Instructiehandleiding Instructiehandleidingen (PDF-bestanden) en de software kunt u downloaden vanaf de website van Canon (pag. 4, 596). www.canon.
Inleiding De EOS 6D Mark II is een digitale spiegelreflexcamera met een full-frame CMOS-sensor (circa 35,9 x 24,0 mm) met circa 26,2 effectieve megapixels, DIGIC 7, normaal ISO-snelheidsbereik van ISO 100 ISO 40000 (voor foto's), 45-punts AF met hoge precisie en een hoge snelheid (tot 45 kruismetingspunten), maximale snelheid bij continue opname van circa 6,5 opnamen/sec.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera Riem (met oogschelp en cameradop) Accu LP-E6N (met beschermdeksel) Acculader LC-E6E* * Bij de acculader LC-E6E wordt een netsnoer meegeleverd. Bij de camera is geen interfacekabel of HDMI-kabel geleverd. Bij de camera is geen Software cd-rom geleverd. De instructiehandleidingen worden op de volgende pagina vermeld.
Instructiehandleidingen Verkorte handleiding Meer gedetailleerde instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon naar uw computer of dergelijke. De instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden De instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon naar uw computer of dergelijke.
Compatibele geheugenkaarten Instructiehandleidingen downloaden met behulp van de QR-code U kunt de instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden naar uw smartphone of tablet met behulp van de QR-code. www.canon.com/icpd Voor het lezen van de QR-code is software nodig. Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de instructiehandleidingen. Selecteer [Handleiding/software URL] onder het tabblad [55] om de QR-code weer te geven op het LCD-scherm van de camera.
Verkorte handleiding Plaats de accu (pag. 42). 1 Laad na aankoop de accu om deze te kunnen gebruiken (pag.40). Plaats de kaart (pag. 43). 2 Plaats de kaart in de kaartsleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. 3 Bevestig de lens (pag. 53). 4 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op (pag. 53). Zorg ervoor dat de rode bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op één lijn bevinden als u de lens wilt bevestigen.
Verkorte handleiding 6 Klap het LCD-scherm uit (pag. 46). 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 56). Zie pagina 49 wanneer de schermen met datum/tijd/zoneinstelling op het LCD-scherm worden weergegeven. Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. 8 Maak de opname (pag. 56). 9 Bekijk de opname. Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> <5> <9> <0> 0/9/4/ 7/8 : : : : Het hoofdinstelwiel. Het snelinstelwiel. De multicontroller. Geeft de richting van de verschuiving of verplaatsing aan wanneer u op de multicontroller drukt. : De instelknop. : Nadat u op een bedieningsknop hebt gedrukt, geeft dit aan hoe lang (in seconden) de betreffende instelling van toepassing blijft nadat u de knop hebt losgelaten.
Hoofdstukken Inleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 2 Aan de slag en basiscamerahandelingen 39 Foto's maken met basisfuncties 93 De AF- en transportmodi instellen 129 Opname-instellingen 161 GPS-instellingen 217 Geavanceerde functies voor fotografische effecten 233 Opnamen maken met de flitser 277 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) 289 Movie-opnamen 325 Opnamen weergeven 387 Opnamen naverwerken 437 Sensorreiniging 449 Printopties en Fotoboek instellen
Inhoudsopgave Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Instructiehandleidingen .................................................................... 4 Compatibele geheugenkaarten ........................................................ 5 Verkorte handleiding......................................................................... 6 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ..... 8 Hoofdstukken ............................
Inhoudsopgave De kaart formatteren ....................................................................... 70 Voordat u begint.............................................................................. 73 De pieptoon uitzetten ................................................................... 73 Uitschakeltijd/Automatisch uitschakelen instellen ........................ 73 De opnameweergavetijd instellen ................................................ 74 Het LCD-scherm in-/uitschakelen.................
Inhoudsopgave 8: r Pannen..........................................................................114 8: 4 Close-ups maken............................................................116 8: P Voedsel fotograferen .......................................................117 8: y Portretten bij kaarslicht maken .......................................118 8: 6 Nachtportretten maken (met een statief) ........................119 8: F 's Avonds opnamen maken (uit de hand) ......................
Inhoudsopgave Een beeldstijl aanpassen ..............................................................180 Een beeldstijl vastleggen ..............................................................183 B: De witbalans instellen ..........................................................185 u Witbalanscorrectie .................................................................. 191 Helderheid en contrast automatisch corrigeren ............................ 194 Ruisreductie instellen.................................
Inhoudsopgave a: Handmatige belichting ........................................................... 241 q De meetmethode selecteren .................................................. 243 O De gewenste belichtingscorrectie instellen ............................. 245 h Bracketing met automatische belichting (AEB)...................... 247 A De opnamebelichting vergrendelen (AE-vergrendeling) ......... 249 F: Lange belichtingstijden (bulb) .................................................
Inhoudsopgave 9 Movie-opnamen 325 k Films opnemen .......................................................................326 Instellingen voor de opnamefunctie .............................................. 339 De movie-opnamekwaliteit instellen.............................................. 341 De geluidsopname instellen..........................................................346 HDR-movies opnemen..................................................................348 a Time-lapse-movies opnemen.........
Inhoudsopgave Diavoorstelling (automatische weergave) .................................... 424 Beelden op een televisie bekijken ................................................ 427 L Opnamen wissen..................................................................... 430 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen........................... 434 Automatisch roteren van staande beelden instellen..................... 435 11 Opnamen naverwerken 437 R RAW-opnamen met de camera verwerken......................
Inhoudsopgave Registreer in My Menu................................................................. 505 w: Aangepaste opnamemodi instellen ....................................... 510 15 Referentie 513 Systeemschema ...........................................................................514 De accugegevens controleren ......................................................516 Een gewoon stopcontact gebruiken.............................................. 520 H Eye-Fi-kaarten gebruiken ................
Functie-index Voeding De accu opladen Accuniveau Accugegevens controleren Gewoon stopcontact Automatisch uitschakelen LCD-scherm pag. 40 pag. 48 pag. 516 pag. 520 pag. 73 Kaarten Formatteren pag. 70 Ontspan sluiter zonder kaart pag. 44 Kaarten die compatibel zijn met movie-opnamen pag. 343 Lens Bevestigen Ontkoppelen pag. 53 pag. 54 Basisinstellingen Taal pag. 52 Datum/tijd/zone pag. 49 Pieptoon pag. 73 Copyrightinformatie pag.
Functie-index Beeldopname-instellingen Een map maken/ selecteren pag. 209 Bestandsnummering pag. 211 Beeldkwaliteit Opnamekwaliteit pag. 162 ISO-snelheid (foto's) pag. 170 Opname Opnamemodus • Basismodi • SCN-modus • Creatieve modi pag. 35 pag. 35 pag. 108 pag. 36 Aspect ratio pag. 168 HDR-modus pag. 253 Beeldstijl pag. 176 Meervoudige belichting Witbalans pag. 185 Spiegel opklappen pag. 265 Bulbtimer pag. 251 Intervaltimer pag.
Functie-index Flitser Movie-opname Externe flitser pag. 278 Flitsbelichtingscorrectie pag. 278 FE-vergrendeling pag. 278 Flitsfunctieinstellingen Opnamen met handmatige belichting pag. 330 pag. 281 ISO-snelheid (movie) pag. 372 Persoonlijke voorkeuzeinstellingen voor flitser pag. 286 Opnamen maken met automatische belichting pag. 326 AF-methode pag. 308 Servo AF voor movies pag. 373 Trackinggevoeligheid van Servo AF voor movies pag.
Functie-index Weergave Kijktijd Weergave van één opname Afdrukken/Fotoboek instellen pag. 74 pag. 458 Fotoboek instellen pag. 464 pag. 388 Weergave met opnameinformatie pag. 391 Indexweergave Printopties (DPOF) pag. 399 Aanpassen Persoonlijke voorkeuze (C.Fn) pag. 469 Door opnamen navigeren (opnamesprong) pag. 400 Aangepaste bediening pag. 497 Voorkeuren voor beelden zoeken instellen pag. 402 My Menu pag. 505 Aangepaste opnamemodus pag.
Veiligheidsmaatregelen De volgende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om schade of letsel aan uzelf en anderen te voorkomen. Zorg ervoor dat u deze voorzorgsmaatregelen goed begrijpt en volg ze op voordat u het product gaat gebruiken. Als u storingen, problemen of schade aan het product detecteert, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center of de dealer bij wie u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: Volg de onderstaande waarschuwingen.
Veiligheidsmaatregelen Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de interne onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen. Demonteer de apparatuur niet en pas deze niet aan. Er staat hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
Veiligheidsmaatregelen Aandachtspunten: Neem de onderstaande aandachtspunten in acht. Als u dit niet doet, kan dat leiden tot fysiek letsel of schade aan eigendommen. Zorg dat u het product niet gebruikt of laat liggen op een plaats waar de temperatuur hoog is, zoals in een auto die in de zon staat. Het product kan dan heet worden en brandwonden veroorzaken. Als u dit wel doet, kan de accu ook gaan lekken of exploderen. Hierdoor nemen de prestaties af of gaat het product minder lang mee.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Om de resistentie van de camera tegen stof en waterdruppels te vergroten, houdt u het aansluitingenklepje, het accucompartiment, het kaartsleufklepje en alle andere kleppen goed gesloten. De camera is resistent tegen stof en waterdruppels.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Blokkeer het spiegelmechanisme niet met uw vinger of iets anders. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt. Gebruik alleen een in de handel verkrijgbaar blaasbuisje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel, het matglas enzovoort te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-paneel en LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen en kunnen er ook zwarte, rode of andere gekleurde vlekken voorkomen. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Nomenclatuur Knop voor transportmodusselectie (pag. 156, 159) Knop voor ISO-snelheid (pag. 170) Knop voor meetmethode (pag. 243) Knop voor AF-bediening/selectie AF-methode (pag. 130, 305/308) Knop voor AF-gebiedsselectie (pag. 136, 482) GPS-antenne Markering lensvatting (pag. 53) Knop voor LCD-paneelverlichting (pag. 60) Contactpunten voor flitssynchronisatie <6> Hoofdinstelwiel (pag. 57) Ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel (pag. 57) Programmakeuzewiel (pag.
Nomenclatuur LCD-paneel (pag. 33, 34) Oogschelp (pag. 270) Zoekeroculair
AFstartknop (pag. 56, 130, 292, 337) Knop voor AEHvergrendeling/ flitsbelichtingsvergrendeling (pag. 249, 278) Knop voor AFpuntselectie (pag. 136, 137) INFO-knop (pag. 60, 80, 84, 91, 293, 298, 334, 388) Aan/uit-schakelaar (pag. 47) Luidspreker Quick Control-knop (pag. 61) Aansluitingenklepje P (N-markering)* Menuknop (pag. 64) Wisknop (pag. 430) <0> Instelknop (pag.
Nomenclatuur Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 55) Knop voor Live Viewopnamen/ movie-opnamen (pag. 289/325) <0> Start-/stopknop (pag. 290, 326) Scherpstelvlakmarkering Lees-/schrijfindicator (pag. 44) Bevestigingspunt draagriem (pag. 38) Knop voor index/vergroten/ verkleinen (pag. 399/317, 321, 404) Kaartsleufklepje (pag. 43) Ontgrendelknop accucompartiment (pag. 42) Bevestigingsopening voor accessoires LCD-scherm (pag. 46, 64, 290, 326, 404) Accucompartimentklepje (pag.
Nomenclatuur Zoekerinformatieweergave Digitale horizon (pag. 81) Spotmetingscirkel (pag. 244) Grote zone AF-kader (pag. 140) Gebied AF-kader (pag. 140) Aspect-ratiolijn 16:9 (pag. 168) Matglas Aspect-ratiolijn 1:1 (pag. 168) Raster (pag. 79) AF-punt AF-punt spotten (pag. 139) Aspectratiolijn 4:3 (pag. 168) Accuniveau (pag. 48) Waarschuwingspictogram (pag. 489) Opnamemodus (pag. 35) AF-bediening (pag. 130) JPEG/RAW (pag. 162) Knipperdetectie (pag. 206) Meetmethode (pag.
Nomenclatuur ISOsnelheid (pag. 170) Scherpstelindicator (pag. 94, 131) AE-vergrendeling (pag. 249) AEB actief (pag. 247) Flitser gereed (pag. 278) Waarschuwing voor onjuiste FE-vergrendeling FE-vergrendeling (pag. 278) FEB actief (pag. 285) Snelle synchronisatie (pag. 285) Flitsbelichtingscorrectie (pag. 278) Maximale opnamereeks voor continue opnamen (pag. 167) Aantal resterende opnamen met meervoudige belichting (pag. 259) ISO-snelheid (pag.
Nomenclatuur LCD-paneel Transportmodus (pag. 156, 159) u Enkelbeeld o Continue opname met hoge snelheid i Continue opname met lage snelheid B Stil enkelbeeld M Stille continue opname Q Zelfontspanner: 10 sec./ afstandsbediening k Zelfontspanner: 2 sec./ afstandsbediening q Zelfontspanner: Continu AF-bediening (pag. 130, 305) X 1-beeld AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF K Servo AF 4L Handmatige scherpstelling (pag.
Nomenclatuur
Opnamen maken met meervoudige belichting (pag. 258) Bluetooth-functie Waarschuwingspictogram (pag. 489) Time-lapse-movie-opnamen (pag. 349) Bulbtimeropnamen/ Intervaltimeropnamen (pag. 251/267) Wi-Fi-functie Status GPS-ontvangst Accuniveau (pag. 48) Logfunctie Belichtingscorrectie (pag. 245) 34 Indicator belichtingsniveau Belichtingscorrectiewaarde (pag. 245) AEB-bereik (pag.
Nomenclatuur Programmakeuzewiel U kunt de opnamemodus instellen. Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt houdt (ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel). Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène. A : Scene Intelligent Auto (pag. 94) C : Creative Auto (pag. 100) 8 : Speciale scène (pag. 107) 2 Portret (pag. 109) 4 Close-up (pag.
Nomenclatuur Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen naar wens vast te leggen. Aangepaste opnamemodus d : AE-programma (pag. 234) s : AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 236) f : AE met diafragmavoorkeuze (pag. 238) a : Handmatige belichting (pag. 241) F : Bulb (pag. 250) U kunt de opnamemodi (, , , of ), AFbediening, menu-instellingen enzovoort, onder de instellingen en van het programmakeuzewiel vastleggen (pag. 510).
Nomenclatuur Acculader LC-E6E Lader voor accu LP-E6N/LP-E6 (pag. 40).
Nomenclatuur De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het oog van het bevestigingspunt van de draagriem. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. Aan de riem is ook een oculairafsluiting bevestigd (pag. 270).
1 Aan de slag en basiscamerahandelingen In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven.
De accu opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de accu. de accu. 2 Plaats Plaats de accu op de juiste manier in de lader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de accu te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. de accu op. 3 Laad Sluit het netsnoer aan op de lader en steek de stekker in het stopcontact. Het opladen begint automatisch en het laadlampje knippert oranje.
De accu opladen Tips voor het gebruik van de accu en acculader Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg. Verwijder de accu na het opladen en haal de acculader uit het stopcontact.
De accu plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E6N (of LP-E6) in de camera. De zoeker van de camera wordt verlicht zodra een accu is geplaatst en wordt donker wanneer de accu wordt verwijderd. Als de accu niet is geplaatst, wordt het beeld in de zoeker onscherp en kunt u niet scherpstellen. De accu plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de accu. 2 Plaats Steek het uiteinde met de elektrische contactpunten in de camera.
De kaart plaatsen en verwijderen U kunt in de camera een SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar). De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat, zodat schrijven en wissen mogelijk is. De kaart plaatsen 1 Schrijfbeveiligingsschuifje Open het klepje. Schuif het klepje in de richting van de pijlen om het te openen. de kaart.
De kaart plaatsen en verwijderen De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicator Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje. Sluit de klep als [Opslaan...] op het LCD-scherm wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder Druk de kaart voorzichtig in de camera en laat de kaart vervolgens los om deze uit te werpen. Trek de kaart recht uit de camera en sluit het klepje.
De kaart plaatsen en verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen. Maak het klepje van de kaartsleuf op dat moment niet open. Voer ook niet de volgende handelingen uit wanneer de lees-/ schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De accu verwijderen.
Het LCD-scherm gebruiken Nadat u het LCD-scherm hebt uitgeklapt, kunt u menufuncties instellen, Live View-opnamen gebruiken, movies opnemen of foto's en movies weergeven. U kunt de richting en hoek van het LCD-scherm wijzigen. 1 Klap het LCD-scherm uit. het LCD-scherm. 2 Draai Wanneer het LCD-scherm is 180° 90° 175° uitgeklapt, kunt u het scherm naar boven, naar beneden of meer dan 180° draaien zodat het naar het onderwerp toe is gericht. De hoek is slechts bij benadering aangegeven.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum/tijd/ zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 49 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <1> : De camera is ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. Automatische sensorreiniging Wanneer u de aan/uit-schakelaar op <1> of <2> zet, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd.
De camera inschakelen z Accuniveau-indicator Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het accuniveau een van de volgende zes niveaus. Met een knipperend accupictogram wordt aangegeven dat de accu bijna leeg is.
3 De datum, tijd en zone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datum/ tijd/zone-instellingen zijn gereset, wordt het instelscherm datum/tijd/ zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Stel de tijdzone in waarin u zich op dit moment bevindt. Als u op reis gaat, hoeft u alleen maar de tijdzone in te stellen op de tijdzone van uw bestemming. De camera past de datum en tijd automatisch aan.
3 De datum, tijd en zone instellen Druk op de pijltjestoetsen en om [Zone] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Druk op de pijltjestoetsen en om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als de gewenste tijdzone niet wordt vermeld, drukt u op de knop en gaat u naar de volgende stap om deze in te stellen (met het tijdsverschil ten opzichte van de UTC-tijd).
3 De datum, tijd en zone instellen de zomertijd in. 5 Stel Stel dit naar wens in. Druk op de pijltjestoetsen en om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen en om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Wanneer zomertijd is ingesteld op [Z], zal de tijd die is ingesteld in stap 4 met 1 uur vooruitgaan. Als [Y] wordt ingesteld, wordt de zomertijd uitgeschakeld en wordt de tijd één uur teruggezet. de instelling.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de knop en selecteer het tabblad [5]. Druk op de pijltjestoetsen en om het tabblad [52] te selecteren. Druk op de pijltjestoetsen en om [TaalK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Een lens bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF-lenzen. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-S- of EF-M-lenzen. Een lens bevestigen 1 Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. de lens.
Een lens bevestigen en verwijderen De lens verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. 22 22 m Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los. Bevestig de achterste lensdop op de losgekoppelde lens. Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen beschadigen. Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2> wanneer u een lens bevestigt of verwijdert.
Basisopnamefuncties De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het lastig is om de knop te draaien, verwijdert u de oogschelp (pag. 270). Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om gebruik te maken van de dioptrische aanpassingslenzen uit de E-serie (afzonderlijk verkrijgbaar).
Basisopnamefuncties Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt gedurende circa 4 seconden in de zoeker en op het LCDpaneel weergegeven (meettimer/0).
Basisopnamefuncties Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop van het programmakeuzewiel in het midden ingedrukt houdt. Gebruik dit om de opnamemodus in te stellen. 6 Hoofdinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het hoofdinstelwiel <6>. Wanneer u op een knop zoals , , of drukt, blijft de desbetreffende functie gedurende circa 6 seconden selecteerbaar (9).
Basisopnamefuncties 5 Snelinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het hoofdinstelwiel <5>. Wanneer u op een knop zoals , of drukt, blijft de desbetreffende functie gedurende circa 6 seconden selecteerbaar (9). Tijdens deze zes seconden kunt u het instelwiel <5> draaien om de instelling te wijzigen. Wanneer de timer niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, gaat de camera terug naar de opnamemodus.
Basisopnamefuncties 9 Multicontroller De <9> heeft acht pijltoetsen. Gebruik deze voor het selecteren van het AF-punt, het corrigeren van de witbalans, het verplaatsen van het AF-punt of vergrotingskader tijdens Live View-opnamen of movie-opnamen, het instellen van Snel instellen, enzovoort. U kunt de knop ook gebruiken om menu-items te selecteren.
Basisopnamefuncties U LCD-paneelverlichting U kunt het LCD-paneel verlichten door op de knop te drukken. Schakel de LCD-paneelverlichting (9) in of uit door op de knop te drukken. Wanneer u bij een bulbbelichting de ontspanknop volledig indrukt, wordt de LCD-paneelverlichting uitgeschakeld. Het scherm Snel instellen weergeven Nadat u een aantal keer op de knop hebt gedrukt (pag. 84), wordt het scherm Snel instellen (pag. 86) weergegeven.
Q Quick Control voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen met intuïtieve handelingen. Dit heet Snel instellen. 1 Druk op de knop (7). Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de gewenste functies in. 2 Stel Druk op de pijltjestoetsen en of en om een functie te selecteren. De instellingen van de geselecteerde functie en Uitleg (pag. 90) worden weergegeven.
Q Quick Control voor opnamefuncties Instelbare functies met Snel instellen Creatieve modi Diafragma (pag. 238) Sluitertijd (pag. 236) Flitsbelichtingscorrectie (pag. 278, 285) Belichtingscorrectie/ AEB-instelling (pag. 245/247) ISO-snelheid (pag. 170) Wi-Fi-functie Beeldstijl (pag. 176) Aangepaste bediening (pag. 497) AF-bediening (pag. 130) Opnamekwaliteit (pag. 162) Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 194) Witbalans (pag.
Q Quick Control voor opnamefuncties Quick Control <0> Selecteer de gewenste functie en druk op <0>. Het scherm met functie-instellingen wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> of <5> en druk op de pijltjestoetsen en om de instelling te wijzigen. Er zijn ook functies die worden ingesteld door op de volgende manieren op de knop te drukken. Druk op <0> om het instellen te voltooien en terug te gaan naar het vorige scherm. Wanneer u <7> (pag. 497), (pag.
3 Menubewerkingen en configuraties U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Knop Knop <6> Hoofdinstelwiel LCD-scherm <5> Snelinstelwiel Multicontroller Pijltjestoetsen Knop <0> Menuscherm basismodi * In de basismodi worden sommige tabbladen en menuopties niet weergegeven.
3 Menubewerkingen en configuraties Procedure voor het instellen van het menu 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Telkens als u op de knop drukt, wordt er van hoofdtabblad (groep functies) gewisseld. Druk op de pijltjestoetsen van de multicontroller om een secundair tabblad te selecteren.
3 Menubewerkingen en configuraties In de beschrijvingen van de menufuncties hieronder wordt er vanuit gegaan dat u op de knop hebt gedrukt om het menuscherm weer te geven. U kunt ook op het menuscherm tikken of aan het wiel <6> of <5> draaien om het menu te bedienen. Druk op de knop om de bewerking ongedaan te maken. Zie pagina 534 voor informatie over elk menu-item. Gedimde menu-items Voorbeeld: Lichte tonen prioriteit Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld.
d De camera bedienen met de touchscreen U kunt de camera bedienen door met uw vingers op het LCD-scherm (aanraakgevoelig paneel) te tikken. Tikken Voorbeeldweergave (Quick Control) Tik met uw vinger op het LCD-scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). U kunt menu's, pictogrammen, enzovoort op het LCD-scherm selecteren door erop te tikken. Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen. Door op [Q] te tikken, keert u terug naar het vorige scherm.
d De camera bedienen met de touchscreen Slepen Voorbeeldscherm (Menuscherm) Sleep uw vinger over het LCD-scherm.
d De camera bedienen met de touchscreen 3 De aanraakbediening instellen 1 Selecteer de optie [Aanraakbediening]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Aanraakbediening] en druk vervolgens op <0>. de gevoeligheid voor de 2 Stel aanraakbediening in. Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere reactie van het touchscreen dan [Standaard]. Probeer beide instellingen uit en selecteer de instelling die u prefereert.
3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
3 De kaart formatteren Formatteer de kaart in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 567). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
3 De kaart formatteren Als u met deze camera een SDXC-kaart formatteert en de kaart vervolgens in een andere camera plaatst, kan er een foutmelding worden weergegeven en wordt de kaart mogelijk onbruikbaar. Bepaalde besturingssystemen van computers of kaartlezers herkennen een kaart die is geformatteerd in exFAT mogelijk niet. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd of wanneer gegevens worden gewist, verandert alleen de bestandsbeheerinformatie. De eigenlijke gegevens worden niet volledig gewist.
Voordat u begint 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon klinkt zodra er is scherpgesteld of bij opnamen met de zelfontspanner en tijdens bediening via de touchscreen. 1 Selecteer [Pieptoon]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. [Uitschakelen]. 2 Selecteer Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. De pieptoon is nu uitgeschakeld. Indien [Raak aan] is geselecteerd, hoort u geen pieptoon tijdens bewerkingen via de touchscreen.
Voordat u begint 3 De opnameweergavetijd instellen U kunt instellen hoelang de foto direct na de opname op het LCDscherm moet worden weergegeven. Als u wilt dat de camera de vastgelegde opname blijft weergeven, stelt u [Vastzetten] in. Als u de vastgelegde opname niet wilt laten weergeven, stelt u [Uit] in. 1 Selecteer [Kijktijd]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Kijktijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste tijd in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
Voordat u begint 3 De camera terugzetten op de standaardinstellingenN De instellingen voor de opnamefunctie en de menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. 1 Selecteer [Wis alle camera-instellingen]. Selecteer op het tabblad [55] de optie [Wis alle camera-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer De standaardinstellingen van de camera-instellingen worden hersteld zoals weergegeven op pagina's 76-78. Zie pag.
Voordat u begint Instellingen voor de opnamefunctie AF-bediening 1-beeld AF AFAutomatische gebiedselectiemodus selectie-AF Lens elektronische MF Uitschakelen na 1-beeld AF Meetmethode q (Meervlaksmeting) zISO-snelheidsinstellingen ISO-snelheid Automatisch ISOMinimum: 100 snelheidsbereik Maximum: 40000 Automatisch Minimum: 100 Maximum: 12800 bereik Minimumsluitertijd Automatisch voor auto Transportmodus u (Enkelbeeld) BelichtingsGeannuleerd correctie/AEB Flitsbelichtingscorrectie Geannuleerd Meervoudige
Voordat u begint Camera-instellingen Kijktijd Ontspan sluiter zonder kaart Spring met 6 Overbelichtingswaarschuwing AF-puntweergave Weergaveraster Histogram Vergroting (circa) 2 sec. Inschakelen e (10 beelden) Uitschakelen Uitschakelen Uit Helderheid 2x (vergroot vanuit centrum) Uitschakelen Instellingen voor Live View-opnamen Live View-opnamen AF-bediening AF-methode Touch Shutter Meettimer Rasterweergave Belichtingssimulatie Stille LV-opname Inschakelen 1-beeld AF u+volgen Uitschakelen 8 sec.
Voordat u begint Instellingen voor movie-opnamen Movieopnameformaat NTSC:L6X PAL:L5X Servo AF voor movies Inschakelen AF-methode u+volgen Geluidsopname Automatisch 0 Windfilter Automatisch Trackinggevoeligheid Servo AF voor movies Demper Uitschakelen Servo AF-snelheid voor movies kISO-snelheidsinstellingen ISO-snelheid Automatisch ISOsnelheidsbereik Minimum: 100 Maximum: 25600 ISO auto Max.: 25600 a ISO auto Max.
3 Het raster weergeven in de zoeker U kunt een raster weergeven in de zoeker om u te helpen controleren of de camera niet gekanteld is en de beeldcompositie te bepalen. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Rasterweergave]. [Weergeven]. 3 Selecteer Wanneer u het menu afsluit, wordt het raster weergegeven in de zoeker.
3 De digitale horizon weergeven U kunt op de LCD-scherm en in de zoeker een digitale horizon weergeven om u te helpen kanteling van de camera te corrigeren. De digitale horizon op het LCD-scherm weergeven 1 Druk op de knop . Telkens als u op de knop drukt, wordt de schermweergave vernieuwd. Geef de digitale horizon weer. Indien de digitale horizon niet wordt weergegeven, stelt u [54: Weergaveopties z-knop] in op weergave van de digitale horizon (pag. 84).
3 De digitale horizon weergeven 3 De digitale horizon weergeven in de zoeker In het bovenste gedeelte van de zoeker kan een digitale horizon worden weergegeven. Omdat deze indicator wordt weergegeven tijdens de opname, kunt u de opname maken terwijl u de camerakanteling controleert. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Elektr. niveau]. 3 Selecteer [Weergeven]. de ontspanknop half in.
3 Zoekerweergave instellenN Instellingen voor de opnamefunctie (Accuniveau, Opnamemodus, AF-bediening, Beeldkwaliteit (opnametype), Transportmodus, Meetmethode, Knipperdetectie) kunnen worden weergegeven in de zoeker. Standaard is alleen Knipperdetectie ingeschakeld met [X]. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. [Weerg./verberg. 2 Selecteer in zoeker]. het selectievakje [X] in 3 Schakel bij informatie die u wilt laten weergeven.
3 Zoekerweergave instellenN Als er geen kaart in de camera is geplaatst, wordt de opnamekwaliteit (opnametype: JPEG/RAW) niet weergegeven.
B-knopfuncties Wanneer u tijdens opnamen met de zoeker op de knop drukt terwijl de camera gereed is om opnamen te maken, kunt u de weergave wisselen tussen Digitale horizon (pag. 80) en Scherm Snel instellen (pag. 86). Met [Weergaveopties z-knop] op het tabblad [54] kunt u aangeven welke opties moeten worden weergegeven wanneer op de knop wordt gedrukt. Selecteer de gewenste optie en druk op <0> om er een [X] bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren.
B-knopfuncties Als u de camera uitschakelt terwijl de digitale horizon of het scherm Snel instellen wordt weergegeven, wordt dit scherm opnieuw weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt. Als u deze functie wilt annuleren, drukt u een aantal keer op de knop totdat het scherm leeg is en schakelt u vervolgens de camera uit. U kunt niet de vinkjes van beide items verwijderen.
B-knopfuncties Het scherm Snel instellen Diafragma Sluitertijd AE-vergrendeling Lichte tonen prioriteit ISO-snelheid Opnamemodi Indicator belichtingsniveau Flitsbelichtingscorrectie Belichtingscorrectie Wi-Fi-functie Witbalanscorrectie Aangepaste bediening Opnamekwaliteit Beeldstijl AF-bediening Pictogram Snel instellen Accuniveau Witbalans AF-gebiedselectiemodus/ AF-puntselectie Sterkte van Wi-Fi-signaal/ Eye-Fi-overdrachtstatus Meetmethode Logfunctie Maximum aantal opnamen/Automatische reiniging
B-knopfuncties Mogelijke knopbedieningen wanneer het scherm Snel instellen wordt weergegeven Als u op de knop , , , , of drukt, wordt het scherm met instellingen weergegeven en kunt u <6>, <5>, <9> en gebruiken om de functie in te stellen. AF-bediening ISO-snelheid Transportmodus Meetmethode AF-gebied/AF-puntselectie Als er niets wordt weergegeven zelfs wanneer u op een knop drukt, drukt u op de knop om de digitale horizon of het scherm Snel instellen weer te geven.
R De multifunctievergrendeling instellen Door de -schakelaar omhoog te zetten, kunt u voorkomen dat de instellingen worden gewijzigd als per ongeluk aan het Hoofdinstelwiel, het Snelinstelwiel of de Multicontroller wordt gedraaid of als per ongeluk op het touchscreen wordt getikt. Raadpleeg pagina 59 voor meer informatie over de multifunctievergrendelingsschakelaar. 1 Selecteer [Multifunctievergrendeling]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Multifunctievergrendeling] en druk vervolgens op <0>.
De Uitleg voor Opnamemodus instellen Wanneer u aan het Programmakeuzewiel draait om een opnamemodus te selecteren, wordt mogelijk een korte beschrijving (Uitleg voor Opnamemodus) van de opnamemodus weergegeven op het scherm. Tijdens opnamen met de zoeker verschijnt de modusuitleg wanneer het scherm Snel instellen of de digitale horizon wordt weergegeven. De standaardinstelling is [Inschakelen]. 1 Selecteer [Modusuitleg]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Modusuitleg] en druk vervolgens op <0>.
De Uitleg instellen Als u Quick Control gebruikt, wordt mogelijk een korte beschrijving (Uitleg) van de geselecteerde functie weergegeven. De Uitleg kan worden weergegeven tijdens opnamen met de zoeker, Live Viewopnamen en movie-opnamen. De standaardinstelling is [Inschakelen]. 1 Selecteer [Uitleg]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Uitleg] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Als u de Uitleg niet wilt weergeven, selecteert u [Uitschakelen].
Help Wanneer onder aan het menuscherm [zHelp] wordt weergegeven, kan de beschrijving (Help) van de functie worden weergegeven. Druk op de knop om Help weer te geven. Druk opnieuw op de knop om het Help-scherm uit te schakelen. Indien de Help meer dan één scherm beslaat, verschijnt er rechts een schuifbalk. Druk in dit geval op de pijltjestoetsen of draai aan het instelwiel <5> om te bladeren.
Help Grootte helptekst U kunt de tekstgrootte voor het Help-scherm selecteren. De standaardinstelling is [Klein]. 1 Selecteer [Grootte helptekst]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Grootte helptekst] en druk vervolgens op <0>. de tekstgrootte in. 2 Stel Selecteer [Klein] of [Standaard] en druk vervolgens op <0>.
2 Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten. Ba mo sisdi In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 127, 526).
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan op het niet-bewegende of bewegende onderwerp door de beweging van het onderwerp te detecteren (pag. 97). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop in het midden ingedrukt houdt.
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken. Het vastgelegde beeld wordt ongeveer 2 seconden op het LCDscherm weergegeven. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien. Als u niet de gewenste kleurtonen verkrijgt, kiest u een creatieve modus (pag. 36) en selecteert u een andere beeldstijl dan . Maak daarna een nieuwe opname (pag.
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) De pieptoon blijft zachtjes aanhouden. (De scherpstelindicator brandt niet.) Dit geeft aan dat de camera voortdurend scherpstelt op een bewegend onderwerp. (De scherpstelindicator brandt niet.) U kunt scherpe opnamen maken van een bewegend onderwerp. De scherpstelvergrendeling (pag. 97) werkt in dit geval niet. Er wordt niet op het onderwerp scherpgesteld als de ontspanknop half is indrukt.
A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) De compositie opnieuw bepalen Door het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld te plaatsen om een uitgebalanceerde achtergrond op te nemen, wordt een opname met een beter perspectief bereikt. In de modus wordt om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld.
A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) A Live View-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. Zie pagina 289 voor meer informatie. 1 Zet de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen op . het Live View-beeld op het 2 Geef LCD-scherm weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) U kunt het LCD-scherm ook draaien om in andere richtingen opnamen te maken. Zie pagina 46 voor meer informatie.
C Creative Auto-opnamen is een volautomatische opnamemodus die nog iets geavanceerder is dan . U kunt Sfeer, Achtergrond wazig enzovoort eerst aanpassen voordat u een opname maakt. Druk op de knop om het volgende in te stellen: 1. Sfeeropnamen, 2. De instelling Achtergrond wazig, 3. Transportmodus en 4. AFpuntselectie met Quick Control. * staat voor Creative Auto. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop (7). 2 Druk Het scherm Snel instellen (pag. 126) wordt weergegeven.
C Creative Auto-opnamen (1) Sfeeropnamen (4) AF-puntselectie (2) Achtergrond wazig Maximum aantal opnamen Accuniveau (3) Transportmodus Opnamekwaliteit (1) Sfeeropnamen U kunt de gewenste sfeer selecteren en daarmee uw opnamen maken. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de sfeer te selecteren. Selecteer het item (1) en druk op <0> om het scherm dat u hier links ziet, weer te geven. U kunt vervolgens de sfeer selecteren in de weergegeven lijst.
C Creative Auto-opnamen Sfeerinstellingen gSfeer: Standaard Dit levert standaardbeeldkenmerken. h Levendig Het onderwerp wordt scherp en levendig weergegeven. Met deze sfeerinstelling ziet de foto er indrukwekkender uit dan met de instelling [g Sfeer: Standaard]. i Soft Het onderwerp is minder gedefinieerd, waardoor de opname een zachtere, delicatere uitstraling krijgt. Goed voor portretten, huisdieren, bloemen, enzovoort.
C Creative Auto-opnamen (2) Achtergrond wazig U kunt de mate van achtergrondonscherpte aanpassen. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om het effect in te stellen. Selecteer het item (2) op pagina 101 en druk op <0> om het scherm dat u hier links ziet, weer te geven. Terwijl u naar het peil kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5> om de mate van achtergrondonscherpte in te stellen.
C Creative Auto-opnamen (3) Transportmodus U kunt Enkelbeeld, Continue opname of Zelfontspanner selecteren. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de gewenste modus te selecteren. Als u op <0> drukt, wordt het scherm dat u links ziet, weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> om de gewenste instelling te selecteren. Zie pagina 156 voor de transportmodi. (4) AF-puntselectie Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de gewenste AFgebiedselectiemodus te selecteren.
C Creative Auto-opnamen Effectvoorbeelden in Live View-opnamen gebruiken Wanneer u in de modus [Sfeeropnamen] of [Achtergrond wazig] instelt, raden wij u aan het resultaat van het effect op de Live View-opname te bekijken terwijl u de opnamen maakt. 1 Geef het Live View-beeld weer. Stel de schakelaar voor Live View-/ movie-opnamen in op en druk op de knop <0>. Druk de ontspanknop half in en stel vervolgens scherp op het onderwerp. op de knop .
C Creative Auto-opnamen [Achtergrond wazig] in. 5 Stel Druk op de knop om het scherm Quick Control af te sluiten. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de onscherpte aan te passen terwijl u deze op het scherm controleert (pag. 103). Terwijl u deze aanpast, wordt [Wazig simuleren] weergegeven. de opname. 6 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. Druk op de knop <0> om de Live View-opnamemodus te verlaten en weer opnamen te maken met de zoeker.
8: Modus Speciale scène De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert. * <8> staat voor Speciale scène. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. op de knop (7). 2 Druk Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. [Scène kiezen]. 3 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of en om [Scène kiezen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. een opnamemodus.
8: Modus Speciale scène SCN-modi 2: Portret (pag. 109) q: Groepsfoto (pag. 110) 3: Landschap (pag. 111) 5: Sport (pag. 112) C: Kinderen (pag. 113) r: Panning (pag. 114) 4: Close-up (pag. 116) P: Voedsel (pag. 117) y: Kaarslicht (pag. 118) 6: Nachtportret (pag. 119) F: Nachtopnamen uit hand (pag. 120) G: HDR-tegenlicht (pag.
8: 2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnamepunten Selecteer de locatie waar de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond het grootst is. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Ook steekt het onderwerp beter af tegen een gelijkmatige, donkere achtergrond. Gebruik een telelens.
8: q Groepsfoto's nemen Gebruik de modus (Groepsfoto) om groepsfoto's te nemen. U kunt een foto nemen waarin zowel de mensen op de voorgrond als op de achtergrond scherp zijn. Opnamepunten Gebruik een groothoekobjectief. Gebruik de groothoekstand van een zoomlens om alle mensen in een groep gemakkelijker scherp te krijgen, vanaf de voorste tot de achterste rij.
8: 3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnamepunten Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Stel bij gebruik van een zoomlens deze in op groothoek om onderwerpen dichtbij en veraf scherp te krijgen. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
8: 5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Opnamepunten Gebruik een telelens. Om opnamen vanaf een afstand mogelijk te maken, wordt het gebruik van een telelens aanbevolen. Volg het onderwerp binnen het gebied AF-kader. Nadat u het gebied AF-kader op het onderwerp hebt gericht, drukt u de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen.
8: C Kinderen fotograferen Gebruik (Kinderen) wanneer u rondrennende kinderen wilt fotograferen. Dit zorgt ook voor een gezonde huidtint in de opnamen. Opnamepunten Volg het onderwerp binnen het gebied AF-kader. Nadat u het gebied AF-kader op het onderwerp hebt gericht, drukt u de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen. Tijdens het automatisch scherpstellen blijft u een zachte pieptoon horen. Als er niet kan worden scherpgesteld, gaat de scherpstelindicator knipperen.
8: r Pannen Als u een opname wilt maken met het gevoel van snelheid en een wazig bewegingseffect op de achtergrond van het onderwerp, gebruik dan (Pannen). Als u met Live View-opnamen een lens gebruikt die de modus ondersteund, worden onscherpe opnamen gedetecteerd, gecorrigeerd en gereduceerd. Opnamepunten Draai de camera om het bewegende onderwerp te volgen. Draai de camera tijdens het maken van de opname op vloeiende wijze terwijl u het bewegende onderwerp volgt.
8: r Pannen Stel het niveau van achtergrondonscherpte bij de beweging in. Met [Effect] kunt u het niveau van achtergrondonscherpte bij de beweging instellen. Met de instelling [Max.] stelt u een tragere sluitertijd in om de achtergrondonscherpte bij de beweging rond het onderwerp te verhogen. Als het onderwerp wazig is, stelt u [Effect] in op [Norm.] of [Min.] om de onscherpte te reduceren. Zie de aandachtspunten op pagina 122.
8: 4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus <4> (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnamepunten Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een simpele achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht. Nader het onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van de lens.
8: P Voedsel fotograferen Gebruik
(Voedsel) om opnamen van voedsel te maken. De foto wordt scherp en aantrekkelijk. Afhankelijk van de lichtbron wordt bovendien de roodachtige tint onderdrukt in opnamen die bij kunstlicht enzovoort worden gemaakt. Opnamepunten Pas de kleurtoon aan. U kunt de [Kleurtoon] aanpassen. Als u de roodachtige tint van het voedsel wilt versterken, zet u de kleurtoon richting [Warm]. Als het geheel te rood overkomt, zet u de kleurtoon richting [Koel].
8: y Portretten bij kaarslicht maken Gebruik (Kaarslicht) als u een opname van een persoon bij kaarslicht wilt maken. De atmosfeer van kaarslicht wordt gereflecteerd in de kleurtoon van de foto. Opnamepunten Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt in de zoeker op het onderwerp en maak de foto. Als de nummerweergave (sluitertijd) in de zoeker knippert, moet u ervoor zorgen dat de camera niet beweegt.
8: 6 Nachtportretten maken (met een statief) Gebruik de modus <6> (Nachtportret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. Merk op dat u een externe Speedlite nodig hebt om opnamen te maken. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Opnamepunten Gebruik een groothoekobjectief en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen.
8: F 's Avonds opnamen maken (uit de hand) U bereikt bij nachtopnamen het beste resultaat door een statief te gebruiken. Met de modus (Nachtopnamen uit hand) kunt u echter ook prima nachtopnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze opnamemodus worden vier continue opnamen gemaakt voor elke foto, en vervolgens wordt een opname met minder cameratrilling opgeslagen. Opnamepunten Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
8: G Opnamen met tegenlicht maken Als u een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden fotografeert, gebruikt u de modus (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto in deze modus maakt, worden drie opvolgende opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed kleurtoonbereik waarbij de schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht, tot een minimum zijn beperkt. * HDR staat voor High Dynamic Range (groot dynamisch bereik). Opnamepunten Houd de camera stevig vast.
Aandachtspunten voor de modi <8> • Groepsfoto Omdat vervormingscorrectie wordt toegepast, gebruikt de camera een kleiner beeldgebied dan door de zoeker te zien is. (De randen van de opname zijn iets bijgesneden en het lijkt of de resolutie iets lager is.) En tijdens Live View-opnamen verandert de beeldhoek iets. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunt u mogelijk niet op iedereen in het beeld scherpstellen. • <3> Landschap Als u gebruikmaakt van een externe Speedlite, gaat de Speedlite af.
• Pannen (voortgezet) Als de lens de modus niet ondersteunt, worden onscherpe opnamen niet gecorrigeerd. De automatische aanpassing van de sluitertijd wordt echter alleen van kracht volgens de instelling van [Effect]. Bij opnamen bij fel licht, bijvoorbeeld op een zonnige zomerdag, of bij het maken van opnamen van een traag bewegend onderwerp, wordt de ingestelde mate van het paneffect mogelijk niet verkregen.
• <6> Nachtportret Vraag het onderwerp zich niet bewegen, ook niet nadat er is geflitst. Tijdens Live View-opnamen kan het moeilijk zijn om scherp te stellen wanneer het gezicht van het onderwerp er donker uitziet. Stel in dergelijke gevallen de scherpstelmodusknop in op en stel handmatig scherp. Wanneer u een nachtopname maakt met Live View-opnamen, kan het moeilijk zijn om scherp te stellen met AF als er lichtpunten in het AF-punt aanwezig zijn.
• Nachtopnamen uit hand (voortgezet) Als u een bewegend onderwerp fotografeert, kan de beweging van het onderwerp nabeelden achterlaten en kan het gebied om het onderwerp heen donker worden. De opnamen sluiten mogelijk niet goed op elkaar aan bij zich herhalende patronen (rasters, strepen, enzovoort), opnamen in één kleur of bij opnamen die erg zijn verschoven door cameratrillingen. Het duurt enige tijd om opnamen op de kaart vast te leggen, omdat ze na de opname worden samengevoegd.
Q Quick Control Als u in basismodi op de knop drukt, worden de items die in de tabellen op de volgende pagina worden weergegeven met Quick Control ingesteld. Voorbeeld: modus het programmakeuzewiel in 1 Stel op een basismodus. op de knop (7). 2 Druk Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. de gewenste functie in. 3 Stel Druk op de pijltjestoetsen en of en om een functie te selecteren. De instellingen van de geselecteerde functie en Uitleg (pag.
Q Quick Control Functies die in de basismodi kunnen worden ingesteld o: standaardinstelling*1 k: door gebruiker in te stellen Functie : niet in te stellen A C k Sfeeropnamen (pag. 101) k Achtergrond wazig (pag. 103) Enkelbeeld o o Continue opname met hoge snelheid k k Continue opname met lage snelheid k k k k k k Enkele stille opname*2 TransportStille continue opname*2 modus (pag. 156) Zelfontspanner (10 sec.)/ Afstandsbediening k k Zelfontspanner (2 sec.
Q Quick Control o: standaardinstelling*1 k: door gebruiker in te stellen Functie : niet in te stellen 8 4 Kleurtoon (pag. 106) P y k k 6 F k G k k k k Enkelbeeld o o o o o o Continue opname met hoge snelheid k k k k k k Continue opname met lage snelheid k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k Zelfontspanner (2 sec.)/ Afstandsbediening k k k k k k Zelfontspanner: Continu opname k k k k k k k k k k k Helderheid (pag.
3 De AF- en transportmodi instellen De AF-punten in de zoeker zijn zodanig geplaatst dat u op een verscheidenheid aan onderwerpen en in allerlei omstandigheden automatisch scherp kunt stellen. U kunt ook de AF-bediening en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het geschiktst zijn. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (, , , , ) beschikbaar is.
f: De AF-bediening selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op . 22 22 m het programmakeuzewiel 2 Draai naar een creatieve modus. 3 Druk op de knop (9). de AF-bediening.
f: De AF-bediening selecterenN 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen AF-punt Scherpstelindicator Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Het AF-punt waarop is scherpgesteld, wordt weergegeven en de scherpstelindicator in de zoeker gaat branden. Als de standaardinstellingen van de camera zijn ingesteld de meetmethode is ingesteld op meervlaksmeting (pag.
f: De AF-bediening selecterenN AI Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij de scherpstelafstand telkens verandert. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. Wanneer de AF-gebiedselectiemodus (pag.
f: De AF-bediening selecterenN AF-punten lichten rood op De AF-punten lichten standaard rood op wanneer er is scherpgesteld in omstandigheden met weinig licht of op een donker onderwerp. In de creatieve modi kunt u instellen of de AF-punten rood oplichten wanneer scherpstelling is bereikt (pag. 488).
S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren De camera heeft 45 AF-punten voor automatische scherpstelling. U kunt de AF-gebiedselectiemodus en AF-punten selecteren die bij de scène of het onderwerp passen. Afhankelijk van de gebruikte lens kan het aantal bruikbare AF-punten, AF-puntpatronen, de vorm van het gebied AF-kader, enz. verschillen. Zie voor meer informatie 'Lenzen en bruikbare AF-punten' op pagina 145. AF-gebiedselectiemodus U kunt uit een van de vijf AF-gebiedselectiemodi kiezen.
S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren G Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) Het AF-gebied is onderverdeeld in drie zones (links, midden en rechts) voor het scherpstellen. H Automatische selectie-AF Het gebied AF-kader (hele AF-gebied) wordt gebruikt om scherp te stellen.
S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren De AF-gebiedselectiemodus selecteren 1 Druk op de knop of (9). Kijk door de zoeker en druk op de knop of . op de knop . 2 Druk Elke keer dat u op de knop drukt, wordt de AF-gebiedsselectiemodus gewijzigd. In de modus <8: y> kunt u het AF-gebied niet selecteren. Voor opnamen wordt Enkelbeeld AF (vast op het centrum) toegepast.
S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren Het AF-punt handmatig selecteren U kunt het AF-punt of de AF-zone ook handmatig selecteren. 1 Druk op de knop of (9). De AF-punten worden in de zoeker weergegeven. In de modi Zone-AF of Grote zone-AF wordt de geselecteerde zone weergegeven. een AF-punt. 2 Selecteer De AF-puntselectie verschuift in de richting waarin u <9> duwt. Als u op <0> drukt, wordt het middelste AFpunt (of de middelste zone) geselecteerd.
S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren Indicaties voor AF-puntweergave Wanneer u op de knop of drukt, lichten de AF-punten op die fungeren als AF-kruismetingspunten voor uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling. De knipperende AF-punten zijn gevoelig over de horizontale of verticale lijn. Raadpleeg de pagina's 143-148 voor meer informatie.
AF-gebiedselectiemodus Eén punt Spot AF (handmatige selectie) Voor nauwkeurig scherpstellen over een kleiner gebied dan met één-punts AF. Selecteer één AF-punt om op scherp te stellen. Dit is effectief voor nauwkeurig scherpstellen of scherpstellen op overlappende onderwerpen, zoals een dier in een kooi.
AF-gebiedselectiemodus Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) Het AF-gebied is onderverdeeld in drie zones (links, midden en rechts) voor het scherpstellen. Aangezien het scherpstelgebied groter is dan met Zone-AF, en alle AF-punten in de geselecteerde zone worden voor de automatische AF-puntselectie gebruikt, werkt het beter dan één-punts AF om het onderwerp te volgen en is het effectief voor bewegende onderwerpen.
AF-gebiedselectiemodus Wanneer de AI Servo AF-modus is ingesteld voor Zone-AF, Grote zone-AF of Automatische selectie-AF, blijft het actieve AF-punt verschuiven om het onderwerp te volgen. Bij bepaalde opnameomstandigheden (bijvoorbeeld wanneer het onderwerp klein is) kan het onderwerp echter wellicht niet meer worden gevolgd. Bij Eén punt Spot AF kan scherpstellen met het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor EOS-camera's lastig zijn.
AF-gebiedselectiemodus AF met behulp van color tracking Als met de camera in de standaardinstelling de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op Zone-AF (handmatige selectie van een zone), Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) of Automatische selectie-AF, wordt AF met behulp van color tracking waarbij kleuren worden gedetecteerd die vergelijkbaar zijn met huidtinten, uitgevoerd (behalve in de modi <8: 3r4Py6F>). Raadpleeg [8C.Fn II-12: Aut. AF-pt s.
AF-sensor De AF-sensor van de camera heeft 45 AF-punten. De onderstaande afbeelding toont het AF-sensorpatroon dat met elk AF-punt overeenkomt. Als u een lens gebruikt met een maximaal diafragma van f/2.8 of sneller, is AF met hoge precisie mogelijk in het midden van de zoeker. Afhankelijk van de gebruikte lens kan het aantal bruikbare AF-punten, AF-puntpatronen, de vorm van het gebied AF-kader, enz. verschillen. Zie voor meer informatie 'Lenzen en bruikbare AF-punten' op pagina 145.
AF-sensor Deze scherpstelsensor is afgestemd op een nauwkeurige scherpstelling voor lenzen met een maximaal diafragma van f/2.8 of sneller. Een diagonaal kruispatroon maakt het makkelijker om scherp te stellen op onderwerpen waarbij automatisch scherpstellen moeilijker is. Dit patroon is beschikbaar op het middelste AF-punt. Deze scherpstelsensoren zijn afgestemd op lenzen met een maximaal diafragma van f/5.6 of sneller (en bepaalde f/8-lenzen).
Lenzen en bruikbare AF-punten Hoewel de camera 45 AF-punten heeft, is het aantal bruikbare AFpunten, scherpstelpatronen, de vorm van het gebied AF-kader enzovoort afhankelijk van de gebruikte lens. Lenzen worden daarom onderverdeeld in acht groepen van A t/m H. Een lens uit groep E tot H heeft minder bruikbare AF-punten. Lensgroepen worden weergegeven op pagina's 149-152. Ga na tot welke groep uw lens behoort.
Lenzen en bruikbare AF-punten Groep B Automatische scherpstelling met 45 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. Groep C Automatische scherpstelling met 45 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig.
Lenzen en bruikbare AF-punten Groep E Automatische scherpstelling is met 35 punten mogelijk. (Niet mogelijk met alle 45 AF-punten.) Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. Tijdens automatische AF-puntselectie is het buitenste kader waarmee het AF-gebied wordt gemarkeerd (gebied AF-kader) anders dan bij 45-punts automatische selectie-AF. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : De AF-punten zijn gevoelig voor horizontale lijnen.
Lenzen en bruikbare AF-punten Groep G Automatische scherpstelling met 27 punten is mogelijk. (Niet mogelijk met alle 45 AF-punten.) Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) kan niet worden geselecteerd voor de AF-gebiedselectiemodus. Tijdens automatische AF-puntselectie is het buitenste kader waarmee het AF-gebied wordt gemarkeerd (gebied AF-kader) anders dan bij 45-punts automatische selectie-AF. : Kruisvormig AF-punt.
Lenzen en bruikbare AF-punten Aanduidingen van lensgroepen EF14mm f/2.8L USM EF14mm f/2.8L II USM EF15mm f/2.8 Fisheye EF20mm f/2.8 USM EF24mm f/1.4L USM EF24mm f/1.4L II USM EF24mm f/2.8 EF24mm f/2.8 IS USM EF28mm f/1.8 USM EF28mm f/2.8 EF28mm f/2.8 IS USM EF35mm f/1.4L USM EF35mm f/1.4L II USM EF35mm f/2 EF35mm f/2 IS USM EF40mm f/2.8 STM EF50mm f/1.0L USM EF50mm f/1.2L USM EF50mm f/1.4 USM EF50mm f/1.8 EF50mm f/1.8 II EF50mm f/1.8 STM EF50mm f/2.5 Compact Macro EF50mm f/2.
Lenzen en bruikbare AF-punten EF300mm f/4L IS USM EF300mm f/4L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF300mm f/4L IS USM + Extender EF2x I/II/III EF400mm f/2.8L USM EF400mm f/2.8L USM + Extender EF1.4x I/II/III EF400mm f/2.8L USM + Extender EF2x I/II/III EF400mm f/2.8L II USM EF400mm f/2.8L II USM + Extender EF1.4x I/II/III EF400mm f/2.8L II USM + Extender EF2x I/II/III EF400mm f/2.8L IS USM EF400mm f/2.8L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF400mm f/2.8L IS USM + Extender EF2x I/II/III EF400mm f/2.
Lenzen en bruikbare AF-punten EF28-70mm f/2.8L USM EF28-70mm f/3.5-4.5 EF28-70mm f/3.5-4.5 II EF28-80mm f/2.8-4L USM EF28-80mm f/3.5-5.6 EF28-80mm f/3.5-5.6 USM EF28-80mm f/3.5-5.6 II EF28-80mm f/3.5-5.6 II USM EF28-80mm f/3.5-5.6 III USM EF28-80mm f/3.5-5.6 IV USM EF28-80mm f/3.5-5.6 V USM EF28-90mm f/4-5.6 EF28-90mm f/4-5.6 USM EF28-90mm f/4-5.6 II EF28-90mm f/4-5.6 II USM EF28-90mm f/4-5.6 III EF28-105mm f/3.5-4.5 USM EF28-105mm f/3.5-4.5 II USM EF28-105mm f/4-5.6 EF28-105mm f/4-5.6 USM EF28-135mm f/3.
Lenzen en bruikbare AF-punten EF90-300mm f/4.5-5.6 USM EF100-200mm f/4.5A EF100-300mm f/4.5-5.6 USM EF100-300mm f/5.6 EF100-300mm f/5.6L EF100-400mm f/4.5-5.6L IS USM EF100-400mm f/4.5-5.6L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF100-400mm f/4.5-5.6L IS II USM EF100-400mm f/4.5-5.6L IS II USM + Extender EF1.4x I/II EF100-400mm f/4.5-5.6L IS II USM + Extender EF1.4x III EF200-400mm f/4L IS USM Extender 1.4x D B C B B B H (f/8) B H (f/8) G (f/8) B EF200-400mm f/4L IS USM Extender 1.4x: Met ingebouwde Ext. 1.
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (de scherpstelindicator in de zoeker knippert).
MF: Handmatige focus Als u niet kunt scherpstellen met automatische scherpstelling, volgt u de onderstaande procedure om handmatig scherp te stellen. 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op . <4 L> wordt op het LCDpaneel weergegeven. 22 m 22 Scherpstelring scherp op het onderwerp. 2 Stel Draai aan de scherpstelring op de lens totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet.
3 Objectief elektronische MF instellenN Met de volgende USM- en STM-lenzen met elektronische handmatige scherpstelling kunt u instellen of elektronische handmatige scherpstelling na automatische scherpstelling moet worden gebruikt in 1-beeld AF. De standaardinstelling is [Uitschakelen na One-Shot AF]. EF50mm f/1.0L USM EF85mm f/1.2L USM EF85mm f/1.2L II USM EF200mm f/1.8L USM EF300mm f/2.8L USM EF600mm f/4L USM EF400mm f/2.8L USM EF1200mm f/5.6L USM EF400mm f/2.8L II USM EF28-80mm f/2.8-4L USM EF500mm f/4.
i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. 1 Druk op de knop (9). de transportmodus. 2 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. u : Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt.
i De transportmodus selecteren i : Continue opname met lage snelheid Terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, kunt u continu opnamen maken op max. circa 3,0 opnamen/sec. (behalve in de modus ). Merk op dat als tijdens Live View-opnamen [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], krijgt het volgen van een onderwerp prioriteit met een snelheid bij continue opname van max. circa 3,0 opnamen/sec. (behalve in de modus ).
i De transportmodus selecteren De maximale snelheid van continue opname met hoge snelheid van circa 6,5 opnamen/sec. (pag. 156) wordt bereikt onder de volgende omstandigheden: een volledig opgeladen accu, bij 1/500 seconde of kortere sluitertijd, bij maximaal diafragma (afhankelijk van de lens), bij kamertemperatuur (23°C), antiknipperopname uitgeschakeld en Live View-opnamen met 1-beeld AF*.
j De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt, zoals bij een herdenkingsfoto. 1 Druk op de knop (9). de zelfontspanner. 2 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. Q : Opname over 10 sec. De opname wordt circa 10 seconden na het volledig indrukken van de ontspanknop gemaakt. Ook opnamen met de afstandsbediening zijn mogelijk (pag. 271). k : Opname over 2 sec.
j De zelfontspanner gebruiken Als u bij het indrukken van de ontspanknop niet door de zoeker kijkt, kunt u het beste de oculairafsluiting bevestigen (pag. 270). Als er tijdens het maken van een opname licht in de zoeker komt, kan dit een negatief effect op de belichting hebben. Met kan het interval tussen meerdere opnamen worden verlengd, afhankelijk van de instellingen voor opnamefuncties zoals de opnamekwaliteit of het gebruik van de externe flitser.
4 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functies voor opnamen beschreven: opnamekwaliteit, aspect ratio, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), ruisreductie, lichte tonen prioriteit, lensafwijkingscorrectie, antiknipperopname en andere functies. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (, , , , ) beschikbaar is.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn zeven instellingen voor JPEG-kwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a en b. Er zijn drie instellingen voor RAW-opnamekwaliteit: 1, 41 en 61 (pag. 166). 1 Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. de opnamekwaliteit in. 2 Stel Draai aan het instelwiel <6> om een RAW-instelling te selecteren.
3 De opnamekwaliteit instellen Voorbeelden van de instelling voor opnamekwaliteit Alleen 73 Alleen 1 1+73 61+74 163
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeld- Opgeslagen Printkwaliteit pixels grootte Bestandsgrootte (MB) Maximale Maximum opnamereeks aantal Hoge opnamen Standaard snelheid JPEG 73 83 74 84 7a 8a b 26M A2 12M A3 6,5M A4 3,8M A5 7,5 1000 110 150 3,8 1950 150 150 4,0 1870 150 150 2,1 3570 150 150 2,6 2820 150 150 1,4 5310 150 150 1,8 4170 150 150 RAW 1 26M A2 32,6 200 18 21 41 15M A3 25,3 250 21
3 De opnamekwaliteit instellen Het maximum aantal opnamen is gebaseerd op de testnormen van Canon bij gebruik van een kaart van 8 GB. De maximale opnamereeks tijdens continue opname is gebaseerd op standaardtesten van Canon met een SD-kaart (Standaard: 8 GB, Hoge snelheid: UHS-I 16 GB) en testnormen ( continue opname met hoge snelheid, 3:2 aspect ratio, ISO 100, Beeldstijl standaard).
3 De opnamekwaliteit instellen RAW-opnamen RAW-opname is de uitvoer van onbewerkte gegevens die afkomstig zijn van de beeldsensor en zijn omgezet in digitale gegevens. De RAWopname wordt ongewijzigd op de kaart opgeslagen en u kunt de volgende kwaliteitsinstelling kiezen: 1, 41 of 61. Een 1-opname kan worden verwerkt via het menu [31: RAW-beeldverwerking] (pag. 438) en worden opgeslagen als een JPEG-afbeelding. (41- en 61-bestanden kunnen niet met de camera worden verwerkt.
3 De opnamekwaliteit instellen Maximale opnamereeks voor continue opnamen De maximale opnamereeks wordt rechtsonder in de zoeker en op het scherm Snel instellen weergegeven. Als de maximale opnamereeks voor continue opname 99 of hoger is, wordt '99' weergegeven. De maximale opnamereeks wordt altijd weergegeven, zelfs als er geen kaart in de camera is geplaatst. Controleer of er een kaart in de camera is geplaatst voordat u een opname maakt.
3 De aspect ratio instellenN U kunt de aspect ratio van de opname wijzigen. [3:2] is standaard ingesteld. Als [4:3], [16:9] of [1:1] is ingesteld, worden lijnen in de zoeker weergegeven om het beeldgebied aan te duiden. Tijdens het maken van Live View-opnamen wordt het beeld omgeven door een zwart masker op het LCD-scherm. 1 Selecteer de aspect ratio. Selecteer op het tabblad [z4] de optie [Aspect ratio] en druk vervolgens op <0>. de aspect ratio in. 2 Stel Selecteer een aspect ratio en druk op <0>.
3 De aspect ratio instellenN Aspect ratio 16:9 4:3 1:1 Bij het maken van opnamen met de zoeker Bij Live Viewopnamen Beeldkwaliteit Aspect ratio en aantal pixels (circa) 3:2 4:3 16:9 1:1 3 6240x4160 5536x4160* 6240x3504* 4160x4160 (26,0 megapixels) (23,0 megapixels) (21,9 megapixels) (17,3 megapixels) 4 4160x2768* 3680x2768* 4160x2336* (11,5 megapixels) (10,2 megapixels) (9,7 megapixels) a 3120x2080 2768x2080* 3120x1752* 2080x2080 (6,5 megapixels) (5,8 megapixels) (5,5 megapixels) (4,3 megapix
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 172). Raadpleeg pagina 327 en 331 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens movie-opnamen. 1 Druk op de knop (9). de ISO-snelheid in. 2 Stel Terwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN Omdat H1 (gelijk aan ISO 51200) en H2 (gelijk aan 102400) vergrote ISO-snelheidsinstellingen zijn, zijn ruis (lichte puntjes, strepen enzovoort) en onregelmatige kleuren beter zichtbaar en is de resolutie lager dan met de standaardinstelling. Aangezien L (gelijk aan ISO 50) een vergrote ISO-snelheid is, wordt het dynamisch bereik iets kleiner dan met de standaardinstelling. Als [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] (pag.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN ISO auto Als u de ISO-snelheid instelt op 'A' (auto), wordt de werkelijk in te stellen ISO-snelheid weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-snelheid automatisch aangepast aan de opnamemodus.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN 3 Het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen U kunt het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen (er zijn minimumen maximumlimieten). U kunt de minimumlimiet instellen tussen L (gelijk aan ISO 50) en H1 (gelijk aan ISO 51200), en de maximumlimiet tussen ISO 100 en H2 (gelijk aan ISO 102400). 1 Selecteer [zISO-snelheidsinst.]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [zISO-snelheidsinst.] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [ISO-snelh.bereik].
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN 3 Het ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor ISO auto tussen ISO 100 - ISO 40000 instellen. U kunt de minimumlimiet instellen tussen ISO 100 en ISO 25600 en de maximumlimiet tussen ISO 200 en ISO 40000. 1 Selecteer [Autom. bereik]. de minimumlimiet in. 2 Stel Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op <0>. Selecteer de ISO-snelheid en druk op <0>. de maximumlimiet in.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN 3 De kortste sluitertijd voor ISO auto instellen U kunt de kortste sluitertijd instellen zodat de automatisch ingestelde sluitertijd niet te traag wordt wanneer ISO auto is ingesteld. Dit is handig in de modi en wanneer u een groothoeklens gebruikt om een opname te maken van een bewegend onderwerp of wanneer u een telelens gebruikt. Hierdoor worden cameratrilling en wazige onderwerpen tegengegaan.
3 Een beeldstijl selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi wordt [D] (Auto) automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl. 2 Selecteer Selecteer een beeldstijl en druk vervolgens op <0>. De beeldstijl wordt ingesteld.
3 Een beeldstijl selecterenN Kenmerken van beeldstijlen D Automatisch De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien de kleuren er echt levendig uit, zoals voor blauwe luchten, bomen en struiken, en zonsondergangen. Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt verkregen met [Automatisch]. P Standaard Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit.
3 Een beeldstijl selecterenN U Natuurlijk Geschikt om het beeld met een computer te verwerken. De kleur van een onderwerp dat wordt vastgelegd in zonlicht bij een kleurtemperatuur van 5200K, wordt aangepast naar de colorimetrische kleur van het onderwerp. Voor ingetogen opnamen met een bescheiden helderheid en kleurverzadiging. V Monochroom Voor zwart-witopnamen. Let erop dat u de instelling [Monochroom] niet ingeschakeld laat wanneer u opnieuw foto's in kleur wilt maken.
3 Een beeldstijl selecterenN Symbolen Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere parameters. De cijfers geven de waarden weer voor deze parameters die zijn ingesteld voor de respectieve beeldstijl.
3 Een beeldstijl aanpassenN U kunt de beeldstijlen aanpassen. U kunt de parameterinstellingen van beeldstijlen zoals [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere parameters in de standaardinstellingen wijzigen of aanpassen. Maak testopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 182 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>.
3 Een beeldstijl aanpassenN de parameter in. 4 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om de parameter aan te passen en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop om de aangepaste parameterinstellingen op te slaan. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt weer. De waarde van parameterinstellingen die afwijken van de standaardinstelling wordt blauw weergegeven.
3 Een beeldstijl aanpassenN V Monochroom aanpassen Naast de effecten die worden beschreven op de vorige pagina zoals [Contrast] of [Sterkte], [Details] en [Drempel] voor [Scherpte], kunt u ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
3 Een beeldstijl vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dit is handig wanneer u vooraf meerdere beeldstijlen met verschillende instellingen wilt definiëren. U kunt hier ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (EOS-software, pag. 594) op de camera is vastgelegd. 1 Selecteer [Beeldstijl].
3 Een beeldstijl vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Selecteer de parameter (zoals [Sterkte] onder [Scherpte]) die u wilt instellen en druk vervolgens op <0>. de parameter in. 6 Stel Pas het effectniveau van de parameter aan en druk vervolgens op <0>. Zie 'Een beeldstijl aanpassen' (pag. 180) voor meer informatie. Druk op de knop om de aangepaste parameterinstellingen vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer.
B: De witbalans instellenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [Q] (Sfeerprioriteit) of [Qw] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. Bij de basismodi wordt [Q] (Sfeerprioriteit) automatisch ingesteld.
B: De witbalans instellenN Witbalans Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht. Met een digitale camera is het wit als basis voor de kleurcorrectie afhankelijk van de kleurtemperatuur van de verlichting en wordt de kleur aangepast met software om de witte gebieden er ook wit te laten uitzien. Met deze functie kunt u foto's met natuurlijke kleurtonen maken.
B: De witbalans instellenN Q Automatische witbalans Met [Q] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt. Als u [Qw] (Witprioriteit) selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname verkleinen. Als u de automatische witbalans van vroegere EOS-cameramodellen wilt bereiken, selecteert u [Q] (Sfeerprioriteit). 1 Selecteer [Witbalans].
B: De witbalans instellenN O Handmatige witbalans Met handmatige witbalans kunt u de witbalans handmatig instellen voor de specifieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname. 1 Fotografeer een wit object. Kijk door de zoeker. Het gebied tussen de gestippelde lijn (zie afbeelding) moet een effen wit object bedekken. Stel handmatig scherp en maak opnamen met de standaardbelichting die voor het witte object is ingesteld.
B: De witbalans instellenN [Witbalans]. 4 Selecteer Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>. de handmatige 5 Selecteer witbalans. Selecteer [O] en druk vervolgens op <0>. Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben.
B: De witbalans instellenN P De kleurtemperatuur instellen U kunt de kleurtemperatuur voor de witbalans numeriek instellen. Deze instelling is voor geavanceerde gebruikers. 1 Selecteer [Witbalans]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>. de kleurtemperatuur in. 2 Stel Selecteer [P]. Draai het instelwiel <6> om de kleurtemperatuur te selecteren en druk vervolgens op <0>.
u WitbalanscorrectieN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers, met name voor gebruikers die bekend zijn met het gebruik en de effecten van kleurtemperatuurconversie en kleurcompensatiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.].
u WitbalanscorrectieN Automatische witbalansbracketing Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber en magenta/groen. Deze functie wordt witbalansbracketing (WB Bkt.) genoemd. Witbalansbracketing is mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansbracketing in.
u WitbalanscorrectieN Tijdens witbalansbracketing is de maximale opnamereeks voor continue opnamen lager. Aangezien voor iedere opname drie afbeeldingen worden opgeslagen, kost het opslaan van de opname op de geheugenkaart meer tijd. U kunt ook de witbalanscorrectie en AEB samen met witbalansbracketing instellen. Als u kiest voor AEB in combinatie met witbalansbracketing, worden er van elke opname negen versies opgeslagen.
3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. Bij de basismodi wordt [Standaard] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer/ Auto optimalisatie helderheid].
3 Ruisreductie instellenN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij opnamen aan lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd. 1 Selecteer [Hoge ISO-ruisreductie]. Selecteer op het tabblad [z3] [Hoge ISO-ruisreductie] en druk vervolgens op <0>. het niveau in.
3 Ruisreductie instellenN Aandachtspunten voor het instellen van ruisonderdrukking bij meerdere opnamen Als de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het effect van de ruisonderdrukking mogelijk kleiner. Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
3 Ruisreductie instellenN Ruisreductie lange sluitertijd Voor opnamen die worden belicht gedurende 1 seconde of langer, kan ruis (lichtpuntjes en strepen) veroorzaakt door lange belichting worden verminderd. 1 Selecteer [Ruisred. lange sluitertijd]. Selecteer op het tabblad [z3] [Ruisred. lange sluitertijd] en druk op <0>. de gewenste optie in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
3 Ruisreductie instellenN Met [Automatisch] of [Inschakelen] ingesteld duurt het reduceren van ruis na het maken van de opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting. Maar zelfs wanneer het ruisreductieproces wordt uitgevoerd, kunt u nog opnamen maken zolang de indicator voor de maximale opnamereeks in de zoeker '1' of hoger aangeeft.
3 Lichte tonen prioriteitN U kunt overbelichte, uitgeknipte hooglichten verminderen. 1 Selecteer [Lichte tonen prioriteit]. Selecteer op het tabblad [z3] [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer De lichte details worden verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. de opname.
3 Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er donkerder uitzien als gevolg van de optische eigenschappen van de lens. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische aberratie. Beeldvervorming door optische eigenschappen van de lens wordt vervorming genoemd. En afgenomen opnamescherpte als gevolg van het diafragma wordt diffractie genoemd.
3 Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN [Inschakelen]. 3 Selecteer Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor de gebruikte lens. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 4 Maak De opname wordt vastgelegd met de gecorrigeerde helderheid van de randen. Afhankelijk van de opname-omstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een opname ontstaan. Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie.
3 Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN Vervormingscorrectie 1 Selecteer [Vervormingscorrectie]. [Inschakelen]. 2 Selecteer Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor de gebruikte lens. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 3 Maak De beeld wordt opgenomen met correctie voor vervorming. Omdat vervormingscorrectie wordt toegepast, gebruikt de camera een kleiner beeldbereik dan door de zoeker te zien is.
3 Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN Diffractiecorrectie 1 Selecteer [Diffractiecorrectie]. [Inschakelen]. 2 Selecteer Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 3 Maak De opname wordt vastgelegd met correctie voor diffractie. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de ruis toenemen door de effecten van correctie. Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. Voor movie-opnamen wordt [Diffractiecorrectie] niet weergegeven.
3 Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN Correctiegegevens voor de lens De correctiegegevens voor het objectief worden geregistreerd (opgeslagen) in de camera. Als de instelling [Inschakelen] is geselecteerd, worden correctie helderheid randen, correctie chromatische aberratie, diffractiecorrectie automatisch toegepast. U kunt met EOS Utility (EOS-software, pag. 594) controleren voor welke lenzen de camera correctiegegevens bevat.
3 Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN Algemene aandachtspunten voor lensafwijkingscorrectie Correctie van helderheid van randen, correctie van chromatische aberratie, vervormingscorrectie en diffractiecorrectie kunnen niet worden toegepast op JPEG-opnamen die al zijn gemaakt. Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt het aanbevolen om de correcties in te stellen op [Uitschakelen], zelfs als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
3 Flikkeren verminderenN Als u bij fel licht zoals TL-licht een opname maakt met hogere sluitertijd, veroorzaakt het flikkeren van de lichtbron flikkeringen in de opname en kan deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of kleuren op de opnamen.
3 Flikkeren verminderenN De kleurtoon van de vastgelegde opnamen waarvoor [z4: Antiknipperopname] is ingesteld op [Inschakelen], ziet er mogelijk anders uit dan wanneer [Uitschakelen] is ingesteld. Flikkering bij een andere frequentie dan 100 Hz of 120 Hz kan niet worden gedetecteerd. Als de flikkeringsfrequentie van de lichtbron verandert tijdens continue opname, kunnen de effecten van de flikkering bovendien niet worden verminderd.
3 De kleurruimte instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor vastgelegde beelden instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt [sRGB] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 Stel Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van vastgelegde beelden wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Maak map]. [OK]. 3 Selecteer Er wordt een nieuwe map gemaakt met een mapnummer dat één cijfer hoger is.
3 Een map maken en selecteren Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Mapnaam Selecteer een map op het mapselectiescherm en druk vervolgens op <0>. De map waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'.
3 Methoden voor bestandsnummering De opnamen krijgen opeenvolgende bestandsnummers van vier cijfers, van 0001 tot 9999 en worden opgeslagen in één map. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. 1 (Voorbeeld) IMG_0001.JPG Bestandsnr. Selecteer [Bestandnr.]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. de methode voor 2 Selecteer bestandsnummering. Selecteer [Nummering] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Continu] of [Auto.
3 Methoden voor bestandsnummering Continu Als u de bestandsnummering altijd wilt laten doorlopen, zelfs nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Zelfs nadat u de kaart hebt vervangen of een nieuwe map hebt gemaakt, loopt de opeenvolgende bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig wanneer u afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere kaarten of uit meerdere mappen in één map op de computer wilt opslaan.
3 Methoden voor bestandsnummering Automatisch resetten Als u de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001 wilt laten beginnen nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [55] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. het item dat u wilt instellen. 2 Selecteer Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. tekst in.
3 Copyrightinformatie instellenN De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren. De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen.
5 GPS-instellingen Dit hoofdstuk beschrijft de GPS-instellingen van de camera. De EOS 6D Mark II kan satellietnavigatiesignalen ontvangen van GPS-satellieten (VS), GLONASSsatellieten (Rusland) en het Quasi-Zenith Satellite System (QZSS) 'Michibiki' (Japan). De GPS-functie is standaard ingesteld op [Uitschakelen]. In deze handleiding verwijst de term 'GPS' naar de satellietnavigatiefunctie. Wanneer [GPS] is ingesteld op [Modus 1] (pag.
GPS-functies Opnamen van een geotag voorzien Geotaggegevens*1 (breedtegraad, lengtegraad, hoogte) en Coordinated Universal Time*2 kunnen aan opnamen worden toegevoegd. U kunt de opnamelocaties van opnamen met geotaginformatie weergeven op een kaart op de computer. *1: Door bepaalde reisomstandigheden of GPS-instellingen kunnen onjuiste geotaggegevens aan opnamen worden toegevoegd. *2: Coordinated Universal Time, afgekort als UTC, is hetzelfde als Greenwich Mean Time.
GPS-functies Opnamen en informatie op een virtuele kaart bekijken Met Map Utility (EOS-software, pag. 595), kunt u de opnamelocaties en de afgelegde route bekijken op een kaart op een computer.
GPS-voorzorgsmaatregelen Landen en regio's waar gebruik van de GPS-functie is toegestaan Gebruik van de GPS-functie is beperkt in een aantal landen en regio's, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale regelgeving. Kijk op de website van Canon waar het gebruik van GPSfuncties is toegestaan, zodat u de regelgeving hieromtrent niet overtreedt.
GPS-signalen ontvangen Als u GPS-signalen wilt ontvangen, neemt u de camera mee naar buiten, naar een plek waar zich geen obstakels in de lucht bevinden. Richt de bovenkant van de camera naar de lucht terwijl u uw handen enzovoort uit de buurt houdt van de bovenkant van de camera. Wanneer de omstandigheden voor het ontvangen van signalen gunstig zijn, ontvangt de camera binnen ca. 30 tot 60 sec. nadat u [GPS] hebt ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2] signalen van GPS-satellieten.
GPS-signalen ontvangen Status GPS-ontvangst De status van de GPS-ontvangst wordt aangegeven met het pictogram [r] op het LCD-paneel van de camera. Vast r: signaal verworven Knipperend r: signaal nog niet verworven Wanneer u opnamen maakt terwijl [r] continu wordt weergegeven, worden de opnamen voorzien van een geotag. Wanneer [Modus 1] is ingesteld, blijft de camera met regelmatige tussenpozen GPS-signalen ontvangen, ook nadat de aan-uitschakelaar is ingesteld op <2>.
GPS-signalen ontvangen Slechte GPS-dekking Onder de volgende omstandigheden kan het GPS-satellietsignaal niet goed worden ontvangen. Als gevolg daarvan worden geotaggegevens mogelijk niet of niet accuraat vastgelegd. Binnen, ondergronds, in tunnels of bossen, tussen gebouwen of in valleien. In de buurt van hoogspanningsleidingen of mobiele telefoons die werken op de 1,5 GHz-band. Wanneer de camera in een tas of iets dergelijks zit. Bij reizen over een lange afstand.
GPS-signalen ontvangen GPS-informatie weergeven 1 Controleer de instelling [GPS]. Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. [GPS-informatiedisplay]. 2 Selecteer De GPS-informatie wordt weergegeven. de opname. 3 Maak Wanneer u opnamen maakt na GPSsignaalontvangst, worden de opnamen voorzien van een geotag. Over het algemeen is de hoogte door de aard van GPS niet zo nauwkeurig als de breedtegraad en lengtegraad. Het pictogram geeft de signaalomstandigheden aan.
GPS-signalen ontvangen Geotaginformatie Bekijk de opnamen en druk op de knop om het scherm met opname-informatie weer te geven (pag. 392). Kantel vervolgens <9> omhoog of omlaag om de geotaggegevens te bekijken. Breedtegraad Lengtegraad Hoogte Coordinated Universal Time (UTC) Wanneer u een movie-opname maakt, wordt de GPS-informatie aan het begin van de opname vastgelegd. Houd er rekening mee dat de signaalontvangstomstandigheden niet worden vastgelegd.
Het positioneringsinterval instellen Het interval (de tijdsduur) voor het bijwerken van de geotaggegevens kunt u instellen. Wanneer de geotaginformatie wordt bijgewerkt met kortere intervallen, wordt er nauwkeurigere locatie-informatie vastgelegd maar neemt het maximum aantal opnamen af omdat de accu sneller leegraakt. 1 Controleer de instelling [GPS]. Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 2 Selecteer [Positie-update-int.]. het gewenste update-interval 3 Stel in.
Tijd van GPS instellen op de camera De ontvangen tijdinformatie uit GPS-signalen kan worden ingesteld op de camera. De foutmarge is circa ±1 seconde. 1 Controleer de instelling [GPS]. Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 2 Selecteer [Aut. tijdinst.]. de gewenste instelling. 3 Selecteer Selecteer [Auto-update] of [Nu instellen] en druk vervolgens op <0>. [Auto-update] werkt de tijd bij wanneer de camera is ingeschakeld en een GPS-signaal wordt ontvangen.
De afgelegde route vastleggen Bij gebruik van de GPS-logfunctie wordt de geotaginformatie van de route die de camera aflegt automatisch opgeslagen in het interne geheugen van de camera. Met Map Utility (EOS-software, pag. 595), kunt u de opnamelocaties en de afgelegde route bekijken op een kaart op een computer. Kaartgegevens ©2017 ZENRIN 1 Controleer de instelling [GPS]. Controleer of [GPS] is ingesteld op [Modus 1] of [Modus 2]. 2 Selecteer [GPS-logger]. [GPS-pos. loggen] in op 3 Stel [Inschakelen].
De afgelegde route vastleggen Logs met geotaginformatie Geotaginformatie voor de route die de camera aflegt wordt vastgelegd volgens de intervallen die zijn ingesteld met [Positie-update-int.] (pag. 226). De loggegevens worden op datum opgeslagen in het interne geheugen van de camera. De onderstaande tabel geeft aan hoeveel dagen aan gegevens kunnen worden opgeslagen. Loggegevenscapaciteit per positioneringsinterval (bij benadering) Update-interval Loggegevens Update-interval Loggegevens Elke 1 sec.
De afgelegde route vastleggen Loggegevens downloaden naar een computer De loggegevens in het interne geheugen van de camera kunnen worden gedownload naar een computer met behulp van EOS Utility (EOS-software, pag. 594) of gedownload vanaf een kaart nadat de gegevens op de kaart zijn overgebracht. Als u Map Utility (EOS-software, pag. 595) gebruikt om een logbestand te openen dat is opgeslagen op de computer, wordt de reisroute van de camera weergegeven op een kaart.
De afgelegde route vastleggen De GPS-antenne bevindt zich aan de bovenzijde van de camerabehuizing. Zorg daarom zelfs wanneer u de camera draagt, bijvoorbeeld in een tas, dat u de bovenzijde van de camera omhoog houdt en er niets bovenop legt. Stel de tijd en datum op de camera zo nauwkeurig mogelijk in. Stel tevens de juiste tijdzone en zomertijd voor de opnamelocatie in.
6 Geavanceerde functies voor fotografische effecten In creatieve modi kunt u diverse instellingen van de camera wijzigen voor een grote verscheidenheid aan opnameresultaten, door de sluitertijd en/of het diafragma te selecteren, de belichting aan te passen, enzovoort. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (, , , , ) beschikbaar is.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. * staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . scherp op het onderwerp. 2 Stel Kijk door de zoeker en richt het AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Wanneer de sluitertijd '30"' en het laagste f-getal knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de flitser. Wanneer de sluitertijd '4000' en het hoogste f-getal knipperen, is er sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-snelheid of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
s: AE met sluitertijdvoorkeuze In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitertijdvoorkeuze. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * staat voor tijdwaarde.
s: AE met sluitertijdvoorkeuze Wanneer het laagste f-getal knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-snelheid in. Wanneer het hoogste f-getal knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-snelheid in.
f: AE met diafragmavoorkeuze In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeuze. Bij een hoger f-getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
f: AE met diafragmavoorkeuze Als de sluitertijd '30"' knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een hogere ISO-snelheid in. Als de sluitertijd '4000' knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kleiner diafragma (hoger f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een lagere ISO-snelheid in.
f: AE met diafragmavoorkeuze ScherptedieptecontroleN De diafragmaopening verandert alleen op het moment dat er een opname wordt gemaakt. Voor de rest blijft het diafragma open staan. Wanneer u via de zoeker of op het LCD-scherm naar het onderwerp kijkt, ziet u daarom een kleine (geringe) scherptediepte. Druk op de knop voor scherptedieptecontrole om de huidige diafragma-instelling te selecteren voor de lens en de scherptediepte te controleren (het bereik van een acceptabele scherpstelling).
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor 'Manual' (handmatig). het programmakeuzewiel 1 Stel in op . 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 170). de sluitertijd en het diafragma in.
a: Handmatige belichting Belichtingscorrectie met ISO auto Als de ISO-snelheid is ingesteld op A (AUTO) voor opnamen met handmatige belichting, kunt u belichtingscorrectie (pag. 245) als volgt instellen. [z2: Bel.comp./AEB] Gebruik onder [8C.Fn III-4: Aangepaste bediening], met [ : Bel.comp. (vasth., dr.)] (pag. 502). Quick Control (pag. 61) Als ISO Auto is ingesteld, wordt de instelling van de ISO-snelheid aangepast aan de sluitertijd en het diafragma om de standaardbelichting te verkrijgen.
q De meetmethode selecterenN U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. (In de modus <8: y> wordt automatisch centrum gewicht gemiddeld ingesteld.) 1 Druk op de knop (9). de meetmethode. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
q De meetmethode selecterenN r Spotmeting Effectief bij het meten van een specifiek gedeelte van het onderwerp. Spotmeting beslaat ongeveer 3,2% van de zoeker in het midden. De spotmetingscirkel wordt in de zoeker weergegeven. e Centrum gewicht gemiddeld Het gemiddelde van het gehele meetgebied wordt genomen en het midden van de zoeker heeft een grotere invloed op de meting. De camera zal de belichting standaard als volgt instellen.
O De gewenste belichtingscorrectie instellenN Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscorrectie kan worden ingesteld in de opnamemodi , en . De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop voor opnamen met de zoeker.
O De gewenste belichtingscorrectie instellenN Voor Live View-opnamen en movie-opnamen kan de belichtingscorrectie maximaal ±3 stops zijn. Als [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] (pag. 194) is ingesteld op iets anders dan [Uitschakelen], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere belichtingscorrectie voor een donkerder opname is ingesteld. De ingestelde belichtingscorrectiewaarde wordt niet toegepast op filmopnamen.
h Bracketing met automatische belichting (AEB)N Als de sluitertijd, het diafragma of de ISO-snelheid automatisch wordt gewijzigd, kunt u het belichtingsniveau voor drie opeenvolgende opnamen wijzigen tot ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Dit heet AEB. * AEB staat voor Auto Exposure Bracketing (bracketing met automatische belichting). 1 Selecteer [Bel.comp./AEB]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Bel.comp./AEB] en druk vervolgens op <0>. het AEB-bereik in.
h Bracketing met automatische belichting (AEB)N Als [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] (pag. 194) op iets anders dan [Deactiveren] wordt ingesteld, wordt het effect van AEB mogelijk beperkt. Tijdens AEB-opnamen knippert in de zoeker. Als de transportmodus is ingesteld op of , moet u de ontspanknop driemaal indrukken voor elke opname.
A De opnamebelichting vergrendelen (AE-vergrendeling)N U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
F: Lange belichtingstijden (bulb) In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Deze fotografische techniek heet "bulbbelichting". Gebruik de instelling voor bulbbelichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . het gewenste diafragma in.
F: Lange belichtingstijden (bulb) Met [z3: Ruisred. lange sluitertijd] kunt u de gegenereerde ruis tijdens langdurige belichting reduceren (pag. 197). Het gebruik van een statief en bulbtimer wordt bij bulbbelichting aangeraden. U kunt ook Spiegel opklappen (pag. 265) gebruiken in combinatie. U kunt ook opnamen maken met bulbbelichting met behulp van de afstandsbediening RS-80N3 (afzonderlijk verkrijgbaar) of de afstandsbediening met timer TC-80N3 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 276).
F: Lange belichtingstijden (bulb) de gewenste belichtingstijd in. 3 Stel Selecteer uur, minuut of seconde. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .) [OK]. 4 Selecteer De ingestelde tijd wordt weergegeven op het menuscherm. Wanneer u het menu afsluit, wordt weergegeven op het LCD-paneel. Verstreken belichtingstijd Bulbtimer de opname.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N U kunt foto's met uitgeknipte hooglichten en verminderde schaduwen maken voor een groter dynamisch bereik zelfs bij zeer contrastrijke scènes. HDR-opnamen zijn effectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens. Bij het maken van HDR-opnamen worden voor elke foto drie opnamen na elkaar met verschillende belichtingstijden (standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting) vastgelegd. Deze worden vervolgens automatisch samengevoegd.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N Effecten P: Natuurlijk Voor opnamen met een breed kleurtoonbereik waarbij details in hoge lichten en schaduwen anders verloren zouden gaan. Uitgeknipte hooglichten en schaduwen worden verminderd. A: Kunst Hoewel de uitgeknipte hooglichten en schaduwen meer worden verminderd dan met [Natuurlijk], zal het contrast lager en de gradatie vlakker zijn, waardoor de opname er meer als een schilderij uitziet. Het onderwerp heeft heldere (of donkere) randen.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N [Continue HDR] in. 4 Stel Selecteer [1 opname] of [Elke opname] en druk vervolgens op <0>. Met [1 opname] wordt het maken van HDR-opnamen automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Met [Elke opname] blijft u HDRopnamen maken tot de instelling in stap 2 wordt ingesteld op [HDR uitsch.]. [Beeld aut. uitl.] in. 5 Stel Selecteer [Inschakelen] voor het maken van opnamen uit de hand. Selecteer [Uitschakelen] en druk op <0> wanneer u een statief gebruikt.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N U kunt RAW- of RAW+JPEG-beeldkwaliteit niet selecteren. De HDRmodus kan niet worden ingesteld als RAW of RAW+JPEG is ingesteld. Met uitgebreide ISO-snelheden (L, H1, H2) kunnen geen HDR-opnamen worden gemaakt. HDR-opnamen zijn mogelijk binnen ISO 100 - ISO 40000 (verschilt afhankelijk van de instellingen van [Minimum] en [Maximum] voor [ISO-snelh.bereik]). De flitser wordt tijdens het maken van HDR-opnamen niet gebruikt.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N Als u HDR-opnamen maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschakelen], worden geen gegevens over de AF-puntweergave (pag. 397) en geen stofwisdata (pag. 452) aan de opname toegevoegd. Als u HDR-opnamen uit de hand maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschakelen], worden de beeldranden iets bijgesneden en de resolutie iets verlaagd.
P Meervoudige belichtingN U kunt twee tot negen opnamen met verschillende belichtingen laten samenvoegen tot één opname. Met Live View-opnamen (pag. 289) kunt u in realtime zien hoe de afzonderlijke opnamen met verschillende belichtingen worden samengevoegd tijdens het fotograferen. 1 Selecteer [Meerdere opnames]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Meerdere opnames] en druk vervolgens op <0>. [Meerdere opnamen] in. 2 Stel Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>.
P Meervoudige belichtingN het [Aantal opnames] in. 4 Stel Stel het aantal opnamen in en druk vervolgens op <0>. U kunt 2 t/m 9 opnamen instellen. [Doorg. meerd.opn.] in. 5 Stel Selecteer [1 opname] of [Continu] en druk vervolgens op <0>. Met [1 opname] wordt het maken van opnamen met meervoudige belichting automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Met [Continu] blijft u opnamen met meervoudige belichting maken tot de instelling in stap 2 wordt ingesteld op [Uitschakelen].
P Meervoudige belichtingN opeenvolgende opnamen. 7 Maak De vastgelegde opname waarin de opnamen met meervoudige belichting worden gecombineerd, wordt weergegeven. Bij Live View-opnamen worden de tot dan toe samengevoegde opnamen met meervoudige belichting weergegeven. Als u op de knop drukt, wordt alleen de Live View-opname weergegeven. Het maken van opnamen met meervoudige belichting stopt wanneer het ingestelde aantal opnamen is gemaakt.
P Meervoudige belichtingN Voor opnamen met meervoudige belichting worden de instellingen automatisch omgeschakeld naar [Uitschakelen] voor het volgende: alle items van [z1: Lensafwijkingscorrectie], [z2: Auto Lighting Optimizer/ z2: Auto optimalisatie helderheid] en [z3: Lichte tonen prioriteit]. Als [z3: Beeldstijl] is ingesteld op [Automatisch], wordt [Standaard] toegepast voor het maken van de opnamen. Wanneer [Additief] is ingesteld, kunnen de ruis, onregelmatige kleuren, strepen, enz.
P Meervoudige belichtingN Opnamen met meervoudige belichting samenvoegen met een opname die al op de kaart is opgeslagen U kunt een 1-opname die is vastgelegd op de kaart selecteren als de eerste afzonderlijke opname. De opnamegegevens van de geselecteerde 1-opname blijven intact. U kunt alleen 1-opnamen selecteren. U kunt geen 41/61of JPEG-opnamen selecteren. 1 Selecteer [Select. bld voor meerdere opn.]. De opnamen op de kaart worden weergegeven. 2 Selecteer de eerste opname.
P Meervoudige belichtingN U kunt bij het maken van opnamen met meervoudige belichting ook een 1-opname selecteren als eerste afzonderlijke opname. Als u [Hef sel. op] selecteert, wordt de opnameselectie voor de eerste opname geannuleerd.
P Meervoudige belichtingN Veelgestelde vragen Zijn er beperkingen ten aanzien van de opnamekwaliteit? Alle instellingen voor opnamekwaliteit kunnen worden geselecteerd voor JPEGopnamen. Als 41 of 61 wordt ingesteld, wordt de samengevoegde opname met meervoudige belichting opgeslagen als een 1-opname. Instelling beeldkwaliteit Samengevoegde opname met meervoudige belichting JPEG JPEG 1 1 41/61 1 1+JPEG 1+JPEG 41/61+JPEG 1+JPEG Kan ik opnamen samenvoegen die al op de kaart staan? Met [Select.
2 Spiegel opklappenN Naar cameratrillingen die worden veroorzaakt door de reflexspiegelactie wanneer de opname wordt gemaakt, wordt verwezen met de Engelse term 'mirror shock'. Met Spiegel opklappen blijft de spiegel opgeklapt voor en tijdens de opname om te voorkomen dat de opname door cameratrilling onscherp wordt. Deze functie is nuttig bij het maken van close-ups (macrofotografie), het gebruiken van een supertelelens, het maken van opnamen bij lange sluitertijden enzovoort.
2 Spiegel opklappenN Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Bij zeer fel licht, bijvoorbeeld op het strand of tijdens het skiën op een zonnige dag, kunt u de opname het beste meteen na het opklappen van de spiegel maken. Tijdens het opklappen van de spiegel zijn de instellingen voor de opnamefunctie en het menugebruik uitgeschakeld.
H Intervaltimeropnamen Met de intervaltimer kunt u het opname-interval en het aantal opnamen instellen. De camera blijft een opname maken met het ingestelde interval totdat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt. 1 Selecteer [Intervaltimer]. Selecteer op het tabblad [z4] (het tabblad [z1] in basismodi) [Intervaltimer] en druk op <0>. [Inschak.]. 2 Selecteer Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens op de knop . het opname-interval en het 3 Stel aantal opnamen in.
H Intervaltimeropnamen Aantal opnamen Opname-interval [OK]. 4 Selecteer De intervaltimerinstellingen worden weergegeven op het menuscherm. Wanneer u het menu afsluit, wordt weergegeven op het LCD-paneel. de opname. 5 Maak De eerste opname wordt gemaakt en het Intervaltimer maken van opnamen gaat door volgens de instellingen voor de intervaltimer. Tijdens de intervaltimeropnamen knippert .
H Intervaltimeropnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als de scherpstelmodusknop van de lens is ingesteld op , maakt de camera geen opnamen wanneer de scherpstelling niet wordt bereikt. Instellen op en handmatig scherpstellen voor opnemen wordt aanbevolen.
De oculairafsluiting gebruiken Wanneer u een opname maakt zonder door de zoeker te kijken, zoals wanneer u de zelfontspanner, bulbbelichting of een afstandsbediening gebruikt, en er licht in de zoeker komt, kan de opname er mogelijk donker uitzien (onderbelicht). Om dit te voorkomen, gebruikt u de oculairafsluiting (pag. 38) die aan de draagriem van de camera is bevestigd. U hoeft de oculairafsluiting niet te bevestigen voor Live View-opnamen of movie-opnamen. 1 Verwijder de oogschelp.
Opnamen maken met de afstandsbediening U kunt afstandsbediening RC-6 (met infraroodbediening, afzonderlijk verkrijgbaar) of de draadloze afstandsbediening BR-E1 (met Bluetooth, afzonderlijk verkrijgbaar) gebruiken voor het maken van opnamen met de afstandsbediening. Afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar) U kunt opnamen maken tot op een afstand van circa 5 meter van de camera. U kunt de opname direct maken of na een vertraging van twee seconden. 1 Stel scherp op het onderwerp.
Opnamen maken met de afstandsbediening op de verzendknop 5 Druk (ontspanknop) van de afstandsbediening. 22 m Sensor van afstandsbediening Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening op de camera en druk vervolgens op de verzendknop (ontspanknop). Het lampje van de zelfontspanner/ afstandsbediening begint te branden en de opname wordt gemaakt. Als u selecteert in stap 4, kunt u geen opnamen maken met de afstandsbediening. Als onder [51: Inst.
Opnamen maken met de afstandsbediening Draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) Met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) compatibel met Bluetooth® lage energie-technologie kunt u opnamen met de afstandsbediening maken op maximaal circa 5 meter afstand van de camera. Als u de BR-E1 wilt gebruiken, moet u eerst de camera en de afstandsbediening met elkaar koppelen, zodat deze elkaar herkennen. Koppelen 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie].
Opnamen maken met de afstandsbediening [Pairing]. 5 Selecteer Selecteer [Pairing] en druk vervolgens op <0>. Houd de knoppen en op de BR-E1 tegelijkertijd 3 seconden of langer ingedrukt. Het koppelen start. Raadpleeg de instructiehandleiding voor BR-E1 voor informatie over handelingen na het voltooien van de koppeling. Wanneer het koppelen is voltooid, wordt de afstandsbediening geregistreerd in de camera en verschijnt het scherm dat u links ziet.
Opnamen maken met de afstandsbediening Het koppelen annuleren Als u de camera met een andere draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wilt koppelen, wist u de koppeling (registratie) met de huidige afstandsbediening. U kunt de verbindingsstatus van de camera en de afstandsbediening controleren in het scherm [Verbindingsinfo contr./wissen] in stap 4. 1 Selecteer [Inst. draadloze communicatie]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Inst.
Een afstandsbediening gebruiken U kunt een EOS-accessoire met een N3-aansluiting zoals de afstandsbediening RS-80N3 of afstandsbediening met timer TC-80N3 (elk afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera aansluiten en er opnamen mee maken (pag. 515). Raadpleeg de instructiehandleiding voor informatie over het gebruik van dit accessoire. 1 Open het aansluitingenklepje. de stekker aan op de aansluiting 2 Sluit voor de afstandsbediening. Sluit de stekker aan zoals in de afbeelding wordt weergegeven.
7 Opnamen maken met de flitser In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u opnamen kunt maken met een externe Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) en hoe u de Speedliteinstellingen op het menuscherm van de camera instelt.
D Flitsfotografie Speedlite uit de EX-serie voor EOS-camera's Met een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) is flitsfotografie eenvoudig. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EX-serie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera van het type A en daarom geschikt voor alle functies van Speedlites uit de EX-serie. Zie pagina 281-287 voor informatie over het instellen van de persoonlijke voorkeuzen voor de flitser via het menuscherm van de camera.
D Flitsfotografie Als de instelling [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid] (pag. 194) niet [Uitschakelen] is, kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere belichtingscorrectie voor een donkerdere belichting is ingesteld. Indien de camera moeite heeft met automatisch scherpstellen, kan de externe Speedlite voor EOS-camera's zo nodig automatisch het AF-hulplicht activeren.
D Flitsfotografie Niet-Canon-flitsers Synchronisatiesnelheid De synchronisatietijd met compacte flitsers van andere merken is 1/180 seconde en langzamer. Met grote studioflitsers is de flitsduur langer dan die van een compacte flitser en afhankelijk van het model. Controleer vóór het maken van opnamen of flitssynchronisatie goed is uitgevoerd. Hierdoor doet u een testopname bij een synchronisatiesnelheid van circa 1/60 seconde en 1/30 seconde.
3 De flitsfunctie instellenN Bij gebruik van een Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met de flitsfunctie-instellingen, kunt u het menuscherm van de camera gebruiken om de functies van de Speedlite en Persoonlijke voorkeuzen in te stellen. Bevestig de Speedlite op de camera en schakel de Speedlite in voordat u de flitsfuncties instelt. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite. 1 Selecteer [Externe Speedlite besturing].
3 De flitsfunctie instellenN Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeuze . : Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/180 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt. : 1/180-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 De flitsfunctie instellenN Instellingen voor flitsfunctie De schermweergave en instelopties kunnen verschillen, afhankelijk van het model Speedlite, de actuele flitsmodus, de persoonlijke voorkeuze-instellingen voor de Speedlite enzovoort. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite.
3 De flitsfunctie instellenN Draadloze functies/Flitsverhoudingbesturing Wireless flitsfotografie (meerdere keren) is mogelijk via radio- of optische transmissie. Raadpleeg voor meer informatie over wireless flitsen de instructiehandleiding van een Speedlite die compatibel is met wireless flitsfotografie.
3 De flitsfunctie instellenN Sluitersynchronisatie Normaal gesproken stelt u deze optie in op [Synchronisatie 1e gordijn] zodat er direct na de belichting wordt geflitst. Als [Synchronisatie 2e gordijn] is ingesteld, wordt geflitst vlak voordat de sluiter dichtgaat. Wanneer dit wordt gecombineerd met een trage sluitertijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto 's avonds die daardoor natuurlijker aandoen.
3 De flitsfunctie instellenN Stel tijdens het gebruik van 2e-gordijnsynchronisatie de sluitertijd in op 1/25 seconde of langzamer. Als de sluitertijd 1/30 seconde of korter is, zal automatisch 1e-gordijnsynchronisatie worden gebruikt, zelfs wanneer [Synchronisatie 2e gordijn] is ingesteld.
3 De flitsfunctie instellenN Flitsfunctie-instellingen wissen/Persoonlijke voorkeuze voor flitser 1 Selecteer [Wis instellingen]. de instellingen die u 2 Selecteer wilt wissen. Selecteer [Wis flitserinstellingen] of [Wis alle SpeedliteC.Fn's] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. Vervolgens worden alle flitsinstellingen of persoonlijke voorkeursinstellingen gewist.
8 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. U kunt Live View-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live View-opnamen/ filmopnamen op te zetten. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan cameratrilling onscherpe opnamen tot gevolg hebben. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen een statief te gebruiken.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Zet de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen op . het Live View-beeld weer. 2 Geef Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het Live View-beeld wordt weergegeven in het helderheidsniveau dat dicht bij het helderheidsniveau van de daadwerkelijke opname ligt. een opnamemodus. 3 Selecteer Draai aan het Programmakeuzewiel om de opnamemodus te selecteren. Stel scherp op het onderwerp.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live View-opnamen inschakelen Stel [z4: Live view-opname.] (op het tabblad [z1] in basismodi) in op [Inschakelen]. Maximum aantal Live View-opnamen Temperatuur Kamertemperatuur (23°C) Lage temperaturen (0°C) Maximum aantal opnamen circa 380 opnamen circa 340 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E6Naccu en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
A Opnamen maken met het LCD-scherm Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. In de modus <8: y> is het maken van Live View-opnamen niet mogelijk. In de modus <8: q> verandert de beeldhoek iets in Live View-opnamen omdat de vervormingscorrectie wordt toegepast. In de modi <8: FG> of wanneer [z3: HDR-modus] is ingesteld, wordt het beeldvlak kleiner.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Waarschuwingen Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid of blaren als gevolg van eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties en voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een gevoelige huid. Het histogram kan worden weergegeven als [z5: Bel.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Scènepictogrammen In de opnamemodus detecteert de camera het scènetype en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven.
A Opnamen maken met het LCD-scherm *3: Het pictogram van de scène die is geselecteerd uit de gedetecteerde scènes, wordt weergegeven. *4: Wordt weergegeven wanneer alle volgende omstandigheden van toepassing zijn: De opnamescène is donker, het is een nachtopname en de camera staat op een statief. *5: Wordt weergegeven met een van de onderstaande lenzen: EF300mm f/2.8L IS II USM EF400mm f/2.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Simulatie van de definitieve opname De simulatie van de definitieve opname is een functie die de Live Viewopname weergeeft met de effecten van de huidige instellingen voor beeldstijl, witbalans en andere opnamefuncties toegepast. Bij het weergeven van de Live View-opname worden automatisch de hieronder vermelde functie-instellingen toegepast. De weergegeven opname kan echter enigszins verschillen van de resulterende opname.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Weergaveopties knop B U kunt de informatie instellen die op de opname moet worden weergegeven bij het indrukken van de -knop tijdens Live View-opnamen of movie-opnamen. Selecteer [LV-weergaveopties z-knop]. Selecteer op het tabblad [54] de [LV-weergaveopties z-knop] en druk op <0>. Wisselinstellingen Live View-info 1 Selecteer [Wisselinst. Live view-info]. een nummer.
A Opnamen maken met het LCD-scherm de opties. 3 Bewerk Selecteer wat u wilt weergeven en druk op <0> om een [X] toe te voegen. Voor de informatie die u niet wilt weergeven, drukt u op <0> om de [X] te verwijderen. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. Herhaal stap 2 en 3 indien nodig. Histogram • Helderheid/RGB Het histogram (pag. 398) dat moet worden weergegeven wanneer u op de -knop drukt, kan ofwel het histogram [Helderheid] of [RGB] zijn.
Instellingen voor de opnamefunctie Instellingen voor f/R/i/q Wanneer de Live View-opname wordt weergegeven en u op de knop , , of drukt, wordt het instelscherm weergegeven op het LCD-scherm en kunt u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om de desbetreffende opnamefunctie in te stellen. Nadat u op de knop hebt gedrukt, kunt u aan het instelwiel <6> draaien om de AF-methode (pag. 308) in te stellen of druk op de toetsen om de AF-bediening in te stellen (pag. 305).
Instellingen voor de opnamefunctie Q Quick Control Wanneer de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken om het volgende in te stellen: In de creatieve modi kunt u de volgende opties instellen: AF-methode, AF-bediening, Transportmodus, Meetmethode, Beeldkwaliteit, Witbalans, Beeldstijl en Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid).
3 Menufunctie-instellingen z5 Als de camera is ingesteld voor Live View-opnamen, verschijnen menuopties specifiek voor Live View-opnamen op het tabblad [z5] (tabblad [z2] in de basismodi). De instelbare functies in dit menuscherm zijn alleen van toepassing bij Live View-opnamen. Ze gelden niet voor opnamen met de zoeker (de instellingen worden dan uitgeschakeld). AF-methode U kunt [u+volgen], [Soepel zone] of [Live één pt AF] selecteren. Zie de pagina's 308-314 voor meer informatie over de AF-methode.
3 Menufunctie-instellingen BelichtingssimulatieN Belichtingssimulatie toont en simuleert hoe de helderheid (belichting) van de daadwerkelijke opname zal zijn. • Inschakelen (g) De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer u belichtingscorrectie instelt, wordt de helderheid van de opname dienovereenkomstig aangepast.
3 Menufunctie-instellingen • Uitschakelen Zorg dat u [Uitschakelen] instelt wanneer u een TS-E-lens gebruikt (anders dan de lenzen vermeld in ) om de lens te verschuiven of te kantelen of wanneer u een tussenring gebruikt. Indien [Modus 1] of [Modus 2] is ingesteld, kan er mogelijk geen standaardbelichting worden verkregen of is de belichting mogelijk onregelmatig. Als [Modus 2] is ingesteld, zijn continue opnamen niet mogelijk, zelfs niet als u de transportmodus instelt op of .
De AF-bediening selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Druk op de knop . de AF-bediening. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste AF-bediening te selecteren en druk vervolgens op <0>. X : 1-beeld AF K : Servo AF scherp op het onderwerp.
De AF-bediening selecterenN 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken voordat u de opname maakt.
De AF-bediening selecterenN Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt blauw. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
Scherpstellen met AF (AF-methode) De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode instellen op [u+volgen] (pag. 309), [Soepel zone] (pag. 311), of [Live één pt AF] (pag. 313) al naargelang wat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. Wanneer u handmatig wilt scherpstellen, stelt u de scherpstelmodusknop op de lens in op , vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 321). Selecteer de AF-methode. Selecteer op het tabblad [z5] de optie [AF-methode].
Scherpstellen met AF (AF-methode) u(gezicht)+volgen: c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt
mee om het gezicht te volgen. 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het gebied AF-kader wordt weergegeven. het AF-punt.
Scherpstellen met AF (AF-methode) de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 290). Scherpstellen op andere onderwerpen dan gezichten van mensen • Tik op het onderwerp (of spot) waarop u wilt scherpstellen. • Druk op de knop <0> of . Het AF-punt < > wordt op het scherm weergegeven en u kunt het AF-punt verplaatsen naar <9>.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Soepel zone: o Scherpstelling is mogelijk met een groter gebied (Zone-AF-kader) dan het AF-punt van [Live één pt AF] (pag. 313). 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het zone-AF-kader wordt weergegeven. Zone-AF-kader het AF-punt. 2 Selecteer Gebruik <9> om het zone-AF-kader te verplaatsen naar de plek waarop u wilt scherpstellen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 290). Als de camera niet op het gewenste onderwerp scherpstelt, schakelt u over naar [Live één pt AF] (pag. 313) en probeert u opnieuw scherp te stellen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Live één punt AF: d De camera stelt met één AF-punt scherp. Dit is nuttig als u op een specifiek onderwerp wilt scherpstellen. het Live View-beeld weer. 1 Geef Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het AF-punt < > wordt weergegeven. AF-punt het AF-punt. 2 Verplaats Gebruik <9> om het AF-punt te verplaatsen naar de plek waarop u wilt scherpstellen. (Het kan niet naar de rand van het scherm worden verplaatst.
Scherpstellen met AF (AF-methode) de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 290). Bij movie-opnamen wordt het AF-punt groter weergegeven in stap 1 als [z4: Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen].
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opmerkingen bij AF AF-bediening Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname veranderen. Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de snelheid bij continue opnamen lager liggen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer hoge lichten of schaduwpartijen geen detail meer hebben. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber of toetsenborden). Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Vergrote weergave Wanneer de AF-methode [Soepel zone] of [Live één pt AF] is, drukt u op de knop of tikt u op [d] rechtsonder in het scherm. U kunt de opname vergroten met circa 5x of 10x en vervolgens de scherpstelling controleren. Vergrote weergave is niet mogelijk met [u+volgen]. Als u het AF-punt of het zone-AF-kader wilt verplaatsen, gebruikt u <9> of tikt u op het punt dat u wilt vergroten. Druk op de knop of tik op [d] om de opname te vergroten.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Als het lastig is om in de vergrote weergave scherp te stellen, keert u terug naar de normale weergave en gebruikt u AF. Als u AF uitvoert in de normale weergave en de weergave vervolgens vergroot, wordt mogelijk geen nauwkeurige scherpstelling bereikt. De AF-snelheid is bij de normale weergave en de vergrote weergave verschillend. Servo AF voor movies (pag. 373) werkt niet in de vergrote weergave.
x Opnamen maken met de Touch Shutter Door eenvoudigweg op het LCD-scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. de Touch Shutter in. 2 Schakel Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x].
x Opnamen maken met de Touch Shutter Zelfs als u de transportmodus instelt op of , zal de camera nog steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus. Zelfs als [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], kunt u door op het scherm te tikken, scherpstellen op de opname met [1-beeld AF]. Als u op het scherm tikt in de vergrote weergave, wordt er niet scherpgesteld en wordt de opname niet gemaakt.
MF: Handmatige scherpstelling Met handmatige scherpstelling (MF) kunt u het beeld vergroten en nauwkeurig scherpstellen met Handmatige focus (MF). 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op . Draai aan de scherpstelring van de lens om ruw scherp te stellen. 22 22 het vergrotingskader weer. 2 Geef Druk op de knop of tik op [d] rechtsonder in het scherm. Het vergrotingskader wordt weergegeven. Vergrotingskader het vergrotingskader.
MF: Handmatige scherpstelling handmatig scherp. 5 Stel Draai terwijl u naar het vergrote beeld kijkt aan de scherpstelring op het objectief om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop om naar de normale weergave terug te keren. de opname. 6 Maak Controleer de belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 290). In de vergrote weergave is de belichting vergrendeld. (De sluitertijd en het diafragma worden rood weergegeven.
Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Als u langere tijd achtereen met Live View-opnamen, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de beeldkwaliteit mogelijk afneemt.
Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Live View-beeld Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live View-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Ook wanneer er een lage ISO-snelheid is ingesteld, kan er ruis zichtbaar zijn op het weergegeven Live View-beeld bij weinig licht. Maar wanneer u de opname maakt, bevat de opgeslagen opname minimale ruis. (De beeldkwaliteit van het Live View-beeld is anders dan die van de opgeslagen opname.
9 Movie-opnamen U kunt movie-opname inschakelen door de schakelaar voor Live View-opnamen/movieopnamen op te zetten. Zie pagina 343 voordat u begint met het opnemen van movies en controleer of de kaart movies kan opnemen met de gewenste opnamekwaliteitsinstelling. Wanneer u de camera in de hand houdt en films opneemt, kan het bewegen van de camera leiden tot onscherpe opnamen. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen een statief te gebruiken.
k Films opnemen / Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus is ingesteld op , , , , of , schakelt de camera over op automatische belichtingsregeling, met instellingen die geschikt zijn voor de huidige lichtomstandigheden van de scène. 1 Stel de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen in op . Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Stel het programmakeuzewiel in op , 2 , , , of . Stel scherp op het onderwerp.
k Films opnemen ISO-snelheid in de modi en De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 25600. ISO-snelheid in de modi , , en De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 25600. Als u onder [z2: k ISO-snelheidsinst.] de instelling [ISO auto] instelt op [Max.:H2 (102400)] (pag. 372), wordt de maximumgrens van het automatische instellingsbereik voor de ISO-snelheid uitgebreid naar H2 (gelijk aan ISO 102400).
k Films opnemen Aandachtspunten voor de modi , , , , en In de modi en wordt het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, linksboven in het scherm weergegeven (pag. 329). U kunt de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) door op de knop te drukken (behalve in de modi , en <8>, pag. 249). Als u de AE-vergrendeling hebt toegepast tijdens movie-opnamen, kunt u deze annuleren door op de knop te drukken.
k Films opnemen Scènepictogrammen In de modi en detecteert de camera het scènetype en wordt de belichting automatisch aangepast aan het onderwerp. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven.
k Films opnemen Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movieopnamen handmatig instellen. Het gebruik van handmatige belichting voor movie-opnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Stel de schakelaar voor Live View-opnamen/movie-opnamen in op . het programmakeuzewiel 2 Stel in op . de ISO-snelheid in. 3 Stel Druk op de knop . Het instelscherm voor ISO-snelheid wordt geopend op het LCD-scherm.
k Films opnemen ISO-snelheid in de modus Als u [AUTO] (A) selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 25600. Als u onder [z2:k ISO-snelheidsinst.] de instelling [ISO auto] instelt op [Max.:H2 (102400)] (pag. 372), wordt de maximumgrens van het automatische instellingsbereik voor de ISO-snelheid uitgebreid naar H2 (gelijk aan ISO 102400). Als u [Max.:6400] of [Max.
k Films opnemen Voor het maken van movie-opnamen kan de ISO-snelheid niet worden uitgebreid naar L (gelijk aan ISO 50). Wanneer u overschakelt van foto's naar filmopname, moet u de camerainstellingen controleren voordat u filmopname gaat maken. Tijdens movie-opnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet aanpassen. Als u dit wel doet, kan de veranderde belichting zichtbaar zijn in de opname of tot meer ruis leiden bij hoge ISO-snelheden.
k Films opnemen Instelbare sluitertijden De instelbare sluitertijden in de opnamemodus met handmatige belichting zijn afhankelijk van de framerate van de movie-opnamekwaliteit. (sec.) Framerate Sluitertijd 8 1/4000 - 1/60 7 1/4000 - 1/50 6 1/4000 - 1/30 54 1/4000 - 1/25 De instelbare sluitertijden zijn verschillend voor time-lapse-movie-opnamen (pag. 349). Foto-opnamen Er kunnen geen foto’s worden gemaakt tijdens filmopname.
k Films opnemen Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Films opnemen Wanneer de [z4: AF-methode] [Soepel zone] of [Live één pt AF] is, kunt u op de knop drukken om de digitale horizon weer te geven (pag. 80). U kunt instellen wat wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt (pag. 298). Als [z4: AF-methode] is ingesteld op [u+volgen] of als de camera via een HDMI-kabel op een tv is aangesloten, kan de digitale horizon niet worden weergegeven.
k Films opnemen Aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als u opnamen maakt van iets met fijne details, kunnen moiré en valse kleuren ontstaan. Als of is ingesteld en de ISO-snelheid of het diafragma tijdens de movie-opname verandert, kan het zijn dat de witbalans ook verandert.
k Films opnemen Waarschuwingen Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid of blaren als gevolg van eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties en voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een gevoelige huid.
k Films opnemen Simulatie van de definitieve opname De simulatie van de definitieve opname is een functie die de movie weergeeft zoals deze eruit zal zien met de huidige instellingen voor de beeldstijl, witbalans en andere toegepaste opnamefuncties. Tijdens het maken van movie-opnamen worden automatisch de hieronder vermelde functie-instellingen in het beeld weergegeven. De weergegeven opname kan echter enigszins verschillen van de resulterende opname.
Instellingen voor de opnamefunctie f/i-instellingen Wanneer de movie-opname op het LCD-scherm wordt weergegeven en u op de knop of drukt, wordt het scherm met instellingen weergegeven op het LCD-scherm en kunt u aan het instelwiel <6> draaien om de desbetreffende functie in te stellen. Tijdens opnamen met handmatige belichting (pag. 330) kunt u op de knop drukken om de ISO-snelheid in te stellen. U kunt de AF-werking, transportmodus of meetmethode niet instellen.
Instellingen voor de opnamefunctie 2 Selecteer een functie en stel deze in. Druk op de pijltjestoetsen en om een functie te selecteren. De instellingen van de geselecteerde functie en Uitleg worden weergegeven op het scherm. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de instelling te kiezen. Om de witbalanscorrectie of de Beeldstijl-parameters in te stellen, drukt u op de knop . Om de automatische witbalans in te stellen, selecteert u [Q] (of [Qw]) en vervolgens drukt u op <0>.
3 De movie-opnamekwaliteit instellen Met [z1: Movie-opn.formaat] kunt u de movie-opnamekwaliteit (beeldformaat, framerate en compressiemethode) instellen. De movie wordt opgenomen als een MP4-bestand. De op het scherm [z1: Movie-opn.formaat] weergegeven framerate wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [53: Videosysteem] (pag. 541). De lees- en schrijfsnelheid van de kaart die vereist is voor movieopnamen, verschilt afhankelijk van de movie-opnamekwaliteit.
3 De movie-opnamekwaliteit instellen Framerate (fps: frame per seconde) 8 59,94fps/6 29,97fps voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). 7 50,00 fps/5 25,00 fps voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort). 4 23,98 fps Selecteerbaar wanneer [53: Videosysteem] is ingesteld op [Voor NTSC]. Voornamelijk voor speelfilms.
3 De movie-opnamekwaliteit instellen Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Gebruik voor movie-opnamen een kaart met een hoge capaciteit en een schrijf-/leessnelheid (vereiste kaartprestaties) zoals vermeld in de onderstaande tabel of hoger dan de standaardspecificatie. Test de kaart door een paar movies in de gewenste kwaliteit te maken (pag. 341) en controleer of de kaart de movie goed kan opnemen.
3 De movie-opnamekwaliteit instellen Voor betere prestaties met de kaart wordt aanbevolen om de kaart te formatteren met de camera voordat u movie-opnamen gaat maken (pag. 75). Ga naar de website van de fabrikant van de kaart om de schrijf-/ leessnelheid van de kaart te controleren. Zie pagina 574 voor bitsnelheden.
3 De movie-opnamekwaliteit instellen Filmbestanden die groter zijn dan 4 GB Wanneer u een film opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder onderbreking blijven opnemen (behalve tijdens het maken van timelapse-movie-opnamen). SD/SDHC-kaarten gebruiken die zijn geformatteerd met de camera Als u de camera gebruikt om een SD/SDHC-kaart te formatteren, dan formatteert de camera deze als FAT32.
3 De geluidsopname instellen U kunt movies opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde stereomicrofoons of een externe stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Gebruik [z1: Geluidsopname] om geluidsopnamefuncties in te stellen. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau Automatisch :Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling werkt automatisch in reactie op het geluidsniveau. Handmatig :Voor gevorderde gebruikers.
3 De geluidsopname instellen Demper Hiermee wordt automatisch geluidsvervorming die door harde geluiden ontstaat, onderdrukt. Ook als u [Geluidsopname] instelt op [Automatisch] of [Handmatig] om opnamen te maken, kan er geluidsvervorming optreden indien er een zeer hard geluid is. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen om de instelling [Inschakelen] te gebruiken. Een microfoon gebruiken Normaliter nemen de ingebouwde microfoons geluid in stereo op.
HDR-movies opnemen Als u het programmakeuzewiel instelt op <8>, kunt u movies met uitgeknipte hooglichten maken voor een voor een hoger dynamisch bereik zelfs bij zeer contrastrijke scènes. De HDR-movie wordt opgenomen in L6X (NTSC) of L5X (PAL). * HDR staat voor High Dynamic Range (groot dynamisch bereik). 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. een HDR-film. 2 Maak Maak de movie zoals u zou doen bij normale opnamen.
a Time-lapse-movies opnemen Foto's die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-timelapse-movie te maken. Een time-lapse-movie geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten, de beweging van hemellichamen enzovoort.
a Time-lapse-movies opnemen het gewenste 5 Selecteer movieopnameformaat. Selecteer [InschakelenH (3840x2160)] of [InschakelenL (1920x1080)]. InschakelenH (3840x2160) De film wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De aspect ratio is 16:9. De framerate van de opgenomen movie is 29,97fps (6) voor NTSC en 25,00fps (5) voor PAL, de opname-indeling is Motion JPEG (J) en de movie-bestandsindeling is MOV (D). InschakelenL (1920x1080) De movie wordt opgenomen met een Full High-Definitionopnamekwaliteit (Full HD).
a Time-lapse-movies opnemen het opname-interval in. 6 Stel Selecteer [Interval]. Vereiste tijd Weergavetijd Controleer de [k: Vereiste tijd] en [3: Afspeeltijd] die onder aan het scherm wordt weergegeven om het aantal in te stellen. Selecteer uur, minuut of seconde. Druk op <0> om weer te geven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .) Instelbaar van [00:00:01] t/m [99:59:59]. Selecteer [OK] om het opname-interval in te stellen.
a Time-lapse-movies opnemen de methode voor het 8 Selecteer instellen van de belichting. Selecteer [Aut. belichting]. Vast 1e beeld Wanneer u de eerste opname maakt, wordt een meting uitgevoerd om de belichting automatisch aan te passen aan de helderheid. De belichting die voor de eerste opname is ingesteld, wordt ook toegepast op alle volgende opnamen. Overige opnamegerelateerde instellingen voor de eerste opname worden ook toegepast op alle volgende opnamen.
a Time-lapse-movies opnemen de pieptoon in. 10 Stel Selecteer [Pieptoon bij foto]. Als [Uitschakelen] is ingesteld, klinkt de pieptoon niet voor het opnemen. 11 Controleer de instellingen. Vereiste tijd Weergavetijd Vereiste tijd Geeft de vereiste tijd aan voor het maken van het ingestelde aantal opnamen met het ingestelde interval. Indien dit meer is dan 24 uur, wordt '*** dagen' weergegeven.
a Time-lapse-movies opnemen de melding. 13 Lees Lees de melding en selecteer [OK]. testopnamen. 14 Maak Zoals bij Live View-opnamen stelt u de belichting en opnamefuncties in en drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen. Druk de ontspanknop helemaal in om testopnamen te maken. De foto's worden op de kaart opgenomen. Als er geen problemen zijn met de testopnamen, gaat u verder naar de volgende stap. Herhaal deze stap als u opnieuw testopnamen wilt maken.
a Time-lapse-movies opnemen op de knop <0>. 15 Druk De camera is nu klaar om te beginnen met de opname van een time-lapse-movie. Als u wilt terugkeren naar stap 13, drukt u nogmaals op de knop <0>. Aantal opnamen de time-lapse-movie. 16 Maak Druk op de knop en Vereiste tijd Interval Resterende opnamen Time-lapse-movie controleer opnieuw de Vereiste tijd en het Interval die op het scherm worden weergegeven.
a Time-lapse-movies opnemen U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Het wordt aanbevolen om vooraf testopnamen voor foto's te maken zoals in stap 14 en om testmovies voor time-lapse-movies te maken. Ongeacht de instelling [z1: Movie-opn.formaat] worden 4K-timelapse-movies opgenomen in H6J(NTSC)/H5J(PAL), terwijl Full HD-time-lapse-movies worden opgenomen in L 6 W(NTSC)/L 5 W(PAL). De dekking van de zichthoek van de movie voor het maken van 4K- en Full HD-movies is circa 100%.
a Time-lapse-movies opnemen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als een camera met de interfacekabel op een computer is aangesloten of als een HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera is aangesloten, kunt u [Inschakelen] niet selecteren. Servo AF voor movies functioneert hier niet.
a Time-lapse-movies opnemen Als een sluitertijd wordt ingesteld die langer is dan het opname-interval zoals bij een lange belichting of als een trage sluitertijd automatisch wordt ingesteld, neemt de camera mogelijk niet op met het ingestelde interval. Ook kunnen er geen opnamen worden gemaakt wanneer de sluitertijd en het opname-interval bijna gelijk zijn. Als de volgende geplande opname niet mogelijk is, wordt deze overgeslagen. Dit kan de opnametijd van de gemaakte time-lapse-movie korter maken.
a Time-lapse-movies opnemen Wanneer de time-lapse-movie-opname eindigt, worden de instellingen automatisch gewist en keert de camera terug naar de normale movieopnamemodus. Houd er rekening mee dat als u en trage sluitertijd voor de time-lapse-movie-opname hebt ingesteld en de instellingen worden automatisch gewist, de sluitertijd dan automatisch wordt ingesteld op een snelheid die binnen het instelbare bereik voor normale movie-opnamen ligt.
a Time-lapse-movies opnemen U kunt de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 271) of de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 273) gebruiken om de time-lapse-movie-opname te starten en te stoppen. Stel vooraf [z5: Afst.bediening] in op [Inschakelen]. Met afstandsbediening RC-6 Camerastatus/ Instelling van de afstandsbediening <2> (2 sec.
3 Videosnapshots maken U kunt een reeks korte movieclips van circa 2 seconden, 4 seconden of 8 seconden maken; deze worden 'videosnapshots' genoemd. De videosnapshots kunnen worden samengevoegd tot één movie, die 'videosnapshotalbum' wordt genoemd. Zo kunt u hoogtepunten van een reis of gebeurtenis in vogelvlucht laten zien. Een videosnapshotalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 368, 426).
3 Videosnapshots maken 4 Selecteer [Albuminstellingen]. 5 Selecteer [Nieuw album maken]. 6 Selecteer [Snapshotlengte]. de snapshotlengte in. 7 Stel Selecteer de gewenste snapshotlengte en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK]. het menu af. 8 Sluit Druk op de knop om het Opnameduur 362 menu af te sluiten. Er wordt een blauwe balk weergegeven om de snapshotlengte aan te geven. Ga naar 'Een videosnapshotalbum maken' (pag. 363).
3 Videosnapshots maken Een videosnapshotalbum maken de eerste videosnapshot. 9 Maak Druk op de knop <0> en maak de opname. De blauwe balk die de opnameduur aangeeft, loopt langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven (pag. 364-365). de opname op als 10 Sla videosnapshotalbum. Selecteer [J Sla op als album] en druk vervolgens op <0>.
3 Videosnapshots maken Opties in stap 10 en 11 Functie Omschrijving JSla op als album (stap 10) De movieclip wordt opgeslagen als de eerste videosnapshot van het videosnapshotalbum. JVoeg toe aan album (stap 11) De zojuist opgenomen videosnapshot wordt toegevoegd aan het album dat net daarvoor is opgenomen. WSla op als nieuw album (stap 11) Er wordt een nieuw videosnapshotalbum gemaakt en de movieclip wordt opgeslagen als de eerste videosnapshot.
3 Videosnapshots maken Handelingen bij [1 Speel videofoto af] in stappen 10 en 11 Functie Beschrijving van weergave 7 Afspelen Druk op <0> als u het opgenomen videosnapshot direct hiervóór wilt afspelen of pauzeren. 5 Eerste beeld Hiermee wordt de eerste scène van de eerste videosnapshot in het album weergegeven. T Achteruit springen* Telkens als u op <0> drukt, springt de videosnapshot enkele seconden achteruit. 3 Vorige beeld Geeft het vorige beeld weer telkens wanneer u op <0> drukt.
3 Videosnapshots maken Toevoegen aan een bestaand album 1 Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 5 op pagina 362 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. een bestaand album. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een bestaand album te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk op <0>. Bepaalde videosnapshotinstellingen worden aangepast aan de instellingen van het bestaande album. het menu af.
3 Videosnapshots maken Waarschuwingen voor het maken van videosnapshots U kunt aan een album alleen videosnapshots met dezelfde lengte toevoegen (elk van circa 2, 4 of 8 seconden). Als u tijdens het maken van videosnapshots een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videosnapshots. • De instelling [z1: Movie-opn.formaat] wijzigen.
3 Videosnapshots maken Een album afspelen Een videosnapshotalbum kan op dezelfde manier worden afgespeeld als een normale movie (pag. 419). 1 Speel de movie af. Druk op de knop om een opname weer te geven. het album. 2 Selecteer In de weergave van één opname geeft het pictogram [st] linksboven op het scherm aan dat het een videosnapshotalbum betreft. Draai aan het instelwiel <5> om een album te selecteren. het album af. 3 Speel Druk op <0>.
3 Videosnapshots maken Een album bewerken Nadat u de opname hebt gemaakt, kunt u de videosnapshots in het album opnieuw ordenen, verwijderen of afspelen. 1 Selecteer [X]. Selecteer op het movieweergavepaneel [X] (Bewerken) en druk vervolgens op <0>. Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. een bewerking. 2 Selecteer Selecteer een bewerkingsoptie en druk op <0>.
3 Videosnapshots maken het bewerkte album op. 3 Sla Druk op de knop om terug te keren naar het bewerkingspaneel onder aan het scherm. Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>. Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuw album op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele album wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.
3 Menufunctie-instellingen z1 Als de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , worden sommige menuopties op het tabblad [z1] gewisseld naar movie-opname-items. Movieopnameformaat U kunt de movie-opnamekwaliteit (beeldformaat, framesnelheid en compressiemethode) instellen. Raadpleeg de pagina's 341-342 voor meer informatie. Geluidsopname U kunt geluidsopnamefuncties instellen. Zie pagina 346 voor meer informatie.
3 Menufunctie-instellingen kISO-snelheidsinstellingenN ISO-snelheid In de modus kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt ook ISO auto selecteren. U kunt ook de knop voor deze instellingen gebruiken. ISO-snelheidsbereik Voor movie-opnamen kunt u het handmatige instellingsbereik voor de ISO-snelheid (minimum- en maximumlimieten) instellen. Standaard is dit ingesteld op ISO 100 - ISO 25600.
3 Menufunctie-instellingen z4 Wanneer de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , wordt het tabblad [z4] weergegeven als menuopties speciaal voor movie-opname. (In de basismodi is dit het tabblad [z2].) Servo AF voor movies Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens movie-opname. De standaardinstelling is [Inschakelen].
3 Menufunctie-instellingen Wanneer [Uitschakelen] is ingesteld: Druk de ontspanknop half in of druk op de knop
om scherp te stellen. Aandachtspunten wanneer [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld • Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. • Een onderwerp dat zich op korte afstand van de camera beweegt. • Opnamen met een hoger f-getal.
3 Menufunctie-instellingen Trackinggevoeligheid van Servo AF voor moviesN U kunt de trackinggevoeligheid van Servo AF voor movies op zeven niveaus instellen. Dit heeft invloed op de reactiesnelheid van AFtrackinggevoeligheid wanneer het onderwerp van de AF-punten weg beweegt, zoals tijdens pannen of wanneer er een obstakel voor de AFpunten komt. Deze functie kan worden ingesteld als [z4: Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] en [z4: AF-methode] is ingesteld op [Live één pt AF].
3 Menufunctie-instellingen Servo AF-snelheid voor moviesN U kunt de AF-snelheid van Servo AF voor movies en de gebruiksomstandigheden ervan instellen. Deze functie kan worden ingesteld als [z4: Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] en [z4: AF-methode] is ingesteld op [Live één pt AF]. Bovendien wordt de functie ingeschakeld bij gebruik van een lens die ondersteuning biedt voor langzame overgang van de scherpstelling tijdens het maken van movie-opnamen*.
3 Menufunctie-instellingen MeettimerN U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de AE-vergrendeling). Rasterweergave Met [3x3 l] of [6x4 m] kunt u rasterlijnen weergeven om u te helpen de camera verticaal of horizontaal recht te houden. Met [3x3+diag n] wordt het raster ook met diagonale lijnen weergegeven om u te helpen de intersecties over het onderwerp uit te lijnen voor een betere balans in de compositie.
3 Menufunctie-instellingen Functie knop V U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van movies worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt.
3 Menufunctie-instellingen z5 Wanneer de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , wordt het tabblad [z5] weergegeven als menuopties speciaal voor movie-opname. (In de basismodi is dit het tabblad [z3].) Videosnapshot U kunt videosnapshots maken. Zie pagina 361 voor meer informatie. Time-lapse-movie U kunt time-lapse-movies maken. Zie pagina 349 voor meer informatie.
3 Menufunctie-instellingen Digitale beeldstabilisatie van movies De interne Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) corrigeert cameratrillingen tijdens het filmen. Deze functie heet Digitale beeldstabilisatie van movies. Met Digitale beeldstabilisatie van movies kunnen beelden ook worden gestabiliseerd als een objectief zonder Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) wordt gebruikt.
3 Menufunctie-instellingen Opnamen maken met de afstandsbediening Als [Inschakelen] is ingesteld, kunt u movie-opname starten of stoppen met de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 271) of de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 273). • Bij gebruik van de afstandsbediening RC-6 Zet de schakelaar in stand <2> en druk vervolgens op de verzendknop.
3 Menufunctie-instellingen Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Rood waarschuwingspictogram voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van movie-opnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram . Het rode pictogram geeft aan dat de movie-opname binnenkort automatisch wordt beëindigd. U kunt in dat geval geen opnamen meer maken totdat de interne temperatuur van de camera is gedaald.
3 Menufunctie-instellingen Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne Indicator buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt.
10 Opnamen weergeven Dit hoofdstuk beschrijft hoe u vastgelegde opnamen (foto’ s en films) kunt weergeven en wissen, hoe u opnamen kunt bekijken op een tv-scherm en andere aan weergave gerelateerde functies. Opnamen die zijn gemaakt en opgeslagen met een ander toestel Mogelijk geeft de camera opnamen die met een andere camera zijn vastgelegd of met een computer zijn bewerkt of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd, niet goed weer.
x Opnamen weergeven Weergave van één opname 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het hoofdinstelwiel <5> linksom. Wilt u de opnamen in chronologische volgorde weergeven, dan draait u het instelwiel rechtsom. Telkens als u op de knop drukt, verandert de weergave.
x Opnamen weergeven de opnameweergave. 3 Beëindig Druk op de knop om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer opnamen te kunnen maken. Wanneer RAW-opnamen die zijn gemaakt met [z4: Aspect ratio] ingesteld op een andere optie dan [3:2] (pag. 168) worden afgespeeld, worden lijnen die het beeldgebied aanduiden, weergegeven. Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag. 402), worden alleen de gevonden opnamen weergegeven.
x Opnamen weergeven 3 Raster weergeven In de weergave van één opname kunt u het raster over de opnameweergave heen leggen. Met [33: Weergaveraster] kunt u [3x3 l], [6x4 m] of [3x3+diag n] selecteren. Deze functie is handig om de verticale en horizontale kanteling en de compositie van de opname te controleren. Tijdens de movieweergave wordt het raster niet weergegeven.
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeldinformatie voor foto's Weergave met basisinformatie Bluetooth-functie Wi-Fi-functie Sterkte van Wi-Fi-signaal/ Eye-Fi-overdrachtstatus Eye-Fi-overdracht voltooid Classificatie Beveilig beelden Accuniveau Aantal weergaven/ totaal aantal opnamen/aantal gevonden opnamen Mapnummer bestandsnummering Sluitertijd Opnamekwaliteit/ bewerkte opnamen/ bijsnijden Diafragma Belichtingscorrectiewaarde Lichte tonen prioriteit ISO-snelheid Als de opname is gemaakt met
B: Weergave met opname-informatie Weergave met opname-informatie • Gedetailleerde informatie voor opnamen in de Creatieve modi Diafragma Belichtingscorrectiewaarde Histogram (Helderheid/RGB) Opnamedatum en -tijd ISO-snelheid Sluitertijd Lichte tonen prioriteit Opnamemodus/ meerdere opnamen/ time-lapse-movie: testopnamen Witbalans Schuifbalk Meetmethode Bestandsgrootte Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Witbalanscorrectie Beeldstijl/Instellingen AF-fijnafstelling Flitsbelichti
B: Weergave met opname-informatie • Gedetailleerde informatie voor opnamen in de Basismodi Sfeer Achtergrond wazig Niveau van het sfeereffect Niveau van het wazig bewegingseffect Helderheid Kleurtoon * De indicator [Helderheid] wordt weergegeven voor opnamen waarvan de helderheid werd aangepast voor het maken van de opnamen.
B: Weergave met opname-informatie • Informatie over lens/histogram Histogram (Helderheid) Naam van lens Histogram (RGB) Brandpuntsafstand • Informatie over witbalans • Beeldstijlinformatie 1 394 • Beeldstijlinformatie 2
B: Weergave met opname-informatie • Informatie over kleurruimte en ruisreductie • Informatie over lensafwijkingscorrectie • GPS-informatie Breedtegraad Lengtegraad Hoogte Coordinated Universal Time (UTC) Het scherm GPS-informatie wordt niet weergegeven wanneer GPS-informatie niet wordt opgenomen op de opnamen. Zelfs wanneer u de camera gebruikt om een opname af te spelen die door een andere camera werd gemaakt (met GPS-informatie opgenomen), wordt de GPS-informatie niet weergegeven.
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van de filminformatieweergave Movieweergave/ Videosnapshotweergave Diafragma Sluitertijd ISO-snelheid Movie-opnamemodus/ HDR-film (in modi 8)/ Time-lapse-movie/ Videosnapshot HDR-film/Digitale beeldstabilisatie van movies Bestandsgrootte Opname-indeling voor movies Movieopnameformaat Framerate Opnametijd Compressierate/ Movie-opnamemethode • : sluitertijd, diafragma en ISO-snelheid worden niet weergegeven.
B: Weergave met opname-informatie Overbelichtingswaarschuwing Als [33: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen], knipperen de uitgeknipte hooglichten. Voor meer detail in de knipperende gedeelten waarvoor u de gradatie waarheidsgetrouw wilt reproduceren, stelt u de belichtingscorrectie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw voor een beter resultaat. AF-puntweergave Als [33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen], wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld rood.
B: Weergave met opname-informatie Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en -gradatie. De histogramweergave kan worden gewisseld met [33: Histogram]. [Helderheid]-weergave Voorbeeldhistogrammen Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling van het helderheidsniveau van de opname.
H Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven. 1 Druk op de knop . Tijdens het weergeven van opnamen of wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop . [6u] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Draai het instelwiel <6> linksom. De 4-beeldindexweergave verschijnt.
e Opnamesprong (Door beelden springen) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer op het tabblad [32] de optie [Spring met 6] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Selecteer de sprongmethode en druk vervolgens op <0>.
e Opnamesprong (Door beelden springen) door te springen. 3 Navigeer Druk op de knop om de Sprongmethode Weergavepositie opnamen weer te geven. Draai in de weergave van één opname aan het hoofdinstelwiel <6>. U kunt met de ingestelde methode bladeren. Selecteer [g: Datum] om opnamen te zoeken op opnamedatum. Als u beelden op map wilt zoeken, selecteert u [h: Map]. Als de kaart zowel movies als foto's bevat, selecteert u [i: Movies] of[j: Foto's] om een van beide categorieën weer te geven.
t Beelden filteren voor afspelen U kunt beelden die gefilterd zijn volgens de zoekcriteria, weergeven. Nadat u de voorkeuren voor beelden zoeken hebt ingesteld, kunt u alleen de gevonden beelden afspelen en weergeven. U kunt het volgende doen voor de gevonden beelden: Wissen, Beveiligen, Classificatie, Diavoorstelling, Verwijderen, Printopties en Fotoboek. Met deze functie kunt u snel een specifieke taak uitvoeren op de gevonden beelden in één batch. 1 Selecteer [Beeldzoekvoork. instellen].
t Beelden filteren voor afspelen de zoekvoorkeuren. 3 Implementeer Lees het bericht dat wordt weergegeven. Selecteer [OK] en druk op <0>. Het zoekcriterium wordt opgegeven. gevonden beelden weergeven. 4 De Druk op de knop <3> om de Geel kader opnamen weer te geven. Alleen de beelden die overeenkomen met de ingestelde voorkeuren (gefilterd) worden afgespeeld. Wanneer de beelden zijn gefilterd, heeft het scherm een buitenste geel kader.
u Opnamen vergroten Vastgelegde beelden kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. De opname kan als volgt worden vergroot: 1. Tijdens opnameweergave; 2. Tijdens de kijktijd na het maken van opnamen; 3. Vanuit de opnamemodus. Druk op de knop . De vergrote weergave wordt geactiveerd. De positie van het vergrotingsgebied en [6u] worden rechtsonder op het scherm weergegeven.
u Opnamen vergroten 3 De eerste vergrotingsverhouding en -positie instellen Wanneer u op het tabblad [33] de optie [Vergroting (ca.)] selecteert, kunt u de eerste vergrotingsverhouding en -positie voor de vergrote weergave instellen. 1x (geen vergroting) Het beeld wordt niet vergroot weergegeven. De vergrote weergave start vanuit de weergave van één opname. 2x, 4x, 8x, 10x (vergroot vanuit centrum) De vergrote weergave start vanuit het midden van het beeld, op de ingestelde vergroting.
d Opnamen weergeven via de touchscreen Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen om zo de weergaveopties te gebruiken. Druk eerst op de knop om de opnamen weer te geven. Door opnamen bladeren Veeg met één vinger. Raak in de weergave van één opname het LCD-scherm aan met één vinger. U kunt naar de vorige of volgende opname bladeren door met uw vinger naar links of rechts te vegen.
d Opnamen weergeven via de touchscreen Opname verkleinen (indexweergave) Druk twee vingers tegen elkaar aan. Raak het scherm aan met twee uitgespreide vingers en breng uw vingers vervolgens samen op het scherm. Elke keer dat u uw vingers samenbrengt, zal het beeld verkleinen. Als u in de weergave van één opname uw vingers samenbrengt, verschijnt de indexweergave van 4 opnamen. Wanneer u een opname selecteert, wordt het oranje kader weergegeven.
b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer op het tabblad [31] de optie [Beeld roteren] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Draai aan het hoofdinstelwiel <5> om het beeld te selecteren dat u wilt draaien. U kunt ook een beeld selecteren in de indexweergave (pag. 399). de opname. 3 Draai Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het beeld als volgt naar rechts gedraaid: 90° 9 270° 9 0°.
K Beelden beveiligen U kunt belangrijke opnamen beveiligen zodat deze niet per ongeluk kunnen worden gewist met de wisfunctie van de camera. 3 Eén opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Er wordt een opname weergegeven. Wisbeveiligingspictogram de opname die u wilt 3 Selecteer beveiligen. Draai aan het hoofdinstelwiel <5> om het beeld te selecteren die u wilt beveiligen.
K Beelden beveiligen 3 Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beveiligen. 1 Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer onder [31: Beveilig beelden] de optie [Selecteer reeks] en druk op <0>. het bereik van de beelden op. 2 Geef Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
K Beelden beveiligen 3 Alle beelden in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [31: Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd. Om de selectie te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag.
p Classificaties instellen U kunt opnamen (foto's en movies) beoordelen met een van de vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. 3 Eén opname beoordelen 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer op het tabblad [32] de optie [Classificatie] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Er wordt een opname weergegeven. de opname die u wilt 3 Selecteer classificeren. Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt classificeren.
p Classificaties instellen 3 Classificeren door het bereik op te geven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beoordelen. 1 Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [32: Classificatie] en druk op <0>. het bereik op. 2 Geef Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
p Classificaties instellen 3 Alle beelden in een map of op een kaart beoordelen U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classificeren. Wanneer u onder [32: Classificatie] de optie [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert, worden alle opnamen in de map of op de kaart beoordeeld. Draai aan het hoofdinstelwiel <6> om een classificatie te selecteren en selecteer vervolgens [OK]. Wanneer u geen opnamen beoordeelt of de classificatie annuleert, selecteert u [OFF].
Q Quick Control voor weergave Tijdens weergave kunt u op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [J: Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [R: RAW-beeldverwerking (alleen 1-beelden)], [S: Wijzig formaat (alleen JPEG-beelden)], [N: Trimmen (alleen JPEG-beelden)], [ : Overbel. waarsch.], [ : AF-puntweergave], [e: Spring met 6], [t: Beeld zoeken] en [q: Beelden n. smartphone verz.*].
Q Quick Control voor weergave de instelling. 3 Verlaat Druk op de knop om het scherm Quick Control af te sluiten. Stel [51: Auto. roteren] in op [AanzD] om een opname te draaien (pag. 435). Als [51: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] aan de opname toegevoegd, maar de camera zal de opname niet in de weergave draaien.
k Genieten van movies Dit zijn de drie belangrijkste manieren om movies af te spelen en ervan te genieten: Weergave op een televisie (pag. 427) Als u de camera met een HDMI-kabel op een televisie aansluit, kunt u de foto's en movies op de camera op de televisie afspelen. Het gebruik van de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen.
k Genieten van movies Weergave en bewerken op een computer De filmbestanden op de kaart kunnen worden overgezet naar een computer en worden afgespeeld of bewerkt met vooraf geïnstalleerde of algemene software die compatibel is met de opname-indeling van de film. Om een movie af te spelen of te bewerken met commerciële software, hebt u software nodig die compatibel is met movies in MP4-indeling en MOV-indeling.
k Movies afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om een opname weer te geven. een movie. 2 Selecteer Draai aan het hoofdinstelwiel <5> om de movie te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram linksboven in het scherm aan dat het een movie betreft. Als de movie een videosnapshot is, wordt weergegeven. In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is.
k Movies afspelen Movieweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen* Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen afspelen en stoppen. 8Vertraagd Past de vertragingssnelheid aan door aan het instelwiel <5> te draaien. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. 3Vorig beeld Geeft het vorige beeld weer telkens wanneer u op <0> drukt.
k Movies afspelen Weergave via het touchscreen Tik op [7] in het midden van het scherm. De movie wordt afgespeeld. Als u het movieweergavepaneel wilt weergeven, tikt u op of linksboven in het scherm. Als u het afspelen van de movie wilt pauzeren, tikt u op het scherm. Het movieweergavepaneel wordt ook weergegeven. Als u een 4K-time-lapse-movie afspeelt op de camera, is de afspeelresolutie gelijk aan die van een Full HD-movie die op de camera wordt afgespeeld.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie bewerken in tussenstappen van circa 1 seconde. 1 Selecteer [X] in het filmweergavescherm. Het paneel voor moviebewerking wordt onder aan het scherm weergegeven. aan welk deel moet worden 2 Geef verwijderd. Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. Druk op de pijltjestoetsen om het vorige of volgende beeld te zien.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken de bewerkte film op. 4 Sla Selecteer [W] en druk vervolgens op <0>. Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuwe movie op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele filmbestand wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm om de bewerkte film op te slaan en terug te keren naar het movieweergavescherm.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Geef de opnamen op die u wilt afspelen. Als u alle opnamen op de kaart wilt afspelen, gaat u naar stap 2. Als u de opnamen die in de diavoorstelling moeten worden afgespeeld, wilt opgeven, filtert u de opnamen met [Beeldzoekvoork. instellen] op het tabblad [32] (pag. 402). [Diavoorstelling].
3 Diavoorstelling (automatische weergave) Overgangseffect Achtergrondmuziek de diavoorstelling. 4 Start Selecteer [Start] en druk vervolgens op <0>. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling. 5 Beëindig Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Wanneer opnamen voor weergave al zijn gefilterd (zoekvoorkeuren zijn ingesteld) met [32: Beeldzoekvoork.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) De achtergrondmuziek selecteren Nadat u met EOS Utility (EOS-software, pag. 594) achtergrondmuzieknummers naar de kaart hebt gekopieerd, kunt u de diavoorstelling met achtergrondmuziek afspelen. 1 Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Inschakelen] en druk dan op <0>. Als de kaart geen achtergrondmuziek bevat, kunt u stap 2 niet uitvoeren. de achtergrondmuziek.
Beelden op een televisie bekijken Als u de camera met een HDMI-kabel op een televisie aansluit, kunt u de foto's en movies op de camera op de televisie afspelen. Voor de HDMI-kabel wordt HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) aanbevolen. Als de opname niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [53: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie). 1 Sluit de HDMI-kabel aan op de camera.
Beelden op een televisie bekijken Ook als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een tv, worden 4K-time-lapse-movies afgespeeld in Full HD-kwaliteit (weergave in 4K-kwaliteit is niet mogelijk). Pas het geluidsvolume van de movie aan via de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel de camera en de tv uit voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert. Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden.
Beelden op een televisie bekijken op de knop op 4 Druk de camera. Op de tv wordt een opname weergegeven. U kunt de afstandsbediening van de tv gebruiken om opnamen weer te geven. een opname. 5 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een beeld te selecteren. Fotoweergavemenu Movieweergavemenu : Terug : 9-beeldindex : Movie afspelen : Diavoorstelling : Opname-info weergeven : Roteren op Enter op de 6 Druk afstandsbediening.
L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde beelden (pag. 409) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Merk op dat als u een RAW+JPEG-afbeelding verwijdert, zowel de RAW- als de JPEG-afbeeldingen worden verwijderd.
L Opnamen wissen 3 Opnamen selecteren [X] die in een batch moeten worden gewist Door vinkjes bij de te wissen opnamen te zetten, kunt u al deze opnamen tegelijk wissen. 1 Selecteer [Wis beelden]. Selecteer [Wis beelden] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Er wordt een opname weergegeven. de opname die u wilt wissen. 3 Selecteer Draai aan het hoofdinstelwiel <5> om het gewenste beeld te kiezen en druk vervolgens op <0>.
L Opnamen wissen 3 Het bereik van te wissen beelden opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te wissen. 1 Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [31: Wis beelden] en druk op <0>. het bereik van de beelden op. 2 Geef Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
L Opnamen wissen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart wissen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen. Wanneer [31: Wis beelden] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart gewist. Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag. 402), wijzigt de weergave naar [Alle gev. bldn]. Als u [Alle gev. bldn] selecteert, worden alle gevonden beelden gewist zoals opgegeven.
3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te bekijken is. 1 Selecteer [LCD-helderheid]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD-helderheid] en druk vervolgens op <0>. aan. 2 PasKijkdenaarhelderheid het diagram met grijswaarden en druk op de toetsen om de helderheid aan te passen. Druk vervolgens op <0>. Als u de belichting van de opname wilt controleren, raden we u aan het histogram te raadplegen (pag. 398).
3 Automatisch roteren van staande beelden instellen Opnamen die in verticale richting zijn gemaakt, worden automatisch in de juiste stand gedraaid voor het bekijken, zodat ze niet in horizontale richting worden weergegeven bij het afspelen op het LCD-scherm van de camera of het bekijken op een computerscherm. U kunt de instelling voor deze functie wijzigen. 1 Selecteer [Auto. roteren]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op <0>. de weergaverichting in.
11 Opnamen naverwerken Dit hoofdstuk beschrijft RAW-beeldverwerking, het wijzigen van het formaat van JPEG-beelden en het bijsnijden van JPEG-beelden. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (, , , , ) beschikbaar is. De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN U kunt 1-opnamen verwerken met de camera en ze opslaan als JPEG-opnamen. Aangezien de RAW-opname zelf niet wordt gewijzigd, kunt u de RAW-opname volgens verschillende 'recepten' verwerken om er vervolgens diverse JPEG-opnamen van te maken. Opmerking: 41- en 61-beelden kunnen niet met de camera worden verwerkt. Gebruik Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 594) om die opnamen te verwerken. 1 Selecteer [RAW-beeldverwerking].
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Het instelscherm weergeven Druk op <0> om het instelscherm voor de geselecteerde functie weer te geven. Draai het hoofdinstelwiel <6> of <5> om de instelling te wijzigen. Druk op <0> om het instellen te voltooien en terug te gaan naar het vorige scherm. de opname op. 4 Sla Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>. Wanneer u [OK] selecteert, wordt de JPEG-opname die is gemaakt via de verwerking opgeslagen op de kaart.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Vergrote weergave Als u bij stap 3 op de knop drukt, kunt u de opname vergroten. De vergroting varieert, afhankelijk van de instelling [Beeldkwalit.] onder [x1: RAW-beeldverwerking]. Met <9> kunt u door de vergrote opname schuiven. Als u de vergrote weergave wilt beëindigen, drukt u nogmaals op de knop . Opnamen met de instelling Aspect ratio Als [z4: Aspect ratio] (pag.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN RAW-beeldverwerkingsopties Helderheid aanpassen U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3-stop. Het effect van de instelling is zichtbaar in de weergegeven opname. Witbalans (pag. 185) U kunt de witbalans selecteren. Als u [Q] selecteert en op de knop drukt, selecteert u [Auto: Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit]. Als u [P] selecteert en op de knop drukt, kunt u de kleurtemperatuur instellen.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Kleurruimte (pag. 208) U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het LCD-scherm van de camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal het verschil in de opname nauwelijks waarneembaar zijn, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld. Lensafwijkingscorrectie Correctie helderheid randen (pag. 200) Een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er donkerder uitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens, kan worden gecorrigeerd.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Diffractiecorrectie (pag. 203) De diffractie door het diafragma van de lens, waardoor de opname minder scherp wordt, kan worden gecorrigeerd. Indien [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het effect niet goed te zien is, vergroot u het beeld (pag. 440). Verwerking van RAW-opnamen in de camera levert niet exact hetzelfde resultaat op als verwerking van RAW-opnamen met Digital Photo Professional (EOS-software).
S Het formaat van JPEG-beelden wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3-, 4- en a-beelden mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG b- en RAW-beelden kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer [Wijzig formaat] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. een opname.
S Het formaat van JPEG-beelden wijzigen Opties voor formaatwijziging op basis van de originele beeldkwaliteit Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Originele beeldkwaliteit 3 4 a k k k k k 4 b k a Beeldformaten Formaten voor opnamen met gewijzigd formaat worden hieronder weergegeven.
N JPEG-beelden bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. Het is alleen bij JPEG 3-, 4-, a- en b-opnamen mogelijk om bij te snijden. Beelden genomen in RAW kunnen niet worden bijgesneden. 1 Selecteer [Trimmen]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Trimmen] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. een opname. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt bijsnijden.
N JPEG-beelden bijsnijden Het bijsnijdkader verplaatsen Met <9> kunt u het kader verticaal of horizontaal over de opname schuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste gebied binnen het kader wordt weergegeven. De kanteling corrigeren U kunt de kanteling van het beeld corrigeren met ±10°.
12 Sensorreiniging De voorzijde van de beeldsensor (low-pass-filter) beschikt over een zelfreinigende sensor die automatisch stof verwijdert. Ook kunnen stofwisdata aan de opname worden toegevoegd, zodat achtergebleven stofdeeltjes automatisch kunnen worden verwijderd met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 594).
f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, verwijdert de zelfreinigende sensor automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt sensorreiniging ook handmatig uitvoeren of u kunt deze sensor als volgt uitschakelen. De sensorreiniging handmatig activeren 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Sensorreiniging] en druk vervolgens op <0>.
f Automatische sensorreiniging Voor het beste resultaat plaatst u de camera tijdens de sensorreiniging rechtop en stabiel op een tafel of een ander plat oppervlak. Wanneer u de sensorreiniging een aantal keren herhaalt, wordt het resultaat niet echt beter. Direct na het reinigen van de sensor is de optie [Reinig nuf] tijdelijk niet beschikbaar. Er worden mogelijk lichte puntjes weergegeven op beelden als de sensor is beïnvloed door kosmische stralen, enz.
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op vastgelegde beelden. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 594) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit voorwerp, zoals een vel papier.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20- 30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. De foto wordt in de AE met diagrafmavoorkeuze gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Stofwisdata toevoegenN Stofwisdata Nadat de stofwisdata zijn verzameld, worden deze aan alle toekomstige JPEG- en RAW-opnamen toegevoegd. Als u een belangrijke opname gaat maken, wordt het aanbevolen om eerst de stofwisdata bij te werken door deze opnieuw te verzamelen. Raadpleeg de Digital Photo Professional Instructiehandleiding (pag. 594) voor informatie over het gebruik van dit programma (EOSsoftware, pag. 596) voor het automatisch verwijderen van stofvlekken.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een in de handel verkrijgbaar blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal de lens van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. De beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Sensorreiniging].
3 Handmatige sensorreinigingN Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en wordt de reflexspiegel weer neergeklapt. Dit kan ertoe leiden dat de beeldsensor, de sluitergordijnen en de reflexspiegel beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • De accu verwijderen/plaatsen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig.
13 Printopties en Fotoboek instellen Digital Print Order Format (DPOF) (pag. 458) U kunt printinstructies zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren enzovoort opgeven voor de opnamen die op de kaart zijn vastgelegd. Opnamen selecteren voor een fotoboek (pag. 464) U kunt de opnamen om te worden afgedrukt in een fotoboek opgeven uit opnamen die op de kaart zijn opgeslagen.
W Digital Print Order Format (DPOF) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch printen of printopties maken voor een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden geprint, enzovoort. De printinstellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd om te worden geprint.
W Digital Print Order Format (DPOF) Afdruktype Datum File No. K Standaard Er wordt één beeld afgedrukt per vel. L Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt per vel. K L Beide Er worden zowel standaard- als indexafdrukken gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van het vastgelegde beeld afgedrukt. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van het beeld afgedrukt. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop . Het scherm met printopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) RAW-beelden of movies kunnen niet voor printen worden geselecteerd. Als u een afbeelding met een groot formaat print met behulp van de instelling [Index] of [Beide] (pag. 458), wordt bij bepaalde printers de index mogelijk niet geprint. Verklein in dat geval het formaat van de opname (pag. 444) en print de index opnieuw. Ook als [Datum] en [File No.] zijn ingesteld op [Aan], kan het zijn dat de datum of het bestandsnummer niet wordt geprint.
W Digital Print Order Format (DPOF) 3 Beelden selecteren voor printen Opnamen selecteren Selecteer en specificeer de beelden een voor een. Als u op de knop drukt en het instelwiel <6> linksom draait, kunt u een opname selecteren in de weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, draait u het instelwiel rechtsom. Druk op de knop om de printopties op de kaart op te slaan.
W Digital Print Order Format (DPOF) Meerdere beelden selecteren Selecteer reeks Selecteer onder [Meerdere] de optie [Selecteer reeks]. Selecteer de eerste en de laatste opname van de gewenste reeks. Vervolgens worden alle opnamen in de reeks gemarkeerd met het vinkje [X]. Printopties voor één print van elke opname worden ingesteld. Als een opname die gemarkeerd is met [X] als de eerste opname wordt ingesteld, worden de opnamen met [X] binnen de reeks van de eerste opname tot de laatste, geannuleerd.
W Digital Print Order Format (DPOF) Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag. 402) en u selecteert [Meerdere], dan wijzigt de weergave naar [Markeer alle gevonden beelden] en [Wis mark. v. alle gev. beelden]. Alle gevonden beelden Als u [Markeer alle gevonden beelden] selecteert, worden printopties voor één print van alle opnamen die zijn gefilterd in de zoekopdracht ingesteld. Als u [Wis mark. v. alle gev.
p Beelden selecteren voor een fotoboek U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben geprint in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen voor een fotoboek naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen. 3 Eén beeld tegelijk opgeven 1 Selecteer [Fotoboek instellen]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Fotoboek instellen] en druk vervolgens op <0>.
p Beelden selecteren voor een fotoboek 3 Het beeldbereik voor een fotoboek opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik met alle opgegeven opnamen tegelijk opgeven. 1 Selecteer [Meerdere]. Selecteer onder [31: Fotoboek instellen] de optie [Meerdere] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Selecteer reeks]. het bereik van de beelden op. 3 Geef Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>.
p Beelden selecteren voor een fotoboek 3 Alle beelden in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven voor een fotoboek. Onder [x1: Fotoboek instellen] kunt u [Meerdere] instellen op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] om alle opnamen in de map of op de kaart voor een fotoboek op te geven. Als u de selectie wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart].
14 De camera aanpassen aan uw voorkeuren U kunt verschillende camerafuncties heel nauwkeurig instellen en de functies van knoppen en instelwielen aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met Persoonlijke voorkeuze en Aangepaste bediening. U kunt ook de huidige camera-instellingen opslaan op de modi en . De functies die worden beschreven in dit hoofdstuk kunnen worden ingesteld en gebruikt in de creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer het tabblad [8]. de gewenste groep. 2 Selecteer Selecteer [C.Fn I: Belichting], [C.Fn II: Autofocus] of [C.Fn III: Bediening/overig] en druk op <0>. Nummer van de persoonlijke voorkeuze het nummer van de 3 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de pijltjestoetsen en om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling.
3 Persoonlijke voorkeuzeN C.Fn I: Belichting 1 Belichtingsniveauverhogingen 2 ISO-stappen 3 Bracketing automatisch annuleren 4 Bracketingvolgorde 5 Aantal bracketed opnamen 6 Veiligheidsshift 7 Belichtingscorrectie automatisch 8 Meetmethode, AE-vergrendeling na k MovieA LVopnamen opnamen pag.471 k k k In a k pag.472 pag.473 pag.474 C.Fn II: AF k k k k k k k MovieA LVopnamen opnamen 1 Trackinggevoeligheid pag.475 2 Versnellen/vertragen tracking pag.
3 Persoonlijke voorkeuzeN A LVk Movieopnamen opnamen C.Fn II: AF 9 Selectiemethode AF-gebied pag.482 10 AF-punt op basis van richting pag.483 pag.484 11 Eerste AF-punt, 12 Automatische AF-puntselectie: Kleur volgen AI Servo AF pag.485 13 Beweging AF-puntselectie pag.486 14 AF-puntweergave tijdens pag.487 15 Zoekerweergaveverlichting 16 AF-fijnafstelling pag.488 k MovieA LVopnamen opnamen C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I: Belichting C.Fn I-1 Belichtingsniveauverhogingen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hiermee stelt u stappen van 1/2-stop in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscorrectie, AEB, de flitsbelichtingscorrectie enzovoort. Wanneer [1: 1/2-stop] is ingesteld, wordt het scherm zoals hieronder afgebeeld weergegeven. C.Fn I-2 ISO-stappen 0: 1/3-stop 1: 1-stop U kunt de handmatige ISO-stappen wijzigen in een hele stop.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I-4 Bracketingvolgorde De volgorde van de opnamereeks voor AEB en witbalansbracketing kan worden gewijzigd. 0: 09-9+ 1: -909+ 2: +909Witbalansbracketing Richting b/a Richting m/g 0 : Standaardbelichting 0 : Standaardwitbalans 0 : Standaardwitbalans - : Kortere belichting - : Meer blauw - : Meer magenta + : Verhoogde + : Meer amber + : Meer groen belichting AEB C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I-6 Veiligheidsshift 0: Uitschakelen 1: Sluitertijd/diafragma Wordt van kracht in de modi AE met sluitertijdvoorkeuze en AE met diafragmavoorkeuze. Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd zodat de standaardbelichting kan worden gebruikt.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I-7 Belichtingscorrectie automatisch annuleren 0: Uitschakelen De waarde voor de belichtingscorrectie wordt niet geannuleerd, zelfs niet nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet. 1: Inschakelen Wanneer u de aan-uitschakelaar op <2> zet, wordt de instelling voor belichtingscorrectie geannuleerd. C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: AF C.Fn II-1 Trackinggevoeligheid Hiermee stelt u de gevoeligheid in bij het volgen van het onderwerp tijdens AI Servo AF wanneer een obstakel door de AFpunten gaat of wanneer het onderwerp zich van het AF-punt vandaan beweegt. 0 Standaardinstelling. Geschikt voor bewegende onderwerpen in het algemeen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-2 Versnelde/vertraagde tracking Dit bepaalt de gevoeligheid voor het volgen van bewegende onderwerpen die tijdelijk enorm kunnen versnellen of vertragen, bijvoorbeeld als gevolg van abrupt starten of stoppen, enz. 0 Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid).
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-3 AF-punt automatisch schakelen Dit bepaalt de gevoeligheid voor het wisselen van AF-punten bij het volgen van een onderwerp dat zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts beweegt. Deze instelling wordt geactiveerd wanneer de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op Zone-AF, Grote zone-AF of Automatische selectie AF. 0 Standaardinstelling voor geleidelijke overschakeling tussen AF-punten.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-4 AI servo 1e beeldvoorkeur U kunt de eigenschappen instellen voor de automatische scherpstelling en de ontspantiming voor de eerste opname met AI Servo AF. Gelijke voorkeur Er wordt aan het scherpstellen en ontspannen gelijke prioriteit gegeven. : Ontspanvoorkeur Wanneer u de ontspanknop indrukt, wordt de opname direct gemaakt, ook al is er nog niet scherpgesteld.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-5 AI servo 2e beeldvoorkeur Met AI Servo AF voor continue opname kunt u de eigenschappen van AF-bediening en de ontspantiming vooraf instellen voor alle opnamen na de eerste opname tijdens continue opnamen. Gelijke voorkeur Er wordt aan het scherpstellen en de snelheid bij continue opname gelijke prioriteit gegeven. Bij weinig licht of met onderwerpen met weinig contrast kan de continue opnamesnelheid afnemen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-6 AF-hulplicht Hiermee schakelt u het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor EOS-camera's in of uit. 0: Inschakelen De externe Speedlite activeert indien nodig het AF-hulplicht. 1: Uitschakelen De externe Speedlite activeert het AF-hulplicht niet. Dit voorkomt dat het AF-hulplicht anderen stoort. 2: Alleen IR AF-hulplicht Wanneer er een externe Speedlite is bevestigd, wordt alleen het infrarood AF-hulplicht ingeschakeld.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-7 Lenssturing bij AF onmogelijk Als niet kan worden scherpgesteld met automatische scherpstelling, kunt u de camera naar de juiste scherpstelling laten zoeken of laten stoppen met zoeken. 0: Continu scherpstellen Als er niet met automatische scherpstelling kan worden scherpgesteld, blijft de lens naar de juiste scherpstelling zoeken.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-9 Selectiemethode AF-gebied U kunt de methode voor het wijzigen van de AF-gebiedselectiemodus instellen. 0: S 9 Knop voor AF-gebiedsselectie Nadat u op de knop of hebt gedrukt, kunt u de AF-gebiedselectiemodus wijzigen door op de knop te drukken. 1: S 9 Hoofdinstelwiel Nadat u op de knop of hebt gedrukt, kunt u de AF-gebiedselectiemodus wijzigen door aan het instelwiel <6> te draaien.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-10 AF-punt op basis van richting U kunt het AF-punt of de AF-gebiedselectiemodus + het AF-punt afzonderlijk instellen voor verticaal en horizontaal fotograferen. 0: Gelijk voor verticaal/horizontaal Voor zowel verticaal als horizontaal fotograferen worden dezelfde AF-gebiedselectiemodus en hetzelfde handmatig geselecteerde AF-punt (of dezelfde handmatig geselecteerde zone) gebruikt.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-11 Eerste AF-punt, AI Servo AF U kunt het AF-startpunt voor AI Servo AF instellen voor wanneer de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op Automatische selectie-AF. 0: Auto Het AF-punt waarmee AI Servo AF begint wordt automatisch ingesteld op basis van de opnameomstandigheden. 1: Eerste AF-pt geselect.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-12 Automatische AF-puntselectie: Color tracking Gebruik deze functie om automatisch scherp te stellen op kleuren die overeenkomen met huidtinten. Deze functie werkt wanneer de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op Zone-AF (handmatige selectie van een zone), Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) of Automatische selectie AF.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-13 Beweging AF-puntselectie U kunt de selectie bij de buitenste rand laten stoppen of deze laten doorlopen naar de tegenoverliggende rand bij AF-puntselectie. 0: Stopt bij rand AF-gebied Dit is handig als u vaak gebruikmaakt van een AF-punt aan de rand. 1: Continu De AF-puntselectie loopt door naar de tegenoverliggende rand in plaats van bij de buitenste rand te stoppen. Wanneer [8C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-14 AF-puntweergave tijdens scherpstellen U kunt instellen of de AF-punt(en) wordt/worden weergegeven vóór het starten van AF (gereed voor opnamen), bij het starten van AF, tijdens AF, wanneer de scherpstelling is bereikt en wanneer de meettimer actief is nadat scherpstelling is bereikt.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II-15 Zoekerweergaveverlichting U kunt instellen of de AF-punten in de zoeker rood oplichten wanneer de scherpstelling is bereikt. 0: Auto De AF-punten die worden scherpgesteld in omstandigheden met weinig licht of met een donker onderwerp lichten automatisch rood op. 1: Inschakelen De AF-punten lichten altijd rood op, ongeacht de hoeveelheid omgevingslicht. 2: Uitschakelen De AF-punten lichten niet rood op.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III: Bediening/overig C.Fn III-1 Waarschuwingen z in zoeker Wanneer een van de volgende functies is ingesteld, wordt het pictogram in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven (pag. 31). Selecteer de functie waarvoor u het waarschuwingspictogram wilt weergeven en druk op <0> om er een vinkje [X] bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. Als monochroom V is ingesteld Als [z3: Beeldstijl] is ingesteld op [Monochroom] (pag.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III-2 Wielrichting bij Tv/Av 0: Normaal 1: Omgekeerde richting U kunt de richting omkeren waarin u het instelwiel moet draaien om de sluitertijd en het diafragma in te stellen. In de opnamemodus is de draairichting van de instelwielen <6> en <5> omgekeerd. In andere opnamemodi is alleen de draairichting van het instelwiel <6> omgekeerd.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling is mogelijk voor opnamen met de zoeker. Dit wordt 'AF-fijnafstelling' genoemd. Lees voordat u aanpassingen doorvoert het gedeelte 'Aandachtspunten bij AF-fijnafstelling' en 'Opmerkingen bij AFfijnafstelling' op pagina 496. Gewoonlijk is deze afstelling niet vereist. Voer deze afstelling alleen uit als het nodig is.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN de afstelling. 5 Maak Stel de mate van afstelling in. Het instelbare bereik is ± 20 stappen. Door een instelling in de richting van '-: ' te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar voren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt. Door een instelling in de richting van '+: ' te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar achteren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN 2: Per lens afstellen U kunt de afstelling voor iedere lens doorvoeren en de afstelling in de camera registreren. U kunt voor maximaal 40 lenzen afstellingen registreren. Wanneer u automatisch scherpstelt met een lens waarvan de afstelling is geregistreerd, wordt het scherpstelpunt altijd verschoven met de afstelling.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Het serienummer invoeren Selecteer het in te voeren cijfer en druk vervolgens op <0> zodat wordt weergegeven. Voer het cijfer in en druk vervolgens op <0>. Nadat u alle cijfers hebt ingevoerd, selecteert u [OK]. Serienummer van de lens Als in stap 3 een sterretje '*' voor het 10-cijferige serienummer van de lens wordt weergegeven, kunt u slechts één exemplaar van hetzelfde lensmodel registreren.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Lens met een vaste brandpuntsafstand de afstelling. 4 Maak Selecteer voor een zoomlens de Zoomlens groothoekstand (W) of de telestand (T). Wanneer u op <0> drukt, wordt het oranje kader uitgeschakeld en is het mogelijk om de aanpassing te doen. Stel de mate van aanpassing in en druk vervolgens op <0>. Het instelbare bereik is ± 20 stappen.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van een zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling gecorrigeerd ten opzichte van de afstellingen die zijn gemaakt voor de groothoek- en telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand wordt aangepast, wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het middenbereik.
8: Aangepaste bedieningN U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen of hoofdinstelwielen voor een eenvoudigere bediening. 1 Selecteer [C.Fn III: Bediening/overig]. Selecteer op het tabblad [8] de optie [C.Fn III: Bediening/overig] en druk vervolgens op <0>. [4: Aangepaste bediening]. 2 Selecteer Het instelscherm Aangepaste bediening wordt weergegeven. een cameraknop of instelwiel. 3 Selecteer Selecteer een cameraknop of hoofdinstelwiel en druk vervolgens op <0>.
8: Aangepaste bedieningN Toewijsbare functies voor camerabediening Functie Pag.
8: Aangepaste bedieningN k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k < > staat voor de 'AF-stopknop' op supertelelenzen die met Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) zijn uitgerust.
8: Aangepaste bedieningN AF : Meten en AF-start Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, worden de meting en de AF uitgevoerd. : AF-stop De automatische scherpstelling stopt wanneer u de knop die aan deze functie is toegewezen ingedrukt houdt. Dit is handig wanneer u de automatische scherpstelling wilt stoppen tijdens AI Servo AF. : ONE SHOT z AI SERVO/SERVO U kunt de AF-bediening wisselen.
8: Aangepaste bedieningN Belichting : Start meten Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt een lichtmeting uitgevoerd. (AF wordt niet uitgevoerd.) : AE-vergrendeling/FE-vergrendeling Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, kunt u de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) terwijl de meettimer actief is. Dit is handig wanneer u het beeld afzonderlijk wilt scherpstellen en meten.
8: Aangepaste bedieningN : FE-vergrendeling Wanneer u voor flitsfotografie op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, wordt er voorgeflitst en wordt de vereiste flitsoutput (FE-vergrendeling) vastgelegd. : ISO-snelheid instellen (knop vasthouden en aan draaien) U kunt de ISO-snelheid instellen door de knop die aan deze functie is toegewezen, ingedrukt te houden en aan het instelwiel <6> te draaien (werkt alleen met foto's).
8: Aangepaste bedieningN Beeld : Beeldkwaliteit Druk op <0> om het instelscherm voor opnamekwaliteit (pag. 162) op het LCD-scherm weer te geven. : Beeldstijl Druk op <0> om het scherm voor het selecteren van een Beeldstijl (pag. 176) op het LCD-scherm weer te geven. : Witbalansselectie Druk op <0> om het instelscherm voor witbalans (pag. 185) op het LCD-scherm weer te geven.
8: Aangepaste bedieningN : Flitsfunctie-instellingen Druk op <0> om het instellingenscherm voor de flitsfunctie weer te geven (pag. 283). : Wi-Fi-functie Druk op <0> om het instellingenscherm voor draadloze communicatie weer te geven (pag. 540). : Geen functie (uitgeschakeld) Gebruik deze instelling wanneer u geen functie aan de knop wilt toewijzen.
3 Registreer in My MenuN Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. U kunt ook de vastgelegde menutabbladen een naam geven en op de knop drukken om het tabblad My Menu als eerste weer te geven. My Menu-tabblad maken en toevoegen 1 Selecteer [My Menu-tab toevoegen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu-tab toevoegen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer Het tabblad [MY MENU1] wordt gemaakt.
3 Registreer in My MenuN 2 Selecteer [Selecteer te registr. items]. de gewenste items vast. 3 Leg Selecteer de optie die u wilt instellen en druk op <0>. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. U kunt maximaal zes items vastleggen. Druk op de knop om terug te keren naar het scherm van stap 2. Instellingen van het tabblad My Menu U kunt items onder het menutabblad sorteren en verwijderen en het menutabblad een andere naam geven of verwijderen.
3 Registreer in My MenuN Verwijder tab U kunt het My Menu-tabblad dat momenteel wordt weergegeven verwijderen. Selecteer [Verwijder tab] om het tabblad [MY MENU*] te verwijderen. Hernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. 1 Selecteer [Hernoem tab]. tekst in. 2 Voer Druk op de knop om onnodige Input-modus tekens te wissen. Gebruik <9> of <5> <6> om n te verplaatsen en selecteer het gewenste teken.
3 Registreer in My MenuN Verwijder alle My Menu-tabs/Verwijder alle items U kunt alle gemaakte tabbladen in My Menu of de My Menu-items die daaronder geregistreerd zijn wissen. Verwijder alle My Menu-tabs U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot [MY MENU5] verwijderd en wordt het tabblad [9] teruggezet naar de standaardinstelling.
3 Registreer in My MenuN Menuweergave-instellingen U kunt [Menuweergave] selecteren om het menuscherm in te stellen dat als eerste wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt. Normale weergave Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven. Weergave van My Menu-tab Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [9] geselecteerd. Alleen My Menu-tab weergeven Hiermee wordt alleen het tabblad [9] weergegeven. (De tabbladen z, 3, 5 en 8 worden niet weergegeven.
w: Aangepaste opnamemodi instellenN U kunt de huidige camera-instellingen, zoals de opnamefuncties, menufuncties en persoonlijke voorkeuzen, onder de stand en van het programmakeuzewiel instellen als aangepaste opnamemodi. 1 Selecteer [Aangep. opnamemodus (C1, C2)]. Selecteer op het tabblad [55] de optie [Aangep. opnamemodus (C1, C2)] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Registreer instellingen]. de gewenste items vast.
w: Aangepaste opnamemodi instellenN My Menu-instellingen worden niet vastgelegd onder Aangepaste opnamemodi. Zelfs in de modi en kunt u instellingen voor de opnamefunctie en menu-instellingen wijzigen.
w: Aangepaste opnamemodi instellenN [z4 (Movie-opname)] Servo AF voor movies, AF-methode, Trackinggevoeligheid van Servo AF voor movies, Servo AF-snelheid voor movies, Meettimer, Raster, V-knopfunctie [z5 (Movie-opname)] Videosnapshot, Time-lapse-movie (instelling), Digitale beeldstabilisatie van movies, Afstandsbediening [x2] Diavoorstelling (instellingen), Spring met 6 [x3] Overbelastingswaarschuwing, AF-puntweergave, Weergaveraster, Histogram, Vergroting (ca.
15 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie-informatie voor systeemaccessoires, camerafuncties enzovoort. Certificaatlogo Selecteer [55: Certificaatlogo weergeven] en druk op <0> om een aantal logo's van certificaten van de camera weer te geven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT Oculairverlengstuk EP-EX15 Rubberframe Eb 270EX II 430EX III-RT/ 600EX II-RT Macro Ring Lite 430EX III MR-14EX II Macro Twin Lite MT-24EX Standaardaccessoires Oogschelp Eb Dioptrische aanpassingslenzen E-serie Riem Hoekzoeker C Accu LP-E6N*1 Acculader LC-E6E Beschermende doek PC-E1 AC-adapter DC-koppeling AC-E6N*2 DR-E6*2 Handriem E2 514 Batterijgreep BG-E21 Laadkabel voor in de auto CB-570 Acculader voor in de auto CBC-E6 Batterijmagazijn BGM-E21L voor LP-E6N/LP
Systeemschema Stereo-richtmicrofoon DM-E1 Afstandsbediening met timer TC-80N3 Afstandsbediening RS-80N3 Draadloze afstandsbediening LC-5 Afstands- Draadloze bediening afstandsRC-6 bediening BR-E1 EF-lenzen HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) TV/monitor Interfacekabel IFC-400PCU (1,3 m) Connect Station CS100 Interfacekabel IFC-200U (1,9 m) Interfacekabel IFC-500U (4,7 m) USB-poort SD-/SDHC-/SDXCgeheugenkaart Kaartlezer Computer Kaartsleuf *1: Accu LP-E6 kan ook worden gebruikt.
3 De accugegevens controleren U kunt de status van de accu die u gebruikt controleren op het LCDscherm. Elke LP-E6N/LP-E6-accu heeft een uniek serienummer en u kunt meerdere accu's registreren in de camera. Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de resterende capaciteit bij benadering en de gebruiksgeschiedenis van de geregistreerde accu controleren. Selecteer [Accu-info]. Selecteer [Accu-info] op het tabblad [54] en druk vervolgens op <0>. Het scherm met de accugegevens wordt weergegeven.
3 De accugegevens controleren Accu's registreren in de camera U kunt maximaal zes LP-E6N/LP-E6-accu's registreren in de camera. Als u meerdere accu's wilt registreren in de camera, volgt u voor elke accu de onderstaande procedure. 1 Druk op de knop . Druk, als het scherm met accugegevens wordt weergegeven, op de knop . Het scherm met de accugeschiedenis wordt weergegeven. Als de accu niet is geregistreerd, wordt deze grijs weergegeven. [Registreer].
3 De accugegevens controleren Serienummers op accu's vermelden Het is handig om de serienummers op elke geregistreerde LP-E6N/ LP-E6-accu te vermelden. Dit kunt u doen met behulp van in de handel verkrijgbare etiketten. 1 Serienummer Schrijf het serienummer op een etiket. Schrijf het serienummer op het scherm met de accugeschiedenis over op een etiket van ongeveer 25 mm x 15 mm groot. 7c40 0300 de accu uit de camera en 2 Haal plak het etiket op de accu. Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
3 De accugegevens controleren De resterende capaciteit van een geregistreerde accu controleren U kunt nagaan wat de resterende capaciteit van een accu is (zelfs wanneer deze zich niet in de camera bevindt) en wanneer de accu voor het laatst is gebruikt. Serienummer Datum laatste gebruik Accuniveau Zoek het serienummer op. Zoek het etiket met het gewenste serienummer en kijk bij hetzelfde serienummer op het scherm met de accugeschiedenis.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de DC-koppeling DR-E6 en de AC-adapter AC-E6N (elk afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. 1 Plaats het snoer in de groef. Plaats het snoer van de DC-koppeling voorzichtig in de gleuf, zonder het snoer te beschadigen. de DC-koppeling. 2 Plaats Open het accucompartimentklepje en Aansluitpunt voor DC-koppelingskabel het deksel van het aansluitpunt voor de DC-koppelingskabel.
Een gewoon stopcontact gebruiken Gebruik uitsluitend de AC-E6N (afzonderlijk verkrijgbaar) als AC-adapter. Wanneer de aan-uitschakelaar van de camera is ingeschakeld, mag u het netsnoer, de connector of de DC-koppeling niet aansluiten of loskoppelen. Verwijder na gebruik van de camera de stekker uit het stopcontact. De AC-adapterset ACK-E6 kan ook worden gebruikt.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fi-kaart kunt u vastgelegde beelden via een draadloos netwerk automatisch naar een computer overbrengen of naar een onlineservice uploaden. De beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken de verbindingsinformatie 4 Geef weer. Selecteer [Verbindingsinfo] en druk vervolgens op <0>. de instelling 5 Controleer [Toegangspunt SSID:]. Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk op de knop om het menu af te sluiten. de opname.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Aandachtspunten bij het gebruik van Eye-Fi-kaarten Als onder [Instellingen Wi-Fi] van [51: Inst. draadloze communicatie] de optie [Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen] is beeldoverdracht met een Eye-Fi-kaart niet mogelijk. Als 'J' wordt weergegeven, is er een fout opgetreden bij het ophalen van de kaartinformatie. Schakel de camera uit en weer in. Zelfs als [Eye-Fi trans.] is ingesteld op [Uit], zendt de kaart wellicht nog steeds een signaal uit.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto-opnamen (A, C, Creatieve modi) o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Opname met sfeerselectie De instelling Achtergrond wazig RAW Opnamekwaliteit JPEG Aspect ratio Automatisch ingesteld/Automatisch ISO-snelheid Handmatig ingesteld Automatisch Beeldstijl Handmatige selectie Automatisch Vooraf ingesteld Witbalans Aangepast Instelling van kleurtemperatuur Correctie/Bracketing Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderhei
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie Enkelbeeld Continue opname met hoge snelheid Continue opname met lage snelheid Transport Enkele stille opname*1 Stille continue opname*1 Zelfontspanner (10 sec.)/Afstandsbediening Zelfontspanner (2 sec.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto-opnamen (8: 2 q 3 5C r) o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Helderheid Kleurtoon Effect Pannen RAW Opnamekwaliteit JPEG Aspect ratio Automatisch ingesteld/Automatisch ISO-snelheid Handmatig ingesteld Automatisch Beeldstijl Handmatige selectie Automatisch Vooraf ingesteld Witbalans Aangepast Instelling van kleurtemperatuur Correctie/Bracketing Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Hoge ISO-ruisreductie Rui
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie Enkelbeeld Continue opname met hoge snelheid Continue opname met lage snelheid Transport Enkele stille opname*1 Stille continue opname*1 Zelfontspanner (10 sec.)/Afstandsbediening Zelfontspanner (2 sec.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto-opnamen (8: 4 P y 6 F G) o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Helderheid Kleurtoon Effect Pannen RAW Opnamekwaliteit JPEG Aspect ratio Automatisch ingesteld/Automatisch ISO-snelheid Handmatig ingesteld Automatisch Beeldstijl Handmatige selectie Automatisch Vooraf ingesteld Witbalans Aangepast Instelling van kleurtemperatuur Correctie/Bracketing Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Hoge ISO-ruisreductie Ru
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie Enkelbeeld Continue opname met hoge snelheid Continue opname met lage snelheid Transport Enkele stille opname*1 Stille continue opname*1 Zelfontspanner (10 sec.)/Afstandsbediening Zelfontspanner (2 sec.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Movie-opname o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Selecteerbare movie-opnamekwaliteit Automatisch Geluidsopname : niet in te stellen/uitgeschakeld A/C 8 d/s/f/F a y u k M k o *1 k k o o k k k k o o k k k k Aangepast Windfilter Demper o *2 HDR-film Time-lapsemovie 4K k k k Full HD k k k k k k Videosnapshot ISO-snelheid Automatisch ingesteld/ Automatisch o o o k o o k k k k o o
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus A/C 8 d/s/f/F a y u k M u+volgen k k k k Soepel zone k k k k Live één punt AF k k k k Handmatige scherpstelling (MF) k k k k Servo AF voor movies k k k k • Trackinggevoeligheid k k • AF-snelheid k k o o Belichtingscorrectie k k*3 AE-vergrendeling k k*4 Functie AF o Lichtmeting o Programmakeuze Belichting GPS-functie k k k k Opnamen maken met de afstandsbediening k k k k Quick Control k k k
3Menu-instellingen Zoekeropnamen (Basismodi) z: Opname 1 (rood) Beeldkwaliteit*1 Pagina 1 / 41 / 61 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b 162 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec. / Vastzetten 74 Ontspan sluiter zonder kaart Inschakelen / Uitschakelen 44 Intervaltimer Uitschakelen / Inschakelen (interval/aantal opnamen) 267 Live View-opnamen Inschakelen / Uitschakelen 291 *1: In de modi en kan RAW-kwaliteit niet worden geselecteerd.
3Menu-instellingen Zoekeropnamen en Live View-opnamen (Creatieve modi) z: Opname 1*1 (rood) Beeldkwaliteit 1 / 41 / 61 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b Pagina 162 Kijktijd*2 Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec.
3Menu-instellingen z: Opname 2 (rood) Belichtingscorrectie/ AEB-instelling*1 Pagina Belichtingscompensatie: ±5 stops*2 met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop AEB: ±3 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop 245 247 ISO-snelheid / ISO-snelheidsbereik / Autom.
3Menu-instellingen z: Opname 3 (rood) Pagina Beeldstijl DAuto / PStandaard / QPortret / RLandschap / uGedetailleerd / SNeutraal / UNatuurlijk / VMonochroom / WGebruiker 1-3 176 Ruisreductie voor lange belichtingstijden*1 Uitschakelen / Auto / Inschakelen 197 Hoge ISO-ruisreductie Uitschakelen / Zwak / Standaard / Sterk / Ruisonderdrukking bij meerdere opnamen*1 195 Lichte tonen prioriteit Uitschakelen / Inschakelen 199 Stofwisdata*1 Gegevens verkrijgen voor gebruik door Digital Photo Profess
3Menu-instellingen z: Opname 4 (rood) Pagina Intervaltimer*1*2 Uitschakelen / Inschakelen (interval / aantal opnamen) 267 Bulbtimer Uitschakelen / Inschakelen (belichtingstijd) 251 Antiknipperopname*1 Uitschakelen / Inschakelen 206 Spiegel opklappen*1 Uitschakelen / Inschakelen 265 Aspect ratio 3:2 / 4:3 / 16:9 / 1:1 168 Inschakelen / Uitschakelen 291 1 2 Live View-opnamen* * *1: Niet weergegeven voor Live View-opnamen.
3Menu-instellingen 3: Weergave 1 (blauw) Pagina Beveilig beelden Beveilig beelden 409 Beeld roteren Opnamen roteren 408 Wis beelden Wis beelden 430 Printopties Aangeven welke beelden moeten worden afgedrukt (DPOF) 458 Fotoboek instellen Opnamen selecteren voor een fotoboek 464 RAW-beeldverwerking 1-bestanden verwerken 3: Weergave 2 (blauw) 438 Pagina Bijsnijden JPEG-beelden gedeeltelijk bijsnijden 446 Formaat wijzigen Aantal pixels van JPEG-opname reduceren 444 Classificatie Afbe
3Menu-instellingen 5: Instellingen 1 (geel) Selecteer map Bestandsnummer Een map maken en selecteren Nummering: Continu / Automatisch resetten Handmatig resetten pagina 209 211 Automatische rotatie staande beelden Aan zD / Aan D / Uit 435 Kaart formatteren Gegevens op de kaart wissen door te formatteren 70 Eye-Fi-instellingen Weergegeven wanneer een in de handel verkrijgbare Eye-Fi-kaart is geplaatst.
3Menu-instellingen 5: Instellingen 2 (geel) Pagina Automatisch uitschakelen 1 min. / 2 min. / 4 min. / 8 min. / 15 min. / 30 min.
3Menu-instellingen 5: Instellingen 4 (geel): Voor zoekeropnamen Pagina Aanraakbediening Standaard / Gevoelig / Deactiveren 69 Pieptoon Inschakelen / Aanraken 73 Accugegevens Voeding / Resterende capaciteit / Sluiterteller / Laadprestatie Sensorreiniging Weergaveoptieszknop*1 / Uitschakelen Automatische reinigingf: Inschakelen/ Uitschakelen 516 450 Reinig nuf Reinig handmatig 455 Digitale horizon / Scherm Snel instellen 84 Hoofdinstelwiel Multifunctievergrendeling Snelinstelwiel Multico
3Menu-instellingen 5: Instellingen 5 (geel) Pagina Aangepaste opnamemodi (C1, C2) Registreer instellingen / Wis instellingen / Instellingen Auto-update 510 Wis alle camerainstellingen De camera wordt ingesteld op de standaardinstellingen 75 Copyrightinformatie Geef copyrightinformatie weer / Voer naam van auteur in / Voer copyrightdetails in / Verwijder copyrightinfo 214 Handleiding / software URL URL en QR-code voor het downloaden van instructiehandleidingen en software 5 Certificaatlogo wee
3Menu-instellingen 8: Persoonlijke voorkeuze (oranje) C.Fn I: Belichting C.Fn II: Autofocus C.Fn III: Bediening/ overig Wis persoonlijke voorkeuze (C.
3Menu-instellingen Movie-opname z: Opname 1 (rood) Pagina 1920x1080 / 1280x720 Movieopnameformaat NTSC: 59,94p / 29,97p / 23,98p PAL: 50,00p / 25,00p 341 Standaard (IPB) / Licht (IPB) Geluidsopname*1: Automatisch / Handmatig / Uitschakelen Geluidsopname Geluidsopnameniveau 346 Windfilter: Automatisch / Uitschakelen Demper: Uitschakelen / Inschakelen 347 *1: In de Basismodi is dit [Inschakelen] [Uitschakelen].
3Menu-instellingen z: Opname 4*1 (rood) Pagina Servo AF voor movies Inschakelen / Uitschakelen 373 AF-methode u+Volgen / Soepel zone / Live één punt AF 374 Trackinggevoeligheid Servo AF movies Vergrendeld (-3/-2/-1) / 0 / Gevoelig (+1/+2/+3) 375 Wanneer actief: Altijd aan / Tijdens opnemen Servo AF-snelheid voor AF-snelheid: Langzaam (-7/-6/-5/-4/-3/-2/-1) / movies Standaard/Snel (+1/+2) 376 Meettimer 4 sec. / 8 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min.
3Menu-instellingen z: Opname 5*1 (rood) Pagina Videosnapshot: Inschakelen / Uitschakelen Videosnapshot Albuminstellingen: Nieuw album maken / Aan bestaand album toevoegen Bevestigingsbericht weergeven: Inschakelen / Uitschakelen 364 Time-lapse-movie: Uitschakelen / Inschakelen H(3840x2160) / Inschakelen L(1920x1080) 350 Opname-interval (uur, min., sec.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De accu laadt niet op. Indien de resterende capaciteit van de accu (pag. 516) 94% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen. Gebruik alleen echte Canon-accu's van het type LP-E6N/LP-E6. Het lampje van de lader knippert snel.
Problemen oplossen De lees-/schrijfindicator blijft branden of knipperen, zelfs wanneer de aan-uitschakelaar op <2> staat. Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op de kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijfindicator aan of blijft deze een paar seconden knipperen. Wanneer de beeldopname is voltooid, wordt de camera automatisch uitgeschakeld. [Heeft deze accu/hebben deze accu's het logo van Canon?] wordt weergegeven.
Problemen oplossen De camera schakelt zichzelf uit. De functie voor automatisch uitschakelen is geactiveerd. Als u niet wilt dat de camera zichzelf uitschakelt, stelt u [52: Uitschakelen] in op [Deactiveren] (pag. 73). Zelfs als [52: Uitschakelen] is ingesteld op [Deactiveren], wordt het LCD-scherm uitgeschakeld als de camera gedurende circa 30 minuten niet is gebruikt. (De camera zelf wordt niet uitgeschakeld.) Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd.
Problemen oplossen De kaart kan niet worden gebruikt. Zie pagina 45 of 567 als er een kaartgerelateerde foutmelding wordt weergegeven. Wanneer de kaart in een andere camera wordt geplaatst, verschijnt er een foutbericht. Omdat SDXC-kaarten zijn geformatteerd in exFAT, kan er, als u een kaart met deze camera formatteert en de kaart vervolgens in een andere camera plaatst, er een foutbericht worden weergegeven en kan de kaart mogelijk niet worden gebruikt.
Problemen oplossen Er zijn minder AF-punten of de vorm van het gebied AF-kader is anders. Het aantal bruikbare AF-punten en patronen en de vorm van het gebied AF-kader kan variëren, afhankelijk van de gebruikte lens. De lenzen zijn per categorie onderverdeeld in 8 groepen, van A tot H (pag. 145). Ga na tot welke groep uw lens behoort. Een lens uit groep E tot H heeft minder bruikbare AF-punten (pag. 147-148). Het AF-punt knippert of er worden twee AF-punten weergegeven.
Problemen oplossen De snelheid van continue opnamen is laag. De snelheid bij continue opname met hoge snelheid neemt mogelijk af op basis van temperatuur, accuniveau, antiknipperopname, sluitertijd, diafragma, omstandigheden van het onderwerp, helderheid, AF-bediening, lens, Live Viewopnamen, gebruik van de flitser, instellingen voor de opnamefunctie enzovoort. Zie pagina 156 of 158 voor meer informatie. De maximale opnamereeks is lager bij continue opnamen.
Problemen oplossen ISO 100 kan niet worden ingesteld. De ISO-snelheid kan niet worden verhoogd. Als [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen], ligt het instelbare ISO-bereik tussen ISO 200 en 40000 (voor foto's). Zelfs als u [ISO-snelh.bereik] instelt om het instelbereik uit te breiden, is het niet mogelijk om L (gelijk aan ISO 50), H1 (gelijk aan ISO 51200) of H2 (gelijk aan ISO 102400) te selecteren. Wanneer [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Uitschakelen] (pag.
Problemen oplossen Wanneer ik de modus gebruik in combinatie met de flitser, neemt de sluitertijd toe. Als u avondopnamen maakt wanneer de achtergrond donker is, wordt de sluitertijd automatisch langer (opname met trage synchronisatie) om zowel het onderwerp als de achtergrond goed te kunnen belichten. U kunt een lange sluitertijd voorkomen door bij [z1: Externe Speedlite besturing] de optie [Flitssync.snelheid AV-modus] in te stellen op [1/180-1/60 sec. auto] of [1/180 sec. (vast)] (pag. 282).
Problemen oplossen Opnamen met de afstandsbediening zijn niet mogelijk. Wanneer u foto's maakt, stelt u de transportmodus in op of (pag. 157). Wanneer u movie-opnamen maakt, stelt u [z5: Afst.bediening] in op [Inschakelen] (pag. 381). Controleer de positie van de ontspantijdschakelaar van de afstandsbediening. Als u de draadloze afstandsbediening BR-E1 gebruikt, raadpleeg dan pagina 273. Als onder [51: Inst.
Problemen oplossen Gemaakte opnamen worden niet weergegeven wanneer continue opnamen worden gemaakt tijdens Live View-opnamen. Als de opnamekwaliteit is ingesteld op 41 of 61, worden de opnamen niet weergegeven tijdens continue opname (pag. 291). Tijdens het maken van movie-opnamen wordt het rode pictogram E weergegeven. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is.
Problemen oplossen De handmatig ingestelde ISO-snelheid verandert wanneer u overschakelt op de moviemodus. Voor zoekeropnamen en Live View-opnamen wordt de ISO-snelheid ingesteld volgens [ISO-snelh.bereik] onder [z2: zISO-snelheidsinst.] (pag. 173). Voor movie-opnamen wordt de ISO-snelheid ingesteld volgens [ISO-snelh.bereik] onder [z2: kISO-snelheidsinst.] (pag. 372). De belichting verandert tijdens de movie-opname.
Problemen oplossen Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens movie-opnamen. Als u de camera naar links of rechts beweegt ('pannen') of een bewegend voorwerp opneemt, kan het beeld er vervormd uitzien. Het probleem kan meer zichtbaar zijn bij time-lapse-movieopname. Ik kan geen foto's maken tijdens movie-opnamen. Er kunnen geen foto’s worden gemaakt tijdens filmopname. Om foto's te maken, stopt u de movie-opname en maakt u opnamen via de zoeker of Live View-opnamen.
Problemen oplossen Problemen met de bediening Ik kan de instelling niet wijzigen met <6>, <5>, <9> of . Zet de schakelaar omlaag (ontgrendeling) (pag. 59). Controleer de instelling [54: Multifunctievergrendeling] (pag. 88). Aanraakbediening is niet mogelijk. Zorg ervoor dat [54: Aanraakbediening] is ingesteld op [Standaard] of [Gevoelig] (pag. 69). Een knop of wiel op de camera werkt niet zoals verwacht. Voor movie-opnamen controleert u de instelling [z4: Functie knop V] (pag. 378).
Problemen oplossen Het eerste teken van de bestandsnaam is een onderstrepingsteken ('_'). Stel [z2: Kleurruimte] in op [sRGB]. Als [Adobe RGB] is ingesteld, is het eerste teken een onderstrepingsteken (pag. 208). De bestandsnaam begint met 'MVI_'. Het is een moviebestand (pag. 211). De bestandsnummering begint niet bij 0001. Als er op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het opnamenummer niet begint bij 0001 (pag. 211). De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist.
Problemen oplossen [###] wordt weergegeven. Als het aantal opnamen op de kaart hoger is dan het maximum aantal opnamen dat door de camera kan worden weergegeven, wordt [###] weergegeven. Het AF-punt wordt langzaam weergegeven in de zoeker. Bij lage temperaturen kan de weergavesnelheid van AF-punten trager worden door de eigenschappen van het AFpuntweergavemiddel (vloeibare kristallen). De weergavesnelheid zal bij kamertemperatuur weer normaal zijn. De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk.
Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Een gedeelte van de opname knippert zwart. [33: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 397). Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname. [33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 397). Tijdens de opnameweergave worden de AF-punten niet weergegeven. De AF-punten worden niet weergegeven wanneer de volgende opnametypen worden weergegeven: • Opnamen die zijn gemaakt in de modi <8: qFG>.
Problemen oplossen U kunt het bedieningsgeluid en het mechanische geluid horen tijdens movieweergave. Als u tijdens movie-opnamen aan de instelwielen draait of de lens instelt, wordt ook het bijbehorende bedieningsgeluid opgenomen. Het gebruik van de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen (pag. 347). Het lijkt alsof de movie tijdelijk blijft stilstaan.
Problemen oplossen De kaartlezer herkent de kaart niet. Afhankelijk van de kaartlezer en het besturingssysteem van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend. In dat geval moet u uw camera en de computer met de interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar) op elkaar aansluiten en de opnamen overbrengen naar de computer met behulp van EOS Utility (EOS-software, pag. 594). Ik kan de RAW-opname niet verwerken. 41- en 61-bestanden kunnen niet met de camera worden verwerkt.
Problemen oplossen Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. Als u onder [54: Sensorreiniging] de optie [Reinig nuf] selecteert, maakt de sluiter een mechanisch geluid tijdens het reinigen, maar wordt er geen afbeelding op de kaart opgenomen (pag. 450). Automatische sensorreiniging werkt niet. Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1> en <2> wisselt, wordt het pictogram mogelijk niet weergegeven (pag. 47).
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutmelding weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Oorzaak en tegenmaatregelen Nummer Foutmelding en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. 01 02 Maak de elektrische contacten op de camera en de lens schoon, gebruik een echte Canon-lens of verwijder de accu en plaats deze weer (pag. 27, 28, 42). Geen toegang tot kaart.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele lenzen: Objectiefvatting: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera SD-/SDHC*-/SDXC*-geheugenkaarten * Compatibel met UHS-I-kaarten. circa 35,9 x 24,0 mm Canon EF-lenzen * Uitgezonderd EF-S- en EF-M-lenzen (De effectieve beeldhoek van een lens is ongeveer gelijk aan die van de aangegeven brandpuntsafstand.
Specificaties • Beeldverwerking tijdens opname Beeldstijl: Auto, Standaard, Portret, Landschap, Gedetailleerd, Neutraal, Natuurlijk, Monochroom, Gebruiker 1 - 3 Witbalans: Auto (Sfeerprioriteit), Auto (Witprioriteit), Vooraf ingesteld (Daglicht, Schaduw, Bewolkt, Kunstlicht, Wit TL licht, Flitser), Aangepast, Kleurtemperatuur (circa 2500-10000 K) Witbalanscorrectie en witbalansbracketing (reeksopnamen met automatische witbalans) aanwezig * Overdracht kleurtemperatuurgegevens van de flitser mogelijk Automa
Specificaties • Automatische scherpstelling (tijdens het maken van opnamen met de zoeker) Type: AF-punten: Bereik helderheid scherpstelling: Scherpstelling: AFgebiedselectiemodus: Condities voor automatische AFpuntselectie: Kenmerken AI Servo AF: AF-fijnafstelling: AF-hulplicht: TTL secundaire beeldregistratie, fasedetectie met de speciale AF-sensor Max. 45 punten (kruistype AF-punt: max.
Specificaties Opnamemodus: ISO-snelheid (aanbevolen belichtingsindex): ISOsnelheidsinstellingen: Belichtingscorrectie: AE-vergrendeling: Knipperreductie: Intervaltimer: Bulbtimer: Spiegel opklappen: Basismodi: Scene Intelligent Auto, Creative auto, Speciale scène (Portret, Groepsfoto, Landschap, Sport, Kinderen, Pannen, Close-up, Voedsel, Kaarslicht, Nachtportret, Nachtopnamen uit hand, HDR-tegenlicht) Creatieve modi: AE-programma, AE met sluitertijdvoorkeuze, AE met diafragmavoorkeuze, Handmatige bel
Specificaties • Meervoudige belichting Aantal opnamen met 2 tot 9 opnamen meervoudige belichting: Instelling meervoudige Additief, Gemiddeld belichting: • Sluiter Type: Sluitertijd: Elektronisch gestuurde focal-planesluiter 1/4000 sec. tot 30 sec. (totale sluitertijdenbereik; beschikbaar bereik varieert per opnamemodus), Bulb, X-synchronisatie bij 1/180 sec.
Specificaties * Gebaseerd op standaardtesten van Canon met een SD-kaart (Standaard: 8 GB, Hoge snelheid: 16 GB, compatibel met UHS-I) en standaard testomstandigheden (continue opname met hoge snelheid, ISO 100, Beeldstijl standaard). * De cijfers tussen haakjes zijn het aantal opnamen wanneer standaardtesten van Canon met een UHS-I SD-kaart worden uitgevoerd.
Specificaties • Movie-opname Opname-indeling: MP4 * Voor time-lapse-movies: MOV-indeling Movie: MPEG-4 AVC/H.
Specificaties [Time-lapse-movie] (Leessnelheid) 4K time-lapse-movie (29,97p/25,00p) : UHS-I 90 MB/sec. of sneller Full HD time-lapse-movie (29,97p/25,00p) : UHS-I SD-Speed Class 3 of sneller Scherpstelmethode: Dual pixel CMOS-AF AF-methode: Gezicht+Volgen, Soepel zone, Live één punt AF Handmatige scherpstelling (circa 5x en 10x voor scherpstellingscontrole beschikbaar) Servo AF voor movies: Mogelijk * Met Servo AF voor movies zijn volgen van een onderwerp en AF-snelheid instelbaar.
Specificaties ISOsnelheidsinstellingen: Geluidsopname: Rasterweergave: HDR-Movie opnamemodus: Time-lapse-movie: Videosnapshot: Opnamen maken met de afstandsbediening: Foto-opnamen: Voor movie-opnamen kunt u het ISO-snelheidsbereik, de maximumgrens voor ISO auto en de maximumgrens voor time-lapse-movie-opnamen met ISO auto instellen Ingebouwde stereomicrofoon, aansluiting voor externe stereomicrofoon aanwezig Geluidsopnameniveau instelbaar, windfilter aanwezig, demper aanwezig 3 typen Automatisch ingeste
Specificaties Overbelichtingswaarschuwing: Weergave AF-punt: Rasterweergave: Vergrote weergave: Beeld zoeken: Navigatiemethode: Overbelichte gedeelten knipperen Aanwezig (wordt mogelijk niet weergegeven afhankelijk van de opnameomstandigheden) 3 typen Circa 1,5x - 10x, aanvankelijke vergroting en positie voor uitvergroting instelbaar Zoekcondities instelbaar (op classificatie, datum, map, beveiligd, bestandstype) 1 beeld, 10 beelden, aantal beelden, Datum, Map, Movies, Foto's, Beveiligen, Classificatie Be
Specificaties Geotaginformatie aan Breedtegraad, Lengtegraad, Hoogte, Coordinated opname toegevoegd: Universal Time (UTC), status satellietsignaalontvangst Positie-update-interval: 1 sec., 5 sec., 10 sec., 15 sec., 30 sec., 1 min., 2 min., 5 min. Tijdinstelling: GPS-tijdgegevens ingesteld op camera Loggegevens: Eén bestand per dag, NMEA-indeling * Bij wijzigen van de tijdzone wordt een nieuw bestand gemaakt.
Specificaties • Voeding Accu: Accugegevens: Maximum aantal opnamen: Movie-opnametijd: Accu LP-E6N/LP-E6, 1 stuk * Wisselstroom bruikbaar met een gewoon stopcontact.
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Software van derden Dit product bevat software van derden. expat.
Het gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product is zodanig ontworpen dat het optimale prestaties levert wanneer het wordt gebruikt in combinatie met originele Canon-accessoires. Het is zeer raadzaam dit product te gebruiken met originele Canon-accessoires.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE ACCU WORDT VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
16 Verkorte softwarehandleiding / Opnamen downloaden naar een computer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de EOS-software werkt, hoe u de software kunt downloaden en installeren, hoe u de Software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt gebruiken en hoe u beelden naar een computer overbrengt.
Verkorte softwarehandleiding Informatie over de software U kunt de volgende EOS-software downloaden van de Canonwebsite (pag. 596). U kunt de EOS-software niet installeren op een computer zonder een internetverbinding. EOS Utility Wanneer de camera op een computer is aangesloten, kunt u EOS Utility gebruiken om foto's en movies die met de camera zijn opgenomen, naar de computer over te brengen.
Verkorte softwarehandleiding Map Utility Opnamelocaties kunnen worden weergegeven op een kaart op een computerscherm aan de hand van de opgeslagen geotaglocatieinformatie met GPS-functie. EOS MOVIE Utility Met deze software kunt u de time-lapse-movies afspelen die u hebt opgenomen. U kunt ook time-lapse-movieframes selecteren en opslaan als foto's (Beeld overnemen).
Verkorte softwarehandleiding De software downloaden en installeren Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. Zelfs als er al een eerdere versie van de software op uw computer is geïnstalleerd, volgt u de onderstaande procedure om de nieuwste versie te installeren. (De vorige versie wordt overschreven.) 1 Download de software.
Verkorte softwarehandleiding De software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden Software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon naar uw computer. Downloadsite voor software-instructiehandleidingen www.canon.com/icpd Om de instructiehandleidingen (PDF-bestanden) te kunnen weergeven, hebt u Adobe Acrobat Reader DC of een andere Adobe PDF-viewer (bij voorkeur de nieuwste versie) nodig.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de EOS-software gebruiken om de opnamen van camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Downloaden door de camera op de computer aan te sluiten 1 Installeer de software (pag. 596). de interfacekabel 2 Gebruik (afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op de computer aan te sluiten. Sluit de kabel aan op de digitalaansluiting van de camera en zorg dat het pictogram van de plug naar de voorkant van de camera wijst.
Opnamen downloaden naar een computer Beelden downloaden met een kaartlezer U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te downloaden. 1 Installeer de software (pag. 596). 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Digital Photo Professional 3 Gebruik om de opnamen te downloaden. Raadpleeg de Digital Photo Professional instructiehandleiding (pag. 597).
Index Getallen w1280x720 (movie)...................341 L1920x1080 (movie) ................341 1-beeld AF ............................131, 306 H3840x2160 (Time-lapse-movie)...350 4, 9, 36 of 100 opnamen...............399 A A (Scene Intelligent Auto)............94 Aangepaste bediening ..................497 Aangepaste opnamemodus..........510 Aanraakbediening...................67, 406 Aansluiting afstandsbediening ...28, 276 Aantal pixels .........................162, 164 Accessoires .........................
Index Automatische scherpstelling AF-bediening ....................130, 305 AF-fijnafstelling .........................491 AF-methode......................308, 374 AF-puntselectie.................137, 500 AF-sensor .................................143 AF-snelheid ..............................376 Directe AF-puntselectie ............500 Handmatige scherpstelling ...154, 321 Onscherpte ...................55, 56, 551 Automatische selectie (AF) ...135, 140 Automatische tijdsinstelling (GPS)....
Index Continue opname met hoge snelheid ........................................156 Continue opname met lage snelheid ........................................157 Continue opnamen .......................156 Contrast ................................181, 194 Copyrightinformatie.......................214 Correctie chromatische aberratie................................201, 442 Correctie helderheid randen...................................200, 442 Creatieve modi................................36 Creative Auto ..
Index Flitssynchronisatiesnelheid....280, 282 Handmatig flitsen......................283 Persoonlijke voorkeuzen ..........286 Sluitersynchronisatie (1e/2e-gordijn) ..........................285 Flitsers van een ander merk .........280 Flitsmodus.....................................283 Flitsschoen..............................28, 278 Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus .....................................282 Formaat wijzigen...........................444 Formatteren (kaart initialiseren) ......
Index Bereik handmatig instellen .......173 Instellingsstappen.....................471 ISO auto (movie) ......................372 ISO vergroten ...........................173 ISO-snelheidsbereik .........173, 372 Kortste sluitertijd voor ISO auto (foto's) ......................................175 Time-lapse ISO auto ................372 J JPEG ....................................162, 164 K Kaarslicht ......................................118 Kaarten ...................5, 27, 43, 70, 343 Formatteren.......
Index M M (Handmatige belichting) ....241, 330 Maken/selecteren van mappen .................................209, 210 Maximale opnamereeks........164, 167 Maximum aantal opnamen .........................48, 164, 291 Meervlaksmeting...........................243 Meervoudige belichting .................258 Meetmethode ................................243 Meettimer ........................56, 302, 377 Menu ...............................................64 Gedimde menu-items .................66 Instellingen ....
Index M-RAW (Middelgroot RAW) ....................162, 164, 165, 166 Multicontroller .................................59 Multifunctievergrendeling..........59, 88 MWB .............................................188 My Menu .......................................505 N Nacht portret .................................119 Nachtopnamen uit hand................120 Natuurlijk (U) ............................178 Netadapter ....................................520 Neutraal (S) .............................
Index Pictogrammen...................................8 Pieptoon..........................................73 Pieptoon bij aanraken .....................73 Portret ...........................................109 Portret (Q) ................................177 Positioneringsinterval (GPS).........226 Printen Printopties (DPOF) ...................458 Prioriteit voor tonen.......................199 Problemen oplossen .....................548 Programmakeuzewiel ...............35, 57 Q Q (Snel instellen).........
Index Standaard (IPB) ............................342 Standaard (P) ..........................177 Standaardinstellingen .....................75 Aangepaste bediening..............497 Aangepaste opnamemodus .....510 Camera-instellingen ...................75 Flitsfunctie-instellingen .............287 My Menu...................................508 Persoonlijke voorkeuze ............468 Statiefbevestigingspunt...................30 Sterkte (Scherpte).........................181 M pictogram .......................
Index Volume (movieweergave) .............420 Voor bewerken (ALL-I)..................350 Voorkeuren voor beelden zoeken ......................................402 W Waarschuwingspictogram.............489 Weergave......................................387 Weergave met basisinformatie .....391 Weergave van één opname..........388 Wi-Fi-functie..................................540 Windfilter .......................................346 Opnamen wissen ..........................430 Witbalans (WB) .................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in maart 2017 geactualiseerd.