Operation Manual

207
3 Flikkeren verminderenN
De kleurtoon van de vastgelegde opnamen waarvoor
[z4: Antiknipperopname] is ingesteld op [Inschakelen], ziet er
mogelijk anders uit dan wanneer [Uitschakelen] is ingesteld.
Flikkering bij een andere frequentie dan 100 Hz of 120 Hz kan niet
worden gedetecteerd. Als de flikkeringsfrequentie van de lichtbron
verandert tijdens continue opname, kunnen de effecten van de flikkering
bovendien niet worden verminderd.
Als het onderwerp zich tegen een donkere achtergrond bevindt of als er
fel licht in de opname is, worden flikkeringen mogen niet correct
gedetecteerd.
Bij bepaalde soorten verlichting kan de camera de effecten van de
flikkering mogelijk niet verminderen, ook niet wanneer <G> wordt
weergegeven in de zoeker.
Afhankelijk van de lichtbron worden flikkeringen mogelijk niet correct
gedetecteerd.
Als u voor een opname een nieuwe compositie maakt, is <G>
mogelijk afwisselend zichtbaar en niet zichtbaar.
Afhankelijk van de lichtbronnen of opnameomstandigheden wordt
het verwachte resultaat mogelijk niet verkregen, ook niet als u deze
functie gebruikt.
Vooraf testopnamen maken wordt aanbevolen.
Als <G> niet wordt weergegeven in de zoeker, plaatst u een
vinkje[X] bij [Knipperdetectie] in [Weerg./verberg. in zoeker]
(pag. 82). Als u opnamen maakt met knipperreductie, licht <G>
op. Onder een lichtbron zonder flikkering, of als geen flikkeringen
worden gedetecteerd, wordt <G> niet weergegeven.
Als een vinkje [X] is geplaatst bij [Knipperdetectie] en
[z4: Antiknipperopname] is ingesteld op [Uitschakelen], veroorzaakt
meten onder een flikkerende lichtbron dat <G> in de zoeker gaat
knipperen als waarschuwing. [Inschakelen] instellen voordat u opnamen
maakt, wordt aanbevolen.
In de basismodi wordt <G> niet weergegeven, maar worden de
effecten van flikkeringen wel beperkt wanneer u opnamen maakt.
Knipperreductie werkt ook bij gebruik van flitsfotografie. Het verwachte
resultaat wordt echter mogelijk niet verkregen voor draadloos flitsen.