm geleverd. Wanneer de afstandsbediening op de hiervoor bestemde aansluiting van de camera is aangesloten, kan de afstandsbediening half en helemaal worden ingedrukt, net zoals de ontspanknop.
Externe Speedlites EOS-Speedlites uit de EX-serie Deze Speedlites functioneren als een ingebouwde flitser, zodat ze gemakkelijk kunnen worden bediend. Wanneer een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera is bevestigd, wordt de automatische flitsbediening praktisch volledig door de camera geregeld. Dit is dus een hoogwaardige flitser die extern wordt bevestigd en de rol van de ingebouwde flitser overneemt.
Externe Speedlites Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische TTL- of A-TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op (handmatige belichting) of (AE met diafragmavoorkeur) en pas de diafragma-instelling aan voordat u de opname maakt.
Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fikaart kunt u opnamen automatisch overbrengen naar een pc of uploaden naar een online service via een draadloos LAN. De opnameoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over het configureren en gebruiken van de Eye-Fi-kaart en het oplossen van eventuele problemen met de opnameoverdracht, raadpleegt u de instructiehandleiding bij de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Eye-Fi-kaarten gebruiken de instelling 5 Controleer [Toegangspunt SSID:]. Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk drie keer op de knop om het menu af te sluiten. de opname.
Eye-Fi-kaarten gebruiken Aandachtspunten bij het gebruik van Eye-Fi-kaarten Als 'J' wordt weergegeven, is er een fout opgetreden bij het ophalen van de kaartinformatie. Schakel de camera uit en weer in. Zelfs als [Eye-Fi trans.] is ingesteld op [Uit], zendt de kaart wellicht nog steeds een signaal uit. In ziekenhuizen, op vliegvelden en op andere plaatsen waar draadloze gegevensoverdracht verboden is, dient u de Eye-Fi-kaart uit de camera te verwijderen.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Programmakeuzewiel : niet in te stellen/uitgeschakeld Basismodi Creatieve modi A7C 2 3 4 5 6 F G Alle selecteerbare instellingen k k k k k k k k k *2 k *2 k k k k voor beeldkwaliteit Automatisch ingesteld/ISO auto o o o o o o o o ISOHandmatig snelheid Maximum voor auto Beeldstijl o k k k k Handmatige selectie k *4 o k k k k k *4 k k k k k *5 k k k k k *5 o k k k k k k k k k k k k
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Programmakeuzewiel Basismodi Creatieve modi Film A 7 C 2 3 4 5 6 F G d s f a k z*1 Meervlaks meting o o o o o o o o o o k k k k Meetmethode Selectie meet-methode k k k k Belichting Programmakeuze k Belichtingscompensatie k k k AEB Belichtingsvergrendeling Scherptediepte-controle Enkelbeeld k k k k k k k k k k Continue opname k k k k k k k k k k Transport Q (10 sec.
Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT 270EX II Oculairverlengstuk EP-EX15ll Rubberframe Ef 320EX 430EX II 600EX-RT/ Macro Ring Lite Macro Twin Lite 600EX MR-14EX MT-24EX Standaardaccessoires Oogschelp Ef Dioptrische aanpassingslenzen E-serie Brededraagriem EW-100DB lV Hoekzoeker C Semi-harde cameratas EH19-L/EH22-L AC-adapterset ACK-E8 Batterij LP-E8 Batterijoplader LC-E8 of LC-E8E Handriem E2 DC-koppeling DR-E8 Compacte stroomadapter CA-PS700 BatterijgreepBG-E8 312 Batterijmagazijn BGM-E8L voor twee
Systeemschema GPS-ontvanger GP-E2 Afstandsbediening Afstandsbediening RC-6 RS-60E3 EF-objectieven EF-S-objectieven Externe microfoon HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Tv/video Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST (1,3 m) EOS EOS Software Solution Disk Instruction Manuals Disk Met PictBridge compatibele printer Interfacekabel (1,3 m) Interfacekabel IFC-200U/500U (1,9 m/4,7 m) Computer USB-poort SD/SDHC/SDXCgeheugenkaart Windows 7 Windows Vista Windows XP Mac OS X Kaartlezer Kaartsleuf * De lengte van alle ka
3 Menu-instellingen Voor opnamen met de zoeker en Live view-opnamen Opname 1 (Rood) Pagina Beeldkwaliteit 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c / 1+73* / 1* 86 Pieptoon Inschakelen / Aanr. op 200 Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen / Uitschakelen 200 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 200 Lensafwijkingscorrectie Helderheid randen: Inschakelen / Uitschakelen Chromatische afw.: Inschakelen / Uitschakelen 127 R.
3 Menu-instellingen Opname 3 (Rood) Pagina Stofwisdata Verzamelt gegevens waarmee stofvlekken kunnen worden verwijderd 220 ISO auto Max.: 400 / Max.: 800 / Max.: 1600 / Max.: 3200 / Max.: 6400 92 Ruisred. lange sluitertijd Uitschakelen / Auto / Inschakelen 125 Uitschakelen / Zwak / Standaard / Sterk Hoge ISO-ruisreductie Ruisond. bij meerd. opn. 124 A Live view-opnamen (Rood) Live view-opname.
3 Menu-instellingen Weergave 2 (Blauw) Pagina Histogram Helderheid / RGB 268 Spring met 6 1 beeld / 10 beelden / 100 beelden / Datum / Map / Movies / Foto's / Classificatie 239 Diavoorstelling Beschrijving van weergave / Weergaveduur / Herhalen / Overgangseffect / Achtergrondmuziek 254 Classificatie [OFF] / l / m / n / o / p 244 Ctrl over HDMI Uitschakelen / Inschakelen 259 Instellingen 1 (Geel) Selecteer map Een map maken en selecteren 202 Bestandnr. Continu / Auto. reset / Handm.
3 Menu-instellingen Instellingen 3 (Geel) Pagina Schermkleur De kleur van het scherm met opnameinstellingen selecteren 213 Uitleg Inschakelen / Uitschakelen 52 Aanraakbediening Inschakelen / Uitschakelen 55 Auto. reiniging: Inschak. / Uitschak.
3 Menu-instellingen k Voor filmopnamen Opname 1 (Rood) Pagina Beeldkwaliteit 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c / 1+73 / 1 86 Pieptoon Inschakelen / Aanr. op 200 Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen / Uitschakelen 200 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec.
3 Menu-instellingen Film 1 (Rood) Pagina AF-methode u+volgen / FlexiZone - Multi / FlexiZone - Single 191 Servo AF voor film Inschakelen / Uitschakelen 191 AF met ontspanknop tijdens k ONE SHOT / Uitschakelen 192 Rasterweergave Uit / Raster 1l / Raster 2m 193 Meettimer 4 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min. 193 1920x1080 (6/5/4) / 1280x720 (8/7) / 640x480 (6/5) 181 Film 2 (Rood) Movie-opn.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De batterij laadt niet op. Laad alleen originele LP-E8-batterijen van Canon op. Het lampje van de batterijoplader knippert. Als er een probleem is met de batterijoplader, wordt het opladen beëindigd en gaat het oplaadlampje oranje knipperen.
Problemen oplossen De batterij raakt snel leeg. Gebruik een volledig opgeladen batterij (pag. 28). De prestaties van de oplaadbare batterij nemen na verloop van tijd af. Koop een nieuwe batterij. Het aantal mogelijke opnamen neemt af bij een van de volgende bewerkingen: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. • Wanneer AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt gemaakt. • Wanneer Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief wordt gebruikt.
Problemen oplossen De kaart kan niet worden gebruikt. Zie pagina 32 of 331 als er een kaartfout wordt weergegeven. De opname is niet scherp. Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op (pag. 39). Druk voorzichtig op de ontspanknop om bewegingsonscherpte te voorkomen (pag. 42 en 43). Als het objectief een Image Stabilizer (beeldstabilisatie) heeft, stelt u de IS-schakelaar in op <1>. Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere sluitertijd (pag.
Problemen oplossen De maximale opnamereeks is lager bij continu-opnamen. Met ISO 12800 of 'H' (gelijk aan ISO 25600) neemt de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk af (pag. 91). Stel [z3: Hoge ISO-ruisreductie] in op [Standaard], [Zwak] of [Uitschakelen]. Als u de optie [Sterk] inschakelt of als [Ruisond. bij meerd. opn.] is ingesteld, zal de maximale opnamereeks voor continu-opnamen aanzienlijk kleiner worden (pag. 124). Als u [Chromatische afw.
Problemen oplossen Ik heb een kleinere belichtingscompensatie ingesteld, maar de opname valt nog steeds te licht uit. Stel [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] in op [Deactiveren]. Wanneer [Standaard], [Zwak] of [Hoog] is ingesteld, kan de opname nog steeds licht uitvallen, zelfs wanneer u een kleinere belichtingscompensatie of flitsbelichtingscompensatie hebt ingesteld (pag. 123). Wanneer ik de modus gebruik in combinatie met de flitser, neemt de sluitertijd toe.
Problemen oplossen Ik kan geen flitsbelichtingscompensatie instellen met [Func.inst. externe flitser]. Als op een externe Speedlite flitsbelichtingscompensatie is ingesteld, kan [Flitsbelichtingscompensatie] (pag. 217) niet worden ingesteld in het scherm [Func.inst. externe flitser].
Problemen oplossen De filmopname wordt automatisch beëindigd. Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de filmopname mogelijk automatisch beëindigd. Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse 6 ' ' of een snellere kaart. Zie de website van de fabrikant voor informatie over de lees-/schrijfsnelheid van de kaart. Als de filmopnametijd 29 minuten en 59 seconden bereikt, wordt de filmopname automatisch beëindigd. De ISO-snelheid kan niet worden ingesteld voor filmopname.
Problemen oplossen Problemen met de bediening Tijdens bediening via het aanraakscherm klinkt de pieptoon ineens zachter. Controleer of uw vinger de luidspreker bedekt (pag. 21). Bediening via het aanraakscherm is niet mogelijk. Controleer of [Activeren] is ingesteld bij [53: Aanraakbediening] (pag. 55). Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft weinig tabbladen en opties weer. In de basismodi en de filmmodus worden bepaalde tabbladen en menuopties niet weergegeven.
Problemen oplossen De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. Controleer of juiste datum en tijd zijn ingesteld (pag. 36). Controleer de tijdzone en zomertijd (pag. 36). De datum en tijd staan niet op de opname. De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven. De datum en tijd worden in plaats daarvan opgeslagen in de opnamegegevens als opname-informatie.
Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Een gedeelte van de opname knippert zwart. Dit is de overbelichtingswaarschuwing (pag. 268). Overbelichte gedeelten met verlies van detail in de lichte delen zullen knipperen. De opname kan niet worden gewist. Als de opname tegen wissen is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd (pag. 262). De film kan niet worden afgespeeld. Films die op een pc worden verwerkt met de meegeleverde ImageBrowser EX (pag.
Problemen oplossen Er zijn verschillende filmbestanden voor één filmopname. Wanneer de filmbestandsgrootte 4 GB bereikt, wordt er automatisch een ander filmbestand gemaakt (pag. 182). De kaartlezer herkent de kaart niet. Afhankelijk van de kaartlezer en het gebruikte besturingssysteem van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend.
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutbericht weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Maatregelen Nummer 01 02 Foutbericht en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. Î Maak de elektrische contactpunten op de camera en het objectief schoon of gebruik een objectief van Canon (pag 17 en 20). Geen toegang tot kaart. Herplaats/vervang kaart of formatteer kaart met deze camera.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-geheugenkaart * Compatibel met UHS-I Grootte beeldsensor: Circa 22,3 x 14,9 mm Compatibele objectieven: Canon EF-objectieven (incl.
Specificaties • Zoeker Type: Dekking: Vergroting: Gezichtspunt: Ingebouwde dioptrische aanpassing: Matglas: Spiegel: Scherptedieptecontrole: Pentaspiegel met vast oogniveau Verticaal/horizontaal circa 95% (met gezichtspunt van circa 19 mm) Circa 0,85x (-1 m-1 met 50 mm-objectief bij oneindig) Circa 19 mm (vanaf het midden van de oculairlens bij -1 m-1) Circa -3,0 - +1,0 m-1 (dpt) Vast, precisiemat Snel terugklappend Beschikbaar • Automatische scherpstelling Type: AF-punten: TTL secundaire beeldregistrat
Specificaties Belichtingsvergrendeling: Automatisch: toegepast in 1-beeld AF met evaluatieve meting als scherpstelling is bereikt Handmatig: met AE-vergrendelknop • Sluiter Type: Sluitertijden: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/4000 sec. tot 1/60 sec. (modus Automatisch/scène), X-synchronisatie bij 1/200 sec. * Met een groothoekobjectief kan de sluitertijd 1/60 sec. of langer zijn. 1/4000 sec. tot 30 sec., bulb (totale sluitertijdbereik. Beschikbaar bereik varieert per opnamemodus.
Specificaties Continue AF: Touch Shutter: Meetmethoden: Meetbereik: Rasterweergave: Beschikbaar Beschikbaar Meervlaksmeting met de beeldsensor in realtime Meervlaksmeting (315 zones), deelmeting (circa 8,8% van Live view-scherm), spotmeting (circa 2,8% van Live viewscherm), gemiddelde meting met nadruk op het midden BW 0 - 20 (bij 23 °C, ISO 100) Twee typen • Filmopnamen Filmcompressie: MPEG-4 AVC/H.
Specificaties Geluidsopname: Rasterweergave: Ingebouwde stereomicrofoon Externe stereomicrofoonaansluiting meegeleverd Geluidsopnameniveau aanpasbaar, windfilter meegeleverd, demper meegeleverd Twee typen • LCD-scherm Type: TFT LCD-kleurenscherm Schermformaat en punten: Breed, 7,7 cm (3 inch) (3:2) met ongeveer 1,04 miljoen punten Hoekaanpassing: Mogelijk Aanpassing helderheid: Handmatig (7 niveaus) Interfacetalen: 25 Technologie van aanraakscherm: Capacitief Uitleg: Kan worden weergegeven • Weergave W
Specificaties • Persoonlijke voorkeuzen Persoonlijke voorkeuze: 8 My Menu vastleggen: Mogelijk Copyrightinformatie: Invoer en invoegen mogelijk • Interface Audio/video OUT/ Digitale aansluiting: Analoge video (compatibel met NTSC/PAL)/stereo-audio-output voor computercommunicatie en rechtstreeks afdrukken (gelijk aan Hi-Speed USB), GPS-ontvanger GP-E2-verbinding HDMI mini OUT-aansluiting: Type C (automatisch wisselen van resolutie), compatibel met CEC Aansluiting voor externe microfoon: Stereomini-aanslu
Specificaties • Batterij LP-E8 Type: Nominale spanning: Batterijcapaciteit: Bedrijfstemperatuur: Oplaadbare lithium-ionbatterij 7,2 V DC 1120 mAh Tijdens opladen: 6 °C - 40 °C tijdens opnamen: 0 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens gebruik: 85% of lager Afmetingen (B x H x D): Circa 37,1 x 15,4 x 55,2 mm Gewicht: Circa 52 g • Batterijoplader LC-E8 Compatibele batterij: Batterij LP-E8 Oplaadtijd: Circa 2 uur (bij 23 °C) Nominaal ingangsvermogen: 100-240 V AC (50/60 Hz) Nominaal uitgangsvermogen: 8,4 V DC
Specificaties Image Stabilizer (beeldstabilisatie): Type lensverschuiver Filtergrootte: 58 mm Lensdop: E-58 Maximale diameter x lengte: Circa 68,5 x 70 mm Gewicht: Circa 200 g Zonnekap: EW-60C (afzonderlijk verkrijgbaar) Objectiefkoker: LP814 (afzonderlijk verkrijgbaar) • EF-S 18-135mm f/3.5-5.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik: EF-S 18-135mm f/3.5-5.6 IS STM De EF-S 18-135mm f/3.5-5.6 IS STM is voorzien van een stappenmotor die het focusobjectief aanstuurt. De motor stuurt het focusobjectief tevens aan wanneer er wordt in- of uitgezoomd. 1. De camera is uitgeschakeld De motor werkt niet als de camera is uitgeschakeld of als de camera is uitgeschakeld door de functie voor automatische uitschakeling. Gebruikers moeten derhalve rekening houden met de volgende punten.
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn.
Veiligheidsmaatregelen Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken. Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen • Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen: - Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze handleiding worden genoemd.
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. Deze onderdelen staan mogelijk onder stroom. • Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken. • Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie (en EER). Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/ EC), de richtlijn 2006/66/EC betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES 1. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES — Deze handleiding bevat belangrijke informatie over veiligheid en bedieningsinstructies voor batterijopladers LC-E8 & LC-E8E. 2. Lees voordat u de oplader in gebruik neemt, eerst alle instructies en opmerkingen over (1) de oplader, (2) de batterij en (3) het product met gebruik van de batterij. 3. WAARSCHUWING — Laad alleen batterij LP-E8 op om het risico op letsel te verkleinen.
14 Opnamen downloaden naar een computer In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen van de camera naar uw computer kunt downloaden. Daarnaast vindt u in dit hoofdstuk een overzicht van de software die op de bij de camera geleverde EOS Solution Disk (cd-rom) staat. Bovendien leest u in dit hoofdstuk hoe u de software op uw computer installeert. Ook wordt uitgelegd hoe u de pdf-bestanden op de EOS Software Instruction Manuals Disk (cd-rom) kunt bekijken.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om de opnamen op de camera naar uw computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Opnamen downloaden door de camera op de computer aan te sluiten. 1 Installeer de software (pag. 351). de meegeleverde 2 Gebruik interfacekabel om de camera op uw computer aan te sluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer Als u beschikt over een kaartlezer (afzonderlijk in de handel verkrijgbaar), kunt u deze gebruiken om opnamen naar uw computer te downloaden. Installeer de software (pag. 351). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Canon-software om de 3 Gebruik opnamen en films te downloaden. X Gebruik Digital Photo Professional. X Gebruik ImageBrowser EX. Raadpleeg de softwareinstructiehandleiding (pdf, pag.
EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX EOS Solution Disk Deze cd bevat de volgende software voor EOS-camera's. Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in a EOS Utility Communicatiesoftware voor de camera en de computer Opnamen (foto’s/films) die met de camera zijn gemaakt, downloaden naar uw computer. De camera instellen vanaf uw computer. Foto's op afstand maken door de camera op uw computer aan te sluiten.
De software op Windows installeren Compatibele besturingssystemen 1 Windows 7 Windows Vista Windows XP Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. 3 Selecteer uw regio, land en taal. 4 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten.
De software op Macintosh installeren Compatibele besturingssystemen MAC OS X 10.6 - 10.7 1 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het cdrompictogram en dubbelklik vervolgens op [Canon EOS Digital Installer/Installatieprogramma Canon EOS Digital]. 3 Selecteer uw regio, land en taal. 4 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten.
[WINDOWS] EOS Software Instruction Manuals Disk XXX EOS Software Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA 1 . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Plaats de EOS Software Instruction Manuals Disk (cd) in het cd-romstation van de computer. 2 Open de cd. Dubbelklik op [My Computer/Deze computer] op het bureaublad en dubbelklik vervolgens op het cd-romstation waarin u de cd hebt geplaatst.
15 Verkorte handleiding en index Menugebruik - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Opnamekwaliteit - - - - - - - - - - - - - - - - - - A Beeldstijl - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Q Snel instellen - - - - - - - - - - - - - - - - - - Namen van onderdelen - - - - - - - - - - - - - Basismodi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - D De ingebouwde flitser gebruiken - - - - - Creatieve modi - - - - - - - - - - - - - - - - - - - d: AE-programma - - - - - - - - - - - - - - s: AE met sluitervoork
Verkorte handleiding Menugebruik Knop Knop <0> LCDscherm/ aanraakscherm Pijltjestoetsen 1. Druk op de knop om het menu weer te geven. 2. Druk op de toets om een tabblad te selecteren en druk vervolgens op de toets om het gewenste item te selecteren. 3. Druk op <0> om de instelling weer te geven. 4. Nadat u het item hebt ingesteld, drukt u op <0>.
Verkorte handleiding Opnamekwaliteit Selecteer [z1: Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. Druk op de toets om de kwaliteit te selecteren en druk vervolgens op <0>. Opnamekwaliteit Vastgelegde pixels Maximumaantal opnamen A BeeldstijlN Druk op de knop . Druk op de toets om de beeldstijl te selecteren en druk vervolgens op <0>. Stijl Omschrijving D Automatisch P Standaard Q Portret R Landschap V Monochroom De kleurtonen worden geoptimaliseerd voor de situatie.
Verkorte handleiding Q Snel instellen Druk op de knop . Het scherm Snel instellen wordt weergegeven.
Verkorte handleiding Namen van onderdelen Aan-uitschakelaar Knop voor ISO-snelheid Programmakeuzewiel Flits-knop <6> Hoofdinstelwiel Ontspanknop Focusinstellingsknop Knop voor Live view-/ filmopnamen Knop Snel instellen Knop voor AE-vergrendeling Knop voor AF-puntselectie Pijltjestoetsen Lees-/ schrijfindicator Knop voor diafragma/ belichtingscompensatie <0> Instelknop 359
Verkorte handleiding Opname-instellingen Sluitertijd Opnamemodus Indicator belichtingsniveau Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Witbalans Beeldstijl Instellingen ingebouwde flitser Automatisch scherpstellen Opnamekwaliteit Pictogram Snel instellen Batterijniveau zxcn Vol Diafragma ISO-snelheid Leeg Zoekerinformatie Maximumaantal opnamen Meetmethode Transportmodus Indicator voor AF-puntactivatie <•> Spotmetingscirkel AF-punten Belichtingsvergrendeling Flitser gereed Flitsb
Verkorte handleiding Basismodi Alle opname-instellingen worden automatisch ingesteld. U hoeft alleen de ontspanknop in te drukken; de camera doet de rest. Basismodi A Automatisch/scène 4 Close-up 7 Flitser uit 5 Sport C Automatisch/creatief 6 Nacht portret 2 Portret F Nachtopnamen uit hand 3 Landschap G HDR-tegenlicht Wanneer u op de knop drukt, wordt het scherm Snel instellen weergegeven.
Verkorte handleiding Creat i eve Creatieve modi di mo U kunt de camera-instellingen naar wens aanpassen om verschillende opnamen te maken. d: AE-programma De camera stelt de sluitertijd en diafragmawaarde automatisch hetzelfde in als in de modus . Stel het programmakeuzewiel in op . s: AE met sluitervoorkeur Stel het programmakeuzewiel in op . Stel het instelwiel <6> in op de gewenste sluitertijd en stel scherp op het onderwerp. Het diafragma wordt automatisch ingesteld.
Verkorte handleiding f: AF-bedieningN Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . Druk op de knop . Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de AF-modus te selecteren en druk vervolgens op <0>. S AF-puntN X(1-beeld AF): Voor niet-bewegende onderwerpen 9(AI Focus AF): De AF-modus wisselt automatisch Z(AI Servo AF): Voor bewegende onderwerpen Druk op de knop . Druk op de toets om het AF-punt te selecteren.
Verkorte handleiding i: ISO-snelheidN Druk op de knop . Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de gewenste ISO-snelheid te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer [AUTO] is geselecteerd, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de huidige ISO-snelheid weergegeven. i Transportmodus Druk op de knop . Druk op de toets of draai aan het instelwiel <6> om de transportmodus te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Verkorte handleiding A Live A Live view-opname view-opname Druk op de knop om het Live view-beeld weer te geven. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Verkorte handleiding k Filmopnamen Zet de aan-uitschakelaar op . Draai het programmakeuzewiel naar een andere opnamemodus dan . Druk op de knop om een filmopname te starten. Druk nogmaals op om de filmopname te stoppen.
Verkorte handleiding Opnamen weergeven y u y Index u Vergroten S Opname selecteren x Afspelen B opname-informatie L Wissen 367
Index Cijfers 10 sec. of 2 sec. vertraging...........103 1280x720 ......................................181 1920x1080 ....................................181 1-beeld AF ......................................95 640x480 ........................................181 9 punts AF automatische selectie ......97 A A (Automatisch/scène) ................58 Aanraakscherm.........21, 53, 241, 251 AC-adapterset...............................302 Accessoires ......................................3 Adobe RGB................
Index C C (Automatisch/creatief)...............64 Camera Bewegingsonscherpte ..............140 Camera vasthouden ...................42 Camera-instellingen wissen........210 Instellingenscherm....................209 Camera-instellingen wissen ..........210 Chromatische correctie .................128 Classificatie...................................244 Close-ups........................................69 Contactpunten voor flitssynchronisatie............................20 Continu...............................
Index Flitser Draadloos .................................225 Effectief bereik..........................104 Externe Speedlite .....................305 Flitsbelichtingscompensatie .......118 Flitsbelichtingsvergrendeling............................122 Flitsbesturing ............................214 Flitser uit .........................63, 66, 75 Flitssynchronisatiesnelheid ......306 Handmatig flitsen..............217, 235 Ingebouwde flitser ....................104 Persoonlijke voorkeuze ............
Index K Kaart ...................................17, 31, 48 Formatteren ................................48 Kaartwaarschuwing ..................200 Low-levelformattering .................49 Probleem ..............................32, 49 Schrijfbeveiliging.........................31 SD-snelheidsklasse ..................169 Kabel.........3, 258, 261, 276, 312, 348 Kijktijd............................................200 Klein (opnamekwaliteit)...........86, 274 Kleurruimte (bereik van reproduceerbare kleuren) .
Index O Objectief....................................25, 39 Chromatische correctie ............128 Correctie helderheid randen.....127 Image Stabilizer (beeldstabilisatie) .......................41 Ontgrendeling.............................40 Oculairdop ..............................27, 304 ONE SHOT (1-beeld AF) ................95 Ontspan sluiter zonder kaart.........200 Ontspanknop ..................................43 Oogschelp.....................................304 Opladen ..............................
Index Q Q (Snel instellen)............44, 75, 149, 180, 246 Quick-modus.................................160 R Rasterweergave....................150, 193 RAW..........................................87, 89 RAW+JPEG ..............................87, 89 Rechtstreeks afdrukken ................288 Reiniging (beeldsensor) ........219, 222 Riem................................................27 Rode-ogenreductie .......................105 Roteren (opname).........
Index U Uitleg...............................................52 USB-aansluiting (digitale) apparaten..............................276, 348 V Vari-Angle LCD-scherm ............33, 62 Veiligheidsmaatregelen.................343 Vergrote weergave................164, 240 Verkleind diafragma ......................112 Verticale opnamen automatisch roteren ..........................................208 Verzadiging ...................................131 Videofoto.......................................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. CEL-ST1TA280 © CANON INC.