Operation Manual

162
U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn zeven
instellingen voor JPEG-kwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a en
b. Er zijn drie instellingen voor RAW-opnamekwaliteit: 1, 41 en
61 (pag. 166).
1
Selecteer [Beeldkwalit.].
Selecteer op het tabblad [z1] de
optie [Beeldkwalit.] en druk
vervolgens op <0>.
2
Stel de opnamekwaliteit in.
Draai aan het instelwiel <6> om
een RAW-instelling te selecteren.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> of
<Z> om een JPEG-instelling te
selecteren.
'**M (megapixels) ****x****' in de
rechterbovenhoek geeft het aantal
opgenomen pixels en [***] het
resterend aantal opnamen aan
(maximaal 9999).
Druk op <0> om de instelling vast
te leggen.
3 De opnamekwaliteit instellen
Het beeldformaat [****x****] en het maximum aantal opnamen [****] die
worden weergegeven op het instelscherm voor beeldopnamekwaliteit zijn
altijd van toepassing op de instelling [3:2] ongeacht de instelling
[z4: Aspect ratio] (pag. 168).
Als [-] is ingesteld voor zowel de RAW-opname als de JPEG-opname, wordt
73 ingesteld.